Verhaal 2.2 en 3.1 (Via Nova)

Verhaal 2.2 de jongens spelen in de tuin
moeder is in de eetkamer
Marcia roept de slaven en slavinnen
de slaven en slavinnen werken in de keuken
de slavinnen maken het eten klaar
zij horen Marcia en komen meteen
de slavinnen zetten de tafel neer
de slaven dragen het water
moeder gaat weg uit de eetkamer en gaat de tuin binnen
zij roept de jongens
de jongens horen moeder, maar komen niet
Felix denkt: haast je langzaam
moeder is boos en schreeuwt bij hercules jongens! op dit moment haasten de jongens

ze zijn bang voor moeder
Marcus en Lucius treden de eetkamer binnen
in de eetkamer zitten moeder en Claudia
de tweeling ziet moeder en Claudia
vader zien ze niet
waar is vader? waarom is hij niet aanwezig? moeder antwoord: wat Jupiter mag, mag een rund nog niet. de jongens zijn boos
moeder dochter en de zonen zitten in de eetkamer
ze wachten op vader
Marcus kijkt rond
vader gaat binnen
hij groet Marcia, Claudia en de tweeling
vader ziet opa niet en vraagt: waar is opa? waarom is hij niet aanwezig? sst! opa slaapt nog; antwoord moeder
de jongens zeggen blij: wat Jupiter mag, mag een rund nog niet
moeder lacht
vader is boos Verhaal 3.1 1. Marcus en Lucius gaan van huis weg en zijn op weg naar de leraar. 2. De jongens gaan de nieuwe straat in. 3. Dat is een mooie brede nieuwe straat. 4. De tweeling gaat door de brede en mooie straat. 5. Plotseling zien de jongens een steegje en gaan het binnen. 6. In het steegje zijn veel winkels waar werklieden werken. 7. Kijk, op de muren zijn schilderingen. 8. Marcus en Lucius kijken naar de schilderingen. 9. Op de schildering is een mooie en grote tafel. 10. In de winkel werkt een werkman. 11. De werkman maakt een tafel. 12. In een andere winkel vindt de tweeling een andere werkman. 13. De werkman maakt een zwaard. 14. Hij is blij, omdat veel zwaarden al klaar zijn
15. Nu luisteren de jongens naar de koopman

16. Toga’s zeer goede toga’s roept de koopman
17. de jongens groeten de koopman
18. de koopman groet de jongens
19. de oude mannen en de jongens, de vrouwen en meisjes zijn in het steegje
20. veel slavinnen rennen door het steegje
21. veel slavinnen kopen eten in de winkels
22. werklieden werken, de kooplieden staan in de winkels en roepen
23. Marcus en Lucius zijn graag in het steegje en haasten zich niet
24. plotseling treden moeder en Claudia het steegje binnen
25. moeder ziet de zonen en is niet tevreden
26. de jongens rennen, omdat ze bang zijn voor hun boze moeder
27. en haasten zich uit het steegje