Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Nederlandse politiek

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 4210 woorden
  • 13 april 2003
  • 41 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
41 keer beoordeeld

Deelvraag 1: Welke kabinetten waren er? De volgende kabinetten waren er tussen 1 augustus 1901 en 11 mei 1973. Periode Kabinet
1 augustus 1901 – 17 augustus 1905 Kuyper
17 augustus 1905 – 12 februari 1908 De Meester
12 februari 1908 – 29 augustus 1913 Heemskerk
29 augustus 1913 – 9 september 1918 Cort van der Linden
9 september 1918 – 18 september 1922 Ruys de Beerenbrouck I
18 september 1922 – 4 augustus 1925 Ruys de Beerenbrouck II
4 augustus 1925 – 8 maart 1926 Colijn I

8 maart 1926 – 10 augustus 1929 De Geer I
10 augustus 1929 – 26 mei 1933 Ruys de Beerenbrouck III
26 mei 1933 – 31 juli 1935 Colijn II
31 juli 1935 – 24 juni 1937 Colijn III
24 juni 1937 – 25 juli 1939 Colijn IV
25 juli 1939 – 10 augustus 1939 Colijn V
10 augustus 1939 – 3 september 1940 De Geer II
3 september 1940 – 27 juli 1941 Gerbrandy I
27 juli 1941 – 23 februari 1945 Gerbrandy II
23 februari 1945 – 24 juni 1945 Gerbrandy III
24 juni 1945 – 3 juli 1946 Schermerhorn-Drees
3 juli 1946 – 7 augustus 1948 Beel I
7 augustus 1948 – 15 maart 1951 Drees I
15 maart 1951 – 2 september 1952 Drees II
2 september 1952 – 13 oktober 1956 Drees III
13 oktober 1956 – 22 december 1958 Drees IV
22 december 1958 – 19 mei 1959 Beel II
19 mei 1959 – 24 juli 1963 De Quay

24 juli 1963 – 14 april 1965 Marijnen
14 april 1965 – 22 november 1966 Cals
22 november 1966 – 5 april 1967 Zijlstra
5 april 1967 – 6 juli 1971 De Jong
6 juli 1971 – 9 augustus 1972 Biesheuvel I
9 augustus 1972 – 11 mei 1973 Biesheuvel II
We bespreken nu de kabinetten van 1940 tot en met 1973 (Gerbrandy I tot Biesheuvel II). -Kabinet Gerbrandy I: Het eerste kabinet Gerbrandy was de voortzetting van het kabinet de Geer. Het kabinet begon op 3 september 1940. Met Pieter Sjoerds Gerbrandy kreeg het kabinet weer een krachtige leider in de strijd tegen de Duitsers. Gerbrandy kreeg ook veel waardering en vertrouwen van de geallieerden. Het kabinet steunde de radio-uitzendingen vanuit Londen en met name Koningin Wilhelmina en Gerbrandy hielden redevoeringen. Een conflict tussen de Koningin en minister Dijxhoorn over zijn beleid leidde tot zijn ontslag. De overige ministers wilde na zijn ontslag het kabinet niet voortzetten. De zittingsduur van het kabinet was 327 dagen. Op 1 juli 1941 werd het kabinet demissionair (= ontslag van een kabinet). -Kabinet Gerbrandy II: Het tweede kabinet Gerbrandy trad aan op 27 juli 1941. Het kabinet begon met de voorbereiding voor de wederopbouw van Nederland na WO II. Een conflict over een radiorede waarin Roterdammers werden geadviseerd om Rotterdam te verlaten vanwege de bombardementen leidde tot het ontslag van de ministers Steenberghe en Welter. In februari nam secretaris-generaal van Angeren het ministerschap van Justitie over van Gerbrandy. In juni 1942 werd de eerste minister van buitenlandse afkomst (Soejono) benoemd. In augustus 1943 werd mr. Burger in het kabinet opgenomen en in 1945 werd hij ontslagen, omdat hij pleitte voor de berechting van “foute” Nederlanders. De manier van besturen door de Premier leidde tot het ontslag van alle sociaal-democratische ministers en dus ook tot het ontslag van het kabinet. De zittingsduur van het kabinet was 1297 dagen. Op 27 januari 1945 werd het demissionair en op 23 februari trad het kabinet af. -Kabinet Gerbrandy III: Het derde kabinet Gerbrandy begon op 23 februari 1945 en vergaderde in het bevrijdde Breda. In het kabninet zaten een aantal personen uit het zuiden van Nederland en een aantal leden uit het vorige kabinet. De sociaal-democraten waren dit keer niet in het kabinet vertegenwoordigd. De voornaamste taken van het kabinet waren de voor de voorbereiding van de wederopbouw van Nederland na WO II en er werden voorbereidingen gedaan voor de zuiveringen en berechting van “foute” Nederlanders. De zittingsduur van het kabinet was 121 dagen en op 24 juni 1945 trad het kabinet af. -Kabinet Schemerhorn-Drees: Het kabinet trad aan op 24 juni 1945. Het kabinet bestond uit 7 ministers van de PvdA, 3 van de KVP, 1 van de ARP en 4 partijlozen. Het kabinet had als hoofdpunten herstel en vernieuwing. Het moest de infrastructuur weer in orde brengen en het bestuur herstellen (gemeenteraden, provincies) en zo nodig vernieuwen. Pas in mei 1946 zouden er Tweede Kamer verkiezingen plaatsvinden. Het kabinet had de volgende taken: berechting van “foute” Nederlanders, het op gang brengen van voedselvoorzieningen en het doorvoeren van geldzuiveringen door middel van het tientje van Lieftinck. De strijd tegen Japan en het uitroepen van de onafhakelijkheid van Indonesia vroeg om veel aandacht. De zittingsduur van het kabinet was 374 dagen en op 17 mei 1946 (op de dag van de verkiezingen) werd het kabinet demissionair en op 3 juli trad het af. -Kabinet Beel I: Het eerste kabinet Beel trad op 3 juli 1946 aan. Het bestond uit 6 ministers van de KVP, 5 van de PvdA en 3 partijlozen. De hoofdpunten van het kabinet waren: de wederopbouw van Nederland en de Indische kwestie. In 1946 kwam het akkoord van Lingadjatti tot stand over de vorming van een Nederlands-Indische Unie. Omdat de Nederlanders het akkoord anders aan de Indonosiërs hadden uitgelegd kwam er nog geen einde aan het conflict. In 1947 besloot het kabinet tot de eerste militaire actie tegen het Republiek Indonesië, de eerste politionele acties. De belangrijkste wet die in deze periode is ingevoerd is de Noodwet Ouderdomsvoorzieningen van minister Drees. Ander balngrijke wetten waren: -de Noodwet persvoorziening -de bankwet -de muntwet -de wet op het economisch plan
De zittingsduur van het kabinet was 766 dagen. Op 7 juli 1948 werd het kabinet demissionair en op 7 augustus trad het af. -Kabinet Drees I: Het eerste kabinet Drees (ook wel Drees-van Schaik genoemd) trad op 7 augustus 1948 aan. Het bestond uit 6 ministers van de KVP, 5 ministers van de PvdA, 1 van de VVD en 2 partijlozen. Tijdens dit kabinet stond de kwestie Indonesië centraal. In 1948 vond de tweede politionele actie plaats, maar onder international druk moesten de onderhandelingen worden gestart die op 27 december 1949 tot de soevereiniteitsoverdracht leidde. Dankzij de Marshall-hulp ging de wederopbouw van Nederland voorspoedig, maar de Korea-oorlog leidde tot een economische inzinking. In 1948 deed Koningin Wilhelmina afstand van de troon en werd Juliana de nieuwe koningin. In 1949 trad Nederland toe tot de NAVO. Verdere kwamen er een aantal grenswijzigingen met Duitsland tot stand. Enkele belangrijke wetten waren: -de wet op de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties -de wet kamers van koophandel en fabrieken -de wet op economische delicten -de wet op materiële oorlogschade -de wederopbouwwet
De VVD fractie diende een motie van afkeuring in over het Nieuw-Guineabeleid, waarop minister Stikker zijn ontslag indiende. De overige ministers sloten zich bij hem aan en zo werd het kabinet op 24 januari 1951 demissionair. De zittingsduur va het kabinet was 950 dagen. Op 15 maart 1951 trad het kabinet af. -Kabinet Drees II Het tweede kabinet Drees was de voortzetting van het eerste kabinet Drees. Het trad aan op 15 maart 1951 en bestond uit 6 ministers van de KVP, 5 van de PvdA, 2 van de CHU, 1 van de VVD en 1 partijloze. Het kabinet liet de positie van Nieuw-Guinea in de Nederlands-Indonesische Unie (waar het eerste kabinet Drees door was gevallen) vooralsnog rusten. De belangrijkste wetten waren: -de werkloosheidswet -de noodwet kinderbijslag zelfstandigen -de winkelsluitingswet 1951 -de wet toezicht kredietwezen -de beginselenwet gevangeniswezen -de pleegkinderenwet -de advocatenwet -de herziene kieswet -de wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag -de kweekschoolwet

De zittingsduur van het kabinet was 537 dagen. Op 25 juni 1952 werd het kabinet demissionair en op 2 september 1952 trad het af. -Kabinet Drees III
Het derde kabinet Drees trad op 2 september 1952 aan. Het bestond uit 6 ministers van de KVP, 5 van de PvdA, 2 van de ARP, 2 van de CHU en 1 partijloze. Op 17 mei 1955 ontstond er een crisis, nadat de Tweede Kamer het ontwerp van de huurwet had verworpen. Na bemiddelingen door de PvdA-fractievoorzitter Burger kwam het kabinet op 2 juni 1955 terug op de ontslagaanvraag. De wederopbouw werd voortgezet. Onder minister Witte werd een omvangrijk bouwprogramma gerealiseerd van 80.000 woningen per jaar. De watersnoodramp in Zuidwest Nederland (1953) maakte inzet van extra middelen nodig. Belangrijke wetten die het kabinet tot stand bracht: -de beroepswet -de vestingswet bedrijven -een regeling voor adoptie -een regeling van het ontslagrecht -wet tot de opheffing van de handelingsonbekwaamheid van vrouwen -nieuwe succesiewet -wet op het kijkgeld -de kleuteronderwijswet -de wet van schoolgeld
De zittingsduur van het kabinet was 1502 dagen. Het kabinet werd op 13 juni 1956 demissionair en het trad af op 13 oktober 1956. -Kabinet Drees IV
Het vierde kabinet Drees trad op 13 oktober 1956 aan. Het bestond uit 5 ministers van de PvdA, 5 van de KVP, 2 van de ARP en 2 van de CHU. Omdat de uitgaven en de lonen teveel stegen, besloot het kabinet een bestedingwet in te voeren. Toenemende spanning in de coalitie (= regeringspartijen) leiddde in 1958 tot een breuk tussen de PvdA en de rest van de partijen. Aanleiding tot de breuk was een voorstel tot een wetswijziging van Tweede Kamerlid Lucas (KVP) over een tijdelijke belastinverhoging. De belangrijkste wet die het kabinet tot stand bracht was in 1956 de AOW. Andere wetten waren: -de wet geneesmiddelenvoorzieningen -de waterleidingwet -de Deltawet, waarbij de afsluitng van de zeegaten in Zeeland werd geregeld -de politiewet In 1957 werd het verdrag van Rome ondertekend tot de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap. De zittingsduur van het kabinet was 800 dagen. Op 12 december 1958 werd het kabinet demissionair en op 22 december trad het kabinet af. Beel II: Het tweede kabinet Beel was een overgangskabinet dat aantrad op 22 december 1958. Het bestond uit 6 ministers van de KVP, 2 van de ARP en twee van de CHU. Diverse ministers hadden twee portefeuilles. De voornaamste taken van het kabinet waren: het uitschrijven van Tweede-Kamerverkiezingen (19 maart 1959) en het vaststellen van de begroting van 1959. De belngrijkste wet die werd ingevoerd was de Algemene Weduwen Wezenwet. De zittingsduur van het kabinet was 148 dagen. Op 19 mei 1959 trad het kabinet af. -Kabinet de Quay
Het kabinet de Quay trad op 19 mei 1959 aan. Het bestond uit 6 ministers van de KVP, 3 van de VVD, 2 van de ARP en 2 van de CHU. Op 23 december 1959 diende het kabinet zijn ontslag in nadat de Tweede Kamer een motie van Tweede-Kamerlid van Eibergen had aangenomen. Na bemiddelingen door de Gaay en Fortman kwam het kabinet op 2 januari 1960 terug op zijn ontslagaanvraag. Het kabinet verliet de “geleidde loonpolitiek”, waardoor de lonen sterker gingen stijgen. Het economische tij werd gunstig beïnvloed door de vondst van aardgas in Groningen. In 1961 werd de vrije zaterdag voor de ambtenaren ingevoerd. De belangrijkste wetten waren: -de provinciewet -de financiële-verhoudingswet 1960 -de wet beroep administratieve beschikkingen -de loterijwet (legalisering voetbaltoto) -de prijzenwet -de algemene bijstandswet -de wet op de bejaardenorden -de algemene kinderbijslagwet -de interimregeling invaliditeitsrentetrekkers -de kernenergiewet -de bestrijdingsmiddelenwet -de wet op de ruimtelijke ordening -de wet op het wetenschappelijk onderwijs
In 1963 slaagde minister Cals er in een hervorming va het middelbaar onderwijs tot stand te brengen via de mammoetwet (wet op het voortgezet onderwijs) De zittingsduur van het kabinet was 1527 dagen. Het kabinet werd op 15 mei 1963 demissionair en op 24 juli 1963 trad het af. Kabinet Marijnen: Het kabinet Marijnen trad op 24 juli 1963 aan. Het bestond uit 6 ministers van de KVP, 3 van de VVD, 2 van de ARP en 2 van de CHU. Tijdens deze kabinetsperiode was er sprake van een arbeidstekort (met name door het aardgas in Groningen), waardoor er werknemers uit het buitenland gehaald moesten worden. De belangrijkste affaire van dit kabinet was de overgang van Prinses Irene naar de katholieke kerk en haar huwelijk met Carlos Hugo van Bourbon-Parma. De belangrijkste wetten die werden gemaakt waren: -de drank- en horecawet -de ziekenfondswet -de wet inzake het sociale minimum -de nieuwe wet op de inkomensbelasting -de wet openbaar Lichaam Rijnmond -de wet op het rijkswegenfonds -de nieuwe vreemdelingenwet -de wet op de kansspelen
In 1965 werden er maatregelen genomen tegen televisieuitzendingen vanaf de Noordzee. Onenigheid over de toekomst van het omroepbestel (met name over de commerciële zenders) leidde op 27 februari tot de ontslagaanvraag van het kabinet. De zittingsduur van het kabinet was 630 dagen. Op 14 april 1965 trad het kabinet af. Kabinet Cals: Het kabinet Cals trad aan op 14 april 1965. Het bestond uit 6 ministers van de KVP, 5 van de PvdA en 3 van de ARP. De kabinetsperiode werd gekenmerkt door de toenemende onrust in de samenleving (provo’s e.d.) en kritiek op het politieke bestel (groei Boerenpartij en Nieuw Links en de oprichting van D66). Het huwelijk van Prinses Beatrix met Claus von Amsberg in Amsterdam leidde tot rellen. Het kabinet verhoogde de uitgaven onder anderen door de bouw van sporthallen, de aanleg van wegen, woningbouw en herstructurering van de economie, maar door een lichte economische dip moesten de plannen bijgesteld worden. De belangrijkste wetten waren: -de wet WAO-verzekering -de wet vakantie met behoud van loon -de wet uitkeringen wegen -de wet oprichting medische facultiteit Rotterdam -de algemene burgelijke pensioenswet
Onder het bewind van minister Bogears steeg de bouwproductie van woningen naar 100.000 woningen per jaar. Het kabinet kwam met de tweede nota voor ruimtelijke ordening. Na het aannemen van de motie-Schelzer werd het kabinet op 14 oktober 1966. In de motie was gevraagd om betere dekking voor de uitgaven op de Rijksbegroting. De zittingsduur van het kabinet was 587 dagen. Op 22 november 1966 trad het af. Kabinet Zijlstra: Het kabinet zijlstra was een overgangskabinet. Het trad aan op 22 november 1966. Het bestond uit 8 ministers van de KVP en 5 van ARP. De vornaamste taken van het kabinet waren het uitschrijven van vervroegde Tweede-Kamerverkiezingen, het vaststellen van de rijksbegroting en het invoeren van de omroepwet. De zittingsduur van het kabinet was 134 dagen. Het kabinet werd demissionair op de dag van de Tweede-Kamerverkiezingen (15 februari 1967) en het trad af op 5 april 1967. -Kabinet de Jong: Het kabinet de Jong trad aan op 5 april 1967. Het bestond uit 6 ministers van de KVP, 3 van de ARP en 3 van de CHU. Het kabinet kreeg te maken met prijsstijgingen dankzij de invoering van de B.T.W.. Op het gebied van het buitenlandse beleid speelde onder meer: de gevolgen van de inval van Tsjechoslowakije, het toenemende verzet tegen de Vietnam-oorlog en de verbetering van de relatie met Indonesië. De belangrijkste wetten waren: -de wet universitaire bestuurshervorming -de algemene wet bijzondere ziektekosten -de wet minimumloon en minimum vakantietoeslag -de wet op de jaarrekening -wijziging van de kieswet (afschaffing opkomstplicht) -de algemene pesioenwet politieke ambtsdragers -wet tot de vrije verkoop geboortebeperkende middelen -wet op de omroepbijlagen -wet verontreiniging oppervlaktewater -individuele huursubsidie
De zittingsduur van het kabinet was 1553 dagen. Het werd op de de dag van de Tweede-Kamerverkiezingen demissionair (28 april 1967). Op 6 juli 1971 trad het kabinet af. Kabinet Biesheuvel I: Het eerste kabinet Biesheuvel trad aan op 6 juli 1971. Het bestond uit 6 ministers van de KVP, 3 van de ARP, 2 van de CHU, 3 van de VVD en 2 van DS’70. Op financieel gebied kreeg het kabinet te maken met de zogenaamde stagflatie: een combinatie van een stilstaande economie en prijsstijgingen. De bestrijding hiervan leverde veel problemen op bij de opstelling van de Rijksbegroting van 1973. De belangrijkste kwestie waar het kabinet mee te maken kreeg was de vrijlating van drie Duitse (tot levenslang verklaarde) oorlogsmisdadigers (de drie van Breda), maar onder druk van de Tweede Kamer ging dit niet door. De belangrijkste wetten waren: -verlaging van het kiesrecht van 23 jaar naar 18 jaar -de verhoging van het college- inschrijvingsgeld voor studenten

De zittingsduur van het kabinet was 400 dagen. Het kabinet werd op 20 juli 1972 demissionair. Nadat een lijmpoging van Biesheuvel en mr. Y. Scholten was gelukt kwam het kabinet op 9 augustus terug op de ontslagaanvraag. Kabinet Biesheuvel II: Het tweede kabinet Biesheuvel was de voortzetting van het op 20 juli 1972 demissionair geworden eerste kabinet Biesheuvel. Alleen de ministers van DS’70 keerden niet terug. Het kabinet bestond dus uit 6 ministers van de KVP, 3 van de ARP, 2 van de CHU en 3 van de VVD. De voornaamst taken van het kabinet waren het uitschrijven van vervroegde Tweede-Kamerverkiezingen (november 1972) en het opstellen van de Rijksbegroting van 1973. De belangrijkste wetten waren: -een herziening van het oneigingswet -een nieuwe wet op de rechterlijke organisatie -een verhoging van de pensioenen en uitkeringen aan ouderen -de unificatie van accijzen met België en Luxemburg
De zittingsduur van het kabinet was 275 dagen. Het kabinet werd demissionair op 29 november 1972 en het trad af op 11 mei 1973. Deelvraag 2: De Tweede Kamer 2.2 Wat is de geschiedenis van de Tweede Kamer? In de vorige eeuwen werd er ook een soort Tweede Kamer vergaderingen gehouden. Deze werden meer vertegenwoordigd door gedeputeerden van de onderscheiden Staten. De eerste van deze vergaderingen vond plaats op 9 januari 1464 te Brugge. Deze werd bijeengeroepen door hertog Filip de Goede op verzoek van een aantal Hollandse, Vlaamse en Brabantse steden die de landsheer wilden beletten het tijdelijk regentschap over zijn landen gedurende een vooraf gemaakte kruistocht. De hertog gaf toe aan de aandrang van de westerse Staten. De tweede vergadering werd gehouden in april 1465 te Brussel ter gelegenheid van het opvolgen van de troon door Karel de Stoute. Deze riep nog een tweetal van deze vergaderingen bijeen. Een in januari 1473 en een in april 1476. Sinds de Geuzen invasie van 1572 ertoe had geleid dat een deel van de Nederlanden, namelijk Holland, Zeeland en de Gelderse steden Buren en Zaltbommel, zich afzonderde in een " unie " die dachten dat het bijeenroepen van de Staten-Generaal een effect zou hebben zodat deze zouden gaan protesteren op het afzetten van Willem van Oranje als Stadhouder. De Staten-Generaal pleegde in de periode 1576-1581 telkens onderhandelingen met Don Juan, aartshertog Matthias en Frans van Anjou. Tijdens het zogenaamde Leicester tijdvlak, 1586-1588 ontbrande de strijd tegen de Raad van State, door Graaf van Leicester bedoeld als het willig instrument van zijn gepretendeerde soevereiniteit. In deze strijdt waren de Staten-Generaal weer de winnaars. Toen de Staten-Generaal in 1790 voor het laatst bij elkaar. Zij richtten toen de Verenigde Belgische Staten op. Deze zou echter slechts enkele maanden bestaan. (Deze afbeelding laat de
Tweede Kamer zien) 2.3 Hoe ziet de Tweede Kamer vroeger en nu uit? De Tweede Kamer ziet er nog steeds het zelfde uit als vroeger, er zijn niet veel veranderingen plaats gevonden. We gaan nu de Tweede Kamer van vroeger beschrijven. Als je een kijkje neemt in de Tweede Kamer, dan zie je een tribune die plaats biedt aan 230 personen. Hier vanaf leer je al een heleboel van de omgang in de Tweede Kamer. Je kunt de Voorzitter en de griffiers goed zien zitten. Verder zie je de stoelen waar de leden van de Tweede Kamer zitten. Er kunnen 150 leden in de zaal. Deze zijn verdeeld over zes vlakken van 25 personen. Alle leden van een fractie zitten op een vaste volgorde in zo'n vlak. Elke fractie heeft een of meer vertegenwoordigers van een bepaalde politieke partij. De jaarlijkse periode waarin de Tweede kamer vergadert begint op de derde dinsdag van september, Prinsjesdag, de dag waarop de Koningin de troonrede voorleest waar de plannen in staan voor het komende kalenderjaar. Op dinsdag, woensdag en donderdag zijn er maar weinig Kamerleden in de vergaderzaal. Dit komt doordat de Kamerleden dan meestal gesplitst vergaderen. Vaak in de andere kleinere vergaderzalen in het gebouw. Ook een reden waarom de vergaderzaal vaak zo leeg is dat de Kamerleden zich ook hebben gespecialiseerd. Dat wil zeggen dat de meeste Kamerleden zich maar op 1 onderwerp houden. Bijvoorbeeld: Defensie, verkeer en waterstaat of justitie. Meestal nemen allen de Kamerleden die veel verstand van zo'n onderwerp hebben deel aan zo'n plenaire vergadering. Meestal zijn dat ook de leden die hebben vergadert in een van de Kamercommissies. Bijvoorbeeld de vaste commissie van justitie. Deze vergaderingen vinden trouwens ook plaats op de maandag. Zij zijn, net als de plenaire vergaderingen, in principe openbaar. (een minister aan het woord (de voorzitter van de
achter zie je een deel van Tweede Kamer aan het
de 230 stoelen van de Tweede woord) Kamer) De voorzitter van de Tweede Kamer opent de vergadering als hij er zeker van is dat meer dan de helft van de leden in het gebouw aanwezig is. Dat moeten er dus meer dan 76 zijn. Dit noemt men ook wel het quorum. Elk Kamerlid tekent een presentatie lijst als hij binnen komt. Zo weet de voorzitter precies waarneer hij moet beginnen. Nu kan het wel eens voorkomen dat het aantal leden tijdens een vergadering terug loopt naar minder dan 76 personen. Op zich is dat niet zo erg maar er kunnen dan geen geldige stemmingen worden gedaan. Daarom zal de voorzitter in zo'n geval een bel laten gaan zodat de leden weer terug komen naar de vergaderzaal om de stemming te doen. In de Tweede Kamer wordt op verschillende manieren gestemd: Fractie, Hoofdelijk of Schriftelijk. In het eerst geval stemmen de leden van een fractie door een hand op te steken. Als de leden van een fractie die aanwezig zijn in de vergaderzaal voor of tegen een bepaald onderwerp zijn dan gaat de voorzitter er vanuit dat de gehele Fractie voor of tegen dat onderwerp is. In het tweede geval gaat het om een bepaald systeem waarbij elk Kamerlid bij zijn naam wordt geroepen en deze moet dan zijn of haar stem apart uitbrengen. Het spreekt vanzelf dat alle leden bij zo'n hoofdstemming aanwezig willen zijn in de zaal. Elke stem telt immers! Het laatste geval gebeurt eigenlijk alleen als de Kamer iemand moet voordragen om tot eigen Voorzitter te kiezen. 2.4 Wat houden verkiezingen in? Verkiezingen worden om de vier jaar gehouden. Bij verkiezingen gaat het er om dat de Politieke Partijen zoveel mogelijk stemmen krijgen om daardoor zoveel mogelijk zetels (stoelen) in de Tweede Kamer te krijgen. Als er verkiezingen worden gehouden, krijgt iedereen die 18 jaar en ouder is (dus helaas jullie waarschijnlijk nog niet) een kaart thuisgestuurd waar zijn of haar gegevens op staan met ook een persoonlijk nummer. Wanneer men met deze kaart naar de stemlokalen gaat, deze stemlokalen zijn kamers, die meestal in (soms jullie) scholen of dergelijke gebouwen liggen, gaat men naar een tafel waar een paar mensen achter zitten. Deze mensen controleren je gegevens en persoonlijke nummer en geven je dan een stemformulier waarop alle Politieke Partijen staan. Als men dit stem formulier heeft ontvangen, gaat men naar een hokje, dat meestal wordt afgesloten met een gordijn, waar men vervolgens met een rood potlood een vakje rood kleurt dat achter de Partij waar de desbetreffende op stemt staat. Daarna neemt men het ingevulde formulier mee naar een grote groene bus en deponeert het daar. Nu heeft men gestemd. Naar de verkiezingsdag gaan alle ingevulde formulieren naar een centraal tel bureau. En daar worden ze geteld. De opkomst is nooit 100 % en komt de laatste jaren dicht bij de 50 %. Na dat de formulieren zijn geteld, worden de uitslagen bepaalt. Daar kun je een soort diagram van maken. Nu we weten hoe de verkiezingen in elkaar zitten is het misschien ook eens interessant om eens naar de geschiedenis van de verkiezingen te gaan kijken. Kiesrecht is het recht om aan verkiezingen mee te doen. Kiesrecht bestaat uit twee onderdelen. Namelijk actief kiesrecht, dat wil zeggen, het recht om te kiezen en passief kiesrecht, het recht om gekozen te worden. In Nederland voerde de Grondwetswijziging van 1917 het algemeen kiesrecht voor mannen in. In 1922 werd het vrouwenkiesrecht in de Grondwet vastgelegd. (de cartoon laat zien dat (hier worden de stemmen
stemmen heel persoonlijk was) handmatig geteld) 2.5 Hoe is de Eerste Kamer ontstaan en in wat voor verband staat het met de Tweede Kamer? Wat heeft de Eerste Kamer met de Tweede Kamer te maken? De Eerste Kamer is in 1815 ontstaan. In die tijd werden de leden benoemd door de Koning. Sinds 1848 kiezen de leden van de Provinciale Staten de Eerste Kamerleden. In 1917 werden de eisen voor het lidmaatschap van de Tweede en de Eerste Kamer gelijk. En in 1922 werd ook bij de Eerste Kamerverkiezingen het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging ingevoerd. De discussies over staatsrechtelijk vernieuwing in de jaren zestig en zeventig leiden tot een grote verandering van de Eerste Kamer. (deze afbeelding laat de
Eerste Kamer zien) Alleen wordt vanaf 1983 de Eerste Kamer niet langer voor zes jaar, maar voor vier jaar gekozen, waardoor zij soms een actueler beeld geeft aan de Tweede Kamer. Nu zul je wel willen weten wat de Eerste Kamer allemaal doet. Nou de Eerste Kamer behandeld de wetsvoorstellen die de Tweede Kamer haar voorlegt. Alleen het verschil hierbij is dat de Eerste Kamer deze wetsvoorstellen alleen kan verwerpen of aannemen. Zij kan deze dus niet veranderen. Men vraagt zich ook wel eens af waarom er nou 2 Kamers zijn. Nou dat ga ik ook even uitleggen: In 1815 werd met de komst van de Eerste Kamer het tweekamerstelsel ingevoerd. De Eerste Kamer bleef, ondanks de kritiek die soms op haar bestaan en functioneren werd uitgeoefend, daarna gehandhaafd. In de loop der tijden raakte steeds meer partijen overtuigd van het nut van een tweede instantie, die na de Tweede Kamer, wetsvoorstellen, uitgaande van eigen criteria, beoordeelt. Het wetgevende proces kan soms vrij langdurig zijn. Soms kost het wel vijf of zes jaar voor een wetsvoorstel wet is geworden. Regering en Tweede Kamer wijzigen in de loop van dat proces vaak de tekst van een wetsvoorstel. Daarbij moet je er aan denken dat de Raad van State alleen advies uitbrengt over de tekst van het oorspronkelijke voorstel. Verder kunnen tijdens de behandeling nieuwe inzichten naar voren komen. Dat alles maakt heroverweging nodig. Die heroverweging is vooral gericht op de vraag of het uiteindelijke voorstel kwalitatief wel goed is, of er geen strijdigheid is met Grondwet of internationale verdragen en of de rechten van de burgers nier evenredig worden geschaad en of het geheel betaalbaar blijft. Verder rest de vraag waarin de Tweede en de Eerste Kamer verschillen. Nou, ten eerste: de Tweede Kamer bestaat geheel uit fulltime beroepspolitici, terwijl de Eerste Kamer deeltijdpolitici zijn, die vaak ook nog andere functies hebben. Ten tweede: de Tweede Kamer houdt zich vooral bezig met de politiek die dagelijks aan de orde komt, roept ministers ter verantwoording, doet uitspraken over een nieuw beleid en behandelt wetsvoorstellen, terwijl de Eerste Kamer juist niet met de dagelijkse politiek bezig is en zich dus volledig met de hoofdlijnen bezig houdt. Ten vierde: de Eerste Kamer heeft niet de bevoegdheid de wetsvoorstellen te veranderen. De Eerste Kamer stemt alleen over het wetsvoorstel. En als laatste: beantwoord de Eerste Kamer ook mondeling geen vragen en van het recht om vragen te stellen, maken de leden in de Eerste Kamer veel minder gebruik dan de leden van de Tweede Kamer. Ik hoop dat je nu een beetje weet hoe de Eerste Kamer is ontstaan, hoe hij werkt en wat het verschil met de Tweede Kamer is.
Bronvermelding -Internet: www.2ekamer.nl (tekst) en www.google.com (plaatjes) -Encarta encyclopedie -Historisch overzicht van Pharos -Maatschappijleerboek H2, Politieke besluitvorming

REACTIES

E.

E.

Veel spellingsfouten. En als je geen plaatjes kan laten zien, haal dan ook de tekst weg.

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.