Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Politieke bewustwording en interesse

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 5e klas vwo | 2745 woorden
  • 7 juni 2006
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
9 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
0. Voorkennis In de politieke wereld zijn we niet zo heel erg bekent, we proberen het wel te volgen maar we horen er toch niet altijd alles van. Wat we wel weten is dat de politiek veranderd in de jaren en zich aanpast aan de maatschappij, maar hoe dat in zijn werk gaat weten wij niet, door interviews van verschillende generaties gaan wij kijken hoe de politiek door de jaren heen is veranderd. En wat er is veranderd. Is men zich bewuster van de gang van zaken in de politiek, ik weet het niet. Tegenwoordig zijn onderwerpen als europa en terrorisme gesprek van de dag in de 2e kamer, 50 jaar geleden was dat volgens ons anders, het lijkt ons logisch dat in die tijd onderwerpen als wederopbouw en democratie meer aan de dag geweest zijn, of men toen al bekend was met het begrip terrorisme weet ik niet. Maar terreur kende men maar al te goed, van de 2e wereld oorlog had iedereen het terreur van de Duitsers nog fris in hun geheugen. Ik denk dat veel invloed heeft gehad in het politieke bewustzijn rond die tijd wat er in die jaren allemaal gebeurde in de politiek hebben we allemaal geleerd met geschiedenis, en al een beetje bij maatschappijleer. Zelfs bij Nederlands. Maar over het bewustzijn over de politiek hebben we het weinig gehad, het enige wat we nu kunnen doen is hypotheses stellen en denken wat er in de hoofden is omgegaan, en denken wat er allemaal is veranderd, we gaan proberen om uit te zoeken wat er allemaal is gebeurd, en veranderd in deze jaren. Hoe keek men toen tegen de politiek aan. Dacht men toen ook van ach, die praten maar een eind weg in de 2e kamer en wat zou het allemaal. Wij denken dat vanwege de maatschappelijke situatie rond die tijd na de 2e wereld oorlog en in tijd van de wederopbouw politiek meer bij de mens was. Of ze meer invloed hadden op de politiek weet ik niet, maar ik denk wel dat het ze meer geboeid heeft dan nu. Tegenwoordig is men zich niet van het voorrecht bewust, dat je zomaar in een vrij land leeft met een politieke partij die jij mag kiezen. 1. Inleiding ~“Democratie is de staatsvorm waarbij de meerderheid regeert en de minderheid de meerderheid vertelt hoe ze dat moet doen.”~ Een ‘wijze’ quote van Jan Blokker die ons verteld hoe de gemiddelde burger tegenwoordig tegen de politiek kijkt. Het allereerste zinnetje van paragraaf 5 uit het hoofdboek luidt: “Democratie functioneert alleen als het volk in voldoende mate betrokken is bij de politieke besluitvorming.” De grote vraag is dus of het volk wel genoeg bij de politieke besluitvorming betrokken is. Driekwart van de stemgerechtigden komt naar de stembus om te stommen. Dit is voor ons politieke beleid voldoende om aan te nemen dat ‘het volk gesproken heeft.’ Maar kijken wij met z’n allen niet door een grote bril die alleen het aantal uitgebrachte stemmen weergeeft en de rest verborgen houdt? Is het volk zodanig geïnteresseerd in de politiek en is deze zodanig politiek bewust dat het een rechtvaardige stem uitbrengt, in plaats van zomaar wat in te tikken in het elektronische stemhokje?! In deze situatie hebben we het alleen nog maar over tegenwoordig. Hoe zat dat vroeger en is dit te vergelijken met het heden? Daar hebben wij onderzoek naar gedaan. Onze hoofdvraag hierbij is: Zijn politieke bewustwording en politieke interesses tijdsgebonden? Met andere woorden, interesseerde men zich vroeger meer in de politiek en was men toen eerder politiek bewust ten opzichte van de mensen van nu? Natuurlijk proberen wij hier een verklaring voor te geven. Dit doen wij aan de hand van zelfgeschreven, afgenomen enquêtes bij verschillende mensen van drie generaties, de door ons gehouden interviews met een paar van deze mensen en informatie van overal en nergens. Maar laten we beginnen bij het begin: drie generaties terug in de tijd…
2. Uitslag enquête en interview Uit ons uitgebreide onderzoek is gebleken dat de eerste generatie zich het meest in de politiek interesseert. Bij de tweede generatie is deze interesse verzwakt en we kunnen bijna concluderen dat er bijna geen politieke interesse heerst bij de derde generatie. Ook merken wij dat mensen van de derde generatie eerder politiek bewust zijn dan de generatie van nu. Zo kan je een paar dingen uit de enquête halen: · De eerste generatie geeft honderd procent zich te interesseren in zowel binnenlandse als buitenlandse politiek. De tweede generatie weer wat minder en de derde generatie antwoord negatief. · De eerste generaties houdt zich minimaal met minimaal 1 politieke kwestie bezig, de tweede en de derde willen er niks mee te maken hebben. · De tweede generatie geeft aan dat de ze niet geïnteresseerd zijn in de politiek, omdat ze toch niet worden verhoord. De derde generatie is niet geïnteresseerd omdat politiek niets met hun doet. · De eerste en de tweede generatie weten wel wat hun politieke voorkeur is en op wie ze gaan stemmen. Ze geven ook aan altijd te gaan stemmen, nu ze dat stemrecht hebben. De derde generatie weet niet altijd wat hun politieke voorkeur is en ook niet of ze later hun stemrecht zullen gebruiken. · De eerste generatie is niet tevreden met het politieke beleid en deelt mee dat ze zich door alle vier de media op de hoogte te worden gehouden van de politieke stand van zaken. Ook is er volgens hun veel verandert in negatieve zin wat betreft de politiek. Bij de tweede generatie is dit ook het geval. · Ook de derde generatie is niet tevreden met het politieke beleid. Er wordt alleen naar de televisie of naar de krant gekeken. Ook wordt over algemeen gegeven dat de politiek in een negatieve zin is verandert. · De eerste en tweede generatie geeft aan dat jongeren zich actief bezig moeten houden met politieke kwesties, omdat hun contributie belangrijk is. De derde generatie antwoord negatief, met de reden dat alleen de gewilligden zich moeten bezighouden met de politiek. · De tweede en derde generatie praat nooit over de politiek, terwijl de eerste dat wel doet. 100 % van de ondervraagden heeft nooit een politieke loopbaan overwogen. · Ook het politieke bewustzijn verschilt per generatie. De eerste generatie was achttien jaar en ouder, de tweede generatie tussen de 12 en de 15 jaar en de derde generatie was politiek bewust toen deze tussen de 15 en de 18 jaar oud was. Alleen al met deze conclusies kan men zeggen dat politieke bewustwording en politieke interesse sterk tijdsgebonden zijn en wel omdat de eerste, tweede en derde generatie nooit hetzelfde antwoord gaven. In het volgende hoofdstuk geven we hier een verklaring voor. 3. De verklaring Als we het over de eerste generatie hebben, spreken we over de tijd die begint in de jaren dertig van de vorige eeuw. Destijds heerste een groot probleem: de verzuiling. De 20ste eeuw werd gekenmerkt door dit sterke fenomeen. Onder verzuiling verstaan wij de opdeling van de maatschappij op grond van geloofsovertuiging en/of maatschappelijke opvattingen. Iedere stroming had daarbij eigen organisaties op alle terreinen van het maatschappelijk leven: politiek, vakvereniging, onderwijs, gezondheidszorg, media, jeugdbeweging en sport. De samenleving kende vier hoofdzuilen: de katholieke, de protestants-christelijke, de socialistische en de neutrale of liberale. Als kleinere, deels afzonderlijke zuilen, zijn nog te onderscheiden: de communistische, de vrijzinnig-protestantse en de orthodox-protestantse. Tussen de zuilen bestonden strikte scheidingen, maar op veel gebieden - en zeker op politiek terrein - was er sprake van samenwerking en overleg. De verzuiling werd door met name katholieken en protestants-christelijken doelbewust nagestreefd. Voor de katholieken gold dat zij tot ver in de 20e eeuw, ondanks hun politieke sterkte, een minderheid in de protestantse samenleving waren. Zij moesten hun maatschappelijke positie nog veroveren, en kozen daarbij voor eigen, door de kerk gesteunde, organisaties. De samenwerking tussen de Rooms-katholieken en de protestanten werd bijna ondenkbaar door de verachting en afkeer voor elkaar. Daaruit ontstond de ‘in ons isolement ligt onze kracht’ mentaliteit bij beide partijen. De verzuiling leefde voort. De opvattingen van socialisten over onder meer koningshuis, godsdienst en maatschappelijke verhoudingen zorgden eveneens voor een grote kloof met andere zuilen. De socialisten waren tot midden jaren'30 voorstander van een republiek. Ook waren ze op het gebied van cultuur, sport en huwelijk zeer ruimdenkend en vonden dat de overheid niet veel met het maatschappelijke leven moest bemoeien. Voor katholieken, protestanten en socialisten gold dat zij beschikten over eigen dagbladen, waarbij de politieke leiders als redacteur een belangrijke rol speelden. Ook na het ontstaan van de radio-omroep werd direct overgegaan tot het oprichten van eigen omroeporganisaties. Dat betekende dat leden van een zuil ook betrekkelijk weinig in aanraking kwamen met het denken en doen van de andere zuilen. De verzuiling leidde tot een vrij statisch politiek beeld, waarbij zich door de geslotenheid van de zuilen bij verkiezingen steeds slechts geringe verschuivingen voordeden. Vele mensen begonnen twijfels te krijgen over deze verzuiling. Als je werd geboren met een protestantse vader en moeder, dan bleef je voor de rest van je leven een protestant. Je stemde voor de rest van je leven op één en dezelfde partij. Dit kon niet langer. Al in de jaren dertig, de tijd van de eerste generatie, werd er steeds meer getwijfeld aan de verzuiling. In London was koningin Wilhelmina een groot voorstander van het doorbreken van de verzuiling. Tijdens de Tweede Wereldoorlog leken, onder invloed van de Duitse bezetting, de scheidlijnen tussen de zuilen weg te vallen. Na de Tweede Wereldoorlog was er dan ook een grote behoeft om een einde
te maken aan de verzuiling: de ontzuiling. Mensen wouden zelf kiezen voor wie en wat ze stonden en hoe ze dachten over de politieke stand van zaken. Je stem uitbrengen was toen dus zeer cruciaal. Je stem bracht verandering in de samenleving. Met andere woorden, mensen kregen het gevoel dat ze invloed hadden op de politieke stand van zaken. De politieke interesse en de politieke bewustzijn steeg van nul naar een verschrikkelijk hoog niveau. Het feit dat onze grootouders ook al aangaven. Het feit dat hun stem er iets toe deed was een bevrijdend gevoel. In de praktijk werkte dit echter anders uit. Als protest tegen de verzuiling werd eerst de Nederlandse Volksbeweging opgericht, waarvan Schermerhorn, premier van 1945 tot 1946, een leidende figuur was. In 1946 ontstond de Partij van de Arbeid, waarvan naast sociaal-democraten en vrijzinnig-democraten ook progressieve katholieken en protestanten lid werden. Omdat de katholieke kerk en katholieke en protestantse politieke leiders zich hiertegen verzetten en hun partijen beleven bestaan, kwam van die doorbraak niet veel terecht. Pas midden jaren zestig werden onder invloed van de ontkerkelijking de scheidslijnen tussen de zuilen minder scherp. Uiteindelijk leidde dit in de jaren zeventig tot het CDA, een fusie van de drie christelijke partijen. In 1976 gingen ook de katholieke en de socialistische vakbonden samen in de FNV. De opkomst van een nieuwe omroep, de TROS, betekende eveneens een doorbreking van de verzuiling. De ontzuiling heeft dus plaatsgevonden met gevolg dat de eerste generatie met hun stemmen hun doel hebben bereikt. Het gevoel was een feit geworden dat het volk een grote invloed heeft in de politiek. Geloof was niet meer een allesbepalende factor bij de politieke keuze. Echter komen we aan in de tijd van de tweede generatie, de tijd van onze ouders. We spreken dan over de zeventigerjaren en verder. In deze tijd werden luxegoederen, zoals de auto, de televisie en vakanties in het buitenland voor iedereen toegankelijk. Mensen konden meer, kregen meer, werkten meer; de toegankelijkheid van de Nederlandse samenleving kenden bijna geen grenzen. Het volk verwachtte dan ook meer. En al helemaal na het succes van de ontzuiling, wouden ze dit geluk proeven. Doordat men meer luxe kreeg, leefde men in grote welvaart. Het zorgstelsel werd in gevoerd en later weer veranderd in het huidige zorgstelsel. Het vijfdaagse werkweek werd weer in gevoerd en het aantal banen op de markt steeg. Echter beseft het volk dat hun stem een boel kan veranderen. In die tijd waren alleen de mannen er op vooruit gegaan. In de jaren zeventig worden vrouwen bewust van hun rechten: het feministische bewustwording. Vrouwen gingen zich steeds meer in politiek interesseren, omdat ze verandering willen brengen in de situatie en wel op de fronten scholing, werk en inkomen. Vrouwen kwamen op voor hun rechten en gingen massaal de straten op om te demonstreren. De situatie is voor hun wel verbeterd, maar is in vergelijking met mannen nu nog steeds benadeelt. Maar tijden, opvattingen en de politiek veranderen. De derde generatie heeft oorlogstijden meegemaakt en weet de machtige waarde van hun stem wel te waarderen. De tweede generatie kreeg praktisch alles op een dienblaadje geserveerd. De huidige situatie was goed, dus was het niet nodig om het volk bij de politiek te betrekken. De bevolking gaat zich steeds minder interesseren in de politiek. Door de opkomst van de luxe en welvaart beseft men niet meer wat de waarde van hun stem is. Ook verslechtert de situatie steeds. En wat de mensen ook doen, waarop de mensen ook stemmen, de situatie verbetert zich maar niet. Het volk kreeg het gevoel alsof hun stem er toch niet meer toe doen. Waarom zouden ze nog gaan stemmen?! We zijn onderhand beland bij de derde generatie. Een generatie wiens ouders niet echt meer in de politiek meer geloven. Als dit gevoel wordt overgebracht op de zoon of dochter, dan voelt dit kind al helemaal niet betrokken bij de politiek. En als ze dat wel willen, als is dit maar een klein aantal van al de jongeren in Nederland, dan wordt een stem toch niet verhoord. Of ze nou participeren in heftige politieke debatten, de uitslag bereikt zijn weg naar de tweede kamer toch niet. Met de mentaliteit “mijn stem wordt toch niet verhoord” leeft de jeugd van tegenwoordig verder. Ten tweede kan het hun ook helemaal niks schelen, omdat de politiek niets tot weinig doet, om zich op deze doelgroep te richten. Het algemene beeld van een jongere over de politiek is een stel elitaire mannen die ‘grote mensen’- dingen bespreken. Een zeer negatief beeld, maar niemand die het probeert te veranderen. Kort samengevat en onze conclusie: In de loop der jaren is de politiek en de openheid in de politiek sterk verandert. Dit komt mede door verschillende factoren. De ontzuiling, de verandering van de maatschappij. Stromingen komen, en stromingen gaan. Maar de belangrijkste verandering in de laatste vijftig jaar is toch wel de openheid in de meningsvorming. Het niet meer gebonden zijn aan een bepaalde stroming ‘de zogenoemde verzuiling’. Toch lijkt de interesse in de politiek niet vanzelfsprekend hoger te zijn dan 50 jaar geleden. Dit heeft als oorzaak dat 50 jaar geleden democratie in de politiek minder vanzelfsprekend was dan tegenwoordig. In de periode van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog vond iedereen het van groot belang dat men hard ging werken om Nederland er zo snel mogelijk weer bovenop te helpen. Tegenwoordig vind iedereen het vanzelfsprekend dat we een welvarend land zijn, waardoor de interesse in de politieke stromingen minder van belang lijken te zijn. De 3e generatie leeft en waant zich in vredestijd. Hoe langer we leven in vredestijd, hoe minder we van de waarde ervan bewust lijken te zijn. In de periode na de 2e wereld oorlog was het bewustzijn over het belang van de politiek onder de mensen dus groter dan nu in vredestijd. Terwijl het belang van goede politiek uiteraard nog even belangrijk is voor welvaart. De vraag is of we op deze manier ooit leren van de geschiedenis. In tijden van welvaart lijkt men op zijn gat te gaan zitten. “Het gaat toch wel goed met ons”, is de gedachte. En in crisistijden raakt men zich toch bewuster van politiek. Normen en waarden zijn vroeger vanzelfsprekend. Tegenwoordig is het een allerdaagse discussie in de politiek. Ook hoort de mentaliteit dat de jongeren barweinig invloed heeft op de maatschappij, bij de derde generatie, die praktisch is doorgeven van de tweede generatie. Zoals Russel Long ooit eens zei: “Democratie is een proces waarin de mensen vrij zijn om de man te kiezen die van alles de schuld gaat krijgen.” 4. Bronvermelding Gebruikte bronnen: ~http://users.belgacom.net/citaten/democratie.htm ~http://www.offensief.demon.nl/tienrodejaren.html ~http://www.parlement.com/9291000/modulesf/g72bd2vo ~http://www.parlement.com/9291000/modulesf/g4xjflqu ~http://nl.wikipedia.org/wiki/Zuil_(politiek) ~Wikipedia, de internet-encyclopedie ~Thema’s Maatschappijleer, Lesboek VWO, W. Geritssen, dr. M. van Bottenburg, K.L. Schuurman, drs. A. de Jong en E. Tuin, tweede, gewijzigde druk. ~Eigen enquêtes: “Enquête Maatschappijleer” ~Eigen gehouden interviews ~Eigen verslag

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.