Hoofdstuk 11 Nederland eenheid en verdeeldheid

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 2245 woorden
  • 4 juli 2004
  • 59 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
59 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Geschiedenis H11 Nederland: eenheid en verdeeldheid §1 Nederland verzuilt Verzuiling = het oprichten van eigen organisaties door katholieken, protestanten, socialisten en liberalen vanaf het einde van de 19e eeuw
Hoe de verzuiling is ontstaan: de socialen wilden algemeen kiesrecht en de orthodoxe protestanten en katholieken wilden recht om zelf scholen te mogen bouwen met steun van de overheid. En om hun doel te bereiken gingen zij organisaties oprichten. Hoe het kwam dat de verzuiling in de jaren 20 van de 20ste eeuw zo sterk begon toe te nemen: · het succes in de schoolstrijd bracht katholieken er toe ook op andere gebieden naar gelijkheid te streven door zich af te zonderen. · De socialisten wilden meer bereiken dan het algemeen kiesrecht. Bijvoorbeeld meer gelijkheid op het gebied van inkomens. Hun beweging riep afkeer bij nadere op, daarom bleven ze zich in eigen kring afzonderen. · De protestanten hadden ik ons land lange tijd voorrechten gehad. Zij gingen zich in eigen organisaties afzonderen, omdat zij zich bedreigd voelden door liberalen, socialisten en katholieken. §2 gedeeltelijke ontzuiling 4 voorbeelden van ontzuiling in de jaren 60 zijn: · De confessionele partijen (vooral de KVP) verloren kiezers. Er ontstonden nieuwe partijen zoals D66 en de PPR. · Het protestantse weekblad de spiegel en het weekblad katholieke illustratie verdwenen. Het katholieke dagblad de volkskrant wilde geen katholieke krant meer zijn. · De oude omroepen kregen concurrentie van nieuwe omroepen als de TROS en Veronica, die tot geen zuil behoorden. · In het confessionele onderwijs werden niet-confessionele als docenten toegelaten. Het zuilensysteem bestaat nog steeds maar heeft aan betekenis verloren: · Partijen gingen samenwerken: - De drie groten confessionele partijen KVP, ARP en CHU gingen op in een nieuwe partij: CDA (het christen democratisch appel) - De protestantse partijen RPF en GPV vormden de christen unie - De socialistische en de katholieke vakbeweging (NVV en NKV) gingen samen in de FNV (federatie Nederlandse vakbeweging) - De katholieke en de protestantse werkgeversorganisaties gingen samen in het NCW (Nederlands christelijk werkgeversverbond), inmiddels met het VNO gefuseerd (Verbond van Nederlandse ondernemingen) -> VNO-NCW · Niet aan een zuil gebonden omroepen groeiden sterk (Veronica, TROS, BNN) en er kwamen commerciële omroepen (RTL-4, RTL-5, Net 5, SBS 6; en later werd ook Veronica commercieel

De oorzaken van de ontzuiling sinds de jaren 60 van de 20ste eeuw: · Toenadering tussen de socialisten en de confessionelen
tijdens de oorlog hadden zij elkaar leren waardeneren, ze werkte elkaar niet meer tegen maar werkte juist een tijdje samen. (1946 – 1958) · Kerkelijke leiders tegen isolement in eigen kring
Kerkelijke leiders werden opgeroepen tot samenwerking met mensen uit ander zuilen die het zelfde dachten als zij. · Minder invloed van kerken
mensen voelden zich niet meer zo gebonden aan de regels van de kerk en men vond dat politiek en godsdienst los van elkaar moesten staan. · De katholieke zuil begint te wankelen
Steeds meer katholieken raakten ervan overtuigd dat er voor hen in de samenleving geen spoor van achterstand meer was en veel katholieken waren monding geworden en waren niet meer bereid om hun levenswijze door de geestelijke te laten bepalen. §3 verzuiling en politiek (1917-1967) In Nederland moeten altijd twee of meer politieke partijen met elkaar samenwerken omdat geen van de politieke partijen in ons land ooit de meerderheid heeft behaald, doordat er zoveel verschillende partijen zijn. Partijen moeten dus wel samen gaan werken om een kabinet te vormen dat door een meerderheid in het parlement gesteund word. Hoe het dan kan dat groeperingen die zo van elkaar verschillen, in de politiek wel samen kunnen werken: Volgens onderzoekers komt dat vooral door twee bijzondere kenmerken van de parlementaire democratie in ons land in de periode 1927- 1967: · trouw aan en respect voor de leiders van de zuil: de elites hadden een goede greep op hun zuil doordat: - de leiders door allerlei regelingen controle konden uitoefenen op de eigen zuil - veel leden van de elite allerlei dubbelfuncties bekleedde - er vaak banden van vriendschap bestonden binnen de elite · samenwerking tussen de leiders van de zuilen: de leiders van de zuilen zorgden voor onderling overleg: - eerst overlegden zij alleen onofficieel en bij speciale gebeurtenissen zoals kabinet formaties. Maar later kwamen er steeds meet permanente overkoepelingorganen zoals de sociaal economische raad (SER) Deze raad werd het voornaamste advies orgaan van de regering op sociaal economisch gebied. Leiders uit verschillende zuilen kwamen tijdens de tweede wereld oorlog tot de conclusie dat na de oorlog een nieuwe samenleving moest worden opgebouwd. Daarin zou van verzuiling geen sprake meer moeten zijn. Maar er veranderende na de tweede wereldoorlog maar weinig: · de oude omroeporganisaties keerden terug · ook op het gebied van de kranten veranderde weinig. De meeste oude kranten keerde terug. · In het partijbestel bleef uiteindelijk ook bijna alles bij het oude. Welke dingen er wel zijn veranderd sinds de jaren 60: · trouw aan en respect voor de leiders zijn sinds de jaren 60 afgenomen · er zijn veel meer zwevende kiezers bij gekomen · leiders moeten veel meer moeite doen om de stemmen van kiezers te winnen · nu worden veel tegenstellingen in het openbaar besproken §4 De Nederlanders en hun werk: verandering in de samenleving Hoe het mogelijk was dat de sinds 1850 vervijfvoudigde bevolking ook nog in veel grotere rijkdom leefde dan voorheen: De belangrijkste oorzak was de snelle ontwikkeling van wetenschap en techniek en de toepassing daarvan in industrie en landbouw. Daardoor levert één uur werken tegenwoordig 2 keer zoveel op als toen. De economie in Nederland ontwikkelde zich in vier perioden: · 1870 – 1914 Nederland industrialiseert: De Industrialisatie kwam op gang en de welvaart steeg heel langzaam. Toch bleven de lonen van fabrieksarbeiders en landarbeiders zeer laag. · 1929 – 1937 en 1940 – 1945 Economische crisis en oorlog remmen de vooruitgang: door de economische crisis raakte veel mensen werkeloos en door de oorlog werden veel voorzieningen vernield of zwaar beschadigd. · 1950 – 1973 Wederopbouw en ongekende groei: de Nederlandse economie groeide als nooit tevoren, de geleide loonpolitiek zorgde dat de Nederlandse industrie goedkoop kon produceren en dus veel winst kon maken. In de jaren 60 werd dit afgeschaft, de lonen stegen sterk dus konden Nederlanders meer kopen, en er kon dus meer geproduceerd worden. Zo steeg de welvaart enorm. · na 1973 Minder mensen nemen deel aan het arbeidsproces deel en aan de loonstijging komt een einde: door de olie crisis ging de economie in de Industrie landen achteruit. Veel bedrijven werden opgeheven of gingen samen werken en er kwamen dus weer meer werkelozen. Hoewel het met de economie slecht ging in 1073 stegen de lonen enkele jaren, in 1979 daalden de lonen weer omdat er veel bezuinigd moest worden. Vanaf 1985 begonnen de lonen in het bedrijfsleven weer iets te stijgen. Na 1870 veranderde er veel in de gelaagdheid van de bevolking: · zowel de 1e als de 2e laag breidde zich uit. De 2e laag ging het grootste deel van de bevolking vormen · de vierde laag verdween. Doordat de overheid uitkeringen gaf aan mensen in nood. Ongeschoolde werknemers vormden nu de benedenlaag van de bevolking · je kon gemakkelijker van laag veranderen
Vanaf omstreeks 1960 nam de overheid maatregelen om iedereen meer gelijke kansen in het onderwijs te geven: · Kinderen van ouders met een laag inkomen kregen studietoelagen. In 1986 werd de studiefinanciering ongevoerd, waarop alle leerlingen boven de 18 jaar recht op hebben. · In 1968 werd het voortgezet onderwijs gereorganiseerd door de mammoetwet. Er ontstonden nieuwe schoolsoorten die beter op elkaar afgestemd waren zodat je gemakkelijker naar een andere schoolsoort kon overstappen. Pas in de jaren 60 begonnen sommige mensen te beseffen dat er een milieuprobleem was: Allerlei actiegroepen voor het behoud van het milieu werden opgericht. Hun acties hadden invloed op de politiek, er werden verschillende milieuwetten gemaakt. De arbeidsomstandigheden veranderden: · minder zwaar wek: door mechanisatie en automatisering. · Kortere werktijden en meer vakantie: er kwamen wetten over werktijden en er werd nog maar 5 dagen gewerkt en ook arbeiders kregen vakantie dagen · Werknemers worden mondig: arbeiders werden lid van vakbonden die opkwamen voor de belangen van de arbeiders

Het denken over wek veranderd: · het aanzien van beroepen: vroeger waren bepaalde beroepen zeer hoog in aanzien en anderen veel minder. Nu is dat verschil tussen hoog en laag veel kleiner geworden, mensen zien en behandelen elkaar als gelijk. · meer waardering voor het werk van vrouwen en jongeren: vroeger kregen mannen veel meer loon dan vrouwen of jongeren die het zelfde werk verrichtte. Nu is dat niet meer, lonen van mannen en vrouwen zijn grotendeels gelijk en jongeren vanaf 18 jaar verdienen ook net zoveel. §5 De Nederlanders en hun staat hoe de betrekkingen tussen werknemers, werkgevers en de overheid waren: · Voor de tweede wereld oorlog: De overheid bemoeide zich niet met conflicten tussen werkgevers en werknemers. Wel probeerde de overheid conflicten te voorkomen door sociale wetgeving, waardoor de arbeiders werden beschermd · Na de tweede wereld oorlog: De overheid ging zich veel meer met werkgevers en werknemers bemoeien en koos voor het harmoniemodel. Er zijn nog wel stakingen voor hoge lonen, vaak hele wilde die niet door vakbonden georganiseerd zijn, maar soms organiseert de FNV ook een staking. In welke mate de politieke partijen mee deden aan de opbouw van de verzorgingsstaat: · de PVDA net meeste · de KVP, de ARP en de CHU stonden in het midden · de VVD wilde het minste regelen
De verzorgingsstaat raakte in de jaren 80 van de 20ste eeuw in de moeilijkheden doordat de economie achteruit ging, dus er wilden meer mensen gebruik maken van de verzorgingsstaat en die werd dus te duur. §6 De Nederlanders en hun gezin De positie van de vrouwen verbeterde: · wat betreft hun rechten: - getrouwde vrouwen waren lang handelingsonbekwaam, een vrouwen handtekening telde niet. In 1965 werd deze bepaling opgeheven - Sinds 1924 werden ambtenaressen en onderwijzeressen ontslagen als ze trouwden. Deze wettelijke bepaling verdween in 1957 · In de 19e eeuw hadden de meeste vrouwen een betaalde baan maar toen de lonen omhoog gingen hoefden de vrouwen niet meer te werken want de man verdiende genoeg voor het hele gezin. Vanaf de jaren 60 kwam er weer verandering in de positie van de vrouwen, steeds meer meisjes kozen een beroep en ook veel getrouwde vrouwen namen of hielden een baan. Vanaf de jaren 60 van de 20ste eeuw veranderde de positie van het gezin: · het aantal kinderen liep sterk terug, twee kinderen werd het ideaal. · Het aantal echtscheidingen steeg, dat kwam door de verzorgingsstaat. Man en vrouw konden nu ook apart rondkomen. · Het aantal alleenstaanden steeg sterk (mensen die niet in een gezinsverband leven) · Veel jonge mensen trouwden pas op latere leeftijd. Vele gingen samenwonen zonder te trouwen. · Er ontstonden ook andere samenlevingsvormen dan het gezin, zoals communes en twee vaders of twee moeders gezinnen. §7 Autochtonen en allochtonen autochtoon = uit het land zelf afkomstig
allochtoon = uit een ander land afkomstig
de grote meerderheid van de allochtonen in Nederland bestaat uit 3 groepen: · mensen afkomstig uit de vroegere Nederlandse koloniën: - Indische Nederlanders en Molukkers; de Indische waren vooral nakomelingen van Nederlandse vaders en Indonesische moeders. Het waren er ongeveer 180000 en deze paste zich snel aan. De Molukkers waren ongeveer 13000 beroepsmilitairen, zij paste zich niet aan want hun ideaal was terug keren naar Indonesië en daar hun eigen Molukse staat stichten - Surinamers en Antillianen; ongeveer 300000 Surinamers kwamen uit vrees voor de tegenstellingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Suriname naar Nederland. Ongeveer 102000 Antillianen kwamen naar Nederland omdat Nederland een veel hoger welvaartspeil had. · Turken en Marokkanen : Turken en Marokkanen kwamen als gastarbeiders naar Nederland. Ze zouden slechts tijdelijk komen maar omdat de toestand in eigen land niet beter werd bleven ze en lieten hun gezinnen overkomen. In 2000 woonden er 301000 Turkse mensen in Nederland en 256000 Marokkanen · Asielzoekers: Ruim 350000 asielzoekers kwamen naar Nederland, de meeste om economische redenen. Veel afgewezen asielzoekers leven illegaal in Nederland. §8 extra begrippen en extra opdrachten. Opdracht 18: Katholieken: Protestanten: Socialisten: Neutralen: Maasbode hervormden arbeiders liberalen

Roomse zaak gereformeerden gelijkheid openbare scholen
Geestelijkheid CHU VARA handelsblad
RKSP ARP SDAP AVRO
Confessionele = godsdienstige
Opdracht 2B
Katholieken: Doel = de katholieken streden voor emancipatie; de katholieke zaak, dat wil zeggen het dienen van de belangen van de katholieke kerk. Waarin de zuil zich onderscheidde van de andere zuilen = · een strenege scheiding van jongens en meisjes in het onderwijs · de katholieken werden in belangrijke geloofszaken geleid vanuit rome
Hoe over de zuil geoordeeld werd door de andere zuilen = · andere zagen de katholieken als makke schapen die door hun herders dom werden gehouden · de anders denkende zagen de aanmoediging om iemand van het katholieke geloof te huwen en een groot gezin uit te breiden al streven naar de macht. · Ze werden als onverdraagzaam en onbetrouwbaar beschouwd · De protestanten vonden dat de katholieken een gemakkelijker leven hadden, veel pracht en praal, en ze beschouwde de verering van heiligen als afgoderij. Protestanten: Doel = de overwinning in de schoolstrijd bereiken
Waarin de zuil zich van andere zuilen onderscheidde = · op godsdienstig gebied was er geen eenheid · de protestanten keken dikwijls met voldoening terug op het verleden · de protestanten voelden zich van oudsher sterk verbonden met het huis van oranje · hard werken en sober leven behoorde tot de hoogste waarden bij de protestanten
Hoe over de zuil geoordeeld werd door de andere zuilen = · de rest van de bevolking viel vooral de besteding van de zondagse rust op
Socialisten

Doel = emancipatie van de arbeiders en ze wilden een eind maken aan de bevoorrechte positie van de bovenlaag van de bevolking
Waarin de zuil zich van andere zuilen onderscheidde = · de socialisten kwamen in het bijzonder op voor de benedenlaag van de bevolking · ze streden behalve tegen het kapitaal ook tegen koning, kerk, kazerne en kroeg · er werd grote aandacht besteed aan de ontwikkeling van de arbeiders · socialistische bijeenkomsten hadden een apart karakter (door gedichten en zingen) · ze droegen andere kleding dan mensen uit andere zuilen. (gemakkelijke kleding) Hoe over de zuil geoordeeld werd door de andere zuilen = · men beschouwde de socialistische zuil als een gevaar

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.