Criminaliteit

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vmbo | 9669 woorden
  • 17 januari 2002
  • 1467 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
1467 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding

Criminaliteit en vooral jeugdcriminaliteit zijn tegenwoordig erg in het nieuws. Onder de bur-gers maar ook in de politiek wordt er veel over gepraat. Het is een maatschappelijk probleem geworden, iedereen Er wordt steeds vaker geroepen dat er meer politie, dus meer blauw, op straat moet en dat criminelen een harder aanpak verdienen. De bevolking begint te roepen voor hardere straffen.
Toch zeggen onderzoekers dat strengere gevangenisstraffen meestal niet leiden tot
minder criminaliteit. Zij pleiten voor het aanpakken van de oorzaken die kunnen leiden tot crimineel gedrag. Maar omdat onderzoeker van de criminaliteit het er onderling niet over eens zijn wat de oorzaken precies zijn voor crimineel gedrag, wordt het moeilijk om kant en klare oplossingen te bedenken. In ieder geval is criminaliteit het een groot probleem aan het worden en blijft het voortdurend in de aandacht.

Dit werkstuk start met het beschrijven wat criminaliteit is en welke oorzaken mee kunnen spelen waarop iemand crimineel wordt.
Daarna wordt in hoofdstuk 3 aandacht besteed aan de andere kant van de criminaliteit, na-melijk de slachtoffer kant. Er zijn verschillende soorten slachtoffers en afhankelijk van wat er gebeurt is kan een slachtoffer het gebeuren ook verschillend ervaren.
Criminaliteit blijft niet ongestraft, het strafrecht bepaalt hoe en wat er gedaan wordt aan de criminaliteit. Dit wordt in hoofdstuk 5 beschreven.
In het laatste hoofdstuk komt de preventie aan de orde. Er zijn nog heel wat maatregelen te nemen om criminaliteit zo min mogelijk uit te lokken.

HOOFDSTUK 1 CRIMINALITEIT

1.1 Wat is criminaliteit
Criminaliteit wil zeggen dat men zich schuldig maakt aan strafbaar gedrag. De regels van de wet worden overtreden. Men kan zich schuldig maken aan een overtreding of het plegen van misdrijven. Een overtreding is een minder ernstig strafbaar feit (bijvoorbeeld te hard rijden). Een misdrijf is echter niet zomaar iets maar een ernstig vergrijp. Op misdrijven stelt de wet zwaardere straffen. Dit kan gevangenisstraf zijn.
De belangrijke regels die opgenomen zijn in de wet zijn ontstaan uit waarden en normen in onze cultuur. Bij criminaliteit worden die regels overtreden.

Waarden en normen
In onze samenleving gelden allerlei waarden en normen. Dit zijn zaken die belangrijk gevon-den worden en afspraken zoals we ons moeten gedragen.
Waarden zijn dingen die je in het leven belangrijk vindt. Het geeft aan hoe je tegen zaken aankijkt (bijvoorbeeld: eerlijkheid is belangrijk). Normen zijn de regels die bij die waarden ho-ren en waar iedereen zich dan ook aan zou moeten houden, bijvoorbeeld bij eerlijkheid hoort de norm: je mag niet stelen. In allerlei situaties zijn regels, zoals op school, in een gezin, op het werk. Deze regels zijn nodig om alles goed te laten verlopen maar ook om mensen een houvast te geven en om te beschermen. Als iemand zich niet aan de normen (regels) houdt dan vinden we dat verkeerd en keuren we dit gedrag meestal af.

Waarden en normen verschillen

Als je goed kijkt, dan zie je dat normen en waarden verschillen:
Per groep. Jongens vinden misschien stoer doen belangrijk. Een groep meisjes vindt bij-voorbeeld kletsen belangrijker.
Per plaats/land. In oosterse culturen is het belangrijk dat gasten altijd mee kunnen eten. In Nederland vindt men gastvrijheid minder belangrijk.
Door de tijd heen. Vroeger vond men fatsoen belangrijk, tegenwoordig is vrijheid belang-rijker. Vroeger mocht je bijvoorbeeld niet topless zonnen op het strand. Nu vindt bijna ie-dereen dat hier gewoon.

Al heel vroeg wordt, over het algemeen, binnen het gezin geleerd wat waarden en normen zijn maar je ontwikkelt zelf ook waarden en normen door wat er om je heen gebeurt.
Niet iedereen hanteert dezelfde waarden en normen. Sommigen hebben dat domweg niet geleerd en anderen vinden gewoon een aantal waarden en normen niet nodig, onbelangrijk of ze kijken er anders tegen aan, bijvoorbeeld iemand die vindt dat je anderen best mag slaan of dat je mag schelden als je dat wilt.
Ook zie je dat normen en waarden verschillen doordat je in een andere omgeving bent. Het kan verschillen per groep, per plaats of door de tijd heen. In een groep gelden soms eigen normen en waarden zoals in een groep jongens hoor je stoer te doen en een aantal dingen gezamenlijk af te keuren. In culturen verschillen regels zoals bijvoorbeeld in de ene cultuur is het een normale regel om ouders nooit tegen te spreken, bij de andere tellen ouderen bijna niet meer mee. Door de tijd heen zie je dat veel waarden en normen veranderd zijn. Denk maar aan kleding (steeds minder kleding aan), en fatsoensnormen (rommel maken en weg-gooien) en dingen die nu mogelijk zijn zoals het homohuwelijk.
Normen zijn goed omdat Iedereen weet waar hij zich aan te houden heeft. Houdt je je niet aan de regels dan wordt je gestraft, bijvoorbeeld je wordt van school gestuurd of je krijgt een boete. De regels kunnen ongeschreven zijn zoals fatsoensregels of bepaalde gedragsregels (met de mond dicht eten, niet boeren), of de regels zijn vastgelegd, geschreven, in allerlei reglementen of in wetboeken. De wetten worden door de overheid gemaakt en gelden voor álle inwoners van Nederland.

De regels in de wet zijn belangrijk:

o Om iedereen duidelijk te maken wat je wel of niet mag.
o Om orde te brengen in de maatschappij.
o Om conflicten te voorkomen.

Onze maatschappij wordt steeds bedreigd door criminaliteit. Dat betekent dus dat er steeds meer mensen zich niet houden aan de waarden en normen. Dit is ernstig want las dit steeds toeneemt en erger wordt dan verandert daardoor de maatschappij en voelen we ons steeds minder veilig.

1.2 Soorten criminaliteit
Criminaliteit is er in alle soorten en maten. Van het stelen van een zak snoep bij de benzine-pomp tot het plegen van geweld. Dit laat ook zien dat niet alle soorten criminaliteit even ern-stig is. Bij minder ernstige vormen spreken we van kleine criminaliteit. Bij het zich herhaal-delijk schuldig maken aan kleine criminaliteit valt iemand wel in zwaardere straffen.
Kenmerkend voor kleine criminaliteit is:
o De strafbare feiten komen veel voor.
o De strafbare feiten zijn minder ernstig.
o De dader wordt door de rechter veelal gestraft met een geldboete of met een voor-waardelijk gevangenisstraf (daar hoef je niet echt de cel voor in).
o Er is een schikking mogelijk. Een onderhandeling met de politie of justitie, waarbij de dader vrijwillig een boeten betaald (het komt dan niet voor de rechter).
Kleine criminaliteit is bijvoorbeeld winkeldiefstal en vandalisme. Vandalisme is het opzettelijk vernielen van andermans eigendom zoals het beschadigen van auto’s, vernielen van bushok-jes, stukgooien van ruiten etc. Kleine criminaliteit mag dan als niet zo zwaar gezien worden, het is wel vaak heel hinderlijk. Vooral ouderen mensen raken hierdoor angstig en durven niet meer makkelijk de straat op.
Naast kleine criminaliteit bestaat ook de grote of zware criminaliteit. Deze ernstige vorm bestaat uit plegen van zware misdrijven zoals roofovervallen, verkrachting of moord. Deze vorm vindt ook nogal eens plaats in een georganiseerd verband (zoals de maffia). De mis-drijven worden uitgevoerd door een organisatie met een vaste structuur en een vaste taak-verdeling binnen zo’n groep. Deze groepen zijn over het algemeen veel bezig met de drugs-handel, prostitutie en mensensmokkel.

De criminaliteit is sterk in beweging. Bij zware en georganiseerde criminaliteit worden steeds verfijndere ‘technieken’ toegepast. Daardoor laten organisaties zich moeilijker vangen.
Een andere vorm van criminaliteit is de zogenaamde witte - boorden criminaliteit. Een vorm waarbij mensen uit hoge kringen en met goed betaalde banen zich schuldig maken aan bijvoorbeeld belastingsfraude, zwart geld verdienen, papieren niet eerlijk invullen, geld in ei-gen zak steken etc.

In politiestatistieken worden de volgende vormen van criminaliteit onderscheiden:
Agressieve criminaliteit.
Hieronder worden misdrijven verstaan zoals mishandeling, vernieling, moord, agressie te-genover de openbare orde en het gezag.
Seksuele criminaliteit.
Misdrijven als aanranding, verkrachting, incest, seksuele omgang met kinderen, enzovoort.
Vermogenscriminaliteit.
Misdrijven als diefstal en heling, maar ook fraude en belastingontduiking.
Verkeerscriminaliteit.
Misdrijven als rijden onder invloed en doorrijden na een ongeval.
Overige criminaliteit.
Hieronder vallen de misdrijven die niet onder de categorieën vallen. Enkele voorbeelden zijn: de drugshandel, verboden wapenbezit, misdrijven gepleegd door militairen, milieudelicten.

1.3 Jeugdcriminaliteit
Jeugdcriminaliteit is een verzamelbegrip voor tal van verschillende strafbare gedragingen door jongeren van 0–24 jaar. Hierbinnen staat de groep van 12 tot 18 jaar centraal. Het kan daarbij gaan om opgroeigedrag van jongeren, waarbij een enkele keer de normen en waar-den worden overschreden. Een–zeg maar –doorgeschoten uiting van het normale (gezonde) experimenteergedrag van kinderen en pubers. Maar het kan ook gaan om racistisch geweld. Of om het regelmatige plegen van misdrijven om er een dure leefstijl na te kunnen houden of om deel te kunnen uitmaken van een groep waarbinnen misdadigers gedrag de groepsnorm is. Al deze stafbare gedragingen van jongeren worden samengevat onder de noemer jeugd-criminaliteit.

Om het jeugdcriminaliteit in de hand te kunnen houden heeft men beleid ontwikkeld.
Doel van het jeugdcriminaliteitsbeleid is om crimineel gedrag van jongeren terug te dringen en waar mogelijk te voorkomen. Men wil ook de gevoelens van onveiligheid die andere bur-gers krijgen door het gedrag van de criminele jongeren verminderen.
Uitgangspunt is dat op jeugdcriminaliteit vroegtijdig, snel en consequent moet worden gerea-geerd. Extra aandacht krijgt de verharding, het steeds jongere criminelen en een groot aan-deel in jeugdcriminaliteit van allochtone jongeren.
Verbeteringen worden met name gezocht in de samenwerking met alle betrokkenen die werkzaam zijn op het terrein van jeugd en veiligheid. Ministeries, gemeenten, politie, Raad voor de Kinderbescherming, Openbaar Ministerie, jeugdhulpverlening en onderwijs moeten ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid bijdragen aan een samenhangend jeugdcrimina-liteitsbeleid.

1.4 Criminaliteit een probleem
Criminaliteit is een groot probleem geworden. Het neemt de laatste jaren erg toe. Ook het geweld waarmee de criminaliteit gepaard gaat. Heel veel mensen hebben er last van. De mensen die zelf ooit slachtoffer zijn geworden van een vorm van criminaliteit maar ook de mensen die het om zich heen zien vinden het vervelend, oneerlijk en irritant. Bijvoorbeeld als je in de stad loopt en je ziet heel veel glas liggen bij een auto (ruit ingeslagen) of je ziet dat een groep jongeren vervelend doen tegen voorbijgangers. Veel mensen voelen zich onveilig.
Ook zorgt criminaliteit voor een hoge kostenpost. Er moeten steeds weer nieuwe spullen aangeschaft worden door de spullen die weggehaald zijn, er moeten spullen gerepareerd worden, soms steeds maar weer opnieuw, denk maar aan de bushokjes maar er moet ook steeds meer geldt uitgegeven worden aan allerlei vormen van beveiliging. Hierbij telt ook het plaatsen van camera’s en bewakers.
Criminaliteit is ook een politiek probleem. Het verminderen van de criminaliteit is een taak van de overheid. De overheid, politie en rechters zullen hierin ook stevig moeten samenwer-ken. Het aanbieden van zwaardere straffen kan in sommige situaties een oplossing zijn. Vooral de burgers roepen hierom, zij vinden Nederland veel te soft als het om straffen gaat.
In ieder geval zal de overheid oplossingen moeten bedenken voor het probleem criminaliteit. Ze zal de oplossingen moeten uitwerken in een plan van aanpak. Daarin schrijven ze de maatregelen die ze willen gaan nemen.
HOOFDSTUK 2 HET ONTSTAAN VAN CRIMINALITEIT


2.1 Hoe begint criminaliteit
Criminaliteit kan door veel oorzaken ontstaan. Vaak spelen verschillende factoren mee zoals de persoonlijkheid van iemand, de thuissituatie waar hij uitkomt en/of andere factoren in zijn omgeving.
Schoolverzuim is bijvoorbeeld ook één van de factoren die crimineel gedrag bij jongeren be-vorderen. Onder probleemjongeren worden naar verhouding vaak notoire spijbelaars aange-troffen. Zij zijn vaker betrokken bij diefstal, vandalisme en geweld. Het is dus zaak om binnen criminaliteitspreventie aandacht te schenken aan het voorkomen van schoolverzuim.

Andere oorzaken kunnen zijn:
Armoede, slechte huiselijke omstandigheden. Slecht voorbeeld van je ouders, bijvoor-beeld als ouders ook stelen of verslaafd zijn of niet naar de kinderen omkijken.
Gebrek aan onderwijs en scholing.misdrijven komen vaak voor in lagere klasse. Dit komt omdat men door het slechte scholing vaak geen baan heeft of slechte betaalde baan en men daardoor veel op straat hangt of ook luxe wil en bijvoorbeeld daardoor gaat stelen.
Het gemis of minder worden van sociale controle. Mensen leven hoe langer en hoe meer hun eigen leventje en familie en buren letten niet meer op elkaar. Kinderen worden niet meer gecorrigeerd door de ouders of buurt als ze iets doen wat niet mag.
De invloed van een groep waar iemand mee omgaat. Stoer doen, elkaar opjutten, net zoveel willen hebben als de andere leden van de groep. Als je door anderen gemeden wordt om je gedrag zul je ook steeds weer deze (verkeerde) vrienden opzoeken.
Het vervagen van waarden en normen.opvattingen over eerlijkheid, fatsoen en eigen-dom worden minder en daardoor gaat men het steeds minder nauw nemen.
Bepaalde zaken zijn vrij makkelijk te stelen. De criminele weten dat of worden
daardoor in de verleiding gebracht.

De invloed van alcohol en drugs. De alcohol die zijn bijdrage heeft aan geweldsdelic-ten en de drugsgebruiker die steeds moet stelen om aan geld te kunnen komen.

2.2 Aangeboren crimineel gedrag
Met aangeboren crimineel gedrag wordt bedoeld dat iemand een aangeboren ziekte heeft waardoor hij crimineel wordt. De ziekte is meestal een geestelijke afwijking. Dit komt nog weleens voor bij seriemoordenaars of verkrachters. Nadat deze mensen opgepakt zijn volgt ook altijd een uitgebreid psychisch onderzoek waaruit dit moet blijken.
Andere aangeboren eigenschappen zoals driftig of snel boos worden kunnen eerder neigen tot crimineel gedrag. Mensen kunnen in hun drift dingen doen waardoor ze de regels overtreden, bijvoorbeeld tijdens een ruzie zo driftig worden dat ze de ander mishandelen.

2.3 Normvervaging
Een bijdrage in het ontstaan van criminaliteit is ook het vervagen van normen. Voor een gedeelte komt dit doordat de maatschappij verandert is en we allemaal veel vrijer zijn geworden. We zijn veel losser in het leven zoals we dat willen en de manier waarop we omgaan met anderen. We vinden ook steeds meer dat iemand zelf moet weten wat hij doet en hoe hij leeft. Regels zijn nog steeds nodig maar een aantal regels zijn verdwenen door de tijd en een aantal regels worden niet meer zo precies nageleefd. Mensen houden zich niet meer zo nauwkeurig aan de regels. Dit wordt normvervaging genoemd.
Ook negatieve ervaringen kunnen leiden tot normvervaging. Als jij je keurig aan de regels houdt maar het levert niets op of je wordt erdoor benadeeld dan kan de kans erin zitten dat je de volgende keer de regels ook aan je laars lapt. Als je fiets voor de zoveelste keer is gestolen, neem je er misschien de volgende keer een terug.

HOOFDSTUK 3 DE SLACHTOFFERS

3.1 Verschillende slachtoffers
Misdrijven vormen een inbreuk op de belangen van medeburgers, bedrijven en instellingen.
Een slachtoffer van een misdaad lijdt vrijwel altijd schade. Dat kan duidelijk aanwijsbare schade zijn: materiële schade. Bij materiële schade gaat het meestal om de waarde van de vernielde- of gestolen eigendommen, de kosten van geneeskundige hulp en het verlies van inkomsten.
Bij immateriële schade is er sprake van angsten, pijn, verdriet en verlies van levensvreugde. Vaak nog lange tijd nadat politie en justitie `de zaak' al afgesloten hebben.


Er bestaan verschillende slachtoffers.
De burger als slachtoffer
1 op de 6 Nederlanders wordt in het jaar slachteroffer van een misdrijf. Vooral is de kans groot dat men van de fiets wordt beroofd. De kans op inbraak is 1 op 50.
Vanuit een onderzoek is gebleken is dat ieder 47 seconde een fiets wordt weggenomen en dat er eens in de 2 minuten iets uit de auto wordt gestolen.
Bedrijven als slachtoffer
Bedrijven hebben te maken met vernieling, inbraak, diefstal of bedreiging door personen van buiten het bedrijf. Een aantal bedrijven heeft daarnaast ook te maken met (vermoedens van) interne criminaliteit (schuldige werknemers). Denk aan stelen en fraude. Fraude komt bijvoorbeeld veel voor door het onjuist invullen van onkostendeclaraties of het verduisteren van financiële middelen.
Slachtloze misdrijven
Naast misdrijven met burgers, bedrijven en instellingen als slachtoffers zijn er zogenaamde ‘slachtloze misdrijven’, waarbij het slachtoffer moeilijk is te bepalen, dan wel anoniem of collectief is, zoals het gebruik van verdovend middel, illegale wapenbezit, heling, (belasting)fraude, illegale seks – en gokbusiness, milieudelicten, omkoping, knoeien met producten, overtreding van bouwvoorschriften.
Geestelijke schade van slachtoffers

Slachtoffers van (ernstiger) misdrijven kunnen grote geestelijke schade oplopen, vooral als misdrijven gewelddadig zijn. Misdrijven kunne worden ervaren als een inbreuk op de geestelijke of lichamelijke integriteit (geweldmisdrijven, seksuele feiten) of als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer (bij bijv. inbraak). De gevolgen gaan dan verder dan alleen de schade in materiële termen (waarden van het gestolen of vernielen, kosten medische verzorging), omdat ook geestelijk, emotionele schade optreedt.
Of en in welke mate dergelijke gevolgen aan het misdrijf zijn verbonden wordt niet alleen bepaald door de ernst van het misdrijf, maar ook door het slachtoffer zelf en zijn omstandigheden. Leeftijd speelt hier ook een rol bij. Het gevoel van veiligheid en een positief gevoel van de wereld om je heen, kunnen plotseling verdwijnen, spanningen kan gaan overheersen en kan leiden tot langdurige lichamelijke en geestelijke klachten.

3.2 Slachtofferhulp
In Nederland bestaat slachtofferhulp. Dit is een onafhankelijke vrijwilligersorganisatie die opkomt voor de belangen en rechten van slachtoffers van misdrijven en verkeersongelukken. Dagelijks zetten ruim 1500 vrijwilligers zich in voor de opvang van slachtoffers. In Nederland zijn er inmiddels 75 Bureau’s Slachtofferhulp.
Slachtofferhulp is een vervolg op het werk van de politie. In principe kan een Bureau Slachtofferhulp binnen 48 uur reageren op een verzoek om hulp. Wachttijden zijn er niet. De vrijwilligers benaderen slachtoffers persoonlijk. Ze nodigen hen uit voor een gesprek op het Bureau of gaan bij de mensen thuis op bezoek. De vrijwilligers nemen de tijd om met de slachtoffers te praten, vaak in hun eigen vertrouwde omgeving. De opvang van Slachtofferhulp is gratis en iedereen kan een beroep doen bij een Bureau in de buurt. De contacten vinden plaats in een informele sfeer.
Men kan bij een Bureau Slachtofferhulp terecht:
o voor informatie over aansprakelijkheid, schadevergoeding, juridische procedures, verzekeringen.
o voor advies over praktische zaken zoals het invullen van een formulier of het schrijven van een brief.
o om te praten over wat je hebt meegemaakt.
o voor verwijzing naar deskundigen zoals een letselschade-advocaat of een gespecialiseerde instantie.
o voor contact met lotgenoten.

3.3 Schadevergoeding of Smartengeld.
Vroeger had je als slachtoffer weinig te willen en te eisen na een misdrijf. Tegenwoordig krijgt het slachtoffer meer aandacht in het Nederlandse strafrecht. Het is nog niet zo als in Amerika waar je om de meest uiteenlopende zaken een schadevergoeding of smartengeld kan eisen maar ook in Nederland is het nu mogelijk dat de rechter de tegenpartij kan veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding of smartengeld. Een vergoeding van materiële schade heet schade-vergoeding. Vergoeding van emotionele schade wordt meestal smartengeld genoemd.
Ondanks deze vooruitgang in de wet moeten er toch nog wel voor slachtoffers obstakels weggenomen worden. Asbestslachtoffers bijvoorbeeld merken soms dat ze hun schadeclaim vergeefs indienen omdat de termijn verstreken is waarbinnen zij moeten claimen. Die termijn is momenteel dertig jaar, te rekenen vanaf het moment van de schadeveroorzakende gebeurtenis maar heel vaak weten ze dat niet meer en zijn ze pas veel later ziek geworden. Straks gaat de verjaringstermijn -van vijf jaar-- pas lopen, als het slachtoffer kennis heeft gekregen van de schade. In veel gevallen is dat het ogenblik waarop de ziekte zich openbaart

Om vorm te geven aan de mogelijkheid tot het eisen van schadevergoeding specialiseren advocaten zich om slachtoffers hierin bij te staan. Een bekende richting is het indienen van de letselschade-advocaat in geval van geleden letsel. Er is sprake van letselschade wanneer u door toedoen van een ander lichamelijk of geestelijk letsel hebt opgelopen. Meestal denkt u hierbij alleen aan verkeersongevallen. Letselschade kan echter allerlei oorzaken hebben en het gevolg zijn van bijvoorbeeld een arbeidsongeval, ongezonde werkomstandigheden, een fout in een product enzovoort.

Andere zaken die opgenomen zijn in het wetboek voor strafrecht is dat slachtoffers tegenwoordig een straatverbod kunnen eisen tegen iemand die hen voortdurend lastig valt. Een ander voorbeeld is dat bij zedendelicten nu het slachtoffer per brief op de hoogte wordt gebracht van het feit dat de dader weer vrij komt. De slachtoffers moeten de dader wel met rust laten maar kunnen zich dan beter voorbereiden op een eventuele plotselinge ontmoeting.
Naast de goede ontwikkelingen blijven zijn nog zaken die verder uitgewerkt moeten worden. Slachtoffers blijken in geval van calamiteiten vaak met lege handen te komen staan, omdat de veroorzaker onvoldoende verzekerd is. Overwogen wordt om bedrijven met risicovolle activiteiten – zoals vuurwerkfabrieken en raffinaderijen - te verplichten om zich voor toereikende bedragen te verzekeren. En de positie van familie van slachtoffers dient nog eens bekeken te worden. In hoeverre maken zij aanspraken op vergoeding van de zogeheten "affectieschade". De huidige wet geeft bijvoorbeeld de ouders van een kind dat door een medische fout zwaar gehandicapt is geraakt geen recht op smartengeld. Misschien moet de wet op dit punt worden gewijzigd.

HOOFDSTUK 4 DE POLITIE

4.1 De politietaken en bevoegdheden
De politie heeft speciale taken. Deze taken staan in de politiewet beschreven: een hulpverleningstaak, een ordetaak, de opsporingstaak. De politie wil met haar werk bereiken dat mensen rustig en veilig, naast elkaar en samen, kunnen leven in de wijk, de stad of de regio. De politie is daarom 24 per dag in touw.
Om te zorgen dat de maatschappij veilig en leefbaar wordt of blijft, voert de politie 4 hoofdzaken uit:
o Hulpverlening aan de mensen die dat nodig hebben.
o Handhaven van orde en rust.
o Oplossen van misdrijven en opsporen van daders.
o Werken aan preventie: voorkomen dat er iets mis gaat.

De politie heeft mensen die “op straat hun werk doen”. Want daar zijn ze het hardst nodig. De vrouwen en mannen van de surveillancedienst zijn de politiemensen die wij het meest zien. Zij houden zich in de wijken 24 per dag bezig met de basispolitiezorg. Soms moeten ze van de meldkamer naar plaatsen rijden waar door iemand om hulp van de politie is gevraagd. Dat kan eenvoudig klusje zijn als ‘autoportier dichtgegooid met de sleutels nog in het contact’, een klacht over zwerfvuil op straat of een verkeerd geparkeerde auto. Er zijn natuurlijk ernstige meldingen waar ze sneller naar toe moeten rijden. Een flinke aan aanrijding met gewonden, een steekpartij, een inbraak, vernielzuchtige jeugd, allemaal gebeurtenissen waarbij de politie handelend en geruststellend moet optreden. Surveilleren gebeurt niet alleen vanuit de opvallende politiewagens, maar ook vanaf de motor of het paard.
Vooral in drukke winkelcentra zie je regelmatig politie lopend of met de fiets surveilleren. Het gaat de politie beslist niet om het uitdelen van zoveel mogelijk bekeuringen. Voor de politie is het veel belangrijker dat mensen begrijpen waarvoor de regels zijn.

Dat de politie gewoon ergens loopt of rijdt, werkt al preventief: iedereen houdt zich ineens aan de regels. Preventie vindt in feite overal plaats. De automobilist wordt gewezen op zijn defecte verlichten en krijgt te horen waarom dit gevaarlijk kan zijn. De agent die te voet surveilleert vertelt de winkelier dat hij een slot om zijn rek met kleding buiten op de stoep moet doen om winkeldiefstal te voorkomen. Als je aangifte komt doe om een gestolen fiets krijg je te horen welke fietssloten het meest betrouwbaar zijn. Steeds vaker gaat een agent of agente naar scholen om les te geven over thema’s zoals drugspreventie of vandalisme.

Bevoegdheden van de politie
De politie heeft verschillende bevoegdheden:
J Iemand staande houden als hij verdacht wordt van een strafbare feit.
J Fouilleren om de kleding en het lichaam te onderzoeken op strafbare materialen.
J Een verdachte volgen en aanhouden.
J Vasthouden van de verdachte om verhoort te worden. Dit kan 6 uur (de tijdstip tussen 12.00 uur en 09.00 uur telt niet mee).
J Als het politie onderzoek nog niet is afgerond kan iemand in verzekering gesteld worden. Dit wil zeggen dat de officier van justitie toestemming geeft om de verdachte nog langer vast te houden. Het moet hierbij wel om een ernstig misdrijf gaan en kan 2 tot 4 dagen duren.
J Voorlopig hechtenis uitvoeren. Met toestemming van de rechter wordt de verdachte 102 dagen opgesloten in het huis van bewaring.de politie kan dan verder met zijn onderzoek.
Een verdachten kan dus in het totaal 106 dagen en een halve dag worden vastgehouden (6 uur (1/2 dag) + 4 dagen + 102 dagen).


4.2 Aanhouden
Wanneer de politie iemand voor een winkeldiefstal of inbraak of iets oppakt, nemen ze de persoon mee naar het bureau. Je bent dan verdachte en wordt voorgeleid voor de hulpofficier van justitie. Eerst moet men alle zakken leeg maken en wordt de persoon gefouilleerd om te controleren of hij niest heeft achter gehouden heeft. De hulpofficier vraagt of men weet waarvoor hij is opgepakt. De agenten vertellen wat er is gebeurd en waarom ze tot aanhouding zijn overgegaan. Alles wordt op papier gezet. Daarna moet de persoon soms in een arrestantencel gaan zitten. De agenten of de rechercheur halen hem op om te verhoren. Zij vertellen nog een keer waarvoor je bent opgepakt bent en vragen de verdachten dan te vertellen wat er allemaal is gebeurt. Van het verhoor maakt de rechercheur een verhaal en dat mag ondertekent worden. Dat wordt een verklaring genoemd. Rechercheurs gaan ook praten met zoveel mogelijk mensen die iets gezien hebben. Hun verhaal heet een getuigenverklaring. Als het nodig is, gaan de rechercheurs op de plaats waar het is gebeurt op zoek naar bewijzen. Dat kunnen vingerafdrukken zijn of andere sporen, zoals voetafdrukken, een stukje stof of een mes. De politiemensen die de verdachte meenamen naar het bureau, hebben ook alles op papier gezet. Dat heet een proces-verbaal. Als alles is onderzocht en op papier is gezet, is het werk van de politie eigenlijk afgelopen. Het hele dossier, dat zijn alle verklaringen en bewijzen, gaat dan naar de officier van justitie. Die bekijkt alle stukken en eist een bepaalde straf, bijvoorbeeld een boete of een gevangenis straf. Daarna wordt tijdens de rechtszaak door de rechter bepaald wat de straf echt wordt.

4.3 Een aanhouding van een minderjarige
Een arrestatie van een minderjarige krijgt extra aandacht omdat men graag wil dat de criminele weg die de jongere is ingeslagen doorbroken wordt. De politie probeert dan ook bij minderjarige veel aandacht te schenken aan de sociale kant van het probleem. De politie wil de minderjarige positief beïnvloeden.
Na aanhouding van een minderjarige verdachte is de politie wel verplicht dit feit te melden aan de kinderbescherming. De politie zal na aanhouding van de jongere beginnen met de melding en raadpleging in het netwerk van allerlei instanties zoals de kinderbescherming, onderwijsinstantie, jeugdzaken, Riagg etcetera. De politie moet het melden aan instanties maar wil ook door het raadplegen van het netwerk zoveel mogelijk gegevens verzamelen om een goed beeld te krijgen van de jongere, zijn achtergrond en zijn problemen.
Na het verzamelen van alle gegevens wordt er een procesverbaal opgemaakt en na het horen van de verdachte wordt gekeken of de jongere op de “Harde Kernlijst” voorkomt. Als dit zo is zal hij voorgeleid worden aan de kinderrechter.
Komt de jongere niet voor op de “Harde Kernlijst”, dan kan hij in aanmerking komen afhankelijk van zijn leeftijd voor speciale jongeren projecten, afhankelijk van de ernst van de zaak een afdoening via justitie, of bij zeer ernstige misdrijven of herhalingen een voorgeleiding aan de kinderrechter waarbij een strafzitting volgt en een strafblad een feit is.

Seponeren
De officier van justitie kan besluiten een zaak te seponeren. Seponeren wil zeggen dat het proces verbaal wordt opgeborgen, iemand wordt niet verder vervolgd. De officier vindt het dan niet in het belang van de jongere om de zaak te behandelen, of er is niet voldoende bewijs.Hij laat het bij een waarschuwing of boete.

4.4 Rechten van een verdachte
Als verdachte heb je ook rechten. Deze rechten zijn vastgelegd in het Wetboek van Strafrecht.
o Iemand hoeft niet mee te werken aan een onderzoek. Behalve bij het nemen van foto’s en vingerafdrukken. Daarom mag iemand ook zwijgen tijdens het verhoor.

o Een verdachte heeft het recht te weten waarvan hij wordt verdacht.
o Als iemand wordt vastgehouden op het politiebureau heeft hij recht op het inschakelen van een advocaat.
o Iemand mag maar beperkt worden vastgehouden op het politiebureau. Deze tijd is afhankelijk van het strafbaar feit.
o Een verdachte kan in hoger beroep gaan.
Soms lijken deze rechten erg oneerlijk zeker als de verdachte weer op vrije voeten komt omdat de tijd dat hij vast mag zitten om is of omdat bewijs ontbreekt. Maar iedereen in Nederland heeft recht op een eerlijk proces met alle regels die daarbij horen.

4.5 De STOPreactie
Hele jonge kinderen maken zich tegenwoordig schuldig aan strafbare feiten. Nu kan een kind wel eens iets uithalen wat niet kan en mag, dit hoeft nog niet zo alarmerend te zijn. Maar door het ontbreken van een reactie daarop kan het van kwaad tot erger worden.
De STOPreactie is een project voor kinderen van 8 tot en met 12 jaar die een strafbaar feit

hebben gepleegd. Gedacht wordt aan baldadigheid, vernieling, kleine diefstalletjes, verboden vuurwerk afsteken.
De STOPreactie wordt door de politie aangeboden als een vrijwillig traject ter ondersteuning van de opvoeding van het kind. Het is dus niet verplicht. De STOPreactie wordt uitgevoerd door het Bureau HALT. Men probeert het kind door middel van leeropdrachten die thuis of op het Bureau Halt gemaakt moeten worden. Dit kunnen individuele opdrachten zijn of groepsgewijs. De opdrachten staan zoveel mogelijk in relatie tot het door het kind vertoonde gedrag. In totaal zijn er maximaal drie contacten met de ouders en het kind. Voor het kind betekent het ongeveer 10 uur dat ze bezig moeten zijn met de opdrachten.
Gedurende het traject is er aandacht voor de benadeelde. Hoe die aandacht eruit ziet is mede afhankelijk van de ouders en het kind. Er kan een moment zijn dat er persoonlijk excuses worden gemaakt, dat kan echter ook middels een door het kind geschreven brief.

Men hoopt met het STOPreactie project ouders en kinderen al vroeg duidelijk te maken dat bepaald gedrag niet alleen binnen een gezin maar ook maatschappelijk niet worden getolereerd.

4.6 Bureau HALT
Bureau HALT is een procedure waarvoor jongeren in aanmerking kunnen komen om als straf, in plaats van naar een internaat te moeten, een alternatieve straf te doen. HALT is een afkorting van Het Alternatief. Het probeert een bijdrage te leveren aan het terugdringen van veel voorkomende criminaliteit onder jongeren, omdat de straf veelal gezocht wordt in verband met het gepleegde feit. Bureau HALT werkt samen met justitie, politie en gemeente.
De volgende activiteiten worden uitgevoerd:
o Het organiseren van een bezigheid voor jongeren die een strafbaar feit hebben gepleegd.
o Het verzorgen van preventieve activiteiten.
o Het verzamelen van gegevens omtrent veel voorkomende criminaliteit met als doel de oorzaken hiervan te bestrijden.
Jongeren die in aanmerking komen voor HALT zijn 12 tot en met 17 jaar en hebben een strafbaar feit gepleegd bijvoorbeeld vandalisme, diefstal of baldadigheid.
De jongere die wordt opgepakt door de politie kan zelf kiezen tussen een normale strafrechtelijke aandoening of HALT. Valt de keuze op HALT - afdoening dan volgen 2 gespreken met de jongere en diens ouders/verzorgers. Er wordt gesproken over de reden van het gedrag. Ook zal de jongere moeten nadenken over wat er kan worden gedaan om de aangerichte schade weer te herstellen en/of te vergoeden.
Uiteindelijk wordt in overleg met de jongere en de ouders/verzorgers een voorstel geformuleerd voor de strafvervangende werkzaamheden en de eventuele schadevergoeding. De HALT–afdoening valt onder de eindverantwoordelijkheid van de Officier van Justitie.

De werkzaamheden dienen zoveel mogelijk in verband te staan met het gepleegde feit. De duur van de werkzaamheden is afhankelijk van de leeftijd van de jongere en de ernst van het strafbare gedrag (maximaal 20 uur). Er wordt gewerkt in de vrije tijd. De begeleiding tijdens de werkzaamheden vindt plaats ofwel door een medewerker van Bureau HALT ofwel door een begeleider van de werkplek zelf.

Afloop
Na de uitvoering van de strafvervangende werkzaamheden worden de jongere, de politie en de officier van justitie op de hoogte gebracht van het eindresultaat. Als dit positief is, is daarmee de zaak afgehandeld. Is het resultaat negatief dan zal alsnog een strafrechterlijke afdoening volgen.
Jongeren kunnen over het algemeen maximaal twee maal naar HALT worden verwezen.

Voordelen van de HALT aanpak
o Lik op stuk, de jongere wordt binnen korte tijd geconfronteerd met de gevolgen van zijn daden en wordt daarvoor verantwoordelijk gesteld.
o De benadeelde wordt ingeschakeld bij de wijze waarop herstel of vergoeding van de schade het beste kan plaatvinden.
o De jongere wordt bij een goede afloop niet bij justitie geregistreerd.

HALT STOP
Bestemd voor 12 – 17 jarige Bestemd voor 8-12 jarige
Draagt straffend en opvoedkundig karakter Draagt ondersteunend en opvoedkundig karakter
Niet meedoen of afhaken heeft strafrechtelijke gevolgen Niet meedoen of afhaken heeft geen consequenties
Werkstraf Leerstraf
Schaderegeling maakt formeel onderdeel uit van de procedure Schaderegeling maakt geen onderdeel uit van de procedure.

4.7 Andere projecten

Een ander project speciaal voor jongeren van 17 tot en met 25 jaar is het Toezichtproject. Het Toezicht project is een project waarbij de jongeren toezicht houden bij nieuwbouw terreinen. De jongeren krijgen van de politie een praktijkopleiding aangeboden. Ze houden daarna met twee of drie tegelijk, in wisseldiensten, toezicht. Ze krijgen hier een kleine vergoeding voor en na goed verloop van hun werktijd ontvangen ze ter afronding een deelnemercertificaat. Men hoopt bij de jongeren een verantwoordelijkheidsgevoel, een gevoel van eigenwaarde te kweken en ze een zinnige dagbesteding te geven.
De Boog is een ander project dat bedoeld is voor jongeren van12 tot en met 20 jaar. De Boog is een steunpunt die samen met de jongere streeft naar verbetering van de persoonlijke situatie. Ze ondersteunen bij vragen en problemen thuis of op school, ze helpen bij financiën, de adviseren bij gezondheidsproblemen of helpen bij een daginvulling. De Boog werkt samen met allerlei andere instellingen die mee ondersteunen. Ook ouders en opvoeders kunnen er met vragen terecht.
Een nieuw project is het project waarbij een probleem jongere gekoppeld wordt aan een agent van politie. De agent “adopteert” een jongere en door middel van controle en regelmatig voeren van gesprekken en het afleggen van huisbezoek, begeleidt de agent de jongere en zijn directe familie.

Interview met politieagent Berry Vogel

1. Hoe lang werk je al bij de politie?
Al 22 jaar.
2. Wat voor een werk doet u bij de politie?
Ik werk momenteel in de basispolitiezorg. Ik werk in de stad Nijmegen op rayon Noord team Oud West. (Dit zijn de wijken Wolfskuil, Rozenbuurt, Koninginnebuurt en Waterkwartier).
3. Heb je daarvoor nog iets anders gedaan bij de politie? Zo ja, wat dan?
Ja, ik heb hiervoor ongeveer 10 jaar gewekt op de regionale meldkamer van de Regiopolitie Gelderland-Zuid.
4. Vond je dat leuker om te doen of vind je wat je nu doet leuker?
Het werk op de meldkamer vond, en vind ik nog steeds leuk. Maar ik wilde weer eens wat anders gaan doen.

5. Heb je vaak met criminaliteit te maken? En hoe vaak?
Ja, bijna ieder dag dat ik werk heb ik wel met criminaliteit te maken.
6. Heb je meer of minder te maken met criminaliteit als op de meldkamer?
Minder maar wel directer, in de meldkamer werd ik gebeld door mensen uit de hele regio Gelderland-Zuid en gaf deze melding dan door aan andere politiemensen die in verschillende plaatsen in deze regio werken. Nu krijg ik zelf maar een deel van deze meldingen en raak ik er direct op straat mee betrokken.
Ook worden in ons werkgebied jongeren die crimineel gedrag vertonen zogenaamd geadopteerd door politiemensen. Dit houdt in dat er agenten dan extra aandacht besteden aan deze jongeren (contact met hen en de ouders, jeugdreclassering en school) om zo te proberen deze jongeren weer op “het rechte pad” te krijgen.
Ik zelf heb nu ook een adoptiekind uit de wijk Koninginnebuurt.
7. Vind je dat vervelend?
Het is altijd vervelend als je met criminaliteit te maken krijgt. Met name de gevallen van zinloos geweld vind ik vervelend of geweld (in wat voor een vorm dan ook) tegen kinderen.
8. Denk je dat criminaliteit is op te lossen?
Ik denk niet dat criminaliteit op te lossen is. 2 voorbeelden die moeilijk op te lossen zijn: 1. er zijn altijd mensen die drugs zullen gebruiken en om aan geld te komen gaan inbreken en stelen. 2. In de meeste gevallen is er bij zinloos geweld sprake van drankmisbruik (dus mensen die te veel drinken) dus zolang mensen gaan drinken en daarbij dan te veel drinken kunnen er altijd situaties ontstaan die uit de hand lopen.
9. Zijn er genoeg mensen om criminaliteit aan te pakken?

Op het moment niet maar er wordt door de regering wel meer geld besteed om in de toekomst voldoende politiemensen te kunnen aannemen en opleiden.
10. Heb je wel eens een voetbalwedstrijd meegemaakt wat uit de hand liep?
Ja, de laatste keer was de voetbalwedstrijd tussen NEC en Vitesse. Hierbij werden door allebei de groepen vernielingen gepleegd (o.a. door Vitesse supporters op de heenreis een complete bus vernield waarbij ook mensen gewond raakten en in andere bussen dingen beschadigd en o.a. door stenen gooiende NEC supporters werden ook dingen vernield en raakten mensen gewond).
11. Welk voertuig vind je het leukst om mee te werken (motor, paard, fiets, auto)?
Ik heb het altijd leuk gevonden om op de motor dienst te doen. Je was vrij in het werk en kon dan overal goed bij.

Bedankt voor het interview en tot ziens.

HOOFDSTUK 5 HET STRAFRECHT

5.1 De overheid
De overheid (Landelijk, provincies en gemeenten) maakt de wetten en de regels voor alle inwoners van Nederland. Al deze regels en wetten zijn opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. Als je de wet overtreedt kun je een boete of een gevangenis straf krijgen. In het Wetboek van Strafrecht staat ook welke maatregel een rechter op kan leggen.
Nederland wordt ook wel een rechtsstaat genoemd. Een democratisch land waarin de rechten en plichten van de burgers en die van de overheid in wetten staan.

De overheid heeft twee taken:

1 Rechtshandhaving:
Het handhaven van het recht. Daarvoor hebben we bijvoorbeeld de politie, die erop toeziet dat men zich houdt aan de wet. De politie kan waarschuwend optreden maar ook soms met geweld. Wordt er van te voren moeilijkheden of geweld verwacht dan wordt de speciale politie in gezet. Dit is de Mobiele Eenheid.
2 Rechtsbescherming.
Burgers hebben niet alleen plichten om de wet te volgen maar ze hebben ook rechten. Ook als verdachte heb je rechten. De politie mag je bijvoorbeeld niet zomaar in de gevangenis stoppen of je langer vast houden. De overheid moet de rechten van de burgers beschermen.

5.2 Het strafrecht
Het Nederlandse strafrecht is vrij mild. In andere landen is dit niet zo, daar kan het nog voor komen dat je hand wordt afgehakt bij diefstal of dat je ter dood wordt veroordeeld. In Nederland hebben we bepaalt wat strafbaar is maar ook de regels die in acht genomen moeten worden bij het bestraffen.
Uitgangspunten voor de rechter zijn:
o Een rechter kan niet naar eigen willekeur handelen maar moet zich houden aan de wet.
o Iedereen is onschuldig totdat hij door de rechter is veroordeeld.
o Bij de straf wordt er rekening mee gehouden dat een verdachte jong is of bijvoorbeeld niet helemaal toerekeningsvatbaar was. Ook omstandigheden kunnen meespelen in de strafbepaling.
Uitgangspunten voor de verdachten:
o Na het vertellen van een vonnis is de zaak afgelopen.
o Kan niet langer dan de vastgestelde tijd door de politie en justitie vastgehouden worden.

o Moet meewerken aan het maken van vingerafdrukken en foto’s maar hoeft niet te antwoorden op vragen van de politie.
o Kan de rechter verzoeken om verhoord te woorden.
o Kan de hulp krijgen van een advocaat.
o Kan in hoger beroep gaan bij een hogere rechtbank.

5.3 Het openbaar ministerie / officier van justitie
Het openbaar ministerie is de instantie die in Nederland bepaalt welke verdachte voor de strafrechter komen. Als je namelijk bent opgepakt door de politie wil het nog niet zeggen dat je automatisch voor de rechter moet verschijnen. Bekende ambtenaren van het openbaar ministerie zijn de officieren van justitie. Zij bepalen of een zaak door gaat naar de strafrechter.
De hoofdtaak van het Openbaar Ministerie is te verdelen in 3 kleinere:
* De opsporing van strafbare feiten.
* De vervolging van strafbare feiten.
* Toezicht op de uitvoering van strafvonnissen.
Als ergens een strafbare feit is gepleegd, is het opsporingswerk een taak van de politie. De eind verantwoordelijkheid voor de opsporing ligt bij het Openbaar Ministerie. Vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie, de officier van justitie, hebben daarom ook het gezag over de onderzoeken van de politie. Vooral als het om zware misdrijven gaat, geeft de officier van justitie direct leiding aan het onderzoek. Daarbij houdt deze in de gaten dat de opsporing zorgvuldig en eerlijk verloopt. Dat wil zeggen: volgens de regels die in de wet zijn vastgelegd. Om het opsporingswerk goed te kunnen doen, kan de officier van justitie de politie de opdracht geven bepaalde dwangmiddel te gebruiken. Bijvoorbeeld het in beslag laten nemen van gestolen voorwerpen of het aanhouden van een verdachte die niet op heterdaad is betrapt.
Het Openbaar Ministerie is niet vrij om tijdens de opsporing te doen en te laten wat het wil. Als het openbaar Ministerie zware dwangmiddelen wil gebruiken, bijvoorbeeld huiszoeking of het afluisteren van de telefoon, moet het eerst toestemming vragen aan de rechter.


5.4 Hoe gaat het Openbaar Ministerie om met strafzaken?
Als de politie het proces verbaal door geeft aan de officier van justitie zal die de zaak verder gaan onderzoeken. Hij kan dan tot verschillende dingen besluiten:
Vervolging
Zodra het openbaar ministerie de rechter in een strafzaak betrekt, is de vervolging begonnen. Soms is dat al voor iemand in de rechtszaal verschijnt. De rechter kan op verzoek van het Openbaar Ministerie bijvoorbeeld opdracht geven iemand in voorlopige hechtenis te nemen, als deze ervan wordt verdacht dat hij een ernstig misdrijf heeft gepleegd. We spreken dan ook wel van voorarrest.
Geen vervolging
Soms besluit de officier van justitie niet te vervolgen: dat wil zeggen dat hij de zaak seponeert. Zo’n beslissing noemen we een sepot. Er zijn verschillende redenen om niet te vervolgen. Bijvoorbeeld als de politie niet voldoende bewijs heeft kunnen verzamelen.
Daarnaast is er het zogenaamde “beleidssepot”. In zo’n geval is er voldoende bewijs, maar besluit het Openbaar Ministerie bewust om iemand niet te vervolgen, bijvoorbeeld als er sprake is van een klein vergrijp en de dader de schade aan het slachtoffer heeft vergoed.
Wie het er niet mee eens is dat een zaak wordt geseponeerd, kan daartegen in het geweer komen. Rechtstreeks belanghebbenden kunnen een klacht indienen bij het gerechtshof. Als het hof de klacht gegrond verklaart, moet het Openbaar Ministerie alsnog tot vervolging overgaan.
Transactie
De officier van justitie kan ook besluiten tot een transactie. In zo’n geval betaalt de verdachten een bepaald bedrag aan het Openbaar Ministerie en hoeft niet meer voor de rechter te verschijnen. Het Openbaar Ministerie besluit vaak tot een transactie als het gaat om vergrijpen die niet heel ernstig zijn. Bijvoorbeeld, winkeldiefstal, of als iemand na een uit de hand gelopen ruzie een ruit bij de buren heeft ingegooid. Het geïnde geld gaat naar de staatskas. Steeds vaker besluit het Openbaar Ministerie eenvoudige strafzaken zo snel mogelijk af te doen met een transactie. Als een verdachte is aangehouden voor een eenvoudige vergrijp en op een politie bureau zit, kan vaak meteen worden besloten welk transactiebedrag iemand moet betalen. Lik op stuk noemen we dat. Bij een dergelijke lik-op-stukbeleid krijgt een verdachte direct een acceptgiro mee naar huis met het bedrag dat hij moet betalen. Wie niet betaalt, moet alsnog voor de rechter verschijnen. Deze werkwijze heeft zijn voordelen: de verdachten weet snel waar hij aan toe is, strafzaken blijven niet lang op het bureau liggen en de rechtbanken hoeven minder strafzaken te behandelen.
Dagvaarding

Als een sepot of een transactie niet aan de orde is, volgt de gang naar de strafrechter. Het Openbaar Ministerie zorgt dan dat de verdachte een dagvaarding krijgt: een brief waarin staat waarin staat wanneer hij voor de rechter moet verschijnen en waarvan hij wordt verdacht. De opsomming van feiten waarvoor een verdachte terecht moet staan, heet tenlastelegging. De rechter kan een verdachte enkele veroordelen voor de feiten die in de tenlastelegging staan vermeld. Afhankelijk van de zwaarte van het strafbare feit wordt een zaak voorgelegd aan 1 of 3 rechters.

5.5 Rechters
Er bestaan verschillende soorten rechters. Veel van hen houdt zich bezig met de burgerlijke zaken zoals: huurkwesties, ontslagzaken, probleem met kopers en verkopers en dergelijke. Sommige rechters zijn er speciaal voor de ambtenaren. En weer andere zijn er voor het leger en militairen. Je hebt ook strafrechters en die heb je weer in hogere en lagere rechters zoals:
a. De Kantonrechter.
Hier komen mensen die minder ernstig overtredingen hebben begaan.Deze rechters vindt je in 62 plaatsen in ons land.
b. De Rechtbanken (Arrondissementsrechtbanken)
Enkele Kantons samen vormen een arrondissement. Hun behandelen zwaarder misdrijven. Je vindt er ook de kinderrechter. Hij behandelt strafrechten tegen jongere van 12 tot 18 jaar. Er zijn in ons land er 19 van.
c. De Gerechtshoven.
De arrondissementen horen weer thuis in het gebied van een gerechtshof. Er zijn er vijf: Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Den Bosch en Leeuwarden. De Gerechtshoven behandelen zaken die vanuit een arrondissement komen en waarbij iemand in hoger beroep gaat. De verdachte kan bijvoorbeeld vinden dat hij een te hoge straf heeft gekregen en de Officier van Justitie kan vinden dat de rechter een te lage straf aan de verdachte heeft gegeven. Beide kunnen dan hoger beroep aanvragen en de rechter van het Gerechtshof behandelt de zaak dan opnieuw.
d. De Hoge Raad.

Het is de hoogste rechter in Nederland. Hun bekijken of de vonnissen van lagere rechters wel voldoen aan de wettelijke eisen. En de lagere rechters houden natuurlijk wel veel rekening met de uitspraak van de hoge raad.

5.6 Het strafproces
Het strafproces bestaat uit acht stappen:
1 De opening
2 De aanklacht
3 Het getuigenverhoor
4 Het verhoor van de verdachte
5 Het requisitoir
6 Het pleidooi
7 Het laatste woord
8 De uitspraak

Komt het tot een rechtszaak, dan ziet de verdachte de officier van justitie voor zich in zijn rol van openbare aanklager. De officier van justitie vertelt tijdens de zitting waarvoor iemand terecht moet staan, de aanklacht, nadat de rechter de opening heeft gedaan. In de opening noemt de rechter de naam van de verdachte en zijn verdere gegevens om te kijken of alles klopt.
De verdachte mag zich laten helpen door zijn advocaat. Vervolgen neemt de rechter de tijd om te ondervragen over de zaak. Ook getuigen en deskundige worden ondervraagt. De officier van justitie krijgt ook de gelegenheid om vragen te stellen. Daarna houdt de officier zijn requisitoir: dit is een betoog waarin hij de rechter vertelt wat hij van de zaak vindt en een straf eist. Dat kan een geldstraf zijn, een taakstraf of een celstraf. Als de officier van justitie in de rechtszaal het woord voert, staat hij altijd. De rechter, die recht tegen over de verdachte zit, blijft altijd zitten. Vervolgens houdt de advocaat van de verdachte een pleidooi. Hij probeert aan te tonen dat de straf te hoog of onjuist is. Hij gebruikt dan argumenten om de rechter te overtuigen dat de verdachten minder straf verdient of zelfs wordt vrijgesproken. De verdachte krijgt het laatste woord, hij mag zijn mening geven over het gebeuren, maar hij heeft het recht om te zwijgen. De rechter vraagt ook soms aan 1 of meer deskundige om hem een rapport uit te brengen over onder ander de geestelijke toestand van de verdachte. Het kan namelijk zijn dat de verdachte is onderzocht in een psychiatrisch centrum om te beoordelen of hij tijdens het plegen van het misdrijf bij zijn volle verstand was. Zou hij dit niet zijn dan kan hij ontoerekeningsvatbaar verklaard worden en dan heeft dat invloed op de uitspraak van de rechter. De rechter komt uiteindelijk met een uitspraak of vonnis.Tegen het vonnis van de rechter kan men in hoger beroep gaan.


5.7 Straffen
Rechters kunnen niet zomaar de straffen zelf bedenken. In de wet staat beschreven welke feiten strafbaar zijn en welke straffen er gegeven kunnen worden. Dit geeft duidelijkheid voor de burgers en voorkomt dat de rechters naar eigen willekeur straffen kunnen gaan bedenken.
Belangrijke regels over strafbaar gedrag zijn te vinden in het Wetboek van Strafrecht en in het Wetboek van Strafvordering.
In het Wetboek van Strafrechten staan bepalingen over: Misdrijven (moord, verkrachting, diefstal) en overtredingen zoals baldadigheid, vernieling en dronkenschap. Ook vind je er wetten in die specifieke zaken gaan zoals belasting (fraude), verkeer (bijvoorbeeld rijden met alcohol of zonder helm rijden), milieu etc.
In her Wetboek van Strafvordering zijn bepaalde rechten van de verdachten vastgelegd en je vindt er de regels van het strafproces.
Hoofdstraffen
Het Nederlandse strafrecht kent 3 hoofdstraffen.
o De eerste is de celstraf. Opsluiting in de gevangenis van 1 dag tot 20 jaar (=levenslang).
o De tweede is categorie is de geldstraf.
o Als laatste zijn er taakstraffen. Er zijn 2 soorten taakstraffen: allereerst is er de werkstraf, waarbij iemand onbetaalde arbeid verricht voor instelling als gemeente, ziekenhuis, staatsbosbeheer of andere niet-commerciële instellingen. Daarnaast is er de zogenaamde leerstraf een voorbeeld is de cursus sociale vaardigheden, die de rechter nogal eens oplegt aan minderjarigen.
Naast deze hoofdstraffen kan een officier van justitie de rechter vragen een maatregel op te leggen. Een voorbeeld is de onttrekking aan het verkeer van bepaalde goederen, bijvoorbeeld verdovende middelen, wapens of illegale kopieën van cd’s in beslag nemen. Een tweede voorbeeld is de ontnemingsmaatregel, bedoeld om een verdachte de winst af te nemen die hij met zijn misdrijven heeft gemaakt, bijvoorbeeld in het geval van diefstal, oplichting of handel in verdovende middelen. Een derde belangrijke maatregel is de schadevergoedingsmaatregel, waarbij de veroordeelde een bedrag aan het slachtoffer moet betalen. Een bijzondere maatregel is de terbeschikkingstelling, afgekort TBS. Deze maatregel vraagt het Openbaar ministerie bij verdachten met een psychische stoornis, voor wie dwangverpleging nodig wordt geacht. Verdachten aan wie de rechter deze maatregel oplegt, komen terecht in een speciale TBS-kliniek.

Als de rechter een straf of maatregel heeft opgelegd, is het Openbaar Ministerie ervoor verantwoordelijk dat deze worden uitgevoerd.

Doel van straffen
Straffen heeft naast het gevoel van wraak vanuit het slachtoffer, dat misdaad niet ongestraft kan blijven, heeft straffen nog meer doelen:
* Het bestrijden van criminaliteit
* De dader laten boeten voor zijn daad.
* Voorbeeld stellen, zodat het anderen afschrikt.
* Door het opsluiten van daders, de samenleving beveiligen.
* Heropvoeden van de dader, tijdens de gevangenisstraf.

5.8 Het Jeugdstrafrecht
Kinderen tot 12 jaar kunnen niet strafrechterlijk vervolgd worden. Zij kunnen dan ook niet door de rechter worden bestraft.
Voor jongeren van 12 tot 18 jaar gelden ook andere regels. Minder ernstige vergrijpen zoals winkeldiefstal of vernieling handelt de politie meestal zelf af. Vaak gebeurt dat via een HALT- project. Zwaardere zaken die jongeren begaan, komen op het bureau van de Officier van Justitie terecht. Deze kan de zaak zelf afdoen met een boete of een korte taakstraf opleggen. Als hij de zaak heel ernstig vindt, kan de Officier van Justitie er ook voor kiezen de zaak voor de kinderrechter te brengen. In het ergste geval kan die een minderjarige veroordelen tot een vrijheidsstraf. Voor minderjarigen zijn er speciale justitiële jeugdinrichtingen.

Verschil tussen misdrijf en overtreding

Overtreding Misdrijf
Minder ernstige feiten Ernstige feiten
Minder zware straffen Zware straffen
Vrijheidsstraf heet hechtenis Vrijheidsstraf heet gevangenisstraf
Hechtenis duurt 1 jaar en 4 maanden Gevangenisstraf kan wel 20 jaar duren
Straf wordt doorgebracht in een Huis van bewaring Straf wordt uitgezeten in een gevangenis
Geen strafblad voor de dader Strafblad
Behandeld door de Kantonrechter Behandeld door de Rechtbank


5.9 Bestrijding van criminaliteit door het O.M.
De overheid probeert er veel aan te doen om de criminaliteit te bestrijden.
Per jaar worden er in Nederland naar schatting acht miljoen misdrijven gepleegd. Het openbaar Ministerie kan al die misdrijven niet aanpakken. Daarom moeten Officieren van Justitie doordachte keuzes maken bij het bestrijden van de misdaad. Welke zaken pak je bij voorrang aan, en hoe? Voor een deel wordt die keuze landelijk gemaakt.

Ook de Officieren van Justitie in het land moeten keuzes maken. Zij houden daarbij rekening met het landelijke beleid, maar ook met de problemen in hun eigen gebied. Moet de politie meer tijd besteden aan surveilleren op koopavond of aan boeren die illegaal mest uitrijden? Aan drugsproblemen in achterstandswijken of aan wegen waar veel ongelukken gebeuren?

Dit soort beslissingen neemt het Openbaar Ministerie niet alleen. Een van de taken van het Openbaar Ministerie is deelname aan het zogenaamde driehoeksoverleg. Daarin praten het Openbaar Ministerie, de politie en de burgemeester over zaken als inzet van de politie, criminaliteit en veiligheid.
Daarnaast werkt het Openbaar Ministerie samen met allerlei instanties: het gemeentebestuur, de reclassering, het gevangeniswezen, de Raad voor de Kinderbescherming, instellingen op het gebied van de verkeersveiligheid, maar ook met advocaten en het bedrijfsleven.

En ook de politie kan het niet alleen en doet een beroep op alle burgers om mee te helpen.

HOOFDSTUK 6 PREVENTIE

6.1 Preventie
Voorkomen is beter dan genezen. Je kunt beter voorkomen dat er misdrijven worden gepleegd, dan pas in te grijpen op het moment dat het kwaad al is geschied. Om de criminaliteit effectief te kunnen aanpakken is het belangrijk dat de opsporing en berechting goed verlopen en dat opgelegde straffen worden uitgevoerd, maar preventie is minstens even belangrijk. Preventie die niet alleen de politie en justitie uit moeten zetten maar waar ook de burgers een handje in kunnen helpen.
Preventie is er in alle soorten en maten. Om te beginnen kun je maatregelen treffen om het minder gemakkelijk te maken om misdrijven te plegen. Voorbeelden zijn bijvoorbeeld het beveiligen van huizen tegen inbraak, door het aanbrengen van betere sloten. Het aanstellen van stadswachten die bepaalde wijken extra in de gaten houden. Het registreren en merken van kostbare spullen. Extra verlichting aanbrengen bij auto’s, huizen en donkere paden. Het Openbaar Ministerie stimuleert dit soort maatregelen.

Hieronder volgen bijvoorbeeld een paar preventietips die de politie geeft:
o Laat uw voertuig niet achter op een onverlichte of verlaten plaats.
o Draai uw wielen in de richting van de stoeprand en zet uw stuurslot op.
o Indien uw wagen uitgerust is met een alarm - of anti-diefstal systeem, activeer dit.
o Al deze tips gelden ook als u de wagen in uw garage plaatst.
o Leg binnenshuis (bij afwezigheid of 's nachts) uw sleutels niet op een zichtbare of zeer evidente plaats.
o Haal documenten uit het voertuig.

o Laat nooit uw reservesleutels in het voertuig.
o Sluit alle vensters en alle deuren.
Andere vormen van preventie richten zich meer op mogelijke plegers van misdrijven. Zo neemt het Openbaar Ministerie deel aan projecten om spijbelaars terug naar school te krijgen. Ook verslaafden vormen een probleem. Het Openbaar Ministerie werkt in projecten vaak samen met de politie, de reclassering en instellingen voor verslavingszorg. De verdachte verslaafden worden voor de keus gesteld: of de gevangenis in, of onder strikte voorwaarden werken aan een terugkeer in de maatschappij. In zo’n geval krijgen zij bijvoorbeeld hulp bij het zoeken naar een opleiding of woonruimte.

6.2 Enkele concrete maatregelen
Ø Extra bewaking in winkelcentra.
Ø Meer politie op straat
Ø Inschakelen van stadswachten.
Ø Minder groenen beplanting langs fietspaden.
Ø Verbetering van de straatverlichting.
Ø Verspreiden van folders en geven van voorlichting over bijvoorbeeld inbraakpreventie.
Ø Spijbelen van scholieren tegengaan.
Ø Jongeren projecten waar jongeren taakstraffen kunnen uitvoeren en waar ze begeleiding krijgen.
Ø Minder flats waar veel mensen dicht op elkaar wonen.
Ø Aanbrengen van camera’s in winkels en uitgaanscentra.
Ø Plaatsen van alarminstallaties.

Ø Creëren van goede banen.
Ø Achterstands wijken ondersteunen: betere woonomgeving en sociale controle.

6.3 Plan van aanpak van de overheid
De overheid heeft het volgende beleid ter voorkoming van criminaliteit uitgestippeld:
o Opsporingsbeleid. Politie en justitie hebben duidelijk welke vormen van criminaliteit actief wordt opgespoord.
o Vervolgingsbeleid: Verdachten van zware criminaliteit zullen zo snel mogelijk voor de rechter komen en streng worden gestraft. Kleine zaken dienen meer met taakstraffen en geldboetes afgedaan te worden.
o Gevangenisbeleid. De overheid heeft plannen om meer gevangenissen te bouwen. Ook de organisatie binnen een gevangenis zal goed en grondig bekeken worden.
o Wetgeving. De wetgeving moet bekeken worden en aangepast. In de maatschappij zijn zoveel dingen veranderd dat de wetgeving verouderd is.
o Preventiebeleid. Plannen uitzetten om criminaliteit terug te dringen. Op overheidsniveau maar ook op gemeente niveau en bij de politie.

6.4 Preventie op school
Scholen kunnen hun steentje bijdrage door veel voorlichting te geven over criminaliteit en de gevolgen. Daarnaast kunnen scholen er voor zorgen dat binnen hun school het spijbelen wordt terug gedrongen. Na schoolse opvang in de vorm van het aanbieden van sport kan er ook voor zorgen dat jongeren hun tijd doorbrengen op school en niet op straat.
Wat ook voor woonwijken geldt, geldt ook voor de omgeving van de school. Zo kan de school ook in zijn directe omgeving kijken of alles goed verlicht is. De begroeiing geen zaken aan het zicht onttrekken. Mogelijk het plaatsen van camera’s op enkele plekken.

Natuurlijk dient de school duidelijk zijn regels op te stellen wat absoluut niet getolereerd wordt en waar direct straffen op volgen. Bijvoorbeeld gebruik van drugs of geweld.

Nawoord

Ik vond het leuk om dit werkstuk te doen. Ik heb er ook veel van geleerd. In mijn omgeving ken ik gelukkig niemand die iets te maken heeft met criminaliteit. Het is toch niet zo’n prettige wereld en als je er eenmaal mee in aanraking komt kan het ook makkelijk van kwaad tot erger worden.
Het hoofdstuk over het strafrecht vond ik moeilijk. Ik vond het ingewikkeld om alles uit elkaar te houden.
Ik denk dat het goed is om bij het bestrijden van de criminaliteit ook goed naar de preventie te kijken.

LITERATUUR

Criminaliteit
VMBO Maatschappijleer 2:Essener BV Wormerveer 2001.

Ieder kind heeft recht op bescherming
Raad voor de kinderbescherming: Bestenzet BV Zoetermeer 1999.

Vandalisme
Politie Gelderland Zuid Nijmegen. Bureau PR en Voorlichting 2000

Brochure: De STOP reactie
Stichting HALT, Nijmegen. St Annastraat 48.

Brochure: Toezicht in Nijmegen
Gemeente Nijmegen. Bureau integrale aanpak, 1998.

INTERNET

www.startkabel.nl/k/criminaliteit/
www.digischool.nl/ma/verslagen/criminaliteit/wat.htm
www.security-online.nl/links/linkcrim.htm
www.klpd.nl/criminaliteit/default.htm
www.polfed.be/fedpol/veiligheid/tips/tips
www.kuleuven.ac.be/upers/scs.htm
www.juridisch.nl/gebied/strafrecht/
www.teurlingsellens.nl/strafrecht.html
www.wetwegwijzer.nl/ostrafre.htm
www.essener.nl
www.politie.nl
www.politie.pagina.nl
www.politiembw.nl

CD ROM


Microsoft Encarta 98 Encyclopedie

REACTIES

C.

C.

hartstikke bedankt voor (een gedeelte ) van je verslag ik heb er veel aan gehad!


Groeten christian

22 jaar geleden

D.

D.

Criminaliteit neemt erg toe? De criminaliteit neemt al sinds 1989 af !

8 jaar geleden

A.

A.

helemaal gelijk!

deze persoon schreef maar wat!!

7 jaar geleden

A.

A.

Ik vindt het een stom verslag????????????

8 jaar geleden

J.

J.

Ik vindt goed verslag toppie

6 jaar geleden

F.

F.

lars zegt dat dit slecht is :)

5 jaar geleden

D.

D.

dit is niet zo epiiic

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.