Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De eenmanszaak deel 1

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 3058 woorden
  • 4 juli 2005
  • 557 keer beoordeeld
Cijfer 7
557 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting: Eenmanszaak deel 1. Hoofdstuk 1: Rode Kees. 1.1 Inleiding. - Voor degene die leent hoort de interest tot de kosten. - Termijnen: elke maand een vast bedrag dat je moet betalen. - Annuïteit: • Aflossingsdeel en rentedeel. Dit totale bedrag blijft steeds gelijk. • Eerste periode meer rente dan aflossing. • Deze constructie wordt vaak gebruikt bij: • De persoonlijke lening. • Het doorlopend krediet. • Hypothecaire lening. 1.2 De persoonlijke lening. - Persoonlijke lening: • Lening aan een consument. • Je moet meerderjarig zijn • Je moet een vast inkomen hebben. En de hoogte van jou te lenen bedrag is hier ook afhankelijk van.
1.3 Het doorlopend krediet. - Doorlopend krediet: • Een consumptief krediet. • Je spreekt met de bank een bepaald bedrag af dat max. geleend mag worden. Krediet limiet. Deze is afhankelijk van het netto- inkomen van de kredietnemer. • Er wordt alleen rente betaald over de opgenomen bedragen. • De zakelijke variant is het rekening-courantkrediet. 1.4 Huurkoop en koop op afbetaling. - Koop op afbetaling: • Een goed wordt gekocht, geleverd en nadat er een aanbetaling is gedaan wordt de rest naderhand betaald in termijnen. • De koper wordt meteen eigenaar. - Huurkoop: • Eerst een aanbetaling, de rest wordt betaald in termijnen. • De koper is eigenaar als de laatste termijn betaald is. - Deze krediet vormen zijn duurder dan de persoonlijke lening en het doorlopend krediet. - Een voordeel van krediet nemen voor de geldnemer: • Hij kan nu iets kopen zonder over dat geld te beschikken. Een nadeel van het krediet nemen voor de geldnemer: • Hij moet een hoge rente betalen en hij zit lang vast aan de aflossing - Een voordeel van krediet voor de geldgever: • Hij verdient er veel aan door de rente. Een nadeel van krediet voor de geldgever: • Sommige geldnemers lenen te veel waardoor hij niet zeker is van het ontvangst van zijn geleende geld. - Nadeel van huurkoop en koop op afbetaling: Het zit vast aan een bepaald goed en nadeel
hebben de persoonlijke lening, en het doorlopen krediet niet. 1.5 De hypothecaire lening. - Hypotheek lening: • Lening die je krijgt op onderpand van onroerend goed. • Als de lener zijn verplichtingen niet nakomt dan kan de schuldeiser zijn vordering verhalen uit de opbrengst van het onroerend goed. • Gedekt krediet omdat het een onderpand heeft, het onroerend goed • Als een lening geen onderpand heeft dan heet dit: ongedekt of blanco krediet. • De eigenaar van het onroerend goed geeft het hypotheekrecht aan de bank en daarom noemt men de eigenaar de hypotheekgever en de bank de hypotheek nemer. • Hypotheekakte: hierin staat de looptijd (± 30 jaar), het te betalen rente % en de periode gedurende welk rente % wordt vastgelegd. • Bij vervroegde aflossing moet je een boete betalen. • Hypotheeklening is gebaseerd op de hoogte van de executiewaarde van het goed. - Lineaire hypotheek: • Elk jaar een vast bedrag afgelost en wordt er rente betaald over het nog afgeloste deel van de hypotheek. • Als je een grafiek tekent zie je een dalende rechte lijn van de interest en een rechte lijn van het aflossingsdeel. - Spaarhypotheek: • Gedurende de looptijd van de lening wordt niks afgelost. • Gedurende de looptijd van de lening wordt er rente betaald over het totale hypotheek bedrag. • Doordat hypotheekrente fiscaalaftrekbaar is heb je de hele looptijd van de lening de maximale fiscale rente aftrek. • Je betaald een maandelijkse premie voor de verzekering: • Spaarpremie • Overlijdensrisicoverzekering. • Met de maandelijkse spaarpremie spaar je een kapitaal, hierover wordt een spaarrente vergoedt. En het met de spaarpremies gespaarde bedrag samen met de bijgeboekte rente is precies voldoende om aan het einde van de looptijd je hypotheek af te lossen. 1.6 & 1.7 Enkelvoudige en samengestelde interest. - Enkelvoudige interest: interest wordt steeds berekend over de hoofdsom. Dus niet de
hoofdsom + de rente van voorgaande jaren. (Meestal bij een lening) Te berekenen door de interest over 1 jaar x aantal jaren te doen, dit bedrag + begin kapitaal = eindwaarde. - Bij samengestelde interest bereken je de hoofdsom + de bijgeschreven interest uit vorige jaren (rente over rente) - Een interest % is steeds voor een heel jaar. - Bruto lasten: zijn voor de gewone burger aflossing en de rente. Bij een bedrijf is alleen de rente een last. - Netto lasten = Bruto lasten – belastingvoordeel. - Aflossen van een lening kan op 3 manieren: • De aflossing ineens op het einde van de looptijd. • Elke periode een gelijk bedrag. • In het begin van de looptijd weinig aflossen en op het eind van de looptijd veel. 1.8 De eindwaarde van een kapitaal bij samengestelde interest. - Interest wordt berekend over het kapitaal + reeds gevormde interest. - Na 1 periode zie je nog geen verschil tussen enkelvoudige en samengestelde interest. Daarna groeit het kapitaal bij de samengestelde interest sneller. - Samengestelde interest berekenen: Begin kapitaal x (groei in % in decimalen) ^ het het aantal jaren. Voorbeeld som: 10000 x (1,08) ² (in formule: Kn= Ko (1+ (p:100))^n) Dan was het begin kapitaal dus 10000

Het % samengestelde interest 8 % En het aantal jaren 2. Symbolen: - K = kapitaal - K0 = kapitaal aan het begin van periode 1. - Kn = kapitaal aan het einde van periode n. - N = het aantal perioden. - P = het interest percentage. - Eindwaarde formule => Kn = K0 x (1 + (p:100) ^ n . Uitleg: eindwaarde van het kapitaal= beginkapitaal x (1 *omdat het er bij komt* + percentage : 100 *omdat je het in decimalen moet hebben* ) tot de macht het aantal jaren. 1.9 De perioden. - Goed opletten bij de periodes want soms staat er dat een kapitaal een jaar lang 2% samengestelde interest per kwartaal krijgt. Die 2% wordt dan dus in de formule 1,02 maar bij N moet je dan dus wel 4 invullen omdat het per kwartaal is en niet per jaar!! 1.10 Tijdlijn. - Een tijdlijn: • De afstand tussen 2 streepjes stelt een periode voor, als de interest per jaar is, is de afstand tussen deze lijntjes dus ook 1 jaar. Je moet dan dus het jaartal tussen de de streepjes zetten en niet erop. 1.11 De constante waarde van een kapitaal bij samengestelde interest. - Als je Ko moet berekenen doe je Ko = Kn : (1,08)^ ² - Wanneer je beide zijden van de eindformule deelt door (1+ p:100)^n vind je de formule voor de constante waarde: K0 = Kn : (1 + (p:100) ^n Hoofdstuk 2: De oprichting van de kast. 2.2 De start. - Iemand met schulden kan moeilijk geld lenen. - Inventaris is de inboedel van een bedrijf. - Als je een eigenbedrijf gaat opstarten zijn er een hoop dingen nodig: • De vestigingsvergunning: Je hebt de juiste diploma’s nodig. Deze vergunning krijg je bij de kamer van koophandel. • Toestemming voor de vestigingsplaats: Je moet toestemming krijgen om een winkel ergens te kunnen gaan beginnen. Als het pand als woonplek is past het dus niet in het plan van de gemeente om daar een winkel te plaatsen. (KvK) • Speciale vergunningen: Bij het gemeentehuis moet je kijken of je niet te maken zult krijgen met allemaal speciale wetten, warenwetten, milieuwetten enz. • Inschrijven in het handelsregister: De naam van elk bedrijf wordt ingeschreven bij de KvK, hier wordt gekeken of de naam niet misleidend is en of deze niet op een andere bekende naam lijkt (V&D) • De administratie: Ieder bedrijf moet verplicht een administratie bijhouden. Elk jaar moet een bedrijf ook een balans opmaken en deze papieren 10 jaar bewaren. • De vestigingsplaats: Je moet een plek hebben voor je winkel. Deze kun je afsluiten met een hypotheek, als je dan een staats garantie hierbij neemt dan kan je een hoger bedrag lenen en draait de staat op voor alles als jij de hypotheek verplichtingen niet meer na kan komen. • De investeringsbegroting: Op deze begroting staan alle zaken die je aan moet schaffen om een bedrijf te kunnen beginnen. • De resultatenbegroting: Hierop staat hoe hoog de kosten zullen zijn in de toekomstige periode. • De liquiditeitsbegroting: Hierin staan alle betalingen en ontvangsten in een toekomstige periode. • De rechtsvorm: Is de juridische vorm waarin een bedrijf gedreven wordt en is bepalend voor hoe je belasting moet betalen en hoe de aansprakelijkheid is geregeld en wie er overeenkomsten mag sluiten. • De verzekeringen: • Wettelijke aansprakelijkheidsverzekering: verzekering voor schade die jij toe brengt aan andere. • Opstal verzekering: verzekering voor schade aan een pand • Verzekering voor inventaris en voorraden voor als er brand is of diefstal. • Overlijdensrisicoverzekering: voor als je compagnon overlijd en jij er alleen voor s staat. • Bedrijfsschadeverzekering vergoed de schade die ontstaat als een bedrijf niet door kan werken als er brand uitbreekt. • De financiering: Waar moet je het geld vandaan halen wat je nodig hebt voor je bedrijf. • Diversen: Openen van een nieuwe bankrekening, zoeken van leveranciers enz. 2.3 De BTW. - Omzet belasting. - Over alle goederen en diensten die een onderneming verkoopt moet BTW berekend worden. - Bedrijven laten de consument de belasting betalen door deze te verrekenen in de verkoopprijs. - 3 BTW tarieven: • 6% voor de noodzakelijke levensbehoeften. • 19 % op de luxe goederen. • 0 % bij sommige diensten in de gezondheidszorg. - Iedere ondernemer moet BTW in rekening brengen over alle goederen en diensten die hij verkoopt. Dit moet hij doen zowel wanneer hij de goederen verkoopt aan een ondernemer als aan een consument. Wanneer hij de goederen verkoopt, ontvangt hij van de afnemer BTW. Deze ontvangen BTW moet hij afdragen aan de fiscus. Wanneer de ondernemer zelf de afnemer is dan moet hij BTW aan zijn leverancier betalen. Deze betaalde BTW krijgt hij weer terug van de fiscus. Het verschil tussen wat hij moet betalen omdat hij goederen heeft verkocht en wat hij mag terugvorderen omdat hij goederen heeft ingekocht moet hij afdragen aan de fiscus. - Verkoopprijs exclusief BTW 100% + BTW 19% ------------------------------------------------------ Verkoopprijs inclusief BTW 119% - Als de verkoop prijs incl. BTW al hebt dus 119% en je moet de verkoopprijs excl. BTW

weten dan doe je bedrag : 1.19 en dan heb je 100%. Als je dan ook nog moet uitrekenen
hoeveel de BTW zou zijn dus 19 % moet uit rekenen dan deel je deze 100% door 100 en
doe je die x 19 en dan heb je 19% van 100 uitgerekend en weet je hoeveel de BTW zou z
zijn. 2.4 De investeringsbegroting. LINKER KANT VAN DE BALANS: DEBET ZIJDE. - Investeringen kunnen opgedeeld worden in 3 posten: • De vaste activa • De vlottende activa • De liquide activa - Vaste activa: Dat zijn alle goederen waarin geld voor langer dan 1 jaar wordt vastgelegd. Het wordt ook wel vast kapitaal genoemd. Het zijn goederen die je nodig hebt om te kunnen produceren. Je moet bij deze producten rekening houden met waardevermindering. - Afschrijving: het rekening houden met waardevermindering door slijtage. Hiervoor moet geld voor gereserveerd worden om later nieuwe vaste activa voor te kunnen kopen. - Vlottende activa: Dat zijn bezittingen waarin geld niet langer dan 1 jaar in wordt vastgelegd. • Voorraden/handelsgoederen: Deze heb je nodig om op korte termijn te kunnen verkopen. • Debiteuren: Dit zijn afnemers van wie het bedrijf nog geld tegoed heeft. Het verstrekt een soort leveranciers krediet aan deze mensen. (op rekening gekocht) • Nog te ontvangen bedragen: Het bedrijf krijgt nog geld van klanten, bijv huur die nog ontvangen moet worden. • Vooruitbetaalde bedragen: Als je er voor kiest om iets voor een jaar te huren moet je dit bedrag vooruit betalen, elke maand neemt er een deel van dit bedrag af omdat ze deze maand dan gebruikt heeft en dus ook betaald. Maar als je eerder op zou zeggen dan krijg je het geld van de resterende maanden nog wel terug. • Te vorderen BTW: BTW wordt vaak per kwartaal (4 in een jaar) verrekend met de fiscus. (Ook wel te vorderen omzetbelasting) - De liquide activa: Dit zijn geldmiddelen die nodig zijn om dagelijkse betalingen te doen. Het bestaat uit het geld dat je op je giro- bankrekening hebt staan en het geld dat in je kas zit. Je kunt dit geld direct gebruiken om iemand mee te betalen. 2.5 De financiering. RECHTER KANT VAN DE BALANS: CREDIT ZIJDE. - Eigengeld noemen we eigen vermogen en geleend geld vreemd vermogen. - Lang vreemd vermogen: Leningen met een looptijd van langer dan 1 jaar. • Hypothecaire lening: Een lening die je krijgt op onderpand van onroerend goed. • De onderhandse lening: Er bestaat persoonlijk contact tussen de geldgever en de geld nemer. Er wordt onderhandelt over de lening (rente, looptijd enz.) - Kort vreemd vermogen: Leningen met een looptijd die korter dan 1 jaar is. • Rekening-courantkrediet: krediet waarbij de onderneming tot een bepaald maximum bedrag geld mag opnemen bij de bank (doorlopend krediet) • Het ontvangen leverancierskrediet: Een krediet dat je krijgt van leveranciers. Je hoeft de goederen die een leverancier levert pas een maand later te betalen. Dit heet ook wel crediteuren. • Het ontvangen afnemerskrediet: Krediet dat je ontvangt van de afnemer. De klant betaald alvast vooruit. (Denk aan de vooruitbetaalde huur) • Nog te betalen bedragen: Bedragen die de ondernemer nog moet betalen, dit zijn uiteenlopende zaken (energienota) • Te betalen BTW: Meestal apart vermeld. Verschil tussen de ontvangen BTW (van de klanten) en het zelf uitgegeven BTW. Deze BTW moet betaald worden aan de fiscus. - O/g -> kom je vaak tegen bij leningen, dit is opgenomen geld. De onderneming heeft dan geld geleend van de geldgever en dus is er spraken van een schuld. - U/g betekend uitgeleend geld, er is dus spraken van een bezitting. 2.6 De openingsbalans. - Een balans is een overzicht van op een bepaald tijdstip, dat enerzijds laat zien hoe een bedrijf aan zijn vermogen is gekomen en anderzijds hoe dat vermogen is aangewend in het bedrijf. - Linker kant is de debetkant -> Hier staan alle bezittingen. (gebouwen enz.). - Rechter kant is de creditkant -> Hier staat het eigen en vreemd vermogen. (hypotheek). - Balans moet links en rechts gelijk zijn.
Hoofdstuk 3: De categoriale kosten indeling. 3.2 De verandering van het eigen vermogen: het resultaat. - Het verschil tussen de verkoopopbrengst van de verkochte goederen en de inkoopwaarde van die goederen wordt het bruto verkoopresultaat genoemd. - Kosten voor een ondernemer: • Lonen • Huren • Afschrijvingskosten • Interestkosten. - Netto winst is de brutowinst na aftrek van alle bedrijfskosten. (dat wil dus niet zeggen dat daar de belasting al vanaf is getrokken) - De resultatenrekening is in tegenstelling tot de balans geen tijstip grootheid maar een periode grootheid. En het geeft een overzicht van de oorzaken waardoor het eigen vermogen in een bepaalde periode is veranderd. - Eigenvermogen: opbrengsten verhogen dit, en kosten verlagen het. Verandering EV = nettowinst + privé-stortingen – privé-opname. 3.3 Functies kosten berekening. - Kosten kun je verdelen in 2 hoofdgroepen: • Arbeid. • Kapitaal. - Het kapitaal van een onderneming vind je terug aan de debetzijde van de balans. - Berekening van de kostprijs dit wordt vaak berekent men de kostprijs om de verkoopprijs van een product te bepalen. - Hulpmiddel bij de balanswaardering en de bepaling van het resultaat: Om het resultaat van een bepaalde periode te kunne vastleggen moet je de omzet - kosten doen. - Hulpmiddel bij het nemen van beslissingen: hiervoor kan de kostenberekening gebruikt worden als hulpmiddel. - Functies kosten berekening: • kostprijs berekening: -bepaling verkoopprijs -planning -beheersing • Hulpmiddel bij resultaatbepaling balanswaardering. • Hulpmiddel bij het nemen van beslissingen: -o.a. investerings- en productie beslissingen. 3.4 Kosten, betalingen en permanentie. - Als iemand tot een aankoop overgaat wordt er een overeenkomst gesloten. De verkoper
is verplicht om te leveren en de koper is verplicht om te betalen. - Een betaling is gebonden aan een bepaald tijdstip -> tijdstipgrootheid. - Kosten zijn gekoppeld aan een bepaald tijdstip -> periodegrootheid. - Het opnemen in een resultatenoverzicht van de kosten en opbrengsten die ook daadwerkelijk toebehoren aan een periode waarover het resultatenoverzicht verslag doet heet permanentie. (Vaak een maandelijkse resultaten bepaling) - Door het toepassen van permanentie krijg je te maken met overlopende posten. - Overlopende posten: het is schuld op kort termijn -> overlopende passiva. (nog te betalen huur. Dan heet het ook wel overlopende activa omdat het een bezit is.) - Anticipatiepost: je loopt vooruit op een betaling die je pas op een later tijdstip moet doen - Uitstelpost: het rekening houden met de kosten worden uitgesteld waardoor er op de balans een rekening “vooruit betaalde huur” komt. 3.5 Kostensoorten. - De 7 categoriale kosten soorten: • De kosten van het vermogen: Interest kosten, provisie van de banken, de notariskosten. • De kosten van de grond: behoren eigenlijk ook de interest kosten • De kosten van de arbeid: loonkosten (30% hoger dan brutoloon). Deze bestaan uit het bruto loon + premies werknemersverzekering + pensioenspremies. • De kosten van diensten van derden: de kosten die je maakt als je producten koopt van andere om zelf een nieuw product te kunnen maken. (transport, reclame enz) • De inkoopwaarde van de verkochte producten: kosten die je maakt voor bij het verkopen van je product. • De kosten van duurzame productie middelen: behoren eigenlijk ook de interest kosten, Worden gerekend tot vaste kapitaal (activa) • De kostprijsverhogende belastingen. - De volksverzekeringen. • De AOW. Iedereen die 65+ is krijgt een minimumuitkering, die voor het echtpaar gelijk zou zijn aan het minimumloon. • De ANW. Algemene nabestaande wet, iemand waarvan de partnet overlijdt krijgt een uitkering die afhankelijk is van het inkomen, en die max. gelijk is aan 70% van het minimum loon. • De AKW. Algemene kinderbijslag wet, hoe ouder het kind hoe meer kinderbijslag je voor je kind krijgt. Kinderbijslag stopt als het kind 18 jaar wordt. • De AWBZ. Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, geld alleen voor zelfstandigen en krijg je bij arbeidsongeschiktheid. - De werknemersverzekeringen. • De WW. Werkeloosheids wet, elke werknemer die onvrijwillig werkeloos wordt krijgt een uitkering van 70% van zijn laatste loon. Hoe lang deze uitkering is hangt af van de leeftijd van deze persoon en het arbeidsverleden. • De WAO. Wet op arbeidsongeschiktheid, een werknemer die na 1 jaar ziekte nog steeds arbeidsongeschikt is krijgt een uitkering. • De ZFW. Zieken fonds wet, iedereen die minder dan een bepaald bedrag verdiend is verplicht zich te verzekeren bij het ziekenfonds. - Loonheffing: hierin zit de loonbelasting en de premies voor de volksverzekeringen. - Loonkosten = brutoloon + werkgeversaandeel sociale premies. - Loonkosten = nettoloon + loonheffing + werknemersaandeel soc. premies + werkgeversaandeel soc. premies
Hoofdstuk 4: De begroting. 4.2 De liquiditeitsbegroting. - Een liquiditeitsbegroting is een overzicht waarop alle ontvangsten en betalingen van een onderneming staan, over een toekomstige periode. - Toekomstige ontvangsten worden beïnvloed door de verkopen. - Toekomstige uitgaven bepaald worden door: • inkopen en aanschaf van andere activa • betalingen van diensten • lonen • belastingen - Bij een liquiditeitsbegroting gaat het om de verwachte ontvangsten & betalingen. - Je moet je steeds afvragen of een financieel feit leidt tot veranderingen van kas, bank of giro zaken. Is dit zo moet je dit opnemen in de liquiditeitsbegroting. - Kosten = periode
Betalingen = tijdstip - Door het optellen van de betalingen bereken je de som van de betalingen en NIET de kosten. - Ontvangsten – uitgaven is de kas (hoger?!/lager?!) - Inkopen direct onder de uitgaven. 4.3 Resultatenbegroting. - Een resultatenbegroting is een overzicht van alle opbrengsten en kosten van een onderneming in een toekomstige periode. - Afschrijvingen vermelden. - Winst = opbrengsten - kosten

REACTIES

L.

L.

Heey bedankt voor je samenvatting. Het was een erg goede samenvatting. Als je nog is een samenvatting nodig hebt kun je dat altijd vragen aan mij. Kus Lukas

18 jaar geleden

K.

K.

Bedankt het is zeer nuttig

13 jaar geleden

J.

J.

de nummers kloppen niet met mijn boek? maar zal wel hetzelfde zijn. dank

13 jaar geleden

C.

C.

goede samenvatting, dankje:)
zitten wel veel foutjes in jammer genoeg.

12 jaar geleden

Y.

Y.

goede verslag xx

11 jaar geleden

J.

J.

Super bedankt!!! Gio en ik hebben morgen een schoolexamen en hebben er super veel aan gehad xD xxxxxxx joline

11 jaar geleden

D.

D.

Haaii
volgens mij mis je hoofdstuk 3
voor de rest is hij echt heel handig thanx
XX

11 jaar geleden

K.

K.

Je bent de annuïteitenlening vergeten

10 jaar geleden

D.

D.

heel erg bedankt, het heeft me super erg geholpen. aangezien ik een leraar heb die absoluut niet kan uitleggen.

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.