Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De rederijkers

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Opdracht door een scholier
  • 1e klas aso | 2232 woorden
  • 19 mei 2005
  • 119 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
119 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Het ontstaan van de rederijkers

De rederijkerskamers of 'chambres de rhétorique' zijn ontstaan in noord-Frankrijk in de 13e eeuw. Hun invloed bereikte in de 15e de zuidelijke Nederlanden onder kerkelijke en geestelijke broederschappen. Rederijker is een volksetymologische vervorming van 'rhetoriker', ontleend aan het Franse 'rhétoriqueur' en het Latijnse “retorica”. Het woord redrijkers werd voor het eerst gebruikt door de Franse dichter Ronsard, maar dan wel in de spottende betekenis, namelijk woordenkramers of taal zonder veel inhoud.

De rederijkers schreven en bevorderden de burgerlijke poëzie en toneelkunst. Naast lyrische poëzie schreven ze ook godsdienstige- en dramatische poëzie. In het begin van de 15e eeuw werden de leden “gesellen van der kercke” of “gesellen van der conste” genoemd. In het midden van de 15e eeuw droegen de leden de naam “retrosijn”, “rhetoricien” of “cameren van rhetorike”. Eind 15e eeuw namen de noordelijke gewesten twee stromingen over. De belangrijkste was “conste van rhetoriken”. De aanhangers van deze stroming waren vooral mensen uit de gegoede burgerij en humanisten. Het spoorde de intellectuelen aan om tot wetenschappelijke en letterkundige prestaties. Ze gebruikten vooral de volkstaal, die was doordrongen met Franse woorden. Op die manier droegen ze bij tot het voortbestaan van de Nederlandse taal. De verschillende stromingen hadden geen onderling contact tot en met de 17e eeuw. Daarvoor had iedere stroming haar eigen aanhangers en haar eigen weg.


Na de val van Antwerpen in 1585 ( de Spaanse furie) was de glorietijd van de rederijkerskamers van de zuidelijke Nederlanden afgelopen. Verscheidene nieuwe kamers werden opgericht in de noordelijke Nederlanden door Vlaamse uitwijkelingen of vluchtelingen. Deze kamers ontstonden vaak met de bedoeling om enkel en alleen toneel- en dichtkunst op te voeren. De rederijkers organiseerden ook wedstrijden tussen kamers uit vele gewesten, namelijk hun landjuwelen. Deze landjuwelen groeiden uit tot festiviteiten die dagen of soms weken konden duren daardoor ging de kwaliteit van de literaire werken achteruit. De rederijkers waren toen te veel gefixeerd op de techniek van het dichten. Toch ontstonden er twee meesterwerken, namelijk het allegorische toneelstuk Den Spyeghel der Salicheyt van Elkerlyc en het mirakelspel Mariken van Nieumeghen. De rederijkers hadden een belangrijke maatschappelijke rol. Zij hadden een grote invloed op de ontwikkeling van het Nederlands, maar hun populariteit heeft toch niet kunnen verhinderen dat er later met minachtig over hun zou gesproken worden.

De toneelstukken afkomstig van de rederijkers kunnen we opdelen in drie grote genres, namelijk:
• De Vroede of ernstige spelen. Deze handelen onder andere over heiligen, bijbelse gebeurtenissen, geloofsmysteries, mirakelen van Christus en Maria en over menselijke deugden en ondeugden. (vb. Mariken van Nieumeghen)
• De Sotte of komische spelen. Deze kunnen we nog eens opdelen in tafelspelen en esbattementen. Tafelspelen zijn korte kluchtige dialogen die slecht over een thema handelen. Esbattementen zijn boertige stukken die de draak steken met menselijke ondeugden en wantoestanden.
• De Amoureuze spelen. Deze handelen over de liefde.

De rederijkers presteerden ook op het vlak van de dichtkunst. Er was zelfs een didactisch boek opgesteld waarin de manier waarop poëzie geschreven moest worden beschreven werd. De dichtvormen die werden gebruikt door de rederijkers waren:
• Het refrein, ook wel eens ballade genoemd (afkomstig van het Italiaanse ballare). Deze dichtvorm is wellicht afkomstig vanuit Frankrijk en is zo naar de Nederlanden overgewaaid. François Villon was één van de Franse grootmeesters en Anthonis de Roovere was één van de Nederlandse grootmeesters in dit genre.
• Het rondeel, een dichtvorm waarin hele regels herhaald worden en waarin maar twee rijmklanken voorkomen. Gewoonlijk telt het rondeel acht regels en dan zijn de regels 1, 4 en 7 aan elkaar gelijk en de regels 2 en 8. Een andere vorm van het rondeel is het rondeau. Dit is wanneer het rondeel uit twaalf of dertien regels bestaat. Dan zijn meestal de regels 1, 7 en 12 of 13 dezelfde en 2 en 8. Deze dichtvorm is vandaag de dag minder bekend, maar was in die tijd heel populair.
• Het acrostichon of naamdicht. Het woord 'acrostichon' is herleidbaar tot het griekse woord akrostichis, wat zoveel betekent als 'een uitstekend vers'. We spreken van een acrostichon wanneer de beginletters van de opeenvolgende regels een naam vormen. Dit is veelal de naam van de schrijver, dan wel van de hoofdpersoon in het gedicht.

• De retrograde of kreeftdicht geschreven door de Nederlandse rederijkers. Dit gedicht kan men van links naar rechts van boven naar beneden en van rechts naar links van beneden naar boven lezen.
• Verder zijn er nog andere vormen zoals binnenrijmen, het ABC-gedicht , aldicht en het ketengedicht .

De leden

De literaire werken van de rederijkers waren naar de middeleeuwse (15e en 16e Eeuw) traditie allemaal anoniem. De werken waren een gemeenschappelijk product, van de bepaalde kamer. Daarom is het ook zeer moeilijk te achterhalen wie de leden van de middeleeuwse rederijkerskamers waren. In de Renaissance begonnen enkele jongere rederijkers hun namen onder hun werken te schrijven. Het individu, de auteur, werd veel belangrijker dan de groep waartoe men behoorde. Zo verwierven verschillende auteurs in die periode hun bekendheid.

De samenstelling van de verschillende rederijkerskamers zijn ongeveer identiek. Alleen de namen van de te bekleden posities binnen de kamers verschillen van elkaar. Van verschillende kamers zijn de reglementen bewaard gebleven, daarmee weten we wat de verplichtingen en geboden waren waaraan de leden zich moesten houden. Deze waren van geestelijke tot gastronomische aard. Het godsdienstige element was van even groot belang als het wereldlijke.
De belangrijkste rederijkerskamer bevond zich na de val van Antwerpen in Amsterdam, genaamd: “De Eglantier”, met hun motto of devies: “In liefde bloeiende”. Een van de grootste verdiensten van deze kamer is de zorg voor taalzuivering en taalopbouw, wat toen belangrijk was, omdat het Hollands krioelde van bastaardwoorden. Ze pleitte constant voor het behartigen van de Nederlandse taal. Enkele vooraanstaande rederijkers van deze kamer zijn:

- Gerbrand Adriaensz, Bredero (1585 – 1618)
- Pieter Cornelisz, Hooft (1581 – 1647)
- Joost van den Vondel (1587 – 1679)

De rederijkerskamers

Oorspronkelijk was een rederijkerskamer een elitaire vereniging. Om lid te kunnen worden van een dergelijke vereniging moest men van goed en zedelijk gedrag zijn en moest men borg kunnen stellen. De aanvraag moest poëtisch geformuleerd zijn en men moest ook jaarlijks lidgeld betalen. In de loop der jaren is het elitaire karakter in de Noordelijke Nederlanden sterk afgenomen, wat op te maken is uit ledenbestanden van rederijkerskamers.
Iedere kamer heeft ook een eigen devies, dit is een zinspreuk waar een bepaalde betekenis aan vast hangt, en eigen blazoen of wapenschild. Dit is een embleem met symbolische betekenis en vaak ook heraldische betekenis. De rederijkerskamers kozen ook een patroonheilige.


Aan het hoofd van een rederijkerskamer staat een prins of keizer. Deze werd gezien als de beschermheer van de kamer omwille van zijn hoge stand en sponsoring. Een prins of keizer was meestal van adel waardoor hij zich het uitdelen van waardevolle prijzen kon veroorloven. De gedichten en toneelstukken werden meestal aan hem opgedragen.
De belangrijkste figuur van de kamer was de factor of dichter. Deze zorgde ervoor dat briefwisseling met gemeentelijke diensten in rijmvorm gebeurden. Hij had het meeste te doen en te zeggen. Hij schreef bijvoorbeeld gelegenheidsgedichten en toneelstukken, die hij eveneens regisseerde. Hij leidde nieuwe leden op en gaf les in literatuur en dichtkunst.
Er was ook een hoofdman. Zijn taak is het leiden van de vergaderingen.
De fiscaal of penningmeester was verantwoordelijk voor de boekhouding.
De griffier was de secretaris en de dekens de geestelijke die in de raad van het bestuur zitten.
Deze laatste stonden onder leiding van een geestelijke leider, namelijk de proost.
De cnaep was de boodschapper van het gezelschap. Hij was verantwoordelijk voor drie zaken, namelijk:
- ervoor zorgen dat de gezelschappen regelmatig vergaderden.
- de leden aanmanen om op tijd te komen en op tijd hun bijdrage te betalen.
- het ronddragen van de uitnodigingen van de wedstrijd.
De sorgers of leden waren de burgers die deelnamen aan de wedstrijden. Deze sorgers mochten echter niet tot de laagste klasse van de bevolking horen.

Het Landjuweel

Landjuwelen of refreinfeesten zijn wedstrijden georganiseerd door een bepaalde rederijkerskamer tussen verschillende rederijkerskamers. De organiserende kamer stuurde een brief of kaart naar de rederijkerskamers die men wilde uitnodigen. De mooiste werken van de rederijkers werden bekroond met juwelen (met een stedelijk of regionaal karakter) of landjuwelen (met een bovenregionaal karakter). Deze (land)juwelen waren meestal zilveren schalen. De wedstrijd werd aan strikte regels onderworpen en ging gepaard met veel geld. De rederijkerskamer die het landjuweel gewonnen had, moest het volgende landjuweel organiseren en moest telkens de te winnen prijs verhogen. Er is echter geen vaste regelmaat terug te vinden in de organisatie van het landjuweel, dit heeft te maken met de woelige politiek en de religieuze periode waarin de landjuwelen georganiseerd werden.

Het eerste landjuweel dat bekend is, werd gehouden te Oudenaarde in 1413. Dan volgen Veurne (1419), Duinkerke (1426), Brugge (1427), Mechelen (1427), Leuven (1518), Diest (1521), Brussel (1532), Mechelen (1535), Gent (1539), Diest (1541), Antwerpen (1561), enz. Tussen 1431 en 1620 werden meer dan 60 landjuwelen georganiseerd. Ze groeiden uit tot feestelijkheden die dagen en soms zelfs weken duurden.


De rederijkers en hun verhouding tot de overheid

De rederijkers waren niet zoals andere gilden in hun verhouding tot de overheid. Ze hadden een groter aanzien en hadden vaak meer privileges, bijvoorbeeld: vrijdom van bier en wijn accijnzen, enz. Zo hielden ze een verplichting in stand zoals hun vertoningen die ze opvoerde bij de intocht van hogere edelen en bij andere feesten. Vandaar ook dat er vaak in hun gedichten een rechtstreekse dank gericht naar het publiek aanwezig is. Vaak waren ook regeringspersonen lid van een rederijkerskamer omdat de rederijkerskamer een middel was om invloed op de burgerij uit te oefenen. Maar bij ongewenste invloed grepen de Heren in.

In de 16e eeuw tijdens de hervorming waren de rederijkers een factor waarmee kerk en staat beiden rekening hadden te houden. In de loop der jaren waren de macht en de bezittingen van de rederijkers enorm toegenomen. De rederijkers genoten overal van bescherming van de overheid, want enkel zij konden een dienst verlenen op feesten die geen enkele andere gilde in zulke mate kon aanbieden.

De rederijkerskamer vormden zelfs een band met de verst verwijderde gildenbroeders. Dit was uniek voor de gilden want zij vormden voor het eerst en verspreidde nationale organisatie. Voor hen was de kunst een middel en geen doel, ze wilden het volk onderwijzen en ze richten de aandacht op wetenschappelijke en kerkelijke wantoestanden.

De rederijkerskamers vandaag

Momenteel bestaan er in Vlaanderen nog een beperkt aantal rederijkerskamers. Zo hebben we in Mechelen de Gilde van Sint Jan, genaamd De Peoene met de spreuk Vrede baart rede. Het Boonbloemken, uit Nekkerspoel, met als devies In den beginne was het woord maakte een crisis door in 1586 en verdween bijgevolg van het toneel. De belangrijke kamer De Peoene geraakte op het eind van de 16de eeuw eveneens in verval, maar kwam in de 17de eeuw weer tot bloei en bestaat nu nog steeds.

In Antwerpen is er de Gilde van de Heilige Lucas. Deze kamer is ontstaan door de samensmelting van Olijftack en Violier. Verder hebben we in Brugge De gezellen van de Heilige Michiel, in Aalst De Gilde van Rhetorica, in Ninove De kamer van Sint Anna en in Sint-Winoksbergen De Keizerlijke Gilde der Baptisten. Ook in Diksmuide, Oudenburg, Tielt, Leffingen en Duinkerken vinden we vandaag de dag nog rederijkerskamers.
Voorbeelden

• Mariken van Nieumeghen

Mariken van Nieumeghen is één van de populairste rederijkersspelen. Het rederijkersspel handelt over de mens die zijn ziel verkoopt aan de duivel. Dit toneelstuk is geschreven in rijmvorm, afgewisseld door prozastukken, maar die vertellen enkel iets over de situatie. De grote boodschap die achter dit stuk schuilt, is van religieuze aard, namelijk wie vergiffenis vraagt na een leven vol zonden kan die krijgen door de heilige maagd Maria. Er is veel geloof en bijgeloof in verwerkt. Zo is er bijvoorbeeld de duivel verkleed als een mens. Men kan hem alleen herkennen aan een gebrekig lichaamsdeel, zoals een ontbrekend oog. Het bijgeloof van de maatschappij wordt weerspiegeld door de heksen. Deze zijn ook van de partij in Mariken van Nieumeghen.

• Elckerlijc

Elckerlijc is waarschijnlijk het meest gespeelde en bewerkte spel van de rederijkers. Het verhaalt een tijdloos motief, namelijk dat de mens geroepen wordt om de dood onder ogen te zien. “Iedereen wordt voor God geroepen om rekening af te leggen.” Elckerlijc is een sinnespel omdat de voorgaande zin de grondslag van het werk is. Het toneelstuk is een allegorie, er treden voortdurend personificaties op, bijvoorbeeld Deugd, Kennisse, Vroedschap, Kracht, Schoonheid enzovoort. De dood kondigt Elckerlijc aan dat hij gaat sterven. Elckerlijc vraagt gezelschap, maar niemand wou met hem meegaan. Kennisse brengt Elckerlijc dan bij Biecht, Door de biecht wordt de Deugd genezen. Hij begeleidt samen met vijf andere sinnen Elckerlijc naar het graf en gaat als enige mee naar de hemel.


Literatuurlijst

- De rederijkers, internet, 2005-02-14, (http://www.collegenet.nl/content/digilessen/literatuurgeschiedenis/tot1920lit/index007.htm).
- Dicht talent, Acrostichon, internet, 2005-04-18, (http://www.dichttalent.nl/?nav=fjmnLsHrGmKhLeBoF&letter=A&woord=ofilKsHrGmKhLUsF).
- Mariken van Nieumeghen, internet, 2005-03-22, (http://www.collegenet.nl/content/digilessen/literatuurgeschiedenis/tot1920lit/013.htm).
- Rondeel, internet, 2005-04-18, (http://klassiekegedichten.net/wb/rondeel.html).
- Van Dale, on-line woordenboek, internet, 2005-04-18, (http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=heraldisch).
- D’ HAESE, G., De rederijkers, Zuidelijke Nederlanden, internet, 2005-03-22, (http://users.pandora.be/gaston.d.haese/rederijkers.html).

- HÜNING, M., De rederijkers en hun invloed op het Nederlands, internet, 2005-02-14, (http://www.ned.univie.ac.at/publicaties/taalgeschiedenis/nl/rederijkers.htm).
- VAN ELBURG, M., Handboek filologie, retrograde, internet, 2005-04-18, (http://users.raketnet.nl/m.van.elburg/fil_r.htm).

REACTIES

J.

J.

thx

12 jaar geleden

C.

C.

danku voor de hulp xD
lekjes

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.