De parlementaire democratie

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 3169 woorden
  • 4 februari 2003
  • 356 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
356 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Dictatuur en democratie Nederland is ook een democratie. Je noemt een land een democratie als het volk zeggenschap heeft over het regeren van het land. Zo wordt het land bijvoorbeeld mede bestuurd door volksvertegenwoordigers die je om het paar jaar kunt kiezen. Hoewel alle mensen in een democratie het dus samen voor het zeggen heeft, is het niet zo dat iedereen altijd zelf over alles meebeslist. Soms mag dat wel: dat heet directe democratie. Het bekendste voorbeeld hiervan is het referendum. Dat betekend dat iedereen boven de achttien jaar mag stemmen over een belangrijk politiek besluit of wetvoorstel. In een dictatuur is een dictator aan de macht. Hij regeert streng en vaak met harde hand. Meestal wordt hij daarbij geholpen door het leger of de (geheime) politie. Wanneer de dictator een legerbevelhebber is, spreken we van een militaire dictatuur. De belangrijkste verschillen tussen een democratie en een dictatuur hebben we hierboven in een schema gezet. In de Nederlandse grondwet staan de rechten en de plichten van de burgers en van de overheid. Ministers, burgemeesters en andere bestuurders kunnen daardoor niet zomaar doen wat ze willen. Als bijvoorbeeld de tweede kamer tegen een wetsvoorstel stemt, dan kan de minister dit voorstel niet doordrukken. Ministers kunnen ook niet plotseling besluiten om de koningin af te zetten. Ook kunnen ze de belasting niet eens verdubbelen. Door de regels in de Grondwet heeft de macht van bestuurders duidelijke grenzen. Parlementaire democratie Als de hele bevolking bij iedere beslissing betrokken zou moeten worden, dan zouden we vrijwel iedere dag moeten stemmen. Bovendien zou iedereen van alle onderwerpen heel veel af moeten weten. Dat is natuurlijk onmogelijk en daarom maken wij gebruik van indirecte democratie. Hierbij laten wij het regeren over aan de politici die via verkiezingen worden gekozen. Op landelijk niveau komen de volksvertegenwoordigers bijeen in het parlement, de Eerste en de Tweede Kamer. Daarom wordt de indirecte democratie op nationaal niveau parlementaire democratie genoemd. Een parlementaire democratie heeft twee uitgangspunten:  Het eerste is dat de meeste stemmen gelden. Als er dus over een voorstel of wet wordt gestemd, kan die worden aangenomen als de meerderheid voor is. De meerderheid heeft dus veel macht.  Het tweede uitgangspunt is at de meerderheid ook rekening houdt met de belangen van de minderheid. Daarom krijgen bijvoorbeeld de kleine partijen ook spreektijd en wordt er naar hun opvattingen geluisterd. Zou dit niet gebeuren, dan bestaat de kans dat er minderheidsgrepen (te) veel onvrede en onrust ontstaan.
De rechtsstaat Het gezag moet er in een staat voor zorgen dat iedereen zich aan de wet houdt. Soms moet iemand tegen zijn wil opgesloten of beboet kunnen worden door de politie. Maar de overheid mag ook weer niet teveel macht hebben. De politie mag bijvoorbeeld niet zomaar iedereen oppakken en in een cel stoppen. Naast burgers moet ook de overheid zich aan regels houden. Als zij dat doen, spreken we van een rechtsstaat. Een rechtsstaat is een staat waarin de overheid zich moet houden aan wettelijke regels, die door democratisch gekozen volksvertegenwoordigers zijn goedgekeurd. Een land noemen we een rechtsstaat als het aan de volgende voorwaarden voldoet:  Er is gelijkheid voor alle burgers, ongeacht hun ras, geslacht of inkomen.  Inwoners hebben gelijke invloed op de wijze waarop het land wordt geregeerd. Als de burgers vinden dat bestuurders het niet goed doen, bestaat de kans dat ze niet opnieuw worden gekozen.  Er is een onafhankelijke rechterlijke macht. Deze onafhankelijkheid is op vier manieren gewaarborgd: - Rechters worden voor het leven benoemd; - Rechters mogen niet oordelen over mensen; - Hun salaris wordt vastgesteld door de wet; - Rechters kunnen een besluit van de overheid vernietigen. Stel dat een gemeente een bedrijvenpark wil bouwen in een natuurgebied, dan kunnen burgers een rechtszaak hiertegen beginnen. Als de rechter hun gelijk geeft, moet de gemeente het bedrijvenpark ergens anders aanleggen. De gemeente kan de rechter dan niet straffen of ontslaan. Zij moeten zijn uitspraak respecteren.  Er is een Grondwet die voorschrijft hoe de overheid n burgers met elkaar om moeten gaan. Verder geeft de Grondwet aan dat de bevoegdheden van de politie en leger nauwkeurig in wetten moeten staan.  Burgers hebben grondrechten die zijn opgenomen in de Grondwet. In een rechtsstaat heb je als burger trouwens niet alleen rechten, maar ook plichten. Een recht geeft aan wat je mag doen, een plicht bepaalt wat je moet doen. De belastingplicht en de leerplicht zijn voorbeelden van de belangrijke burgerplichten in ons land. De Grondwet Wat de statuten (grondregels van een vereniging, vennootschap of stichting) zijn van een vereniging, is de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden. In de Grondwet is de parlementaire democratie verankerd (stevig bevestigen). De Grondwet regelt de bevoegdheden van het parlement, de ministers en de koningin. Daarin staat ook hoe gemeenten en provincies moeten functioneren, hoe wetten worden gemaakt en hoe de rechtspraak in zijn werk gaat. Maar belangrijk is ook dat de grondrechten en plichten van alle Nederlanders in de Grondwet staan opgenomen. Belangrijke grondrechten zijn:  Het recht op gelijke behandeling van iedereen die zich in Nederland bevindt. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook is niet toegestaan.  Het recht om leden van vertegenwoordigende organen te kiezen en om zelf tot lid van die organen te worden verkozen.  Het recht op het vrijelijk belijden van godsdienst of levensovertuiging.  De persvrijheid en het recht op vrije meningsuiting.  Het recht om zich met anderen te verenigen, om vergaderingen te houden en te betogen.  Het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.  Het recht op de onaantastbaarheid van het lichaam.  Het brief-, telefoon- en telegraafgeheim. Alleen in uitzonderingsgevallen mag de telefoon worden afgeluisterd.  Het recht op eigendom en op vrijheid. Alleen de rechter mag beslissen over het ontnemen van iemands vrijheid.  Het recht op recht. Dat wil zeggen: iedereen kan zich tot de rechter wenden.  Het recht op vrije keuze van arbeid.  Het recht op financiële bijstand van de overheid, wanneer men zelf niet in zijn onderhoud kan voorzien.  De vrijheid van onderwijs. De Grondwet geeft ook plichten aan. De overheid heeft bijvoorbeeld de plicht om de werkgelegenheid te bevorderen, evenals de spreiding van de welvaart, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming van het milieu en de volksgezondheid. De overheid schept volgens de Grondwet de voorwaarden voor maatschappelijke en culturele ontplooiing en moet voor voldoende onderwijsmogelijkheden zorgen. Niet alleen de overheid heeft plichten, ook alle Nederlandse burgers hebben door de Grondwet opgelegde plichten. De meeste plichten worden door middel van wetten opgelegd. Zo kennen we de leerplicht, de plicht om verkeersregels en andere voorschriften na te leven, de plicht om belasting te betalen en de plicht om voor de rechter als getuige op te treden. De Grondwet vormt de basis van ons politieke systeem, daarom is voorkomen dat hij bij iedere politieke klimaatswisseling omgegooid zou kunnen worden. Invoering van een referendum of een andere benoemingsprocedure voor de burgemeester of de Commissaris van de Koningin kan op die manier vele jaren duren. Een wijziging van de Grondwet moet zowel door de Eerste als Tweede Kamer twee keer worden goedgekeurd. De eerste keer wordt de wijziging als een gewoon wetsvoorstel behandelt. Na ontbinding van de Tweede Kamer en nieuwe verkiezingen wordt het voorstel opnieuw aan beide Kamers voorgelegd, waarbij geen wijzigingen meer kunnen worden aangebracht en zelfs een tweederde meerderheid vereist is. Grondrechten De meeste westerse landen, waaronder Nederland, voldoen aan de voorwaarden van een rechtstaat. Zij hebben een bestuur dat is gebaseerd op de uitgangspunten van de rechtstaat en zijn daarmee ook een democratie. Soorten grondrechten:  Klassieke grondrechten zijn vrijheidsrechten van burgers.  Sociale grondrechten van burgers verplichten de overheid om de leefomstandigheden op het gebied van gezondheid, werk en onderwijs te bevorderen.  Niemand mag brieven van anderen open maken en lezen, behalve in gevallen bij de wet bepaald, op last van de rechter.  Alle Nederlanders kunnen solliciteren naar en benoemd worden in een baan bij de overheid  Niemand heeft voorafgaan verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te verspreiden.  Ieder heeft behalve als de wet het anders heeft geregeld, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam. Bescherming tegen de overheid De overheid bestuurt het land. Bij het bestuur worden regels en wetten gemaakt waaraan iedereen zich moet houden. Als de wet door burgers wordt overtreden, heeft de overheid het recht deze wetsovertreders aan te pakken. Als het nodig is. Mag de staat hiervoor zelfs, als enige in de samenleving, geweld gebruiken. We zeggen daarom dat de overheid het geweldsmonopolie heeft. Zo mag de politie de wapenstok gebruiken tegen vechtende voetbalsupporters en in ernstige gevallen mag een agent het pistool trekken. Het gevaar bestaat dat de overheid bij het besturen, het maken en uitvoeren van wetten en door het berechten van wetsovertreders teveel macht in handen krijgt.
Scheiding van politieke macht De Fransman Montesquieu stelde voor o de politieke macht te scheiden. Met politiek macht bedoelen we het vermogen om invloed en controle uit te oefenen op politieke besluiten. Volgens Montesquieu moest de politiek macht niet langer in handen liggen van een persoon, maar worden gesplitst in drie delen:  Een wetgevende macht, dat wil zeggen de bevoegdheid om wetten vast te stellen waar elke inwoner zich aan moet houden.  Een uitvoerende macht, dat wil zeggen de taak om ervoor te zorgen dat eenmaal goedgekeurde wetten ook worden uitgevoerd.  Een rechterlijke macht, dat wil zeggen de taak om te oordelen in situaties waarin wetten worden overtreden of burgers onderling conflicten hebben. Volgens Montesquieu moesten deze drie machten, tezamen Trias politica genoemd, worden uitgeoefend door onafhankelijke bestuursorganen die elkaar controleren. Het doel van deze ‘scheiding der machten’ was om machtsmisbruik door de overheid te voorkomen. Bovendien zou het volk het parlement moeten kiezen, dat de belangrijkste besluiten neemt. Zodoende zouden bestuurders niet te machtig kunnen worden en de burgers worden beschermd tegen de staat. De regering De regering is het dagelijks bestuur van ons land. De regering wordt gevormd door de koningin en de ministers. De koningin is formeel ons staatshoofd, maar zij moet zich houden aan de Grondwet. Hierin staat dat alle ministers verantwoordelijk zijn voor het gevoerde beleid en niet de koningin. Zij heeft daarom weinig macht. De ministers moeten hun maatregelen en plannen ter goedkeuring voorleggen aan het parlement. Een minister mag daarom geen lid zijn van de tweede kamer, omdat hij dan zichzelf zou moeten controleren. De belangrijkste taken van de koningin zijn:  Het zetten van een handtekening onder alle wetten;  Het voorlezen van de troonrede op prinsjesdag;  Regelmatig overleg met minister-president;  Ons land vertegenwoordigen in het buitenland;  Na de verkiezingen helpen met de totstandkoming van een nieuwe regering. De belangrijkste taak van de regering is de voorbereiding en uitvoering van het overheidsbeleid. Dit gebeurt voornamelijk door het:  Opstellen van wetvoorstellen  Uitvoeren van een maal aangenomen wetten  Jaarlijks optellen van de rijksbegroting en deze aanbieden aan het parlement Minister Elke minister heeft een eigen portefeuille of beleidsterrein. Zo bemoeit de minister van Buitenlandse Zaken zich met de contacten met het buitenland en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de uitkeringen en de bestrijding van de werkloosheid. Een minister heeft een eigen ministerie, waar ambtenaren voor hem (of haar) werken. De ambtenaren bereiden de wetsvoorstellen voor en geven adviezen. Twee ministers hebben geen eigen ministerie: de minister van Ontwikkelingssamenwerking valt onder Buitenlandse Zaken en de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid maakt deel uit van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Een minister heeft een of twee staatssecretarissen onder zich. Dit is een soort onderminister, die verantwoordelijk is voor een deel van het beleidsterrein van de minister. Zo heeft Buitenlandse Zaken een staatssecretaris voor Europese Zaken en heeft Justitie iemand voor het vreemdenbeleid. Staatssecretarissen zitten niet in de ministerraad, maar zijn wel voor hun beleid verantwoording schuldig aan de Tweede Kamer. Als een minister ziek of afwezig is, wordt hij niet vervangen door zijn staatssecretaris, maar door een andere minister. Moeizame besluitvorming De besluitvorming binnen de EU gebeurt niet steeds op dezelfde manier. De lidstaten besluiten over de meeste economische en monetaire aangelegenheden bij meerderheid van stemmen. Daarom nemen ze hierover makkelijke beslissingen. Deze manier van stemmen geld niet voor justitiebeleid, het sociale en het buitenlandbeleid. Op die gebieden hebben veel landen nog moeite met verplichte Europese besluiten en houden zij liever vast aan hun zelfstandigheid. Politieke besluitvorming in Europa vindt plaats op intergouvernementele basis: in overleg tussen de regeringen van de lidstaten. Voorwaarde daarbij is dat alle lidstaten met een besluit moeten instemmen. Als één land het er niet mee eens is, kan er geen besluit worden genomen. Dit soort besluitvorming zorgt ervoor dat de Europese Unie op politiek gebied weinig beslissingen neemt Het gebeurt immers maar zelden dat alle lidstaten het met elkaar eens zijn. Een bekend voorbeeld is de oorlog in voormalig Joegoslavië. De Europese Unie kon maar niet tot duidelijk besluiten komen, met als gevolg dat de oorlog jaren voortduurde. Het waren uiteindelijk de Amerikanen die in 1999 een einde aan de oorlog maakten. Sommige landen willen daarom ook over politieke zaken beslissen bij meerderheid van stemmen, maar andere landen zijn daar weer tegen. Zo wil Groot-Brittannië haar eigen grenscontroles houden, en ook Duitsland wil een eigen buitenlandse politiek blijven voeren. Het parlement In het parlement zitten de mensen die bij de verkiezingen zijn gekozen. Zij vertegenwoordigen dus het volk. Behalve ‘volksvertegenwoordiging’ wordt het parlement ook wel de Staten-Generaal genoemd. Dit is een oud woord dat de Koningin ieder jaar op prinsjesdag gebruikt bij het voorlezen van de troonrede. Het parlement bestaat uit twee delen: de Eerste Kamer en de Tweede Kamer.
Eerste Kamer en tweede kamer De Tweede Kamer heeft 150 leden die tijdens de Tweede-Kamerverkiezingen worden gekozen. De Tweede Kamer behandelt als eerste de wetsvoorstellen van de ministers en heeft het recht deze af te wijzen of te veranderen. Daarna bespreekt de Eerste Kamer het wetsvoorstel. In de Eerste Kamer, ook wel de senaat genoemd, zitten 75 leden. De senaat kan een wetsvoorstel niet meer veranderen maar alleen goed- of afkeuren. De Tweede Kamer heeft meer macht dan de Eerste Kamer. Dit komt omdat vooral de Tweede Kamer vaak debatteert met de ministers en de meeste aandacht krijgt in kranten en op tv. De belangrijkste taken van het parlement zijn:  (Mede)wetgeving. Ministers maken de meeste wetsvoorstellen. Deze voorstellen worden pas echt een wet als het parlement ze heeft goedgekeurd. Kamerleden hebben het recht een wetsvoorstel te veranderen. Goedkeuring en verandering gebeuren nadat eerst de Tweede en daarna de Eerste Kamer over het voorstel heeft gestemd.  Controle van de ministers. Het beleid van de ministers wordt voortdurend kritisch besproken in het parlement, vooral in de Tweede Kamer. Kamerleden stellen dan vragen aan de ministers en geven hun soms opdracht hun beleid te wijzigen
De Eerste Kamer heeft geen recht van initiatief en geen recht van amendement. Zij kan een wetsontwerp dus alleen in zijn geheel aannemen of verwerpen. Eerste en Tweede Kamer De verhouding tussen regering en parlement zie je samengevat in bovenstaande schema. Overeenkomsten en verschillen In Nederland hebben we tegenwoordig veel politieke partijen. Een politiek partij bestaat uit een groep mensen die dezelfde ideeën hebben over de manier waarop onze samenleving verbeterd en bestuurd moet worden. Partijen en stromingen Bijna alle politieke partijen in Nederland zijn voortgekomen uit een van de politieke stromingen. De drie grote stromingen zijn:  De liberale stroming  De socialistische stroming  De christen - democraten stroming
Toch kom je tegenwoordig geen échte grote liberale of socialistisch partijen meer tegen. Het zijn mengvormen geworden. Dat is ook niet zo vreemd, omdat de samenleving van nu anders is dat die van vroeger. Wat zeggen de partijen Wij bespreken hier met name de partijen die al lange tijd in de Tweede kamer zijn vertegenwoordigd.  Partij van de Arbeid (PvdA) De PvdA is de oudste en grootste sociaal-democratische partij van Nederland. Uitgangspunt is een eerlijke verdeling van kennis, inkomen en macht. De overheid moet zich actief opstellen, bijvoorbeeld bij het scheppen van werkgelegenheid en het bestrijden van de werkloosheid.
Enkele standpunten:  Eerlijk delen staat centraal, ook bij de verdere vereenvoudiging van het belastingstelsel die ten goede komen aan verlaging van de laagste tarieven; de belasting op optiepakketten wordt verhoogd en de uitoefentermijn van opties wordt verlengd van drie naar zes jaar.  Patiënten die dat willen krijgen onder voorwaarden geld om aan medische behandelingen en voorzieningen te kunnen besteden (het persoonsgebonden budget) t.b.v. meer keuzevrijheid en meer eigen verantwoordelijkheid; zorg wordt zo vraag- in plaats van aanbodgericht  Uitbreiding rechters zodat verdachten in een strafzaak op termijn binnen 3 maanden berecht worden  Het instellen van een diplomabonus voor leerlingen die hun beroepsopleiding met succes afronden  Voor bewoners van stedelijke gebieden moet een park of groenvoorziening binnen een straal van 500 meter aanwezig zijn  Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) De VVD is de oudste en grootste liberale partij van Nederland. Deze partij is voor persoonlijke en economische vrijheid van mensen en bedrijven. Daarom moet de overheid niet zoveel regelen op economisch gebied. Enkele standpunten:  Werken aantrekkelijker maken door verhoging arbeidskorting  Wettelijk verplichte algemene zorgverzekering  Politie en justitie beoordelen op resultaat  Meer keuzevrijheid leerlingen en studenten (waar mogelijk ondersteund door vouchers)  Vaste autokosten als motorrijtuigenbelasting en BPM worden omgebouwd tot een gebruiksheffing in de vorm van een vaste prijs per gereden kilometer in het hele land, onder voorwaarde dat de totale opbrengsten voor het Rijk niet stijgen  Christen-democratische Appèl (CDA) Het CDA is de grootste christelijke partij van Nederland. Deze partij vindt dat de overheid het gezin moet ondersteunen, omdat dit volgens hen de hoeksteen is van onze samenleving. Enkele standpunten:  Uitbreiding kinderopvang met 100.000 plaatsen  Betere arbeidsvoorwaarden, verbetering salarissen in de zorg vooral voor de laagste loonschalen  Extra geld voor 10.000 extra agenten, voor rechercheurs, voor uitbreiding van justitie en de rechterlijke macht  Achterstanden in het onderwijs inhalen door een extra investering die scholen 'regelvrij' mogen inzetten voor bijvoorbeeld (materiële) voorzieningen en betere arbeidsvoorwaarden  Nederland is geen economisch immigratieland: arbeidszoekende van buiten de EU worden slechts toegelaten met een arbeidsvergunning  Democraten 66 (D66) D66 is een partij met liberale en sociaal-democratische ideeën, maar baseert zich niet op een echte ideologie. Afhankelijk van het vraagstuk neemt de partij een standpunt in. D66 wordt daarom ook wel een pragmatische partij genoemd (pragmatisch wil zeggen handelen op grond van een zakelijke beoordeling van de feiten). De partij is in 1966 opgericht door mensen die vonden dat de burgers meer directe invloed moesten krijgen op de politiek. Enkele standpunten:  Burgemeester en de minister – president moeten direct worden gekozen.  Winkels moeten de volledige vrijheid hebben om in de avonden en weekends open te zijn.  Softdrugs moeten worden gelegaliseerd  Snelle verbindingen (flitstreinen) tussen de grote steden  Groenlinks
Groenlinks is ontstaan uit drie linkse, christelijke en pacifistische partijen. De partij vindt bescherming van het milieu belangrijker dan groei van de economie. Men wil daarom het energieverbruik verminderen. Enkele standpunten:  Geen uitbreiding van het wegennet.  Er moet een groot windmolenpark in de Noordzee komen.  De kinderopvang moet sterk uitgebreid worden.  Christenunie

De ChristenUnie is een christelijke partij die is ontstaan uit de Reformatorisch Politieke Federatie (RPF) en het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV). Zij vindt dat de overheid volgens de Bijbel moet reageren en het fatsoensbesef moet terugbrengen. Enkele standpunten: Enkele standpunten:  De wettelijke erkenningen voor het homohuwelijk moeten worden teruggedraaid.  Er moet een bordeelverbod komen en een verbod op pornografie.  Alle casino’s en coffeeshops moeten worden gesloten.  Winkels moeten op zondag gesloten blijven.  Socialistische partij (SP) De SP is een partij met duidelijke socialistische ideeën. Deze partij werkt niet alleen via de politiek maar ook op andere manieren voor de mensen, bijvoorbeeld door eigen gezondheidscentra en een milieutelefoon waar mensen kunnen klagen over vervuilde bedrijven. Enkele standpunten:  De werkdruk moet sterk omlaag.  De minimuminkomens moeten omhoog.  De rijken moeten meer belasting betalen. Krantenartikelen: SP loopt zich warm voor kabinetsdeelname
Door Jaap Jansen
De SP is bereid om compromissen te sluiten over het omstreden buitenlands beleid, om zo deelname aan een kabinet mogelijk te maken. Juist dat deel van het SP-programma beschouwen andere partijen als struikelblok bij eventuele onderhandelingen in de kabinetsformatie. De kans dat de Socialistische Partij aanschuift voor de formatie wordt steeds groter. Een stabiele meerderheid van twee partijen lijkt moeilijk te vormen. In de peilingen haalt de SP zo'n 20 zetels. PvdA-leider Bos flirt openlijk met de socialisten en ook CDA-leider Balkenende vindt SP-aanvoerder Marijnissen een interessante gesprekspartner: zondag debatteren de twee in het tv-programma Netwerk. Andere partijen noemen steevast één groot 'maar' bij de SP: haar opvattingen over het buitenlandse beleid. ,,Als het zover komt dat we mee onderhandelen over de vorming van een kabinet, moeten we natuurlijk compromissen sluiten'', zegt SP-lijsttrekker Jan Marijnissen. ,,Ik ben bereid dan als eerste te kijken naar onze ideeën over het buitenlands beleid.'' Balkenende steeds populairder bij LPF-kiezers
Van onze politieke redactie

CDA-lijsttrekker Balkenende wordt steeds populairder onder LPF-kiezers. Meer dan driekwart van de LPF-achterban speelt met de gedachte op de premier te stemmen. Ter vergelijking: VVD-lijsttrekker Gerrit Zalm komt niet verder dan 30 procent, Jan Marijnissen van de SP scoort 31 procent. Dat blijkt uit een representatieve steekproef onder 500 kiesgerechtigden van bureau Interview NSS in samenwerking met het Algemeen Dagblad. In zijn algemeenheid blijft de potentiële aanhang van Balkenende groeien. Ondanks de val van het kabinet heeft de premier niet alleen veel krediet bij de eigen achterban en die van de LPF, maar ook onder VVD-stemmers. Opvallend is ook dat de SP, na een stormachtige groei in de peilingen, over haar hoogtepunt heen lijkt te zijn. Het aantal kiezers dat denkt dat de SP de grote winnaar van de Kamerverkiezingen wordt, neemt ook licht af. Het belangrijkste kenmerk van de ideale lijsttrekker is betrouwbaarheid, vinden de kiezers. Interview NSS heeft voor het eerst onderzocht hoe betrouwbaar VVD-leider Zalm wordt geacht. Bijna de helft (46 procent) vindt Zalm betrouwbaar. Daarmee scoort hij lager dan Marijnissen, maar hoger dan Wouter Bos (PvdA) en Femke Halsema (GroenLinks). Andere lijsttrekkers worden bij vervolgonderzoek langs deze meetlat gelegd. Op de vraag welke bekende persoon de kiezer graag in de politiek zou willen zien, noemt maar een klein deel van de ondervraagden spontaan een naam. Opvallend daarbij is wel de kennelijke behoefte aan een sterke persoonlijkheid. Hans Wiegel (VVD), Johan Stekelenburg (PvdA) en Johan Cruijff worden het meest genoemd. Andere partijen Behalve de bekende partijen doen bij verkiezingen ook altijd andere politieke partijen mee. Meestal zijn deze partijen te klein om een Kamerzetel te bemachtigen. Toch zijn er soms nieuwe partijen die wél succes hebben. Zo kwam in de jaren zestig de Boerenpartij met 7 zetels in de Tweede Kamer. In 2002 besloot Leefbaar Nederland mee te doen aan de landelijke verkiezingen, nadat zij als Leefbaar Utrecht en Leefbaar Hilversum al eerder succes had gehad. In maart 2002 werd Leefbaar Rotterdam bij de gemeenteraadsverkiezing in een keer de grootste partij van de stad. Hun leider, Pim Fortuyn, besloot ook mee te doen aan de landelijke verkiezingen met zijn eigen partij: Lijst Pim Fortuyn (LPF) Verkiezingen Het houden van vrije verkiezingen is een belangrijk kenmerk van democratie. Verkiezingen zijn nodig omdat het onmogelijk is om met alle Nederlanders besluiten te nemen. Daarom kiezen we tegenwoordigers die in onze plaats het ‘land’ besturen. Eens in de vier jaar kiezen wij de leden van een aantal politieke organen, namelijk van:  De Tweede kamer, voor het landbestuur;  De Provinciale Staten, voor het provinciale bestuur;  De gemeenteraad, voor de gemeente bestuur. Daarnaast kiezen we om de vijf jaar de leden van het Europees parlement. Waarom verkiezingen De verkiezingen in de Nederlandse politiek hebben twee doelen:  Het kiezen van volksvertegenwoordigers  Bepalen welke partijen na de verkiezingen zitting kunnen nemen in het dagelijks bestuur. Kiesrecht Iedereen van achttien jaar en ouder met een Nederlands paspoort heeft actief kiesrecht. Dat wil zeggen dat je bij verkiezingen je stem mag uitbrengen
Naast actief kiesrecht bestaat ook passief kiesrecht: het recht om je verkiesbaar te stellen. Hiervoor moet je minstens 21 jaar oud zijn én Nederlander. Buitenlanders die langer dan vijf jaar in Nederland wonen, hebben alleen kiesrecht (actief en passief) bij gemeenteraadsverkiezingen. Door het kiesrecht kan ieder Nederlander invloed uitoefenen op de gang van zaken in Nederland. Je kunt bijvoorbeeld je stem uitbrengen op een partij die veel aandacht wil geven aan het milieu, of op een partij die opkomt voor het christelijk geloof, of op een partij die de belastingen wil verlagen. Je kunt ook kijken naar wat de partijen van plan zijn met de drugsproblematiek. Zo zijn er partijen ie softdrugs willen legaliseren, partijen die coffeeshops zo snel mogelijk willen sluiten en partijen die vinden dat het nu wel goed gaat. Door te stemmen, maak je duidelijk wat jij zelf belangrijk vindt, en hoe je ergens over denkt. Kabinetsformatie Na de tweede kamer verkiezingen moet een nieuwe kabinet gevormd worden. De grondwet bevat nauwelijks regels over de kabinetsformatie. De koningin neemt het initiatief voor de kabinetsformatie, een onderzoek naar welke partijen willen samenwerken. Zij benoemt in een regel eerst een informateur en dan een formateur. Dan worden de ministers beëindigd. Een formateur leidt uiteindelijk tot een nieuwe kabinet. Alle Nederlandse kabinetten van na de tweede wereld oorlog waren coalitiekabinetten. Twee of meer partijen mensen meerderheid in de 2e kamer steunen het kabinet. De ministers en staatssecretarissen zijn afkomstig uit de partijen die de coalitie vormen. Dat is nodig, omdat het kabinet het vertrouwen van de tweede kamer moet hebben. Als het niet lukt om een meerderheid kabinet te vormen, is ook een extra parlementaire kabinet mogelijk. Z’n kabinet bestaat uit mensen van buiten de dagelijks politieke strijd en heeft daardoor een betere band met politieke partijen. De formateur onderzoekt of de 2e kamer een dergelijke kabinet zal gedogen. De kabinetsformatie duurt soms lang. De partijen die samen een kabinet zouden kunnen gaan vormen moet het met elkaar eens worden en dat gaat niet altijd even gemakkelijk. De langste formatie was in 1977 van het eerste kabinet Agt. Deze formatie duurde 208 dagen. Ter vergelijking Paars || was er in 89 dagen en het kabinet Balkenende in 66 dagen. De kortste formatie was die van het kabinet Beel || in 1985. Deze duurde 10 dagen. De koningin heeft een belangrijke rol bij de kabinetsformatie, omdat zij het initiatief moet nemen. Direct na de verkiezingen wint zij het advies in bij de vice president van de Raad van Staten en bij de voorzitters bij de 1e en 2e kamer. Zij geven een oordeel over de politieke situatie. Daarna ontvangt de koningin één voor één de fractie voorzitters van de 2e kamer te beginnen met de grootste fractie. De koningin benoemt een of meer informateurs. De informateur krijgt alle aan de koningin uitgebrachte adviezen met de opdracht te onderzoeken welke partijen samen een nieuw kabinet zouden kunnen vormen. Hoe ver die opdracht reikt, hangt af van de verkiezingsuitslagen. Als 2 partijen een hele duidelijke, meerderheid hebben en het eens zijn kan de informateur een beperkte opdracht krijgen. De opdracht kan ook zo ruim zijn dat de informateur het regeerakkoord al opstelt. De informateur voert gesprekken met politici en deskundigen. En natuurlijk met de fractievoorzitters van de partij die samen een kabinet kunnen vormen. De informateur maakt een verslag voor de koningin waarin staat welk nieuw kabinet een goede kans van slagen heeft. Als dit verslag er is, kan er een debat komen in de tweede kamer plaatsvinden waarin de informateur uitlegt hoe hij te werk is gegaan. Tijdens de onderhandelingen maken de toekomstige regeringspartijen afspraken over wat zij willen gaan doen. De regeringspartijen willen zoveel mogelijk van hun eigen verkiezingsprogramma terugzien in het regeringsakkoord. Extra geld naar veiligheid, zorg of onderwijs. Alle afspraken komen in het regeerakkoord. De koningin benoemt na het advies van de informateur een formateur. Meestal is de formateur de beoogde minister-president. De taken van de informateur en de formateur lopen soms door elkaar heen, omdat de informateur formatietaken verricht. Maar alleen de formateur kan de formatie afronden. Hij zoekt de ministers en staatssecretarissen. Hij stelt de lijst met kandidaat ministers op. Net als de informateurs houdt de formateur de opdracht ‘in beraad’. Dat wil zeggen: dat hij de opdracht pas aanvaardt, waarneer helemaal zeker is dat de kabinetsformatie zal slagen. Zoniet, dan geeft hij de opdracht terug. De laatste taak van de formateur is het zoeken van ministers en staatssecretarissen. Meestal levert de grootste partij minister-president en de meeste ministers, maar dat hoeft niet. De ministers worden benoemd en beëindigd door de koningin. Daarna beëindigt ze ook de staatssecretarissen. Het eerste wat het nieuwe kabinet doet is het opstellen van een regeringsverklaring. Hierin staat in grote lijnen wat het kabinet van plan is. De minister-president spreekt de regeringsverklaring uit in de 2e kamer. De tweede kamer debatteert daar binnen een dag over. Bij dat debat zijn in principe alle ministers en staatssecretarissen aanwezig.
De nieuwe politieke partij: Lijst Syreeta Annuschka (LSA) De LSA is een socialistische partij. Deze partij werd opgericht in 2002. Deze partij staat voor: sociaal- en financieel-economische doelstellingen, zorg, veiligheid, onderwijs en overige. De LSA streeft er naar iedereen een echte kans te geven of zijn geluk maximaal na te streven. Kernpunten daarbij zijn het recht op werk, recht op een fatsoenlijk inkomen of een goede sociale uitkering, recht op goed en gratis onderwijs en recht op een goede gezondheidszorg. Verkiezingsprogramma
De speerpunten van het verkiezingsprogramma voor de Tweede-Kamerverkiezingen in 2002 zijn:  Sociaal- en financieel-economische doelstellingen - beperking van de toegankelijkheid van de WAO (alleen arbeidsgerelateerde aandoeningen toelaten) - afschaffen van de huursubsidie, daarvoor in de plaats objectsubsidies aan woningbouwcorporaties - verlaging van de benzineprijzen door creatieve oplossingen, bijvoorbeeld door een rijks inkoopbureau olie te laten inkopen op de wereldmarkt en dit vervolgens door te verkopen aan MKB - ondernemers in Nederland - drastische uitbreiding van de kinderopvang  Zorg - een 'Gepaste Zorgpolis' (=basisverzekering) die voor iedereen goede en kwalitatief hoogwaardige zorg garandeert - wettelijk verplichte algemene zorgverzekering - Keuzevrijheid van de burger voor eigen arts en/of instelling en ziektekostenverzekering  Veiligheid - meer blauw op straat - Minimumstraffen voor ernstige geweldsdelicten moord, doodslag, verkrachting, ernstige mishandeling en terrorisme. - Verplichte opname van overlastgevende daklozen, junks en zwervers en herinvoeren landelijk verbod op bedelen (in navolging van recent besluit gemeente Amsterdam).  Onderwijs - De regulering van het onderwijs en kleine scholen met maximaal 600 leerlingen - achterstanden in het onderwijs inhalen door een extra investering die scholen 'regelvrij' mogen inzetten voor bijvoorbeeld (materiële) voorzieningen en betere arbeidsvoorwaarden - voor schoolboeken wordt de vaste boekenprijs afgeschaft, zodat ze betaalbaar blijven voor ouders  Overig - hoogwaardige ICT-voorzieningen voor iedereen toegankelijk maken - terugdringen van de fileproblematiek door extra investeringen in wegen en openbaar vervoer - Toegelaten vreemdelingen moeten een inburgeringexamen afleggen met een resultaatverplichting. Hieraan is een permanente verblijfsvergunning is gekoppeld Conclusie De stellingen: Het volk heeft meer medezeggenschap dan in andere landen
Want het volk moet volksvertegenwoordigers kiezen en die gaan voor het volk regeren. Dat doen ze door middel van stemmen. Het gehele volk kan natuurlijk niet gaan regeren omdat er veel te veel mensen in Nederland wonen en dan zou het een chaos worden. Daarom wordt er een volksvertegenwoordiging gekozen. Niet iedereen heeft in Nederland gelijke rechten
Want er zijn nog steeds mensen die als minderheden worden gezien en die gediscrimineerd worden zoals; allochtonen en homo’s/lesbie’s. Soms word je bij een baan gewoon niet aangenomen omdat je een allochtoon bent, ook al heb je dezelfde diploma’s als een andere sollicitant (autochtoon) die dan wel aangenomen wordt. In Nederland heb je vrijheid van meningsuiting
Want in Nederland kan je als je het ergens niet mee eens bent, een brief naar de gemeente opsturen of je kan een staking opzetten. Er zijn ook heel veel organisaties voor de burgers voor dit land zoals, de consumentenbond, vakbonden etc. De patiënt moet weer het middelpunt van de zorgverlening worden
De zorg moet zich hiernaar organiseren. Mensen gaan niet voor hun plezier naar de dokter. Het grootste bezit van de mensen is hun gezondheid. Door verkeerde inrichting van de zorg en de regelzucht van de centrale overheid is de gezondheidszorg in ons land in een crisis gekomen, waardoor aan velen niet meer de zorg geboden kan worden waar men in een beschaafd westers land op zou moeten kunnen rekenen. Het vele geld dat aan de zorg besteed wordt, gaat voor een groot deel op aan bureaucratische processen. Niemand in Nederland weet meer wat de gezondheidszorg echt kost. Wachtlijsten en wachttijden, personeelstekorten en capaciteitsproblemen benadrukken de noodzaak om te veranderen en te zorgen voor meer marktwerking in de gezondheidszorg. De omvang van de Nederlandse bevolking neemt snel toe en de vergrijzinggolf zal nog meer vraag naar zorg bewerkstelligen. Het openbaar bestuur moet weer toegankelijk worden voor de burger. De overheid is er voor de burger en niet andersom. De overheid moet de burger vroegtijdig bij overheidsplannen betrekken. De bezem moet door de overheidsbureaucratie, regelgeving en beleidsnota’s. De service aan de burger moet beter. De burger mag niet van het kastje naar de muur gestuurd worden. Met het geld dat op de bureaucratie kan worden bespaard, kunnen uitvoerders (agenten, leerkrachten, verpleegkundigen) fors beter worden betaald. Vriendjespolitiek bij het benoemen van functionarissen als burgemeesters moet tot het verleden gaan behoren. De burger is volwassen genoeg om rechtstreeks zijn of haar eigen burgemeester en minister-president te kiezen en hen af te rekenen op de door hen geleverde prestaties. Teveel wordt gedacht dat de politiek over de economie gaat. Dat de politiek uitmaakt of het goed of slecht gaat met een land. Het zijn vanzelfsprekend de grote en de kleine ondernemers en de werknemers die onze welvaart scheppen. Daarom zal iedereen willen dat het weer gemakkelijker wordt voor ondernemers om een bedrijf te starten en te runnen. En dat werken weer loont. Niet werken moet worden ontmoedigd. Het woud aan subsidies en administratieve regeltjes moet worden gekapt. Iedereen wil ondernemende mensen weer meer ruimte geven in onze maatschappij. Volkshuisvesting
De steden moeten aantrekkelijk blijven om in te werken en te wonen. Daarvoor is een evenwichtige samenstelling van de bevolking in de wijken noodzakelijk. De steden mogen niet gedomineerd worden door niet-westerse culturen. Dat ondermijnt de democratie in de toekomst. Burger veilig op straat en thuis

Het politieapparaat moet effectiever georganiseerd worden. De burger moet weer veilig zijn in de openbare ruimte. Meer agenten op straat. Door een lik op stuk beleid, onmiddellijke berechting en aandacht voor het slachtoffer zal de burger zich ook veiliger gaan voelen. Inburgering: aanpassen en meedoen
De nieuwkomers moeten actief gaan meedoen aan de Nederlandse samenleving, daarvoor dienen zij met succes een inburgeringcursus te volgen. Men moet onze regels en normen aanvaarden, denk bij voorbeeld aan de scheiding van kerk en staat. Naturalisatie kan pas na een verblijf van 10 jaar in Nederland. Meer leerkrachten terug voor de klas
De school heeft niet alleen een kennisoverdragende, maar ook een vormende taak. Een sterk teruggebrachte bureaucratie en minder regelgeving zullen leiden tot meer leraren voor de klas en kwalitatief hoogstaand onderwijs.

REACTIES

H.

H.

dank je wel dat was leerzaam voor mij mijn leraar vondt het goed
bedankt©

ciao

20 jaar geleden

H.

H.

bedankt ik had een 8.8 op cev (colektive vaardigheden of zoo) als ik eens ieds kan terug dien zeg je t maar
xxx harry

20 jaar geleden

M.

M.

is een perfect werkstuk precies wat ik nodig had voor mijn werkstuk. wij moeten namelijk precies het zelfde doen als jullie.

19 jaar geleden

Y.

Y.

goh,, Dat werkstuk heb je wel goed gemaakt =)
Helemaal zelf verzonnen?
Neeeee,, denk Het Niet,, We Hebben Hier Ons Lesboek voor ons liggen,, en alles wat bij jou in je werkstuk staat,, staat in ons boek precies hetzelfde,,
ben benieuwd wat voor cijfer je ervoor hebt gehad..
Kusjj,,

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.