Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De junival door Jan Wolkers

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
Boekcover De junival
Shadow
  • Recensie door een scholier
  • 4e klas vwo | 1396 woorden
  • 13 december 2004
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
9 keer beoordeeld

Boekcover De junival
Shadow
De junival door Jan Wolkers
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Warren, Hans, “’De Junival’, de dood centraal”. In Provinciale Zeeuwse Courant, 4 december 1982
In het nieuwe boek van Jan Wolkers, 'De [Junival]' is de dood het centrale motief. Het is een korte roman (115 met grote letters bedrukte pagina's) bestaande uit dertig hoofdstukjes waarin beurtelings de dood van een geliefde kat en de dood van de moeder van de verteller omcirkeld worden. De verteller heet René en hij maakt de indruk geheel alleen te wonen, al brengt hij aanvankelijk wel eens vriendinnen mee naar zijn huis die getest worden wat betreft hun verhouding tot de aanwezige kat. René is schrijver en hij heeft veel trekken gemeen met Jan Wolkers. De poes Voske, die hem 21 jaar gezelschap hield, zal, mag men aannemen, min of meer naar het leven getekend zijn. En vermoedelijk heeft ook de moeder van René veel meegekregen van de moeder van Wolkers; zo komt op pagina 69 de uit Wolkers' werk zo bekende overleden broer ter sprake en de scène op pagina 78 moet zich in Leiden afspelen (het 'uitgebrande stadhuis' in die tijd). Waarmee ik zeggen wil dat 'De [junival]' beslist geen autobiografisch boek is, maar dat de schrijver er wel veel autobiografisch materiaal in heeft verwerkt. (1) Men kan dus niet beweren dat Jan Wolkers geen moeite gedaan heeft, zijn boek stevig te vervlechten. (2) Hoe komt het dan dat het werkje zo'n matte indruk maakt? Een van de eerste bezwaren die men aan kan voeren is dat het op menige plaats onverdraaglijk sentimenteel is. De diepe genegenheid die René voor zijn kat voelt is door en door echt; bijzonder aardig wordt verteld hoe hij het diertje uitzocht in een dierenwinkel, het opkweekt, hoe de kat altijd als hij schrijft in zijn buurt ligt; er staan schitterende observaties in, die iedere dierenliefhebber zullen treffen; ook heel merkwaardige, persoonlijke ervaringen, zoals de voorkeuren van het dier voor bepaalde soorten muziek, of het inspelen van kat en baasje op elkaar na 21 jaar van intens dagelijks verkeer. Mooi is zo'n aanhef van hoofdstuk 13: "Over een dier valt niets slechts te vertellen. Als ze niet teveel door mensen getraind of gepest zijn is alles wat ze doen perfect. Uit een enkele ervaring trekken ze voor altijd de juiste conclusie". Dat de dood van zo'n geliefd huisdier een intens verdriet meebrengt is normaal en wanneer men dit op subtiele wijze uit zou beelden, kon een onvergetelijk monument opgericht worden voor het gedenken van zo'n liefde. Maar die kans heeft Jan Wolkers onbenut gelaten: (3) hij heeft het grofste sentimentele geschut aan laten rukken en daarmee zijn doel voorbij geschoten, zózeer zelfs dat het geheel soms vals, onwaar aan gaat doen. Die dode poes op het zilveren kussen, omringd door uit een plantsoen gestolen rozen, de crematie van het dier, de kostbare oosterse urn met de as, en vooral later het opgraven van die as als René verhuist - het is, althans naar mijn smaak, allemaal flink mis. Waarmee ik niet wil zeggen dat iemand mogelijk zulke sentimentele dingen niet dóet, maar dan moet je er wel met meer afstand over schrijven en ook nog niet gaan uitvallen tegen mensen die het eventueel ànders doen. Aldus gaat René te keer tegen mensen die méér dan één poes houden: "Dan kreeg ik toch het sterke vermoeden dat we hier te maken hadden met onbestemde voederdrift en met lullerige babbelzucht die zich in infantiele misantropische monologen afkeerde van de boze mensenwereld. Een zinnig mens die een dier echt in zijn waarde wil laten zal zorgen dat hij niet in een menagerie komt te leven waarin ieder persoonlijk contact uitgesloten is. Je hebt dan wel het nadeel, in tegenstelling tot die haremhouders onder de dierenvrienden, dat als je huisdier komt te overlijden je eenzaam en alleen achterblijft. Het is nu vier jaar geleden dat Voske gestorven is en ik kan er niet aan denken om een andere poes te nemen". (85/6). Eenzelfde soort 'ontsporing' volgt er ook bij de dood van de moeder; de fantasie in hoofdstuk 24, waar het dikke lijk van René's moeder aan het kruis hangt. En dàt weer, naar eigen zeggen, door de nog al overdreven beschreven dood, taartetend, op pagina 21. De stervende moeder valt er op haar taart, "Ik hoorde het bordje kraken en de slagroom spoot onder haar lichaam vandaan als een wolkje stoom". Wanneer de broers het lijk van de moeder oppakken loopt een van René's zusters huilend mee, ze graait de platgedrukte taart van haar moeders japon en eet die 'werktuigelijk' op. Op zichzelf vind ik dit al zo'n passage waar Wolkers zich, als dolgedraaid, door tomeloze beschrijvingslust en macabere fantasie heeft laten meeslepen, vooral ook door wat dan nog volgt: "Terwijl ik met de dokter sprak keek ik naar de ravage van slagroom, cake en stukken ananas en perzik. Ik vroeg me af of als je van dat stuk vloerkleed een kleurenfoto zou maken er ook maar een sterveling zou zijn die zou raden wat daar had plaatsgevonden. Het was of er een handgranaat in een banketbakkersetalage gegooid was" (22). In Hoofdstuk 24 wordt dit motief nog eens hernomen om er uit te dijen tot een wel erg platvloers blasfemie. Dit 'doldraaien' is mijn tweede bezwaar tegen het boek: telkens weer bederft de schrijver zo subtiele dingen, hij 'weet van geen ophouden'. Tegenover zulke weinig geslaagde passages staan er gelukkig ook andere, als het mooi geschreven hoofdstuk 26, dat aldus begint: "De steeds weer terugkerende dagdroom in mijn jeugd was, vooral op wasdag, om rijk te worden en dan voor mijn moeder een lieflijk landelijk paradijs aan te schaffen waar onder het loverzwaar geboomte op het mollige gras tientallen jonge vrouwen in luchtige zomerjurkjes met kittige schortjes om de was voor haar deden in blinkend gegalvaniseerde wasteiltjes en op bijna schertsachtige wasbordjes die de allure hadden van rococo-harpjes. Vele blanke handjes maken licht werk. De zeepbellen die uit het sop opwolkten en glanzend als kerstboomballen door de atmosfeer zweefden leken als bubblegum uit hun Betty Boop-mondjes op te borrelen als bij goudvissen in een kom". (98) De laatste zin is al te ingewikkeld, maar het beeld is lief. Dit hoofdstuk eindigt met het vertellen wat een schilderij van Renoir, 'Le déjeuner des canotiers' voor René betekend heeft in zijn leven. De vrouw middenop dat doek leek sprekend op René's moeder in haar jeugd, en hij had talloze reproducties van het werk bekeken vóór het eens, uitgeleend door een Amerikaans museum, in Parijs op een tentoonstelling kwam te hangen. "Toen ik voor het schilderij stond werd ik toch nog overdonderd. De gelijkenis van die vrouw, die zo languissant over de balustrade hangt, met mijn moeder was bij het origineel nog onthutsender. Ik vergat dat schitterende stilleven op de voorgrond van flessen wijn, glazen en een fruitschaal met druiven en peren op een wit tafellaken vol kantige blauwgrijze schaduwen, ik vergat al die prachtig geschilderde mensen in hun zalig nietsdoen van eten, drinken en vrolijk zijn. Ik staarde alleen maar naar die vrouw. En terwijl de bezoekers aan alle kanten om me heen dromden stroomden de tranen langs mijn gezicht" (101/2). Had hij ook hier weer niet moeten ophouden? Maar nee, er volgt nog: "Later dacht ik, dat het wel verbijsterend geweest moet zijn, iemand die staat te janken bij zo'n uitbundig schilderij. Maar ik zag achter de gestalte van mijn moeder die daar hunkerend die luchtige zorgeloze wereld in kijkt, de spookachtige grauwheid van de dertiger jaren opdoemen. En door het sprankelende koloriet van dat Dolce Vita verscheen de grauwe goddeloze ellende van de aardappeleters van Colijn". En dat is weer mis - te veel. Commentaar op de recensie
1) Ik ben het hier volledig mee eens. Ik denk dat Wolkers zijn moeders dood wel als basis heeft genomen voor zijn verhaal. Maar toch heeft hij er ook een aantal vermakelijke stukken ingezet, die hij toch echt zelf verzonnen heeft. Het is verbazingwekkend hoe iemand een verzonnen verhaal en iets uit z’n eigen leven zo mooi ‘in elkaar weet te vlechten’. 2) Het is inderdaad een dun boekje met grote letters, maar een matte indruk maakt het zeker niet. Ik vind het juist erg mooi geschreven. Echt een boek waarvan ik zeg: kort maar krachtig. 3) Nou moet ik toegeven dat het inderdaad erg sentimenteel is, maar zonder die sentimentele beschrijving zou het ook niet het soort verhaal zijn dat het zou moéten zijn. Ik bedoel, hoe zou je anders over de dood moeten schrijven? (135 woorden)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De junival door Jan Wolkers"