Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Crises in de geschiedenis, een vergelijking met het heden.

Beoordeling 4.2
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 5e klas vwo | 9432 woorden
  • 15 oktober 2012
  • 18 keer beoordeeld
Cijfer 4.2
18 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Vanaf het begin van de vorige eeuw zijn er een aantal economische crises geweest. Vooraf aan deze minder leuke economische gebeurtenissen gingen veelal periodes van welvaart en voorspoed, hausses. Puur toeval of is er een verband te leggen tussen de verschillende crises?

De Beurskrach van ‘29

De oorzaken

Voor het beschrijven van de Beurskrach hebben wij de film “The Crisis Of 1929” bekeken. De film beschrijft vooral de tijd waarin en de denkgeest waarmee men leefde en geeft een duidelijk beeld van de gebeurtenissen en verschijnselen die voorafgingen aan “Black Tuesday”. Na het hebben gezien van de film zijn in onze ogen de volgende zaken als voornaamste oorzaken van de Krach aan te wijzen.

Vertrouwen in de economie

De jaren ’20 van de vorige eeuw werden in de Verenigde Staten gekenmerkt door een enorm optimisme. De denktrant wordt misschien wel het best beschreven door de toenmalige hit “Blue Skies” van Irving Berlin uit 1926.  Het was de periode van ongekend optimisme door de door veel mensen op de effectenbeurs, de NYSE, de New York Stock Exchange , verworven welvaart. Het was de periode dat niet alleen de rijken, maar ook particuliere investeerders uit de middenstand hun geluk op de beurs zochten, omdat de laatste acht jaar de prijzen van effecten waren gestegen en omdat er zoveel succes verhalen de ronde deden. De “rookies” lieten zich leiden door de “big dogs”

Het was de periode dat de VS de sterkste natie ter wereld waren, dat de dollar, nu na de Eerste Wereldoorlog, de sterkste munteenheid ter wereld was, dat twee zeer populaire mannen president waren. Iedereen verwachtte dat hij/zij een graantje mee kon pikken van de weelde. Herbert Hoover, 31ste president van de VS, maakte tijdens zijn presidentscampagne in ‘28 zelfs de uitzonderlijke belofte dat “de dag in zicht is dat armoede verbannen zal zijn uit deze natie.” Ook zijn voorganger, Coolidge, legde de nadruk op welvaart voor iedereen.  Amerika veranderde in een consumptiemaatschappij door een combinatie van welvaart en uitvinding. Daarbij moet men in gedachten houden, dat veel “normale” mensen, ongeveer de helt van de toenmalige burgers, de nieuwe producten niet konden betalen, omdat hen geen geld werd geleend. In 1929, echter, kon je bijna alles kopen met leverancierskrediet.

Maar toen de beter geïnformeerde aandeelhouder, een zeer kleine groep, zag dat de markt begon te verzadigen – die mensen die het konden betalen, hadden de modernste spullen al, en de mensen die het nog niet hadden, zouden het ook nooit kunnen betalen. Die laatste groep bestond overigens wel uit vijftig procent van de toenmalige bevolking. Toen de grote jongens dus hun aandelen van de hand deden, en daarmee dus indirect het vertrouwen in de economie opzegden, raakten de rookies in paniek. Zij beschouwden namelijk die grote zakenjongens als hun universele leiders, mensen op wie zij konden vertrouwen. Wat er gebeurde was een logisch gevolg: toen de kleine groep succesvolle aandeelhouders zijn aandelen te koop aanbood, deed de grote massa precies hetzelfde. Dit had natuurlijk weer als gevolg dat de aandelenkoersen gigantisch daalden. Het uiteindelijke knappen van het touw vond plaats op 29 oktober 1929. Op die dag werden meer dan dertien miljoen aandelen verkocht. Dat was een voor die tijd enorme hoeveelheid, omdat het gemiddelde aantal aandelen dat werd verkocht op een dag zo’n twee tot drie miljoen bedroeg. Uiteindelijk zou in deze oktobermaand voor een totaalbedrag van 16 miljoen dollar verkocht worden. 

Het rodeogedrag van de banken

Waarom raakte de grote massa particuliere beleggers nu zo in paniek toen hun voorbeeld zijn aandelen te koop aanbood? De reden daarvoor vinden wij bij de banken. Het was namelijk zo dat in dit decennium een nieuw principe bij de banken enorme populariteit genoot: “buying on margin.”

Het kwam erop neer dat men duizend dollar aan de bank gaf en daarvoor tienduizend dollar terugkreeg, wat in deze tijd vooral werd geïnvesteerd in aandelen. Het onderpand was dan ook gelijk je bezit in aandelen, omdat dit, dacht men, van succes verzekerd was. Zo’n beetje iedereen kon nu een lening krijgen. Deze manier van krediet verstrekken was ontstaan onder president Coolidge. Hij, en ook zijn opvolger Hoover, wilden welvaart voor iedereen.

Het nieuwe principe werkte in het begin goed, maar wij weten nu wel beter; toen de grote jongens hun aandelen te koop aanboden, raakte de grote massa in paniek, omdat zij de waarde van hun onderpand zagen dalen. Als gevolg daarvan eisten de banken en schuldeisers, die natuurlijk wel de waarden van hun onderpanden in de gaten houden, hun geld terug. Steeds meer mensen boden hun aandelen te koop aan en de waarde daalde daardoor nog verder. Men raakte verstrikt in een vicieuze cirkel.

De Amerikaanse overproductie

Een andere oorzaak voor de Beurskrach, maar één die tot lang daarna zijn effect heeft laten doorwerken, is de overproductie van de Amerikaanse boeren in de jaren ’20.

De Eerste Wereldoorlog was net afgelopen en de meeste productiefactoren op het Europese vasteland waren onbruikbaar geworden. Als gevolg daarvan moest Europa, het ene land natuurlijk meer dan het andere, een voorbeeld daarvan is Duitsland, terugvallen op steun van Amerika. Voor Amerika geen probleem, want land was er genoeg en al deze vraag betekende een vermindering van de werkloosheid. Door de nieuwe vraag uit Europa werd de productie van de boeren stevig opgeschroefd. De bedoeling was dat, als de Europeanen weer op hun eigen benen konden staan, de productie weer moest worden teruggebracht naar het oude niveau, maar dit gebeurde niet.

De Amerikaanse boeren hadden zich zo ingesteld op deze hulpverlening, dat toen Europa eenmaal weer zelf zijn voedsel ging verbouwen de Amerikaanse boeren met een geweldige overproductie kwamen te zitten waardoor de prijzen daalden. Dit zorgde voor enorme schulden, wat nadelig was voor de banken. De grote banken konden deze grote klap niet opvangen en een crisis was het gevolg. Bovendien dachten de boeren alleen met een nog grotere productie uit de malaise te kunnen raken, men moest immers meer produceren om hetzelfde te kunnen verdienen als voorheen. Dit leidde eigenlijk alleen maar tot meer overproductie. Wij zien hier bovendien ook een oorzaak van de verzadiging van de markt, die ertoe leidde dat de grote aandeelhouders hun aandelen te koop aanboden.

Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Inkomensverdeling

De inkomensverdeling was, volgens vele bronnen, oneerlijk. Het komt erop neer dat de rijkste 5% een derde van het nationaal inkomen verdiende. Dit maakt de economie en de bijbehorende conjunctuurbeweging zeer afhankelijk van die beperkte groep rijken. Bovendien is de economie zo zeer gevoelig voor schommelingen, omdat die grotendeels drijft op het vertrouwen van de allerrijksten. Als dit vertrouwen wegvalt, en de omstandigheden zijn verder niet gunstig, kan de economie een neergang in duiken.

De Beurskrach van ‘29

De gevolgen

Werkloosheid

Men had geen vertrouwen in de economie en bovendien nauwelijks geld. Hierdoor waren de eens zo gewilde en makkelijk betaalbare luxe producten een luxe geworden. De ondernemers bleven als gevolg hiervan met grote voorraden zitten en dus war er sprake van overproductie. Omdat de ondernemers over produceerden hadden ze een deel van hun werknemers niet meer nodig; er kwamen ontslagen, en hoe. Logischer wijs, denken wij, wordt dit versterkt door de economische hausse die aan de crisis vooraf ging: tijdens deze hausse waren er veel machines gekocht door de ondernemers on hun productiecapaciteit te verhogen, omdat de vraag hen daartoe dreef. Nu de vraag weg viel hadden de ondernemers een heel stel extra machines staan. Al die machines konden de nu veel lagere benodigde productie makkelijk halen en daarom waren er ook minder mensen nodig. De industriële sector kreeg het zwaar te verduren.

Ook de landbouwsector kreeg een flinke klap. De boeren hadden, zoals besproken bij de oorzaken, een grote overproductie en zaten dus met grote voorraden, wat heel ongunstig is, omdat hun producten, in tegenstelling tot luxe producten als wasmachines, rotten. Zij produceerden dus al meer dan er gevraagd werd en nu, na de krach, werd dat gat niet kleiner.  De boeren hadden, net als de ondernemers, veel machines aangeschaft en die stonden nu ongebruikt in hun schuren. Veel kleine boeren, figuurlijk dan, moesten gaan werken voor de grotere, omdat zij met hun kapitaal nu eenmaal niet de hoge kosten konden dragen.

De werkloosheid in alle sectoren zorgde er natuurlijk voor dat de koopkracht drastisch afnam, helemaal omdat men nog geen vorm van sociale zekerheid kende. Daardoor nam de vraag naar producten af en waren er nog minder mensen nodig om aan de vraag te voldoen. Bovendien werd er ook in de lonen van  Het komt erop neer dat de economie in een neerwaartse spiraal terecht kwam en daar zonder ingrijpen niet meer uit zou zijn gekomen.

Het optimisme maakt plaats voor pessimisme

Na een crisis volgt natuurlijk een toename van de werkloosheid. De koopkracht daalt daardoor naar een minimaal niveau en dat heeft tot gevolg, behalve nog meer werkloosheid, dat mensen hun vertrouwen kwijtraken en volgens een veel lagere levensstandaard moeten leven. Hierdoor was in de jaren na de krach ondervoeding een veel meer voorkomend verschijnsel. Nu denk je misschien: “Er was toch een stelsel van sociale zekerheid?” Nee, dat was er dus niet. Sociale uitkeringen kende men in de VS nog niet. Tijdens de crisis, wat toch wel een uitzonderlijke situatie was, verleende de overheid wel bijstand aan de werklozen, maar dit was zeker niet toereikend.  Het optimisme van de jaren ’20 maakte plaats voor het pessimisme van de jaren ’30.

Nationalisme

Een ander logisch gevolg van een crisis zijn invoerbelastingen; overheden willen de binnenlandse markt beschermen tegen, eventueel goedkopere, buitenlandse producten. Dit heeft een soort “wij-zijn-belangrijker-gevoel” tot gevolgd, nationalisme. Hitler gebruikte he Duitse nationalisme om een grote aanhang voor zijn partij te vergaren. Hij greep terug op het Verdrag van Versailles om het

Duitse volk eraan te herinneren hoe oneerlijk zij waren benadeeld aan het einde van de Eerste Wereldoorlog.

The Great Depression

The Great Depression of “De Grote Depressie”, zoals de beperkte vertaling luidt in het Nederlands, was een zeer ernstige wereldwijde economische depressie in het decennium voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog.  Bij het uitleggen van wat deze depressie precies inhield en hoe hij zich heeft kunnen verspreiden over een groot deel van de wereld is een  stuk geschiedenis nodig.

Hoe kon deze economische malaise zich verspreiden over de wereld?

Dat zat als volgt: Toen de Geallieerden de Eerste Wereldoorlog van de Centralen gewonnen hadden, kreeg Duitsland de stempel van hoofdschuldige op zich gedrukt, uit de vraag of dat terecht was of niet kan een hele discussie voortkomen. Eén van de straffen die Duitsland kreeg opgelegd was, behalve o.a. flink gebiedsverlies, een schadevergoeding die het moest betalen aan de overwinnaars (in 1921 vastgesteld op 132 miljard Duitse mark) . Duitsland kon dit, voor die tijd en voor onze tijd ook nog enigszins, gigantische bedrag, nu na de oorlog, natuurlijk niet opbrengen en moest lenen. Heel Europa lag in puin, dus de aangewezen bank voor Duitsland was de VS. Maar Duitsland was niet de enige die ging lenen bij de Amerikanen, nee zeker niet. Heel Europa klopte bij hen aan. Met de Amerikanen liep alles immers op rolletjes. Alles leek zo leuk en aardig, Duitsland kon zijn maandelijkse lasten aan de Geallieerden opbrengen, de rest van Europa had geld om het land weer op te, de vraag naar Amerikaanse producten steeg gigantisch. Voor Amerika braken gouden tijden aan. Maar toen ging het in 1929 fout; de beurs klapte ineen en het gevolg voor Amerika was een jarenlange economische malaise. De crisis bleef niet tot de VS beperkt. Om te beginnen verminderde bij andere landen de export, doordat de Amerikaanse burger niets meer inkocht en de Amerikaanse deflatie de Europese en Japanse producten uit de markt prijsde. Toch leidde dat voor Amerika niet tot een compensatie van het falen van de eigen markt. De VS hadden tijdens de Eerste Wereldoorlog astronomisch hoge bedragen uitgeleend aan de Entente, de benaming voor het bondgenootschap tussen de landen die in de Eerste Wereldoorlog tegenover Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk (de Centralen) stonden. ; het land was de "Schuldeiser van de Wereld" geworden. Na de oorlog was men heel coulant geweest met het invorderen van die schulden. De bankencrisis veroorzaakte nu echter een internationale schuldencrisis. Door acuut geldgebrek gedwongen begonnen de Amerikaanse banken de schulden op te eisen. De rentestand in de hele wereld sprong omhoog. Overal klapten de investeringen en bestedingen in elkaar. Om de eigen markt te beschermen, stelden de meeste landen hogere importheffingen in, met als gevolg dat de wereldhandel sterk kromp. In het ene na het andere land stortte de economie ineen, met massale werkloosheid en verpaupering tot gevolg, ook in Nederland en België. Door het blijven vasthouden aan de koppeling tussen de munt en de gouden standaard bleef de depressie in Nederland langer duren ten opzichte van de rest van Europa.

De Beurskrach van 1929

De oplossing

De eerste New Deal van Roosevelt

De crisis werd het begin van een depressie. In 1933 was 25% van de beroepsbevolking werkloos (± 15 miljoen mensen). Het bni per hoofd van de bevolking zakte van $681 naar $495 per jaar. Lonen en salarissen daalden met gemiddeld 40-60%. De regering van president Hoover (1929-1933) kreeg steeds meer tegenstanders. Zij wilden een ander beleid. Er moest een krachtiger persoonlijkheid dan Hoover als president komen. De Democraat Franklin Delano Roosevelt (FDR) werd zijn opvolger (1933). Anders dan Hoover vond Roosevelt dat de regering verantwoordelijk was voor burgers die buiten hun schuld in moeilijkheden waren geraakt. Als gouverneur van de staat New York stelde Roosevelt bijvoorbeeld een plan op om werklozen te helpen.

Roosevelt beloofde de kiezers een New Deal: de kaarten zouden opnieuw worden geschud en uitgedeeld. Met de New Deal bedoelde Roosevelt een groot aantal sociaaleconomische maatregelen om de economie weer op gang te brengen en de nationale eenheid te stimuleren.

Vlak na zijn ambtsaanvaarding liet Roosevelt alle banken een week sluiten voor het publiek. In die tijd had de regering ervoor gezorgd, dat de geldvoorraad van de sterke banken werd aangevuld en dat de zwakke banken definitief dicht gingen. Daarmee werd het vertrouwen in het banksysteem als geheel hersteld. In plaats van al zijn geld van de bank af te halen ging men het er weer naar toe brengen.

De boeren die hun productie wilden beperken, kregen subsidie. Zo hoopten de New Dealers de akkerbouw- en veeteeltprijzen omhoog te krijgen. Daardoor zou ook de koopkracht van de boeren toenemen. De prijzen gingen inderdaad omhoog. Vooral de grote boeren profiteerden er echter van. Voor veel kleine boeren en landarbeiders bracht de eerste New Deal weinig of geen verbeterin. Later zou de regering ook voor hen maatregelen nemen.

In een wet, de “National Industrial Recovery Act (NIRA)”, werd het bedrijfsleven uitgenodigd met de overheid afspraken te maken, “codes of fair competition.” Het doel van deze afspraken was overproductie en slechte werkomstandigheden tegen te gaan. Na enkele jaren bleek de NIRA niet het wondermiddel voor economisch herstel. Teveel bedrijven deden niet mee aan de afspraken.

De federale regering gaf veel geld aan de deelstaten voor steun aan behoeftigen. De regering nam zelf daarnaast allerlei maatregelen om werklozen aan de slag te krijgen. Zij richtte in 1935 de Works Progress Administration (WPA) op. Tussen 1935 en 1943 voerde de WPA ruim een miljoen projecten uit. De WPA was weliswaar uiterst actief, maar kon in totaal toch niet meer dan een kwart van de werklozen helpen. De rest bleef afhankelijk van directe steun van andere instanties. Deze verschilde van staat tot staat en was in de meeste gevallen mondjesmaat.

De beurscrisis van 1987

De hausse van de jaren tachtig

Een aantal ontwikkelingen op een rijtje

Om de beurscrisis van 1987 te begrijpen is het belangrijk om de economische situatie van de jaren ’80 te kennen. Zij werden gekenmerkt door een periode van grote economische bloei, een zogenoemde “hausse”. Tegelijkertijd was er sprake van een “bullmarkt”, een markt/effectenbeurs waarin de koersen stijgen en waarvan wordt verwacht dat zij verder stijgen. Aan deze hausse liggen in feite drie oorzaken ten grondslag.

De belangrijkste oorzaak is het stimuleringsbeleid van de overheid t.o.v. de economie na de oliecrisis van ’79. Door de oliecrisis waren de lonen en de uitkeringen verlaagd als gevolg van het feit dat de overheidsuitgaven door de enorm hoge prijs van olie uit de pan waren gerezen.   Hierdoor nemen de particuliere bestedingen af, neemt de productie af, stijgt de werkloosheid etc. De VS wilde de particuliere bestedingen weer op een goed peil hebben en ging daarom meer investeren in de economie. Je zult je misschien afvragen: ”Waarom gaat de overheid meer uitgeven in tijden dat het financieel minder gaat?”. Dit komt door het volgen van de Keynesiaanse politiek van de Amerikaanse overheid sinds de Beurskrach van ’29. Deze politiek hield in dat de overheid in mindere tijden juist meer moet gaan investeren in de economie. Hier tegenover staan de weinig tot geen overheidsinkomsten. Hierdoor lijkt het alsof de financiën van de overheid sterk uit balans worden gebracht en dat is ook zo, maar het idee is dat de balans weer in evenwicht komt in voorspoedige tijden die door dit beleid zullen ontstaan. 

Het beleid van de Amerikaanse overheid wierp zijn vruchten af: de particuliere bestedingen namen een stijgende trend over, de consumptie steeg, de werkloosheid nam af en de burger kreeg weer vertrouwen en ging weer kopen. Ook de winsten van bedrijven herstelden weer en als gevolg hiervan stegen de koersen op Wall Street e.a. De gevolgen waren een hausse en een bullmarkt, maar hoe konden deze twee verschijnselen overvliegen naar Europa?

De verschillende economieën stonden al veel meer met elkaar in verbinding dan in 1929, omdat er veel meer internationale handel plaatsvond. Toen dus de economie in de VS herleefde, steeg de import van de VS, steeg de export van bijvoorbeeld Nederland en stegen de aandelen op de voorloper van de AEX, de ANP/CBS-index. Zo exporteerde Nederland haar producten en de VS als het ware haar welvaart. De inflatie in Nederland zette zo vanaf 1980 een sterke daling in (zie afbeelding A in de bijlage). De Nederlandse economie groeide.

Bovendien waren veel beurzen nu gerelateerd aan andere, buitenlandse beurzen. Dit kwam doordat grote multinationals als Philips, Unilever en Koninklijke Olie genoteerd stonden aan zowel bijvoorbeeld de AEX  als aan de NYSE. Zodra de koersen van deze bedrijven zouden stijgen op de NYSE ging ook de koers van de desbetreffende bedrijven op de AEX omhoog. Dat kwam door het verschijnsel van arbitrage; als een aandeel Unilever op de NYSE meer waard zou zijn dan in Nederland door het prijsverschil op een bepaald moment, dan zou men aandelen Unilever gaan kopen op de AEX en die verkopen op Wall Street. Hierdoor steeg dan ook de prijs van een aandeel Unilever op de AEX. Tegenwoordig zijn die koersverschillen er niet meer.

Even voor de duidelijkheid: de hausse van de jaren ’80 werd dus veroorzaakt door het stimuleringsbeleid van de Amerikaanse overheid, het in verbinding staan van de verschillende economieën en het in elkaar verweven zijn van beurzen. Verder is belangrijk om te onthouden dat alleen de grote multinationals profiteerden van de economische voorspoed.

Door de toenemende welvaart en de heersende bullmarkt werden nieuwe potentiële beleggers aangetrokken. Deze mensen dachten weer geld te kunnen verdienen op de beurs; steeds meer consumenten begonnen hun geld te beleggen op de beurs, dus de vraag naar aandelen bleef stijgen.

Door de alsmaar toenemende vraag steeg de koers verder en werden nog meer mensen naar de beurs geroepen. Op een gegeven moment nam ook Jan Modaal, het gemiddelde Nederlandse huisgezin, deze trend over. Er trad eenzelfde verschijnsel op als in 1929: onervaren beleggers werden naar de beurs gelokt door de hoge winsten die ervaren beleggers behaalden.

Nu de markt met beleggers groter bleef worden voelden de beursbedrijven, niet te verwarren met beurs genoteerde bedrijven, zich steeds meer aangetrokken. Zij gingen steeds meer reclame maken voor het handelen in aandelen en dit had effect: steeds meer particulieren traden toe tot de beleggersmarkt. Jan met de Pet had zijn nieuwe roeping gevonden.

Het gekke was, en ook hier is een duidelijke parallel te zien met 1929, dat de beursgekte, laten we het zo maar even noemen, niet gebaseerd was op cijfers; de enigen die geprofiteerd hadden van de toenemende behoefte van de Amerikanen om te importeren waren de grote internationale bedrijven en niet de uitsluitend Nederlandse bedrijven. De beleggingen die de particuliere investeerders deden waren dus niet gebaseerd op winst of gunstige toekomstperspectieven, maar op pure speculatie. Daarbij kwam dat het maar niet ophield: ook pensioenfondsen traden toe tot de markt en gingen met het zuurverdiende geld van Jan Modaal beleggingen doen.

Er was iets raars aan de manier van beleggen die plaatsvond in de jaren ’80 en ook hier is een parallel met 1929 te trekken: een aandeel werd gekocht voor ,stel, 20 euro. De aandeelhouder zou even wachten en dan, in de toenmalige economische situatie, het aandeel verkopen voor 25 euro. Daar is op zich niets geks aan. Maar wat je wel vaker ziet in een crisis is dat men niet weet van ophouden. Het aandeel dat verkocht werd voor 25 euro zou even later dan weer gekocht worden voor 30 euro en nog weer later verkocht worden voor 35 euro. Dit gaat natuurlijk goed zolang als de prijzen van aandelen blijven stijgen, maar het zal natuurlijk, ook als wij kijken naar ’29, niet een feest blijven. Zo is men tot de volgende uitspraak gekomen: “Aandelen zijn als lucifers. Wie ze het laatste vastheeft, brandt zijn vingers.” Dit omdat wie de aandelen als laatste bezat, terwijl de andere handelaren de prijs te hoog vonden, de klos was. Iemand die in de geschiedenis al meerdere malen de klos is geweest, is Jan Modaal, omdat hij altijd naar de beurs wordt getrokken door mooie verhalen over grote winsten. Jammer voor hem, omdat hij eigenlijk pas komt als de prijzen van de aandelen hun hoogste niveau hebben bereikt. Daarom is Jan Modaal eigenlijk altijd de pineut. Bovendien beschikte de familie Modaal lang niet altijd over een kapitaal om een redelijke hoeveelheid aandelen te kopen. Daarom leende die vaak geld en moest Modaal, als de aandelen begonnen te dalen in waarde, zijn aandelen meteen verkopen. Dat is tot daaraan toe, maar meneer Modaal met zijn ,nu gedevalueerde, aandelen zorgt voor nog een probleem: een afname van de consumentenbestedingen. De eerste winst die gemaakt wordt, zorgt weliswaar voor een toename van de consumentenbestedingen, maar als meneer Modaal toegeeft aan zijn hebzucht en verlies gaat maken, moeten bestedingen worden uitgesteld, omdat hij meestal niet genoeg geld heeft om zijn schulden in stand te houden of met geleend geld de aandelen heeft gekocht. Daarnaast zal bij Jan het consumentenvertrouwen afnemen en zullen ook de bestedingen die hij doet zeer goed overwogen zijn. De bedrijven zullen dit gaan merken in hun afzet, omzet en winst en daardoor minder grondstoffen nodig hebben, omdat zij minder producten hoeven te maken. Hierdoor treedt

een kettingreactie-effect op, omdat de leveranciers van de leveranciers van de leveranciers zo ook minder orders binnen krijgen. 

De Beurscrisis van ‘87

De oorzaken

Elke informatiebron wijst drie belangrijke factoren van onzekerheid en daarmee als oorzaken van de Beurskrach aan. Veelal heeft men het over de daling van de dollarkoers, de stijging van de rente en de spanning in de Perzische Golf steeds meer de (onzekere) stemming op de beurzen gingen bepalen.

  • De daling van de dollarkoers. De dollar daalde als gevolg van slechte handelscijfers en het overheidstekort van de VS.;
  • De rente steeg. De daling van de dollar en het oplopen van de rentetarieven hebben met elkaar te maken. Amerikaanse obligaties werden door de daling van de dollarkoers minder aantrekkelijk, wat leidde tot verkopen van deze obligaties en een stijgende Amerikaanse rente;
  • De spanning in de Perzische Golf. Deze spanning veroorzaakte onzekerheid over de olieprijs en over de olietoevoer naar de westerse landen. De spanning in de Golf nam in de loop van 1987 toe en bereikte een hoogtepunt op maandag 19 oktober toen de kans op een daadwerkelijke oorlog zeer grot werd. Koersdalingen zijn het gevolg van het risico dat ging samenhangen met het bezit van aandelen.

De uiteindelijke aanleiding voor het ineen storten van de koersen moet, volgens ons, gezocht worden bij de ongegronde overwaardering van de aandelen en de massale beleggingsgekte die op dat moment heerste, in combinatie met de sterk in elkaar gegroeide markten. De hierboven genoemde factoren waren slechts katalysatoren in het hele proces. Het zou immers toch wel een keer fout zijn gegaan, maar het lijkt, net als in 1929, of er een oorzaak van buitenaf nodig is om iedereen wakker te schudden.

De Beurscrisis van ’87

De gevolgen

Het eerste gevolg is een gedachte die na deze gebeurtenis de gedachten van de mensen in kroop. Er waren nog steeds mensen in leven die de Beurskrach van ’29 in levende lijve hadden meegemaakt en daarmee ook de zogenoemde “Grote Depressie”. Het enige wat die mensen konden doen is pessimistisch zijn over wat er nog zou moeten komen. Er zou weer een lange periode van economische malaise komen, een recessie. De mensen waren bang, maar de recessie bleef uit. Het vertrouwen en het optimisme kwam dus terug en dat zijn de medicijnen voor de beurs.

Een ander belangrijk gevolg, of juist niet, is het feit dat alleen multinationals werden geraakt door de crisis. Ondernemingen die alleen binnen het eigen land opereerden “voelden” vrij weinig van de crisis. Natuurlijk namen de particuliere bestedingen af en voelde men dit in de afzet, maar de echte slachtoffers waren de grote internationale ondernemingen. Dit in groot contrast met de crisis van 1929, waar niemand aan de malaise ontkwam.

Voor een ander “gevolg”, de aanhalingstekens verraden onze mening daarover al, zullen wij eerst een andere oorzaak, die sommigen voor waarheid aannemen, uitleggen. Sommigen beweren namelijk, dat de computers de reden waren dat het aanbod van de ene op de andere dag meer dan enorm steeg. De computers waren destijds namelijk zo geprogrammeerd dat ,als er sprake was van verlies, de aandelen meteen te koop werden aangeboden. Dat betekent dat er niets aan de hand is als er een stijgende lijn is, maar zodra er onrust komt en mensen hun aandelen verkopen, gaat de hele markt op de schop. Het gevolg van de crisis is dan dat er bepaalde regels kwamen voor het handelen met computers, maar wij vinden dat niet van substantieel belang.

De Beurscrisis van ‘87

Een vergelijking met 1929

Vooraf, vinden wij, dat gezegd moet worden dat één verschil tussen de Beurskrach van ’29 en de crisis van ’87 niet door onszelf is gevonden, maar die wij uit een bron hebben gehaald. Dit is in tegenstelling met wat in de inleiding wordt beweerd, maar wij vinden dat verschil van dusdanig substantieel belang dat wij vonden dat wij hem niet weg kunnen laten.

Als we ’87 met ’29 vergelijken kunnen we vooraf vaststellen dat er meer verschillen zijn dan dat er overeenkomsten zijn ten noemen. Welke zijn dit?

Verschillen

Terwijl de Beurskrach begon met een zwarte dag, zoals dat wel vaker wordt genoemd, en zijn vernietigende weg vervolgde over de wereld met de Great Depression, ontbrak bij de crisis van ’87 die langdurige economische malaise. Daarnaast werd bij de crisis van ’29 de hele samenleving geraakt, terwijl in ’87 alleen de multinationals grote problemen ondervonden. Dit natuurlijk door de internationale verweving van de beurzen destijds. Verder zien we dat door ’29 massale werkloosheid ontstond, terwijl na ’87 geen directe gevolgen voor de werkloosheid zichtbaar waren. Hoe kwam dat? Bij beide crisissen was er sprake van “massabeleggingsperioden”: iedereen ging naar de beurs, particulieren vaak met geleend geld. Toen dus de crisis plaatsvond, hadden die particulieren geen poot meer om op te staan, omdat hun aandelen tot ver onder de waarde van het geleende bedrag waren gedaald en dus moesten worden aangevuld met spaargeld. In 1929 was er geen sociaal zekerheidsstelsel en was er dus geen vangnet onderin die bodemloze put, terwijl hier in 1987 wel sprake van was. Een ander te noemen verschil is dat het getroffen gebied in ’87 veel groter was, namelijk de VS, Europa en de VS, terwijl dit in 1929 de VS en Europa betrof. Een verandering in situatie was er ook; t.o.v. 1929 was er nu sprake van een optiebeurs. Op de optiebeurs worden opties verhandeld: de rechten om een aandeel later voor een bepaalde prijs te kopen of te verkopen. In het kort heeft de optiebeurs als bijeffect dat hij de koers een extra zet geeft in de richting waarin hij toch al aan het gaan was (,een soort multipliereffect dus).

Overeenkomsten

In beide gevallen ging het grandioos goed op de beurs en schoten aandelen de lucht in, terwijl beursintroducties als paddenstoelen uit de grond schoten; het ging zo goed dat aandelen ook bereikbaar en onder de aandacht kwamen van Jan Modaal die, respectievelijk, doordat banken erop krediet verstrekten, aandelen kon kopen en doordat er zo veel succesverhalen waren van mensen die waren gaan handelen op de beurs wilde Jan ook gaan handelen. Een goed voorbeeld hierbij is Facebook, dat afgelopen vrijdag 18 mei de beursgang van start liet gaan. Op het nieuws werd er veel aandacht aan besteed en zo kwam het onder de aandacht van het gewone publiek, de particulieren. Veel mensen, in mijn omgeving tenminste, kwam met de opmerking op te proppen dat ze beter aandelen van Facebook hadden kunnen kopen. Dat doen ze natuurlijk niet, maar hieraan is wel te zien hoe makkelijk de gedachte, de tendens, de hoofden van mensen binnensluipt. Nu  gebeurt dat via nieuwszenders, maar vroeger was dat natuurlijk via kranten.

De internetzeepbel

De oorzaken

Inmiddels is het internet voor vele mensen niet meer uit het gewone leven weg te denken, het heeft inmiddels een plaats ingenomen die onvervangbaar is en die een soort leegte zou achterlaten mocht het er opeens niet meer zijn. Websites als Wikipedia en Google worden bijvoorbeeld veel gebruikt om even snel wat op te zoeken, websites als Nu.nl geven het laatste nieuws en websites als Facebook en Twitter zijn al helemaal niet meer weg te denken uit het sociale virtuele leven van de moderne mens.

Internet is er dus niet altijd geweest. Het is in de jaren ’60 ontwikkelt nadat de Russen de Spoetnik de ruimte in hadden gestuurd en de ARPA, Advanced Research Projects Agency, kreeg de taak van de Amerikaanse overheid om een technologie te ontwikkelen die de defensie in staat zou stellen niet te worden verrast te worden door de technologie van de Russen. Let wel, de jaren ’60 waren de jaren van de Koude Oorlog, er was dus een soort race tussen de Amerikanen en de Russen aan de gang, onder andere op het punt van technologie.

In de jaren ’60 was een computer, hoezeer de prestaties van de computers nu in het niet vallen van de meeste simpele computer die je tegenwoordig kan kopen, ontzettend duur. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de meeste mensen niet aangesloten waren aan het internet, want als je al internet had, moest er ook internet aanwezig zijn in het gebied, zo kreeg Nederland pas in 1986 haar eerste internet verbinding. In de jaren ’80 en ’90 maakte de computermarkt een enorme groei door, vanwege de opkomst van de personal computer inmiddels beter bekend als de PC.

Met de opkomst van de PC, werd ook het internet steeds meer beschikbaar for the masses, voor het gewone volk. Hierdoor nam ook het aantal internet verbindingen steeds meer toe. Zie ook de grafiek hiernaast. In 1992 waren er nog amper internetgebruikers, maar in 2000 is dat al gestegen naar ¬ ± 70 miljoen gebruikers en deze groei is blijven doorzetten, zo sterk zelfs dat er in 2004 zelfs al ± 230 miljoen gebruikers zijn.

De steeds verder stijgende groei van het gebruik van het internet is niet onopgemerkt gebleven, waardoor ook het besef op kwam dat het internet commerciële mogelijkheden bood voor ondernemers en investeerders. De internetbedrijven schoten als paddenstoelen uit de grond en

gingen soms ook weer net zo snel ten onder. De opkomst van e-commerce was een feit. De algemene gedachte  was dat het internet verkopers en kopers, die elkaar anders nooit zouden vinden, elkaar nu wel zouden vinden. Wat echter bleek is dat dit een behoorlijke overschatting was van de mogelijkheden van het internet.

Door de recordstijgingen van de aandelen koeren van internetbedrijven waren veel mensen bereid geen aandacht te schenken aan de mogelijke risico’s en daardoor dus bereid riskante investeringen te maken. Veel mensen waren opeens wel bereid om te gaan beleggen, om zo de boot niet te missen. Dit is wat speculanten doen; een aandeel dat sterk stijgt kopen, om dat later dan weer te verkopen, hopelijk met winst. En doordat er dus zoveel vertrouwen was in de internetbedrijven doordat de aandelen maar bleven stijgen, gingen veel mensen dus aandelen van deze internetbedrijven kopen  de vraag naar aandelen van deze bedrijven stijgt  De prijs stijgt.

Winst, omzet, verlies en kapitaal. Termen die in deze tijd hun waarde voor de internetbedrijven verloren, dit waren namelijk termen uit De Oude Economie. De Nieuwe Economie draaide niet meer om deze termen, maar juist om marktaandeel, het doel was om een monopolie op het eigen werkterrein te verkrijgen door middel van agressieve marktpenetratie. ‘Get large or get lost’ was het motto.

Er was met deze internetzeepbel sprake van een echte hype, een technologische ontwikkeling die zo snel voor iedereen beschikbaar werd dat veel bedrijven zich erop stortten, er veel vertrouwen kwam in deze bedrijven, de bedrijven de beurs op gingen, men hier gretig veel aandelen van kocht en de aandelenkoersen maar bleven stijgen door de overweldigende vraag. Hierbij komt ook nog eens dat er voor starters kapitaal ruimschoots aanwezig was omdat de rente erg laag stond en mensen dus meer bereid waren te gaan lenen. Hierbij komt ook dat er aan het eind van het vorige millennium er een probleem ontstond bij de computermarkt, namelijk de millenniumbug. Het probleem was namelijk zo dat zodra het jaar 2000 zou worden, de computers dit mogelijk niet aan zouden kunnen, met als mogelijk gevolg dat de computers plat kwamen te liggen. Er werd vervolgens behoorlijk veel geld in de technologiemarkt gepompt om dat tegen te gaan.

De internetzeepbel

De gevolgen

Hiernaast is een grafiek te zien die het verloop van de NASDAQ aangeeft. Op deze Amerikaanse beurs worden vooral aandelen van technologische bedrijven verhandeld.

De beurs bereikt op 10 maart 2000 zijn hoogtepunt van ongeveer 5000 punten, er is hier dus echt sprake van een sterke hausse.   Wat deze grafiek echter ook heel goed illustreert is dat de aandelenkoersen weer keihard naar beneden gaan aan het einde van 2001; de bubbel was geknapt, veel faillissementen achterlatend. De ondernemers ontwaakten uit hun droom dat zij alleen maar groot hoefden te worden, er moest nu ook daadwerkelijk geld verdiend worden. De bedrijven bleken daar dus echter niet toe in staat te zijn en gingen ten onder. Het vertrouwen in de internetbedrijven werd door het ontbreken van opbrengst, laat staan winst, ook aangevreten; de investeringen namen af. Daarbij bleek de millenniumbug (bijna) geen problemen te hebben opgeleverd waardoor de investeringen ook afnamen.

Het was een soort moment van openbaring: beleggers kijken naar de winst per aandeel, de winst die wordt uitgedeeld aan haar aandeelhouders wordt het dividend genoemd. Omdat deze bedrijven dus amper opbrengsten, laat staan winst te maakten, gingen de bellegers zich wel even achter de oren krabben of het nog wel zin had om aandelen te hebben in die bedrijven.

De bedrijven die echter de internetzeepbel wel overleefd hebben, zijn ontzettend groot geworden, voorbeelden van deze bedrijven zijn Amazon.com en eBay.

In Nederland is vooral in de cijfers te zien dat volumegroei van de toegevoegde waarde van de internetbedrijven in 1997 eerst met 30% stijgt, maar dit vervolgens terugvalt naar een groei van 3,5% in 2001, deze daling van de groei was in 2000 al ingezet.

Een voorbeeld van een Nederlands bedrijf dat keihard ten onder gegaan is toen de aandelen weer kelderden is World Online. Een week na de recordhoge koersen op de NASDAQ ging het bedrijf naar de beurs. Het werd een ongekend fiasco. World Online-oprichter Nina Brink bleek aandeelhouders daarbij ook nog eens fout te hebben voorgelicht.

De internetzeepbel

Een vergelijking met de rest

Overeenkomsten

De aanleidingen van de internetzeepbel zijn ten opzichte van de andere crises totaal onvergelijkbaar, behalve op het punt dat er bij de beurskrach, de beurscrisis en de huidige crisis werd gerekend op een constante stijging van de prijzen. Bij de internetzeepbel gaat het over de prijzen van de aandelen in internet-gerelateerde bedrijven. Bij de huidige crisis gaat het vooral over de huizenprijzen, bij de beurskrach en de beurscrisis ging het vooral over de prijzen van de aandelen.

Verschillen

De internetzeepbel was een hype; een in dit geval technologische ontwikkeling waar zoveel vertrouwen in was dat veel mensen er aandelen in kochten die later niet winstgevend bleken te zijn. Het was met een hype eigenlijk maar een kwestie van tijd totdat de hype over is en de aandelen koersen zich weer schikken naar normale waarden.

De huidige crisis is echter een gevolg van slechte beleidsvoering, door de Community Reinvestment Act zaten te veel mensen in te dure huizen, wat ook niet goed kon blijven gaan, en dat ging het ook niet toen de Fed de rente omhoog deed om de inflatie tegen te gaan. Gevolg: banken weten niet meer aan wie ze hun geld kunnen toevertrouwen  de banken waren dus minder bereid geld uit te lenen.  gezonde bedrijven lijden hier ook onder, maar ook banken die hierdoor mogelijk niet meer aan hun verplichtingen kunnen doen.  geen vertrouwen meer in de banken, met als mogelijk gevolg dat de banken omvallen omdat mensen hun geld weghalen. Beurscrisis doordat de gezonde instellingen nu ook moeilijk aan leningen kwamen wat zo hun groei belemmerde.

De beurskrach en de beurscrisis hebben beide als grootste oorzaak dat er teveel mensen op de beurs waren die aandelen kochten die er eigenlijk geen verstand van hadden en de rest maar volgde. Toen de rest opeens de aandelen ging verkopen ging het mis.

Daarbij was er bij de huidige crisis en de beurskrach van ’29 sprake van raar gedrag van de banken, iets wat nauwelijks aan bod komt bij de internetzeepbel.

De Kredietcrisis

De oorzaken

Volgens de klassieke theorie bakt een bakker bijvoorbeeld geen brood omdat hij dat zo leuk vindt, maar om er zelf beter van te worden, hij moet tenslotte ook voor zichzelf brood op de planken krijgen, de bakker zal dan ook zoveel mogelijk zijn best doen om zoveel mogelijk winst te maken. Een bank werkt niet anders. Als er een volledig vrije markt zou zijn, dus zonder overheidsingrijpen, dan zouden we deze crisis nooit hebben gehad.

Even terug naar de bakker; stel, de bakker verkoopt slecht brood voor veel te hoge prijzen. Dit heeft natuurlijk als gevolg dat de bakker niet meer verkoopt en failliet gaat of wordt overgenomen door een bakker die wel weet hoe het moet. Dus als een bank leningen verstrekt voor een veel te hoog rentepercentage en verkeerd investeert, dan komt ook niemand meer bij die bank om daar te gaan sparen of om een lening aan te vragen, met als gevolg dat de bank failliet gaat of wordt overgenomen, simpele marktwerking: ben je niet goed genoeg, dan verdwijn je vanzelf van de markt, geen probleem verder. Jammer genoeg gaat het echter in de praktijk niet zo, het is geen vrije markt; de overheid grijpt in, en wel zo ingrijpend dat banken nu zeer riskant gedrag zijn gaan vertonen.

We gaan naar de Verenigde Staten. Banken werden in de VS lange tijd beschuldigd van discriminatie omdat zij niet bereid waren aan iedereen dezelfde lening te verschaffen, niet zo raar ook eigenlijk, als iemand zonder baan even een ton komt lenen ga ik me ook wel afvragen of dat wel zo verstandig is. De overheid van de VS dacht hier echter anders over en voerde in 1977 de Community Reinvestment Act in, die later, tijdens het presidentschap van Clinton werd aangescherpt. Deze Community Reinvestment Act houdt kort gezegd in dat de overheid banken nu verplicht mensen die een groot risico vormen hypotheken te verschaffen. Als gevolg hierop verstrekten banken nu hypotheken met flexibele rentepercentages, beginnend met een laag rentepercentage.

De Amerikaanse Centrale Bank, de Federal Reserve (Fed), verlaagt de rentetarieven beneden het markt niveau om de economie te stimuleren. In de periode van januari 2001 tot juni 2003 verlaagde de Fed de rente van 6% naar 1%. De gedachte die hier bij hoort is dat de gezinnen drie soorten uitgaven hebben: consumptie, belasting en sparen. Als de rente dus verlaagd wordt, dan gaan mensen minder sparen want dat is minder aantrekkelijk en gaan ze dus meer consumeren, daarbij is de rente om te lenen dan ook heel laag dus gaan meer mensen lenen waarmee zij dan meer kunnen consumeren.  De Fed drukte ondertussen rustig wat geld bij dat ze vervolgens goedkoop aanbood aan banken. Het geld werd minder waard, terwijl de banken goedkoop krediet krijgen van de Centrale Bank. De lage rentetarieven die de banken dus kregen zorgden ervoor dat banken bereid waren meer risico te nemen; ze waren nu meer bereid leningen uit te schrijven aan risicovolle groepen.  De goedkopere leningen die hiervan het gevolg waren, zorgden ervoor dat meer mensen een huis konden kopen, dat klinkt op het eerste gezicht niet ernstig, maar op de lange termijn zou dit desastreuze gevolgen hebben, allereerst: de vraag stijgt, meer mensen kunnen nu een huis kopen dus gaan ze dat ook doen. Doordat de vraag naar huizen stijgt, stijgen ook de prijzen van de huizen, het aanbod blijft immers nagenoeg hetzelfde, een huis bouwen kost nou eenmaal veel tijd dus op korte termijn meer aanbod creëren is onmogelijk. Leners gaan hierdoor denken financieel wel veilig te zitten, de prijzen lijken voor hun alsmaar te blijven stijgen, dus hun huis gaat steeds meer geld opleveren naar mate ze langer wachten. Veel mensen waren hierdoor bereid grote risico’s te nemen, door bijvoorbeeld een flinke villa te kopen die ze anders nooit zouden hebben kunnen betalen.

Dit beleid kon echter niet goed blijven gaan, en het ging dan op een gegeven moment ook mis. De inflatie die de Fed zelf had veroorzaakt door steeds maar geld bij te drukken moest op een gegeven moment worden tegen gegaan omdat er anders kans was dat de inflatie onbeheersbaar zou worden. De Fed probeerde dit te bestrijden door de rente abrupt te verhogen, hierdoor kwamen de leners behoorlijk in de problemen aangezien ze nu zoveel rente moesten betalen dat ze de hypotheek niet meer konden betalen. Hierdoor waren veel mensen gedwongen hun huis te verkopen. Het huizenaanbod steeg dus enorm, terwijl de vraag nagenoeg hetzelfde bleef. Gevolg: de huizenprijzen dalen.

Als gevolg van deze hypotheekcrisis kwam er ook een kredietcrisis, die vooral het meest berucht is. De kredietmarkt stortte in omdat de banken niet meer wisten aan wie ze hun geld moesten toevertrouwen. Daardoor leenden de banken veel minder geld uit dan normaal, wat ook gezonden instanties trof. Banken schrijven vaak ook aan elkaar leningen uit om aan hun verplichtingen te voldoen. Dit gebeurde ook al niet meer waardoor banken dus niet meer in staat waren aan hun verplichtingen te voldoen, met als gevolg dat beleggers en spaarders geen vertrouwen meer hadden in de banken en dus hun geld maar weghaalden, met als gevolg dat de bank mogelijk om kan vallen. De overheden hielden dit echter tegen door snel geld in de banken te pompen.

De kredietcrisis leidde tot een beurscrisis. Langzaam werd duidelijk, dat naast de financiële instellingen, ook niet-financiële instellingen getroffen werden. De banken waren niet meer in staat of bereid geld uit te lenen. Door het stilvallen van de kredietmarkt zijn ook bedrijven buiten de financiële sector geraakt. Overnames zijn afgeketst, rentekosten zijn gestegen en er is geen geld meer voor nieuwe projecten. Miljoenen mensen zijn hun baan verloren, het aantal faillissementen neemt in rap tempo toe, het consumentenvertrouwen is gekelderd naar een dieptepunt en ook producenten zien het niet meer zitten.

Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de overheid de schuldige is door te starten met de Community Reinvestment Act. Met alle desastreuze gevolgen van dien.

De enige duurzame oplossing is in feite heel simpel: laat de instellingen die in de problemen zijn gekomen gewoon failliet gaan zoals elk normaal bedrijf dat slecht presteert. Betere instellingen zullen hun plaats innemen. Schaf wetten af die bankiers dwingen te riskante leningen te verstrekken.

De Kredietcrisis

De Gevolgen

De economische activiteit is sinds het begin van de crisis sterk teruggelopen. Bedrijven schroeven hun productie terug, voorraden worden zo snel mogelijk afgebouwd en veel mensen zijn al op straat komen te staan. Zolang de crisis voortduurt zullen ook deze ontslagen en lage economische activiteit voortduren. De inzakkende wereldhandel is voornamelijk voor Nederland, als doorvoerland, een rake klap. Volume bestedingen en buitenlandse handel

Met name 2009 laat zich voor de bestedingen zien als een echt rampjaar, het enige wat omhoog ging qua bestedingen waren de overheidsbestedingen. In 2010 is al wat licht herstel te zien, zo gaat het bbp omhoog en nemen de consumpties van de huishoudens toe. Bedrijven zijn echter nog wel erg voorzichtig met investeringen. In 2011 zijn bedrijven al wat meer bereid investeringen te doen maar in 2012 gaat dit weer helemaal mis, het is misschien niet zo erg als 2009 maar goed gaat het zeker niet. Voor 2013 worden echter wel weer goede cijfers verwacht.

De beroepsbevolking blijft stijgen maar de werkzame beroepsbevolking blijft, 2011 uitgezonderd, dalen of blijft zoals in 2013 gelijk. Dit heeft dus als gevolg dat de werkloze beroepsbevolking blijft stijgen. De marktsector (Bedrijven exclusief zorg, delfstoffenwinning en onroerendgoedsector.) heeft evenals de rest van werkend Nederland ook met sterk dalende werkgelegenheid te maken.

Door het verloop van de economische neergang worden in eerste instantie met name de

productiesectoren geraakt. Hoewel de arbeidsproductiviteit snel toeneemt door de uitstoot van werknemers, neemt de winstgevendheid af.

De Kredietcrisis

De crisis in Europa

Door de aanslepende economische crisis krijgen de overheden te maken met een steeds verder stijgend begrotingstekort, steeds meer mensen zijn op straat komen te staan; er zijn steeds meer conjuncturele werklozen en die mensen hadden allemaal recht op een werkloosheidsuitkering. Daarbij oefenden veel regering vanuit zichzelf meer vraag uit om de markt te stimuleren. Doordat steeds meer mensen minder geld hadden, krijgt de overheid minder belastingopbrengsten terwijl zij wel steeds meer werkloosheidsuitkeringen moeten betalen. De extra vraag die de overheden uitoefenen werkt wel om de economie enigszins op gang te krijgen, maar dit is tot op zekere hoogte: op een gegeven moment zijn er niet meer genoeg financiële middelen aanwezig om deze vraag uit te oefenen, en raakt de overheid dus in de problemen.  Hiernaast ziet u de schuld van de Europese unie sinds 2001, uitgedrukt in procenten van het GDP, Gross Domestic Product, oftewel het Bruto Binnenlands Product, BBP.  Wat opvalt is dat de schuld sinds 2008/2009 de lucht in schiet. Dit komt met name door de problemen van Griekenland die toen aan de kenbaar werden gemaakt. Griekenland had blijkbaar dus zoveel lasten aan de kredietcrisis gehad dat zij dusdanig in de problemen zijn gekomen dat zij nu hulp nodig hebben.

Het verdrag van Maastricht waar alle staten in de Europese Unie zich aan moeten houden bleek hierbij niet alleen door Griekenland, maar eigenlijk wel door bijna alle landen geschonden te zijn geweest. Alleen Finland en Luxemburg hebben elk jaar voldoen aan de restricties van het verdrag van Maastricht. In dit verdrag wordt onder andere bepaald onder andere dat het Bruto Binnenlands Product niet hoger mag komen dan 60% en het begrotingstekort mag niet hoger worden dan 3% van het Bruto Binnenlands Product.  Zoals gezegd bleken alleen Finland en Luxemburg zich elk jaar aan deze regels te hebben gehouden terwijl de andere landen dat dus niet deden. De boetes die hier bij hoorden zijn echter nooit uitgedeeld.  Op het moment zit Griekenland in een zogenaamde debt trap. Door haar slechte economische positie stijgt de rente in het land en dat terwijl de regering steeds meer moet gaan lenen om het begrotingstekort te dekken. De rentelasten en de schulden nemen hierdoor dus toe. Vandaar ook dat je ziet dat Griekenland zo enorm moet gaan bezuinigen, ze moeten namelijk toch een manier zien te vinden dat zij het begrotingstekort dusdanig kunnen terugdringen dat zij niet of minder meer hoeven te lenen.

De overheid van Griekenland moet nu dus meer rente betalen over haar schuld, deze verhoging van de rente blijkt een “aanzuigende” werking te hebben, wat betekent dat banken ook hogere rentes gaat vragen aan gewone bedrijven.

De Kredietcrisis

Een vergelijking met 1929

Overeenkomsten

Wat opvalt als je beide crises naast elkaar legt is dat er een instorting plaatsvindt van de prijzen, bij de beurskrach van ’29 zie je dat eerst bij de aandelenkoersen, terwijl je dat bij de huidige crisis het eerst zag bij de huizenmarkt. Het principe is in feite hetzelfde:

Bij de beurskrach van ’29 was er een soort leidende groep die alle  “rookies” volgden. Toen de leidende groep hun aandelen ging verkopen gingen de “rookies” mee, een overweldigend aanbod creërend van aandelen. Bij de huidige crisis zag je dat ook met de huizen al was de aanleiding daarvoor misschien anders, de huizenbezitters zagen zichzelf namelijk genoodzaakt massaal hun huizen te verkopen omdat ze dat opeens niet meer konden betalen door de stijgende rente  aanbod huizen stijgt  huizenprijs daalt.

 Wat ook erg opvalt is dat de banken raar gedrag vertoont; zo hebben we in Amerika op het moment de Community Reinvestment Act, wat banken dwingt leningen te verstrekken aan risico volle groepen. In de tijd van de beurskrach van ’29 zien we dat er een nieuw principe, “buying on margin” opkomt, met eigenlijk een model dat volledig is gebouwd op vertrouwen van de economie.

Wat je nu  ook ziet met het verliezen van het vertrouwen in de economie is dat het optimisme afneemt en mensen meer pessimistisch worden, veel mensen zijn immers hun baan kwijt en kunnen zich dus minder veroorloven. Dit was ten tijde van de beurskrach van ‘29

De gevolgen zijn wel nagenoeg hetzelfde gebleven: de werkloosheid neemt toe en het vertrouwen in de economie neemt af ook is er tijdens beide crisis sprake geweest van krimp.

Verschillen

De aanleiding om de huizen te verkopen was anders dan de aanleiding om de aandelen te verkopen. De huizen moesten namelijk verkocht worden omdat het voor de bewoners het niet meer mogelijk was na de renteverhogingen door de Fed de rente nog te betalen, zij waren dus gedwongen hun huis te verkopen. Bij de beurskrach van ’29 worden door de leidende figuren geconstateerd dat de vraag naar bepaalde producten aan het afnemen is en ze verkopen daarom hun aandelen, met als gevolg dat iedereen mee gaat met desastreuze gevolgen.

Het beleid van de banken dat gevoerd werd was weliswaar anders van elkaar, maar het beide desastreuze gevolgen.

Er zit ook een verschil bij de overgang van optimisme naar pessimisme bij veel mensen, in de tijd van de beurskrach waren er amper sociale wetten, laat staan zo uitgebreid als nu, met als gevolg dat de mensen ten tijde van de beurskrach wel een zwaardere klap te verduren kregen zodra ze op straat kwamen te staan als nu.

De Kredietcrisis

Een vergelijking met 1987

Overeenkomsten

Je ziet bij dat bij de beurscrisis de overheid nog veel geld investeerde in de economie als nasleep van de oliecrisis aan het eind van de jaren ’70. Deze geld investering zie je nu ook, soms met desastreuze gevolgen; kijk maar naar Griekenland, één van de redenen dat Griekenland nu zo in de put zit is omdat zij niet meer de financiële middelen bezitten om de economie weer op gang te krijgen.

Bij de beurscrisis van ’87 zie je dat er net zoals bij de beurskrach van ’29 er een soort leidende groep was die alle  “rookies” volgden. Toen de leidende groep hun aandelen ging verkopen gingen de “rookies” mee, een overweldigend aanbod creërend van aandelen. Bij de huidige crisis zag je dat ook met de huizen al was de aanleiding daarvoor misschien anders, de huizenbezitters zagen zichzelf namelijk genoodzaakt massaal hun huizen te verkopen omdat ze dat opeens niet meer konden betalen door de stijgende rente  aanbod huizen stijgt  huizenprijs daalt.

Je ziet bij beide crises ook dat de rente op een gegeven moment toeneemt, bij de huidige crisis nam de rente toe nadat de Fed zag dat zij door hun geld drukken dusdanig inflatie hadden veroorzaakt dat de inflatie onbeheersbaar zou worden, waardoor zij genoodzaakt waren om de rente omhoog te gooien.

Verschillen

De aanleiding om de huizen te verkopen was anders dan de aanleiding om de aandelen te verkopen. De huizen moesten namelijk verkocht worden omdat het voor de bewoners het niet meer mogelijk was na de renteverhogingen door de Fed de rente nog te betalen, zij waren dus gedwongen hun huis te verkopen. Bij de beurscrisis van ‘87 wordt door de leidende figuren, net zoals bij de beurskrach van ’29,  geconstateerd dat de vraag naar bepaalde producten aan het afnemen is en ze verkopen daarom hun aandelen, met als gevolg dat iedereen mee gaat met desastreuze gevolgen.

Bij de beurscrisis hadden voornamelijk internationaal opererende bedrijven het zwaar, inmiddels bij de huidige crisis gaat ook dat niet meer op. Vooral de bouwmarkt heeft het zwaar te verduren, zowel in Amerika als in Nederland als in de rest van de wereld.

Crises in de geschiedenis

Conclusie

Wat kunnen wij, als middelbare scholieren, voor conclusie trekken uit meer dan honderd jaar economische geschiedenis? Dat is de vraag die wij ons hebben gesteld. Daarvoor kijken wij naar de kenmerken van de vier behandelde crises in deze praktische opdracht. Dit zijn onze gedachten die wij de vrije loop laten.

Elke crisis lijkt vooraf te worden gegaan door een periode van groot optimisme; bij de Beurskrach waren dit de gouden jaren ’20, bij de Beurscrisis van ’87 was er sprake van hausse gedurende de jaren ’80, bij de internetzeepbel was er het nieuwe verschijnsel van een booming internetmarkt, bij de kredietcrisis was er een veel te groot vertrouwen van en in de banken. Het lijkt wel of iedereen helemaal doordraait en de gevaren niet meer ziet. Dat is aan de andere kant natuurlijk helemaal niet waar, want men weet wel degelijk wat hij/zij doet. Iedereen wil simpelweg een graantje meepikken van de goede oogst. Als het uiteindelijk dan fout gaat op de beurs, dan lijkt het of men niet weet wat men deed, mar dat hoeft natuurlijk niet zo te zijn. Het kan zijn dat een onverwachte oorlog in het Midden-Oosten, een oorlog tussen China en de VS of wat dan ook de beurs van buitenaf beïnvloed.

Men moet natuurlijk niet vergeten dat het ook kan draaien om hebzucht. Als we bijvoorbeeld kijken naar 1987. De grote jongens besluiten massaal een bepaald aandeel te kopen, waardoor de prijs stijgt. Nietsvermoedende particulieren kopen de aandelen, omdat de prijs omhoog gaat. Als de grote jongens de prijs hoog genoeg vinden verkopen ze de hele boel weer en zitten de particulieren met schulden en andere problemen. Wij vragen ons trouwens wel af of dat nog geld op de huidige beurs. Zijn er regels die dit verschijnsel, speculeren, tegenhouden? Daar weten wij niet genoeg van.

Bovendien lijken nieuwe ontwikkelingen ook een rol te spelen in het ontstaan van crises. Het is vooral de onervarenheid die daarbij een rol speelt; een goed voorbeeld is de Beurscrisis van 1987, wanneer internet nog relatief nieuw was en het een markt leek te zijn waar niets fout kon gaan. Je zag meteen een enorme opkomst van internet gerelateerde bedrijven, die dachten snel geld te kunnen verdienen. In dat opzicht zou de Beurskrach van 1929 ook een goed voorbeeld zijn, omdat dat de eerste crisis was in de “moderne economie”, waarbij werd gebruik werd gemaakt van computers, of tenminste van computerchips en andere elektronische apparaten. Er lijkt dus ook een soort van sociologische oorzaak te zitten aan het ontstaan van een crisis; men vergeet wat vroeger is gebeurd en denkt dat het deze keer echt goed gaat met in de toekomst bijvoorbeeld vliegende auto’s of wat dan ook. Natuurlijk doen wij geen voorspellingen.

Bovendien lijken nieuwe ontwikkelingen ook een rol te spelen in het ontstaan van crises. Het is vooral de onervarenheid die daarbij een rol speelt; een goed voorbeeld is de Beurscrisis van 1987, wanneer internet nog relatief nieuw was en het een markt leek te zijn waar niets fout kon gaan. Je zag meteen een enorme opkomst van internet gerelateerde bedrijven, die dachten snel geld te kunnen verdienen. In dat opzicht zou de Beurskrach van 1929 ook een goed voorbeeld zijn, omdat dat de eerste crisis was in de “moderne economie”, waarbij werd gebruik werd gemaakt van computers, of tenminste van computerchips en andere elektronische apparaten. Er lijkt dus ook een soort van sociologische oorzaak te zitten aan het ontstaan van een crisis; men vergeet wat vroeger is gebeurd en denkt dat het deze keer echt goed gaat met in de toekomst bijvoorbeeld vliegende auto’s of wat dan ook. Natuurlijk doen wij geen voorspellingen.

Wat voor redenen wij ook geven wij kunnen (nog) niet zeggen hoe een crisis te voorspellen valt. Slechts kunnen wij zeggen waar het vaak mee samen gaat, maar het zal nooit zeker zijn, omdat invloeden van buitenaf, dus ook niet economische invloeden, een rol spelen en die factoren zijn lastig te voorspellen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.