Hoofdstuk 1

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1425 woorden
  • 12 augustus 2005
  • 43 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
43 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1 § 1 Er zijn steeds meer mensen uit de stad die vinden dat er meer natuur moet komen op de plek waar ze leven. Een tijd geleden waren de groenstroken in de stad eenzijdig een zorgde men ervoor dat deze groenstroken niets bevatten wat niet mooi stond. Nu probeert men de groenstroken aan te passen en te laten groeien met veel verschillende soorten planten. Als veel verschillende soorten planten bij elkaar staan, heb je een grote diversiteit aan planten. Een stad is een voorbeeld van een ecosysteem. Een ecosysteem is eigenlijk een ruimte waarin verschillende mensen, dieren en planten leven die elkaar beïnvloeden. Organismen die het ecosysteem beïnvloeden, noemen we biotische factoren. Wanneer de levenloze natuur dit doet, spreken we van abiotische factoren. In bijvoorbeeld een stad leven meer dieren dan je denkt. Deze dieren beïnvloeden elkaar door elkaar op te eten of juist door met elkaar samen te werken. In bijvoorbeeld een stad bepalen veel factoren de levensloop van de organismen die in die stad leven. Voorbeelden van deze abiotische factoren zijn licht, neerslag en temperatuur. Hoe deze factoren het leven van de organismen beïnvloeden zien we bijvoorbeeld als het erg warm is (temperatuur). De mensen (organismen) krijgen het ook erg warm en gaan een ijsje halen bij de ijscoman op de hoek (samenwerking van organismen). Deze verdient op zijn beurt weer iets extra’s en koopt van dit geld een vogelhuisje voor de winter. Hierdoor kunnen de vogels (organismen) ook levend de winter door komen. Zo zie je dat een abiotische factor grote gevolgen kan hebben voor een stad met zijn organismen. Voorbeelden van grote ecosystemen zijn de Waddenzee, de Biesbosch en de Veluwe. Maar ook een park of zelfs een boom is een ecosysteem op zichzelf. Een boom bijvoorbeeld heeft soms een dicht bladerdak dat weinig of geen licht doorlaat. De organismen die licht nodig hebben, krijgen dit niet en komen na een tijdje dus ook niet meer voor in dit ecosysteem. Voor de dieren die weinig of geen licht nodig hebben, is deze boom natuurlijk een geschikte boom. Alle organismen die in en om deze boom leven hebben een relatie met elkaar, omdat ze niet kunnen leven zonder ‘hulp’ van een ander. § 2 De term levende wezens kun je niet in een paar regels uitleggen. Wel kun je een aantal kenmerken van levende wezens noemen. Enkele voorbeelden hiervan zijn dat deze organismen uit één of meerdere cellen bestaan, dat ze kunnen groeien, dat ze kunnen voortplanten, dat ze DNA hebben, dat ze stofwisseling hebben en dat ze reageren op prikkels uit de omgeving. Organismen kunnen ook op elkaar lijken of zelfs van hetzelfde soort zijn. Is dit het geval zullen ze waarschijnlijk erg veel op elkaar lijken en kunnen ze zich onderling voortplanten. Als we de organismen indelen in groepen doen we dit op basis van de soort waartoe ze behoren. Een populatie is een groep organismen van hetzelfde soort die bij elkaar leven. Binnen een populatie kunnen de organismen elkaar tegenwerken, omdat ze meestal hetzelfde voedsel nodig hebben, maar ook kunnen de organismen met elkaar samenwerken, bijvoorbeeld om voedsel te verzamelen. Ieder organisme heeft zijn eigen naam. De naam van bijvoorbeeld de mens is Homo sapiens. Deze naam heeft geen enkel ander organisme op deze aarde. Deze namen noemen we wetenschappelijke namen, omdat dit Latijnse namen zijn. De naamgevers hebben voor het Latijn gekozen, omdat vrijwel iedere wetenschapper wel Latijnse namen kan begrijpen en uitleggen. De wetenschappelijke naam bestaat uit 2 of 3 delen. Als eerste staat de geslachtsnaam. Als tweede komt de soortaanduiding en als derde komt soms de naam of afkorting van de onderzoeker die deze soort zijn naam heeft gegeven.
§ 3 In de ruimte waar je leeft, je huis bijvoorbeeld, ben je niet alleen. Zelfs niet als je al je huisdieren uit je huis gezet hebt. Overal in huis leven vliegjes, spinnetjes, en nog veel meer kleine dieren. Maar er leven ook dieren die je niet of nauwelijks met je blote oog kunt waarnemen. Enkele van deze dieren zijn de huisstofmijt en de luis. Er bestaan zoveel organismen dat als je een soort wilt onderzoeken, de wetenschappelijke naam niet voldoende is. Daarom worden alle organismen onderverdeeld in groepen. Een voorbeeld van zo’n indeling is het indelen in rijken. Alle organismen kun je onderverdelen in 5 verschillende rijken: de schimmels, de bacteriën, de planten, de dieren en de mensen. De indeling in deze vijf rijken is natuurlijk erg grof. Elk rijk kun je verder opsplitsen. Dit opsplitsen doe je in 8 stappen. Eerst het rijk, daarna de stam, de onderstam, de klasse, de orde, de familie, het geslacht en tenslotte de soort. § 4 Deze paragraaf gaat over de verschillende organisatieniveaus. Een wijziging in een van deze niveaus kan grote gevolgen hebben voor de daaropvolgende niveaus. De meeste biologen verrichten onderzoek op alle niveaus en op alle organismen die daar leven. Je bent zelf ook een organisatieniveau. Dit niveau kun je weer onderverdelen in bijvoorbeeld je organen en je weefsels. Alle organisatieniveaus op een rijtje. Eerst heb je de biosfeer of de aarde. Binnen deze biosfeer heb je verschillende ecosystemen. Hierbinnen tref je verschillende soorten populaties aan. Een onderdeel van zo’n populatie is een organisme. Een organisme heeft organen die je weer uit weefsels bestaan. Een weefsel bestaat uit miljoenen cellen. Iedere cel bevat een celorganel en deze is opgebouwd uit moleculen. Een cel wordt ook wel de bouwsteen van het lichaam genoemd, omdat dit het kleinste lichaamsdeel is wat alle levenskenmerken bevat. Zo zie je dat als er een schakel ontbreekt, de rest ook niet kan bestaan. Als je een onderzoek doet naar een van de organisatieniveaus, kan dit op grote schaal gebeuren, maar ook in het klein onder de microscoop. Als je onderzoek doet naar het verband tussen de levende wezens en de natuur in een ecosysteem, spreek je van een milieuonderzoek. § 5 De meeste mensen interesseren zich niet zo veel in de biologie. Toch is biologie één van de belangrijkste vakken op het gebied van ziektebestrijding en de uitvinding van betere technieken om de natuur op een positieve manier te beïnvloeden. Zo heeft biologie een grote rol gespeeld bij het constateren dat roken invloed heeft op het ontstaan van longkanker. De mensen gebruiken al heel lang biologie om hun leven aangenamer te maken. Ook nu worden er nog steeds ontdekkingen gedaan waardoor bijvoorbeeld plastic bekertjes sneller afbreken in de natuur. Het vak biologie is bij de meeste beroepen onmisbaar. Denk maar eens aan de gezondheidszorg, de visserij en de voedingsmiddelenindustrie. Overal kom je biologie tegen en als er geen biologie was, was er niet veel. Begrippenlijst Begrip Omschrijving
abiotische factoren invloeden van de levenloze natuur op organismen; bijvoorbeeld: temperatuur, zuurgraad, wind, water, licht, zout en andere mineralen
biotische factoren invloeden van organismen op andere organismen; bijvoorbeeld: konijnen beïnvloeden de groei van gras door het op te eten
cytostatica stoffen die de celdeling afremmen; worden gebruikt in medicijnen tegen kanker
determineersleutel een schema waarin de kenmerken van verschillende geslachten en soorten zo zijn geordend dat je via het beantwoorden van vragen bij de juiste soortnaam terecht komt

determineren het op naam brengen van een organisme met behulp van zoekkaarten of determineer -sleutels of schema’s
ecosysteem een netwerk van relaties tussen organismen onderling en tussen die organismen en de levenloze natuur; een ruimtelijke eenheid bepaald door plaatselijke omstandigheden
geslacht eenheid van indeling die een stapje groter is dan de soort: individuen binnen hetzelfde geslacht, maar van verschillende soort krijgen geen vruchtbare nakomelingen
kruisen seksuele voortplanting tussen geselecteerde ouders met als doel het verkrijgen van een bepaald type nakomelingen
levenskenmerken kenmerken die alle organismen gemeenschappelijk hebben; bijvoorbeeld: het vermogen tot voortplanting
milieu omgeving waarin een organisme leeft, bestaat uit zowel abiotische als biotische factoren
milieuonderzoek biologisch onderzoek op het niveau van ecosystemen
organisatieniveau schaal waarop levensprocessen plaatsvinden; voorbeeld: celniveau, populatieniveau, biosfeer niveau
populatie alle organismen van eenzelfde soort binnen een bepaald gebied
relatie de manier waarop organismen elkaar onderling beïnvloeden of de manier waarop de levenloze natuur invloed uitoefent op een organisme
rijk grootste eenheid binnen de indeling van organismen; er zijn vier rijken: planten, dieren, schimmels en bacteriën; virussen vallen hierbuiten want ze bestaan niet uit één of meer cellen
soort uitgangspunt van de indeling van organismen; organismen binnen één soort kunnen kruisen en vruchtbare nakomelingen krijgen

soortenrijkdom (diversiteit) aantal soorten binnen een aangegeven gebied
veredelen het kweken of fokken van nieuwe rassen door middel van kruisen
wetenschappelijke naam de systematisch opgebouwde, Latijnse, naam van een soort(bijvoorbeeld: Felis domestica - huiskat-); bestaat uit een geslachtsnaam (Felis - kat-) en een soortaanduiding (domestica -‘huiselijk’)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.