Verschillende Sporten

Beoordeling 4.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas havo | 4512 woorden
  • 3 juli 2007
  • 26 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
26 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding Hoofdvraag Hoe zitten deze verschillende sporten eigenlijk in elkaar? Deelvragen • Hoe zit kanopolo in elkaar? • Hoe zit boogschieten in elkaar? • Hoe zit cricket in elkaar? • Hoe zit synchroon zwemmen in elkaar? • Hoe zit acrobatiek in elkaar? • Hoe zit kunstrijden in elkaar? Hypotheses Kanopolo Ik heb geen idee hoe kanopolo in zijn werk zal gaan. Ik ken alleen polo op paarden. Ik stel me dus zoiets voor, alleen dan in een kano. Boogschieten Dat heb ik wel eens gedaan. Met school zelfs, begin derde klas. Ik weet dus (zo ongeveer) hoe het in zijn werk gaat.
Cricket Ik heb geen idee wat dit voor sport is. Ik denk dat ik het wel eens op televisie heb gezien: dat je met een soort hamer tegen ballen aanslaat en die dan door hekjes moeten gaan? Synchroon zwemmen Van deze sport heb ik wel eens een kennismakingscursus gedaan, dus hier weet ik wel het één en ander vanaf. Acrobatiek Ik denk dat dit iets te maken heeft met turnen, alleen dat je dan trucjes doet. Kunstrijden Hiervan weet ik echt totaal niks, maar volgens mij heeft het met schaatsen te maken. Hoofdstuk 1 Kanopolo Hoe zit kanopolo in elkaar? Kanopolo is een combinatie van kanoen en waterpolo. Het verschil met waterpolo is dat de spelers in een kajak zitten. Het doel hangt op 2 meter boven het water. Het is (natuurlijk) de bedoeling dat je meer doelpunten maakt dan je tegenstanders. Een team bestaat uit 5 spelers. Een keeper moet het doel verdedigen door zijn peddel omhoog te steken. In de aanval speelt de keeper gewoon mee. Het is een snelle sport, waar je zo snel mogelijk moet aanvallen en dan ook weer zo snel mogelijk moet verdedigen. De spelers moeten speciale beschermende kleding aan: een helm en een zwemvest. Kanopolo wordt in een binnenzwembad gespeeld, maar ook buiten. Een wedstrijd bestaat uit twee helften van elk 10 minuten. De wedstrijd De wedstrijd wordt gespeeld met een waterpolo bal en kan met de hand of met de peddels. Als de speler de bal heeft moet hij hem binnen 5 seconden weer aan iemand anders overspelen. De andere spelers mogen hem duwen, maar alleen tegen je schouder of tegen je rug. Wat absoluut niet mag is je peddel bewegen naar iemands hand toe, omdat je diegene dan in gevaar kan brengen. Bij het begin van een wedstrijd wordt de bal in het midden gegooid en moeten de twee teams erom sprinten.
Benodigdheden Voor kanopolo heb je dure spullen nodig. Ten eerste natuurlijk een kajak en een peddel. Daarbij moet je een spatzeil kopen om je boot te beschermen, omdat er anders teveel water in de kano kan komen. Ook heb je beschermende kleding nodig, zoals een helm en een zwemvest. Deze spullen zijn erg duur, dus vaak kan je ze ook lenen bij de kanopolovereniging. Bekendheid In Nederland is het redelijk onbekend, maar het wordt toch over heel de wereld gespeeld. In Nederland zijn er ongeveer 30 kanopoloverenigingen. Het seizoen loopt van half april tot eind september. In het WK in 2004 zijn de heren wereldkampioen geworden en de dames hebben het gehaald tot in de kwartfinales. Hoofdstuk 2 Boogschieten Hoe zit boogschieten in elkaar? Geschiedenis Ongeveer 15.000 jaar geleden vloog er voor de eerste keer een pijl uit een boog, beweren archeologen. Er zijn pas harde bewijzen van 10.000 jaar geleden. Pijl en boog werd in die tijd nog gebruikt om te jagen en als verdedigingsmiddel. Behalve in Australië werd verder op elk continent pijl en boog gebuikt. De Romeinen, Grieken en Chinezen gebruikten vroeger vaak pijl en boog in de oorlog. De vele schutters konden zo snel schieten dat er vaak snel een overwinning te behalen viel. Griekse helden en goden worden vaak afgebeeld met pijl en boog. Het wordt ook gebruikt als teken van macht en aanzien. De Mongolen begonnen materialen met elkaar te mixen waardoor ze het boogschieten konden perfectioneren. Ze leerden het zichzelf aan om van de rug van een paard te schieten. Ze vuurden terwijl ze het doelwit naderde, draaiden zich om in het zadel en vuurden nog een keer terwijl ze wegreden. De Engelsen hadden ook hun eigen manier gevonden: een “longbow”. Deze gebruikte je wanneer je te voet was, dus niet op een paard. Het jammeren aan deze manier was dat de training erg lang duurde. Tijdens de Middeleeuwen werd de kruisboog erg populair. Het koste maar een korte training om hiermee te kunnen schieten. Hier was het nadeel alleen van dat het erg lang duurde om hem te herladen. De Bogen 1) Glasvezelbogen
Voordelen van deze soort bogen zijn dat ze erg goedkoop zijn en een groot vermogen hebben. Bovendien zijn ze bestand tegen alle weersomstandigheden. De nadelen zijn dat bij het loslaten van het koord een grote vibratie ontstaat die de vlucht van de pijl nadelig kan beïnvloeden
2) Compositiebogen
De voordelen zijn dat hij erg precies schiet en dat hij een hoog vermogen heeft. Ook zijn deze bogen bestand tegen langdurig gebruik en extreme weersomstandigheden. Na een tijdje is de handgreep veranderd in een kolfvormige greep en het centrum van de boog werd veranderd zodat de schutter niet meer tegen de boog aankeek maar door een daartoe uitgespaard gedeelte. De pijl ligt meer in het centrum van de boog. 3) Traditionele boog
Dit is de meest eenvoudige type van boog die er bestaat. Deze bogen zijn met de hand gemaakt en vervaardigd uit hout. Zonder enige hulpmiddelen ,zoals een vizier, wordt er geschoten. Er worden meestal houten pijlen gebruikt. 4) Lange boog

Deze boog wordt uit moderne materialen gemaakt zoals carbon of glasfiber. De Lange boog is eigenlijk nagemaakt van de Engelse langboog. Er wordt geschoten ook zonder enige hulpmiddelen zoals vizier en eveneens als de traditionele boog gebruikt men meestal houten pijlen om te schieten. 5) Jacht-Recurve
Dit is eigenlijk een Aziatische boog. Er worden hierbij meestal houten of aluminium pijlen gebruikt. 6) Bare Bow
Bij deze boog wordt ook weer zonder hulpmiddelen geschoten. Je gebruikt aluminium of carbon pijlen bij het schieten. 7) Recurve (Olympic) Deze boog is de enige die op de Olympische Spelen toegelaten wordt. In tegenstelling tot de Bare Bow gebruikt men hier vizier en een stabilisator als hulpmiddelen. Er wordt bij deze boog wel weer geschoten met aluminium of carbon pijlen. 8) Compound
Deze boog is uitgevonden aan het einde van de jaren ‘ 60. In tegenstelling tot de vorige bogen werkt deze niet volgens het spanningsprincipe, maar op het “flessentrek” principe. De Compound boog wordt in verschillende disciplines van boogschieten gebruikt met vizier, stabilisator en release. Er wordt geschoten met aluminium of carbon pijlen. Techniek De boog wordt over het algemeen vastgehouden met de hand tegenovergesteld aan het dominante oog. De meeste mensen hebben rechts een dominant oog en houden hun boog dus in hun linkerhand. Met je rechterhand trek je dan de pees naar je toe en plaats je vingers op het gezicht. Waar op het gezicht is afhankelijk van de discipline waarin je schiet. Hoe dan ook is het erg belangrijk om die goede positie te hebben voor ieder schot. Meestal draagt de schutter de bescherming aan zijn linkerarm, zodat de pees niet tegen je onderarm aanknalt. Je draagt ook een vingertab aan je rechter vingers. Dat is voor bescherming, maar ook zodat je de bovenkant van de boog tegen je gezicht aan kan zetten. Een compoundschutter draagt geen vingertab, maar een trekken. Dat is een haakje waarmee ze de pees pakken en loslaten met een knopje. Een van de belangrijkste dingen tijdens het schieten is dat je goed gaat staan. Je moet zorgen dat je stevig staat. Het liefst op platte schoenen. Ook moet je dwars naar de pijlrichting staan. Als je rechtshandig bent betekend dat, dat je met je linkerschouder naar het doel staat gericht. De boog moet je parallel houden met de grond en de pijl moet met de nok naar de pees gericht staan. De afwijkende kleur van de veren moet naar buiten staan. De pijl trek je naar achter met 3 vingers. De pijl moet recht naar beneden gericht zijn als je de pees naar beneden trekt. Trek de boog dan omhoog en richt op je het doel. Je hand zou tegen je gezicht aan moeten zitten. De arm waarmee je de boog vasthoudt zou recht moeten zijn. Je arm moet zo gedraaid zijn dat de pees na het loslaten niet je arm raakt. Het midden van het doel moet je goed zien en dan kan je de pijl los laten. Disciplines Er zijn veel verschillende disciplines met boogschieten. Er wordt geschoten op een blazoen of op dierfiguren. Een blazoen is een ronde schrijf met verschillende kleuren. Dit zijn een paar van de verschillende disciplines: • Indoorschieten: 30 pijlen op een afstand van 18 meter; • Outdoorschieten: 36 pijlen op een afstand voor dames en jeugd 30, 50, 60 en 70 meter, heren 20,50,70 en 90 meter; • Animalronde: de doelen voor deze discipline zijn meestal gemaakt in de vorm van een dier. De doelen staan dan verspreid over een gebied in bijvoorbeeld bosjes. Je moet dan een bepaalde route lopen; • 25 meter, 1 pijl: 25 keer 1 pijl schieten op een afstand van 25 meter; • Shortmetric: 36 pijlen per afstand van 30 en 50 meter; • Veldschieten: een parcours met 24 doelen met verschillende afstanden; • 3D-ronde: meestal 32 doelen waarbij je op 3 dimensionale dieren schieten; Hoofdstuk 3 Cricket Hoe zit cricket in elkaar? Cricket is een balsport. Bij deze sport haal je punten door zo hard mogelijke heen en weer te lopen.
Geschiedenis Sommige mensen zeggen dat cricket al werd uitgevonden toen de eerste mens met een stok tegen een steen aansloeg sloeg, maar de Britse historici houden het erop dat de sport rond 1600 in Zuidoost-Engeland is ontstaan. De Franse historici zeggen echter dat cricket een Frans spel is en dat de Engelsen het tijdens de Honderdjarige Oorlog hebben overgenomen. Volgens Vlaamse kenners zijn er op de schilderijen van Bruegel al cricket-spelers geschilderd. Ook over de herkomst van het woord 'cricket' bestaat een verwarring. Het is of afkomstig van 'cricce', het Angelsaksische woord voor een herdersstaf, of van 'krikstoel', de naam waarmee in de Lage Landen van de Middeleeuwen een kerkbankje werd aangeduid. In het Frans heette zo'n bankje een 'cricket'. Vroeger werd bij cricket wickets gebruikt die inderdaad iets weg hadden van een laag bankje. Hoe de Cricket er nu uitziet, met rechtop staande wickets, is van een latere tijd en zeker Engels. In de achttiende eeuw groeide cricket uit tot de favoriete sport van de Engelsen. De Londense elite stoorde zich echter aan het feit dat hun wedstrijden op een grasveld in Islington door Jan en alleman konden worden bekeken. Thomas Lord richtte daarom in 1787 in de wijk Marylebone een afgesloten cricketterrein in. Daar richtte hij meteen een bijbehorende vereniging bij: ‘De Marylebone Cricket Club’. Deze club introduceerde een jaar later de eerste cricketwetten en doet dat tot op de dag van vandaag. In 1811 verhuisde Thomas Lord zijn stadion naar Regents Park en in 1814 naar de locatie in St John's Wood waar het al snel de bijnaam The Home of Cricket verwierf. Daar staat het nu nog steeds. De eerste grasmaaier op Thomas Lord zijn cricket stadion deed in 1864 zijn intrede. Voor die tijd werd het veld door grazende schapen geprepareerd. In Engeland vond in 1880 de eerste serieuze wedstrijd tussen landenteams plaats. Dit was tussen Engeland en Australië. De Marylebone Cricket Club had al eerder door Australië gereisd en wedstrijden gehouden, maar dat was een beetje amateuristisch. Engeland won met een verschil van 5 wickets, maar het was een pittige wedstrijd. Het spel
Het cricketveld is rond en er ligt een polsdik touw omheen. Dit touw ligt gewoon op de grond. Er zijn geen verplichte afmetingen, maar er moet in ieder geval een doorsnede van ongeveer 140 meter zijn. Op het veld mogen geen obstakels liggen. Midden op het veld is het gras extreem kort gemaaid. Daardoor ontstaat een rechthoek die het ‘wicket’ word genoemd. Officieel heet dit de ‘pitch’. De afmetingen daarvan zijn 20,12 bij 3.05 meter. Aan de korte zijde van de ‘pitch’ zijn kniehoge houten constructies geplaatst die ook ‘wickets’ worden genoemd. Ze bestaan uit drie rechtopstaande paaltjes die naast elkaar staan, zodat de bal er niet tussen door kan. Deze paaltjes heten ‘stumps’. Aan de bovenkant van deze paaltjes liggen dwars kleine houtjes die ‘bails’ worden genoemd. Dit is zo instabiel dat als je tegen de ‘pitch’ aanstoot deze ‘bails’ naar beneden vallen. Dit is ook de bedoeling. Er zijn bij cricket 15 mensen op het veld aanwezig. Twee ervan zijn scheidsrechters, die je kan herkennen aan witte jassen. Één van hen gaat achter een van de wickets staan en de ander staat aan de zijkant. Twee andere spelers gaan min of meer voor de wickets staan. Zij horen bij de slagploeg. Ze hebben allebei een slaghout van wilgenhout, ook wel ‘bat’ genoemd, en dragen beschermende kleding. Ook dragen ze vaak een helm en kniebeschermers, omdat de cricketballen erg hard zijn. Aan de binnenkant van zo’n leren bal zit namelijk kurk omwikkeld met touw. Één van de overige spelers heeft een grote handschoen aan en staat achter een ‘wicket’. Dit is de ‘keeper’. Er is ook nog een werper. In Nederland Er worden in Nederland wel eens wedstrijden cricket gehouden, die een dagje duren. Hoofdstuk 4 Synchroon zwemmen Hoe zit synchroon zwemmen in elkaar? Synchroon zwemmen werd vroeger kunstzwemmen of waterballet genoemd. Het is dus een watersport. Synchroon betekent ‘gelijk’ en het is dus ook de kunst om met z’n tweeën of met een groep gelijk te zwemmen. Deze sport wordt vaker door meisjes dan door jongens beoefend. Het lijkt een beetje op ballet, maar dan in het water. Je moet een goed gevoel voor ritme hebben en uithoudingsvermogen, want het is een sierlijke, maar zware sport. Je moet in ieder geval de vier zwemslagen (vrije slag, vlinderslag, rugslag en schoolslag) onder de knie hebben, want dit is de gehele basis van het synchroon zwemmen. Een groot deel van de figuren wordt onder water uitgevoerd. Het begin Het synchroon zwemmen begon tijdens een wereldtentoonstelling in 1934 in Chicago. Cay Curtiss liet haar meisje zwemmen en figuren maken. Na de Tweede Wereldoorlog werd de sport in Europa erg populair. In 1956 werd de sport door de wereldzwembond FINA erkent. En in 1965 waren er al regionale kampioenschappen over de hele wereld. In Belgrado, 1973, werd het eerste officiële Wereldkampioenschap synchroon zwemmen gehouden. De Europese Kampioenschappen begonnen pas een jaar later in 1974. Bij synchroon zwemmen kan je 4 verschillende diploma’s halen. Oplopend van Senior tot Agel. Ook zijn er 5 aanloopdiploma´s die je nodig hebt om voor wedstrijddiploma´s in aanmerking te komen. De diploma´s hebben namen gebaseerd op figuren uit het synchroon zwemmen. Oplopend in moeilijkheidsgraad van Basishoudingsdiploma tot Barracudadiploma. Vroeger noemde men synchroon zwemmen 'trick' zwemmen. Die naam is afgeleid van het feit dan je in het water trucjes, zoals salto's en rollen deed. In een latere fase begon men met meerdere mensen patronen te vormen. Toen werd synchroon zwemmen ‘figuurzwemmen’ genoemd. Een verschil tussen figuurzwemmen en ‘trick’ zwemmen is dat het figuurzwemmen op muziek uitgevoerd werd.
Uitvoeringen Bij synchroon zwemmen zijn er verschillende soorten uitvoeringen: • Solo: doe je alleen; • Duet: doe jet z’n tweeën; • Groep: doe je met 4 tot 8 personen; • Combo/Combi: is een combinatie van de drie bovenstaande uitvoeringen. Dit doe je met 10 personen, waarbij twee meisjes steeds naast elkaar zwemmen. Hoofdstuk 5 Acrobatiek Hoe zit acrobatiek in elkaar? Bij acrobatiek balanceer je alleen (of met andere) op één (of meerdere) personen met (of zonder) apparaten. ‘Acrobatiek’ is afgeleid uit het Grieks van het woord ‘akros’ wat hoog betekend. ‘Bat’ betekend in het Grieks lopen. Acrobatiek wordt vertaald als ‘op tenen lopen’. Al heel vroeg in de Middeleeuwen maakten acrobaten deel uit van het vermaak op volksfeesten en bij de chique banketten van de adel. Er bestaan al afbeeldingen uit de 12e eeuw van zich in bochten wringende mensen, maar waarschijnlijk waren er al veel eerder personen die met twee of meer man halsbrekende toeren uithaalden. Acrobaten behoorden tot de 'varende luden', zwervende of rondtrekkende speellui die van feest tot feest, van stad tot hof trokken om daar de feestvreugde te verhogen. Ze laten tussen het publiek, op straat of op een plein, in een park of bos aan iedereen hun kunsten zien. Acrobatiek wordt als sinds men kan herinneren gedaan en het bestaat in vele vormen. Zo heb je luchtacrobatiek en parterre-acrobatiek. Enkele voorbeeld van luchtacrobatiek zijn verticaaldoek of (vliegende) trapeze. In Nederland wordt meestal met acrobatiek, parterre-acrobatiek bedoeld. Parterre- of grondacrobatiek Bij deze vorm is het de bedoeling dat je met mensen een bouwwerk maakt met een minimaal gebruikt van hulpmiddelen. Vele trucs bestaan uit bewegende vormen die in elkaar over vloeien. Evenwicht Elke truc is gebaseerd op evenwicht. Dat wil zegen dat je een balans vindt en dat dit een minimale krachtinspanning kost. Je hebt een goede balans gevonden als het gezamenlijke zwaartepunt zich boven het steunvlak bevindt. Hoe hoger je gaat qua niveau des te kleiner wordt het steunvlak of des te hoger ligt het zwaartepunt. Bij dit soort trucs raak je makkelijk uit balans en het vraagt dus om opperste concentratie en lichaamsbeheersing. Ook vereisen deze trucs het sneller gebruiken van je kracht. Bij trucs van drie of meer personen is het vooral belangrijk dat bij de onderste personen de zwaarte goed verdeeld wordt, waardoor je een goede coördinatie moet hebben. Kracht Je moet zeker enige kracht hebben om aan acrobatiek te doen. Vooral bij het aanleren van een nieuwe truc. Daarbij is de balans namelijk nog moeilijk te vinden en heb je dus extra kracht nodig. Als je de truc eenmaal goed beheerst wordt dit steeds makkelijker. Het beste is om de kracht zoveel mogelijk naar je benen te verplaatsen om overbelasting van bijvoorbeeld je rug te voorkomen. Het is ook belangrijk om goed gebruik te maken van de tempo-beweging.
Tempo-beweging Een tempo-beweging is nodig om uit een sprong een maximale hoogte te bereiken, en daarbij een minimale kracht te gebruiken. Een tempo-beweging zit vaak erg gecompliceerd in elkaar. Dit komt omdat er veel elementen bij komen kijken. Namelijk: positie, timing, snelheid en kracht. De sprong moet je namelijk op het juiste moment, op de juiste plaats en in de juiste richting maken. Je positie moet zo zijn dat je zo snel mogelijk kan zorgen dat je, je balans weer terug kan vinden na je sprong. Hierbij heb je dus het element snelheid nodig. Het is natuurlijk logisch dat de bovenste persoon het hoogst moet springen en dat alle uitvoerende personen goed op elkaar ingespeeld moeten zijn. Partnerkeuze In het begin wordt aangeraden om de truc met veel verschillende mensen uit te voeren. Doordat je dan te maken krijgt met verschillen in lengte, gewicht, kracht en snelheid leer je, je truc veel beter onder controle te krijgen. Na een hele tijd, misschien zelfs jaren, kan je kiezen om je te beperken tot slecht enkele partners. Ook hierbij spelen verschillende elementen een rol. Doordat gewicht en grote rol speelt, is het zo dat de ene persoon meer geschrikt is voor het bovenwerk en de ander voor het onderwerk. De combinatie van iemand die heel groot is bovenop en iemand die klein is onderop is niet bevorderlijk voor het evenwicht. Ook is kracht (weer) belangrijk. Voor het onderwerk is natuurlijk veel meer kracht nodig dan het bovenwerk. Hoe hoger het niveau, hoe meer kracht de trucs van onder nodig hebben. Voor bovenwerk moet je over een zekere lenigheid beschikken en je moet zeker niet bang zijn om trucs te doen! Een van de belangrijkste dingen bij acrobatiek is dat je elkaar moet kunnen en durven te vertrouwen. Vallen en vangen In het begin wordt een truc niet alleen beoefend door de uitvoerders, maar zeker ook door de vangers! Het uitvoeren van een truc lukt in het begin natuurlijk niet meteen helemaal goed waardoor de bovenste personen nog wel eens kunnen vallen. Om grote ongelukken te voorkomen en te zorgen dat de uitvoerende personen hun vertrouwen niet verliezen moeten ze goed opgevangen worden. Als je zelf valt kan je het beste proberen je eigen val zelf ook op te vangen. Het is niet handig als je in elkaar duikt, want zo hebben de vangers geen kans om je daadwerkelijk te vangen. Als je andere mensen vangt is het belangrijk dat je van te voren al bekijkt waar het mis kan gaan in de truc, zodat je enigszins voorbereid bent als het eenmaal gebeurd. Als vanger moet je zeer alert zijn, want het gebeurt allemaal natuurlijk erg snel. Ruimte Om veilig trucs te kunnen oefenen moet je een grote ruimte hebben. Het ligt er natuurlijk aan met hoeveel personen je bent, hoeveel ruimte je nodig hebt. Ook hoe hoog de ruimte moet zijn is moeilijk te zeggen, dat ligt er natuurlijk ook aan wat voor truc het is. Wel is het belangrijk dat het niet ontzettend koud is in de ruimte, want dan kunnen er gemakkelijker blessures optreden. Eigenlijk is het handig altijd een mat te gebruiken, omdat het de val (deels) breekt. Het is alleen niet handig om een te dikke mat te gebruiken, want dan verlies je het contact met de grond. Kleding Draag vooral soepele kleding, omdat je dan de meeste bewegingsvrijheid hebt. Als je kleding nauw sluit is de kans op glijden en schuiven minder. Het is dus niet handig om loszittende kleding te dragen. Wat de meeste mensen dragen is een maillot en een balletpak. Sommige doen hun trucs op blote voeten, maar het is verstandiger ballet- of turnschoentjes aan te doen aangezien dit uitglijden voorkomt. Mensen die het bovenwerk doen kunnen beter geen schoenen aan doen met een grof profiel, omdat dit pijnlijk kan zijn voor de mensen die het onderwerk doen.
Warming up Als je aan acrobatiek doet kunnen bij veel houdingen en bewegingen grote blessures ontstaan. Om dit tegen te gaan is het zinvol om van te voren een warming up te doen. Hierbij zijn drie fasen te onderscheiden: • Algehele opwarming die voor een goede doorbloeding van het spierweefsel zorgt. Deze opwarming kan uit verschillende vormen bestaan waarbij je lichaam licht belast wordt. Je kan bijvoorbeeld gaan huppelen of galoppassen maken. Dit moet je zo’n 5 à 10 minuten doen. • Stretching is om je spieren op lengte te brengen voor het optimaal functioneren in de trucs. Je hebt een aantal spiergroepen in je lichaam die de neiging hebben om door gebruik te verkorten. Hierdoor kan je er minder mee doen. De spier kan zich namelijk tot zon 1/3 verkorten! • Springen en eenvoudige trucs als opwarming voor je banden en je gewrichten. Het is hierbij de bedoeling dat je gewoon een paar springoefeningen doet die je zelf verzint en wat eenvoudige trucs. Cooling down Na al die intensieve inspanning is het zinvol om af te sluiten met een cooling down. De bedoeling hiervan is om de afvoer van al je afvalstoffen te stimuleren om weer rustig te worden. Dit kan je op verschillende manieren doen, onder andere door lichte stretchoefeningen. Je kan ook uitschudoefeningen doen met een partner. Als je voor het laatste kiest kan één van jullie ontspannen op de grond gaan liggen de ander gaat er boven staan. Nu pakt degene die boven staat één van de handen van de liggende persoon. Nu kan je door schudbewegingen te maken de armpartij laten ontspannen. Als je dit ongeveer één minuut hebt gedaan kan je beginnen aan de andere arm. Je kan eventueel zelfs twee armen tegelijk doen. Ook kan je dit met je benen doen. Dit kan natuurlijk niet met beide benen tegelijk, maar dit moet je echt per been doen. Ondersteun het been met twee handen, één aan de enkel en één aan de knie en schud dan de spieren los. Daarna is het verstandig om een warme douche te nemen om je spieren te laten ontspannen. Hoofdstuk 6 Kunstrijden Hoe zit kunstrijden in elkaar? Kunstrijden is een sport. Het is een beetje een vreemde sport, maar wel aangesloten bij de SBN. Er zijn raakvlakken met kunstschaatsen, maar het is toch een andere sport. Bij kunstrijden gaat het niet om snelheid en actie, het gaat meer om expressie, gevoel en theater. Ook gaat het om ritme, techniek en choreografie, wat wel weer overeen komt met kunstschaatsen. Kunstrijden wordt gedaan op een harde vloer, meestal van hout. Je doet het op quads, een soort rolschaats. Twee wieltjes voor en twee wieltjes achter. In Nederland zijn er ongeveer 650 mensen die hier aan doen. Kunstrijden bestaat uit verschillende onderdelen, namelijk: • Showrijden: dat doe je in een groep; • Vrijrijden: dat doe je individueel; • Paar rijden: met z’n tweeën; • Figuren: dat doe je individueel; • Dansen: dat kan zowel individueel als in een groep; • Formatierijden: dat doe je in een groep en dit is meteen ook het onderdeel wat het meest populair is. Vrijrijden Als je gaat vrijrijden doe je een kür. Dit is net zoals bij schaatsen. Je doet het op muziek en er zijn verschillende niveaus. Er is een vrije kür en een verplichte kür. Dat ligt eraan in welk niveau je zit. Figuren Bij figuren moet je bogen maken met een diameter van 4 tot 6 meter. Dit doe je voor een jury. Je kan deze bogen op verschillende manieren maken, namelijk: voorwaarts, achterwaarts, binnenwaarts en buitenwaarts. Ook hierbij zijn weer verschillende niveaus. Hoe hoger je zit, hoe meer figuren en lussen je moet maken. Paarrijden Hierbij rij je samen op muziek. De jury let erop of het paar een eenheid is. Dit onderdeel vind je ook terug bij kunstschaatsen.
Dansen Dit doe je op muziek. Het heeft wat weg van ijsdansen. Het is ballroomdansen op de quads. Showrijden/ formatierijden Hierbij voer je figuren, passen, liften en sprongen uit. Dit doe je in een groep. De jury let op originaliteit, de kleding en de passen. Alles moet één geheel zijn met de muziek. Conclusie In dit werkstuk heb ik verschillende sporten nader onderzocht. Ik ben tot de conclusie gekomen dat deze sporten een stuk leuker zijn dan dat ik aanvankelijk had gedacht. Niet al mijn verwachtingen zijn dus uitgekomen. Kanopolo Bij kanopolo is het dus inderdaad zo dat je in een kano (kajak) zit en zo polo speelt. Dit is wel veel gevaarlijker dan ik dacht en waarschijnlijk ook heel zwaar. Boogschieten Hier waren mijn verwachtingen wel goed aangezien ik het al een keer gedaan had. Wat ik niet wist is dat er zoveel verschillende soort bogen zijn. En ook niet dat er wedstrijden in waren. Cricket Deze sport is heel anders dan ik had verwacht! Het doet mij een beetje denken aan slagbal, maar het schijnt een stuk intensiever te zijn. Synchroon zwemmen Hierbij kwam mijn hypothese natuurlijk uit, omdat ik wist wat dit voor sport was.
Acrobatiek Ik zat in de buurt! Er komt wel een stuk meer bij kijken dan dat ik dacht: evenwicht, kracht etc. Het lijkt me in ieder geval erg moeilijk! Kunstrijden Kunstrijden doe je niet op schaatsen, maar op rolschaatsen. Ook doe je het dan natuurlijk op een harde ondergrond in plaats van op het ijs. Bronnenlijst Internet http://news.bbc.co.uk/sport1/hi/cricket/default.stm
http://www.knhs-concordia.org/over_boogschieten/geschiedenis_van_boogschieten.htm
http://www.kncb.nl/ http://www.wikimedia.org/nl-portal/ http://www.knhs-concordia.org/over_boogschieten/index.html
http://www.knsb.nl/content/kunstrijden/ http://members.lycos.nl/synchroonzwemmendsz/ http://www.synchroonzwemmen.nl/ http://www.kanopolo.tk/ Boeken<?i> Akrobatiek, Principes Oefeningen Praktijk – Bennie & Gerard Huisman

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.