Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Cambodja en de opkomst van de Rode Khmer: '45-'79

Beoordeling 7.1
Foto van Simon
  • Werkstuk door Simon
  • 3e klas wo | 7842 woorden
  • 6 september 2005
  • 247 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
247 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

De tragische geschiedenis van Cambodja

DE INTERNATIONALE BETREKKINGEN TOT EN MET DE 3e INDOCHINESE OORLOG VAN 1979


Inleiding

In 1979 viel Vietnam Cambodja binnen. Het ene buurland dat het andere aanvalt, dus een typisch lokaal conflict? Het blijkt juist bij uitstek een gevolg van de wereldpolitiek. Dit leidt ertoe dat wat in eerste instantie als gericht en beperkt onderzoek naar een kleinschalig conflict bedoeld was, toch geleid heeft tot een verslag van de grote politiek die er achter schuilt. Het zojuist genoemde conflict staat bekend als de derde Indochinese oorlog. En zoals de tweede wereldoorlog niet begrepen kan worden zonder onderzoek te doen naar de eerste wereldoorlog, kan ook in voorgenoemd geval geen begrip voor de situatie ontstaan zonder te kijken naar de eerste en de tweede Indochinese oorlog. De eerste Indochinese oorlog was een strijd tegen de koloniale overheerser, Frankrijk. De tweede Indochinese oorlog staat beter bekend als `Vietnam' en betreft de uitputtende oorlog die de Verenigde Staten als neokolonialist tegen het communisme trachtte te voeren.

Natuurlijk is het welhaast vanzelfsprekend dat een historicus bij een onderzoek naar een gebeurtenis wijst op de voorgeschiedenis daarvan. Vanzelfsprekend wellicht, maar daarom niet minder essentieel. Zoals bovenstaande alinea duidelijk maakt, raken de eerste en tweede Indochinese oorlogen kernthema's van de geschiedenis van de internationale betrekkingen na '45 zoals dekolonisatie, neokolonialisme en de koude oorlog. Bovendien staat de geschiedenis van Indochina (Laos, Vietnam en Cambodja) van na '45 binnen een groter kader, namelijk de dekolonisatie van Zuidoost-Azië. Zo zijn er bijvoorbeeld opvallend veel gelijkenissen tussen de strijd voor onafhankelijkheid in Indochina en Indonesië: beide gebieden waren tijdens de tweede wereldoorlog al dan niet deels door Japan bezet en de Europese overheersers bleken na '45 niet in staat hun macht te herstellen. Niet in het minste geval omdat de Verenigde Staten zich antikolonialistisch opstelde. In het geval van Indonesië gingen de VS zelfs zo ver Nederland te dreigen de Marshallhulp te ontzeggen indien zij de `politionele acties' niet stop zouden zetten en de Indonesiërs hun onafhankelijkheid niet zouden geven. Het bleek voor de VS andermaal een goede aangelegenheid haar macht in de regio te vergroten, en punt van eindeloze discussie blijft of het de VS om het bestrijden van het communisme ging of eigenlijk om het uitbreiden van economische macht. Dat de uitkomst van deze conflicten van land tot land verschilde, had natuurlijk ook alles te maken met de interne situaties van deze staten in ontwikkeling. Hoewel dit onderzoek bovenal een onderzoek betreft naar de internationale politiek, zal dit essay het belang van de interne politieke, maatschappelijke en culturele situatie trachten niet te verloochenen.

Hoe het ook zij, duidelijk mag zijn dat een onderzoek naar het conflict van '79 waarbij Vietnam Cambodja inviel en daarmee het afschrikwekkende Pol Pot regime afzette, niet mogelijk is zonder je te verdiepen in de gebeurtenissen die hieraan vooraf gingen en vooral oog te hebben voor de rol van de internationale gemeenschap. Hoofdstuk 1 handelt, op een globale wijze, over de voorgeschiedenis: bovenal de dekolonisatie en `Vietnam' en specifieker de geschiedenis van Cambodja tot en met de val van Lon Nol in 1975. In het tweede hoofdstuk wordt ingegaan op het Pol Pot regime, ook wel bekend als de Rode Khmer. Hoe kwamen zij aan de macht? Wat vond er plaats tijdens dit regime en hoe ging het ten onder? Ook hierbij wordt er speciale aandacht gegeven aan de rol van de internationale gemeenschap. Tijdens het bewind van de Rode Khmer vonden miljoenen Cambodjanen de dood, valt de internationale gemeenschap iets te verwijten? Het derde hoofdstuk gaat in op de Vietnamese inval in Cambodja, de reactie van de internationale gemeenschap en de gevolgen voor Cambodja.

Dit essay is een literatuuronderzoek. Dat betekent dat er niet is gekeken naar de oorspronkelijke bronnen maar enkel naar literatuur over het onderwerp. Boeken van de historici Jaap van Ginneken, Roel Burgler, David Chandler en Michael Vickery samen met het werk van BBC-journalist Philip Short boden de nodige informatie over de naoorlogse geschiedenis van Cambodja. Het overzichtswerk van Jan Pluvier over Zuidoost-Azië zette de Cambodjaanse geschiedenis in een breder perspectief en het persoonlijk verslag van Someth May (`Getuige van Cambodja') die de opkomst en ondergang van de Rode Khmer persoonlijk meemaakte, vormde een intrigerende illustratie van de tragische geschiedenis van Cambodja. Want de geschiedenis van Cambodja is tragisch, er voltrok zich in de jaren zeventig een humanitaire ramp. Daarom wordt in dit onderzoeksverslag de afstandelijke geschiedenis afgewisseld met enkele illustratieve citaten uit Someth May's verslag. Het lezen van een dergelijk verslag zorgt ervoor dat je je iets voor kan stellen bij de harde cijfers en de beschrijvingen van de implicaties van de revoluties onder het Pol Pot regime. Bovendien zijn voor veel geschiedschrijvers persoonlijke verslagen een belangrijke bron, en alhoewel deze vaak een beperkt en vervormd beeld van de werkelijkheid geven, vormt een dergelijk verslag een interessante toevoeging aan de literatuurlijst.

H1: De voorgeschiedenis - dekolonisatie en `Vietnam'

Na de tweede wereldoorlog dekoloniseerde Zuidoost-Azië in hoog tempo. Nederlands-Indië werd in 1949 Indonesië, en ook de Franse kolonie Indochina was geen lang leven meer beschoren. Indochina bestond uit de landen Vietnam, Laos en Cambodja en was sinds het einde van de negentiende eeuw een Franse kolonie. Na de tweede wereldoorlog en de Japanse bezetting van Indochina probeerde Frankrijk op de oude voet door te gaan, maar hiertegen bestond veel weerstand van de verschillende lokale rebellengroepen. Frankrijk trachtte de rebellengroepen, zij het vrijheidsstrijders, neer te slaan met grote financiële en militaire steun van de Verenigde Staten. De Verenigde Staten steunden de Fransen in het kader van de Koude Oorlog: de opstandelingen werden gezien als communisten, of zij dit ook werkelijk waren verschilde van groep tot groep. De Fransen presenteerden de situatie in ieder geval als dat er een strijd tegen het communisme gaande was.

1.1 Frankrijk trekt zich terug

Frankrijk bood Cambodja, Laos en Vietnam in 1953 onafhankelijkheid, maar de strijd ging door. Na de grote Franse militaire nederlaag begin 1954, werd 21 juli 1954 te Genève een vredesakkoord getekend. Dit betekende het einde van de eerste Indochinese oorlog en van de hoofdrol die Frankrijk daar speelde. De onafhankelijkheid die hiermee bereikt was, leidde helaas niet direct tot de welvaart en rust waar op gehoopt werd. Laos, Cambodja en Zuid-Vietnam kregen te maken met nieuwe problemen waarvoor ze nu wél de politieke verantwoordelijkheid droegen. De politieke situatie was instabiel nu de gezamenlijke tegenstander wegviel, de problemen waarmee de landen geconfronteerd werden waren groot, de ambtenarij onervaren en de pro-Westerse regeringen die in het zadel waren geholpen hadden onvoldoende steun onder de bevolking. De parlementaire democratie bleek niet te handhaven, een autoritair en onbekwaam regime hield de schijn van democratie hoog. De politieke onafhankelijkheid betekende nog geen werkelijke onafhankelijkheid. De economisch afhankelijke situatie bood vooral de Verenigde Staten de mogelijkheid grote invloed uit te oefenen op de politiek. De Zuidoost-Aziatische landen waren gebaat bij een onafhankelijke politiek die in de luwte een plan ter wederopbouw kon opstellen, maar de internationale politieke belangen ontzegden hen deze mogelijkheid. De Verenigde Staten zetten onder het mom van de strijd tegen het communisme pro-Westerse regeringen in het zadel, om zodoende de Westerse, economische belangen veilig te stellen.

De strijd voor onafhankelijkheid, en dus tegen de Amerikaanse invloeden, werd door de VS als pro-communistisch betiteld. Dit was het niet. De VS maakten het de landen onmogelijk om vanuit een onafhankelijke positie van geval tot geval te bepalen wat het beste was voor hun natie, en dwongen de regeringen plaats te nemen in het kapitalistische kamp. De weerstand hiertegen nam in de loop der jaren toe en was in tegenstelling tot wat de Amerikanen beweerden slechts voor een deel voortkomend uit communistische groeperingen. De Verenigde Staten hadden na de tweede wereldoorlog voor dekolonisatie en terugtrekking van de Europese kolonisatoren gepleit, om vervolgens zelf in het ontstane machtsvacuüm te springen en een nieuw soort imperialisme te vestigen dat ook wel omschreven wordt met het woord neokolonialisme.

1.2 Toenemende Amerikaanse invloeden

Sinds juni 1954 werd de Zuid-Vietnamese regering in Saigon geleid door de weinig populaire conservatief katholieke Ngo Dinh Diem, die echter wel de steun van de Amerikanen kreeg. Nadat in juli '56 de laatste Franse troepen de oud-kolonie verlieten, had de contrarevolutie vrij spel. Alle communisten en aanhangers van de Noord-Vietnamese regering van Ho Chi Minh werden opgejaagd en zelfs in concentratiekampen gestopt. Bovendien werden de oude bezitsverhoudingen op het platteland hersteld: de grootgrondbezitters keerden terug en de boeren werden gedwongen achterstallige pacht te betalen. De grondwet werd zodanig gewijzigd, dat de regering in feite de vorm van een familiedictatuur kreeg. Met financiële steun van de Verenigde Staten werd gewerkt aan economisch herstel en wederopbouw, maar zonder dat de grote massa daar veel profijt aan had. Ho Chi Minh deed het in Noord-Vietnam aanzienlijk beter. Op socialistische grondslag trachtte de regering het land weer op poten te krijgen. Hierbij was het vooral belangrijk dat Ho Chi Minh gesteund werd door een groot deel van de bevolking en dat de Sovjet-Unie zich in mindere mate bemoeide met het proces van wederopbouw dan de Verenigde Staten dat in Zuid-Vietnam deed. Noord-Vietnam kon zich tot de gewapende inval van de VS in 1964 in relatieve rust ontwikkelen.

Cambodja werd geleid door een verlicht despoot, koning Sihanouk. Sihanouk streefde naar een neutralistische politiek, aansluiting bij één van de twee machtsblokken zou in zijn ogen leidden tot het opgeven van een deel van de nationale soevereiniteit. Omdat Sihanouk grote prestige bij het volk had, en de rechtse en pro-Westerse oppositie zo weinig voeten aan de grond kreeg, konden de Verenigde Staten alleen via een omweg invloed uitoefenen op de Cambodjaanse politiek. Sihanouk weigerde in 1956 bijvoorbeeld toe te treden tot de ZOAVO (een militair samenwerkingsverband in Zuidoost-Azië in de stijl van de NAVO) en wilde goede contacten houden met Peking. Dit leidde tot een conflict met erfvijanden Thailand en Zuid-Vietnam die ruggensteun kregen van de VS. Deze crisis, en een nieuw grensconflict met Zuid-Vietnam in `58/'59 waarbij de VS weigerden een matigende invloed op Saigon uit te oefenen leidde tot een grote mate van wantrouwen tegenover de VS.

In 1956 wekte de door de Amerikanen gesteunde regering van Ngo Dinh Diem de indruk met succes het land te leiden. Het gevoerde beleid leidde echter tot meer en meer onvrede onder met name de kleine boeren. De ontevredenheid uitte zich in een steeds beter georganiseerd verzet. Ngo Dinh Diem onderschatte de ernst van de zaak en zijn goed bedoelde agroville-politiek werkte averechts. Geleidelijk ontwikkelde de strijd zich tot een burgeroorlog. 20 december 1960 organiseerden zij zich in het Nationale Bevrijdingsfront, ofwel FNL, dat inmiddels verschillende provincies in handen had en zo het gezag van de pro-Westerse regering in Saigon compleet ondergroef. In 1962 besloot president Kennedy hierom de regering van Ngo Dinh Diem bij te staan en de strijd tegen het Zuid-Vietnames Bevrijdingsfront onder Amerikaans toezicht te plaatsen. Deze strategie leidde rechtstreeks tot de tweede Indochinese oorlog, ook wel bekend als de Vietnam-oorlog.

1.3 De tweede Indochinese oorlog

Historicus Jan Pluvier: “Toen tot de interventie was besloten gingen de Verenigde Staten over tot een grote voorlichtingscampagne. Daarin werd het wezenlijke karakter van het conflict - een algemene volksopstand tegen een dictatoriale oligarchie - verdoezeld. De strijd werd afgeschilderd als het gevolg van Noord-Vietnamese agressie, geen rechtstreekse maar een indirecte door het sturen van terroristen, om het gezag van de Zuid-Vietnamese regering te ondermijnen. Door deze voorstelling van zaken werd de overgrote meerderheid van het publiek in het Westen ervan overtuigd dat Amerika in Vietnam voor een rechtvaardige zaak streed.”

De Amerikaans-Vietnamese oorlog verliep dramatisch. Zelfs met een half miljoen Amerikaanse soldaten en grootschalige bombardementen op heel Vietnam bleek de FNL niet te verslaan. De belangrijkste factor in het falen van de Amerikaanse oorlogvoering was dat een militaire oplossing werd nagestreefd voor wat vooral een politiek en maatschappelijk conflict was. Ondanks het verdrag van Genève van 1962 waarin werd bepaald dat Laos een neutrale positie mocht behouden, werd ook dit land door de VS betrokken bij de oorlog, maar ook hier zonder succes. Het leek slechts een kwestie van wachten tot Cambodja bij de oorlog betrokken zou raken, al was het maar vanwege de geografische ligging. De neutraliteitspolitiek van de regering van Sihanouk werd al tijden door de VS gewantrouwd, en toen de beschuldigingen uit het Westerse kamp dat Cambodja Noord-Vietnamese troepen toeliet op haar grondgebied bewaarheid werden, hadden de VS en Zuid-Vietnam reden om Cambodja binnen te vallen. In Cambodja leidde dit tot het eerste Lon Nol-kabinet onder Sihanouk en uiteindelijk de val van Sihanouk in 1970. Sihanouk was in de voorgaande jaren langzaamaan zijn greep over de bevolking kwijt geraakt. Someth May beschrijft in zijn boek de corruptie in Pnom Penh: “Werd je door de politie aangehouden, dan gaf je ze een paar bankbiljetten, en `bonjour'. Je moest met de geldbuidel rammelen om een mager betaald baantje, bijvoorbeeld in het onderwijs, te verruilen voor een dik betaald baantje, bijvoorbeeld bij de douane. […] Je kon je door de rechtszaal heen kopen - je kon je overal doorheen kopen. Alleen de monniken kon je niet omkopen: die gaf je gewoon geld.”
Deze zwaai naar rechts, Lon Nol was legerbevelhebber en zijn kabinet steunde de elite en grootgrondbezitters, zorgde voor meer weerstand aan de linkerzijde van het Cambodjaanse politieke spectrum. Zo ontstond in Cambodja de situatie dat een rechtse regering aan de macht was, die een voor de plattelandsbevolking slecht beleid voerde en zo de macht van de Rode Khmer onder het volk vergrootte.

In de loop van 1969 nam de weerstand van Amerikaanse zakenlui, volk en politici om de uitzichtloosheid van de oorlog toe. Hierom werd de Nixon-doctrine ontwikkelt, die pleitte voor een `Vietnamisering' van de oorlog. De grondmacht werd geleidelijk aan verkleind, en de VS zou zich vooral richten op ondersteuning van het Zuid-Vietnamese leger middels bombardementen. Het was de eerste stap in wat uiteindelijk zou leiden tot het Verdrag van Parijs, dat op 27 januari 1973 werd getekend. De oorlog kwam tot een einde, en was ondanks de enorme verliezen toch een overwinning voor Vietnam.

1.4 Indochina na 1973

De Verenigde Staten behaalden in de loop van de jaren zeventig overal hun doelstelling om Zuidoost-Azië voor de kapitalistische, Westerse, wereld te behouden. Mede met behulp van de Association of South East Asian Nations, de ASEAN. Overal dus, behalve in het gebied waar ze er het hardst voor hadden gestreden: Indochina. Na het Verdrag van Parijs bleef de VS nog acht maanden bommen gooien op Cambodja, totdat het Amerikaanse Congres op 15 augustus 1973 er definitief een einde aan maakte. In Zuid-Vietnam ging de strijd na het Verdrag van Parijs tussen de pro-Westerse regering van Nguyen Van Thien in Saigon en de FNL door. De Amerikaanse regering van Gerald Ford bleef de rechtse regeringen in Saigon en Pnom Penh steunen, maar tevergeefs. De Rode Khmer, die inmiddels een huiveringwekkende mentaliteitsverandering was ondergaan die werd beschreven als `bomb-induced madness', begon 1 januari 1975 een vier maanden durende slag om Pnom Penh. Op 17 april van dat jaar marcheerden de troepen van de Rode Khmer Pnom Penh binnen. Saigon viel op 30 april in handen van FNL-generaal Tran Van Tra, vooral ook omdat inmiddels het militaire én ambtelijke apparaat van de regering in Saigon geheel ineen was gestort. Daarmee was nu ook de oorlog in Zuid-Vietnam ten einde. De regering Ford had in maart en april bij het Congres nog aangedrongen op extra steun aan Nguyen Van Thieu en Lon Nol, maar de volksvertegenwoordigers weigerden nog langer geld voor hun regiems beschikbaar te stellen.

De analyse van Jan Pluvier: “In de vijf jaar na 1970 had Cambodja 10% van zijn bevolking, tussen 600.000 en 700.000 mensen, verloren. De samenleving was grondig ontwricht in een barbaarse oorlog en daarna werd het herstel ter hand genomen door een regiem waarin de voorstanders van zeer ingrijpende maatregelen en een uiterst hardvochtig optreden de overhand hadden. Was in Vietnam de Amerikaanse inmenging er niet in geslaagd een aan de gang zijnde maatschappelijke omwenteling te stoppen, in Cambodja had zij juist een sociale revolutie, en een veel radicalere dan de Vietnamese, uitgelokt.”

H2: Het regime Pol Pot

Op 17 april 1975 marcheerden de Rode Khmers Pnom Penh binnen. Binnen enkele weken vond de eerste grote volksverhuizing plaats. Someth May beschrijft dat dit er hardhandig aan toe ging: “Na twee uur kwamen we bij het marktplein dat Phsar Doeum Kor heet, waar twee stapels lichamen in burgerkleren lagen, alsof twee voltallige families waren gedood, met baby's en al. Uit elke stapel stak een stuk karton waarop iemand met houtskool had gekrabbeld: `Omdat ze het bevel om te vertrekken niet opvolgden.'” Dit wijst erop dat de Rode Khmers al ruim voor de overwinning een plan hadden om nadat ze de strijd hadden gewonnen Cambodja succesvol aan de revolutie te onderwerpen. De periode dat Cambodja onder het bewind van de Rode Khmer viel, waarvan Pol Pot als de verpersoonlijking wordt gezien, staat bekend als een rampzalige tijd. De cijfers zijn onduidelijk, maar zeker een miljoen Cambodjanen lieten het leven, het grootste gedeelte door verhongering en ziektes, de rest door executies. Alhoewel de revolutie die de Rode Khmer voor ogen stond ondermeer betekende dat grote delen van de elite en stedelijke bevolking geexecuteerd dienden te worden, was het uiteindelijk doel Cambodja tot een welvarend, onafhankelijk en communistisch land te brengen.

Er bestaat dus een grote discrapentie tussen de theorie en de doelstellingen van Pol Pot en de zijnen enerzijds, en de realiteit anderzijds. Hierom is het van belang eerst te kijken naar de plannen, idealen en doelstellingen van de Rode Khmers, alvorens een blik te werpen op het uiteindelijke verloop van de geschiedenis. Want, zoals Michael Vickery het stelt: “In other economic areas, as well as in agriculture, rationality seems to have been overridden by political and ideological considerations.”

2.1 Wat de Rode Khmer wilde, en waarom

Een centraal thema in de idealen van de Rode Khmers was het ontwikkelen van een sterk en onafhankelijk Cambodja. Cambodja's geschiedenis werd gekenmerkt door buitenlandse overheersing, en de revolutie moest een einde maken aan deze invloed van buiten die had geleid tot de ondergang van het land en het verlies van zelfrespect onder de Cambodjanen. Het werd een obsessie om alle invloed van buiten uit te sluiten: geen buitenlandse steun, een eigen communistisch model, geen internationale handelsrelaties, etcetera en de overwinning leidde tot arrogantie onder de communisten. Overigens werd niet alle hulp afgewezen, steun uit China en Noord-Korea bijvoorbeeld werd toegestaan. Ze wilden hun eigen geschiedenis schrijven, een radicale breuk met het verleden en het kapotgebombardeerde Cambodja bevond zich ook in een situatie dat de Rode Khmers het land vanaf het nulpunt opnieuw op konden bouwen. Hierom werd Cambodja ook omgedoopt tot Democratisch Kampuchea.

De wederopbouw richtte zich volledig op de landbouw, en dan met name op de verbouw van rijst. Historicus Roel Burgler citeert Pol Pot: “Our motto is `when we have rice, we can have everything'. When the people have stilled their hunger, we will have rice for export and we will be able to import products (…) When we have solved the agricultural problems, then other sectors such as industry, handicrafts, the social and cultural sectors can develop as well.” Daarbij was het plan de rijstproductie te vergroten en beheersen door de watertoevoer te beheersen. Irrigatiesystemen, kanalen en dammen dienden gebouwd te worden, zodat het hele jaar door rijst verbouwd kon worden.

Dit betekende dat grote delen van met name de stedelijke bevolking verhuisd moest worden naar en ingezet moesten worden op het platteland. Het gehele volk moest bereid zijn hard te werken voor de wederopbouw van het land, of in de worden van Pol Pot moesten de mensen geleerd worden: “[to] endure all hardships (…) to show respect for freely accepted discipline and democratic centralism (…) and (sacrifice) all to the interests of the nation and the revolution.” De bevolking moest heropgevoed worden, en de Rode Khmer trainden de jonge, reine geesten van de kinderen die het land moesten leiden. Er moest een nieuwe, egalitaire samenleving ontstaan, en ook daarom moesten de stedelijke bevolking, de industrielen en de elite aangepakt worden. Zij hadden ten koste van het volk van Cambodja hun rijkdom verworven, en de tijd was nu gekomen voor hen om dit terug te betalen. Hier wordt de fanatieke, xenofobische zijde van de ideologie zichtbaar. De boeren hadden de wijsheid in handen, zij wisten immers hoe landbouw bedreven moest worden. De intellectuelen werden gehaat, en alle machten die de Rode Khmer niet onder controle had werden gezien als slecht of buitenlands. De elite, de stedelijke bevolking, betiteld als de Nieuwe Mensen belichaamden het kwaad en hadden er toe bij gedragen dat Cambodja tot de afgrond was gedreven. Onderwijs moest zowel de Oude als de Nieuwe Mensen opleiden tot waardige Cambodjanen. Hierbij was de Angkar, ofwel de Organisatie, het centrum van het nieuwe Cambodja: zij wisten wat er met het land moest gebeuren, en zij hadden de waarheid in handen. Het plan was om na de overwinning de intellectuelen en oud-machthebbers direct te executeren en de stedelijke bevolking middels heropvoedingskampen tot goede burgers om te vormen. De mate waarin mensen werden vertrouwd werd bepaald door de mate waarin mensen waren beinvloed en gecorrumpeerd door buitenlandse, stedelijke en andere gevaarlijke invloeden. Hierom richtten de Rode Khmers hun hoop vooral op de jeugd onder de boerenbevolking, tieners dus.

De Rode Khmer wilden in navolging van de grootse en snelle overwinning, een grootse en snelle omslag naar een socialistische samenleving maken om zo snel mogelijk het gevaar van een contrarevolutie uit te sluiten. Dit betekende ook dat daar waar nodig geweld geoorloofd was om het hogere doel te bereiken. Gezien de belabberde staat van het land, de beperkte mogelijkheden van de nieuwe machthebbers en de ambitieuze doelstellingen bleek geweld vaker en grootschaliger nodig om Cambodja te brengen waar het zijn moest.

2.2 De eerste jaren onder de Rode Khmer: 1975-1977


Figuur 1 Volksverhuizingen tijdens regime Pol Pot

De soldaten werden bij de intocht door de inwoners van Pnom Penh verwelkomd, al was het maar omdat men blij was dat de oorlog af was gelopen. Wat van hen te verwachten was, wisten weinigen. Het plan de bevolking van Pnom Penh te evacueren bestond al voor de invasie en werd vrijwel direct ter uitvoering gebracht. Dit gebeurde aanvankelijk onder het mom van naderende Amerikaanse bombardementen maar het ging de communisten in werkelijkheid om het zo snel mogelijk ten uitvoer brengen van de eerder ontwikkelde plannen ter socialisering van het land. Tevens leidde dit tot de vernietiging van al de stedelijke netwerken waarvanuit eventueel verzet zou kunnen ontstaan. De steden werden leeg achtergelaten. De grootschalige volksverhuizing verliep in allerlei richtingen, afhankelijk van in welk deel van welke stad je woonde, en was voor velen een traumatische ervaring. De ouderen en zieken vonden tijdens deze tocht al gauw de dood. De Rode Khmers zochtten naar oude vijanden, om die direct te executeren. Grote delen van de bevolking leerden te liegen over hun afkomst. Bij aankomst in de verschillende boerendorpjes werden de `Nieuwe Mensen' aan het werk gezet onder toezicht van de `Oude Mensen', de boeren. In de communes die ontstonden werden de `Nieuwe Mensen' in groepen opgedeeld die stuk voor stuk hard en onmenselijk werk moesten verrichten. Er werd aan grote infrastructurele projecten zoals dammen gewerkt, en veel landbouw bedreven.

Onderwijs speelde een grote rol in deze communes. Kinderen vanaf een jaar of zeven tot veertien werden wat basisvaardigheden bijgebracht als lezen en schrijven, maar hen werd vooral geleerd zich als een formidabel communist te gedragen. De eigen ouders verraden hoorde daar bijvoorbeeld ook bij. Er werd een poging gedaan de `Nieuwe Mensen' te indoctrineren met revolutionair gedachtegoed. Op dagelijkse bijeenkomsten werd hen verteld wat goed en fout was, en wat de regels waren. Er bestonden ook heropvoedingskampen voor oud-soldaten, anti-communisten, monniken, intellectuelen en specialisten zoals dokters. Alhoewel de Rode Khmers in de minderheid waren, een op de 250 personen was een Rode Khmer, lukte het hen goed om de bevolking onder controle te houden. Historicus Roel Burgler: “The destruction of traditional social structures and their replacement by a collective system, the elemination of any form of communication and the restrictions on travel outside of one's own village, Angkar's monopoly of rice and salt distribution and communication, and its security network insured effective control. But most of all it was fear. People disappeared frequently enough for the remainder to be fully aware of the necessities of obedience and good behaviour.” Someth May over zijn situatie tijdens de herfst van 1975: “Van nu af werd mijn dagelijks leven beheerst door doodsangst. Als ik op weg naar het werk langs de Rode Khmers liep, durfde ik ze niet aan te kijken. […] De rantsoenen werden kleiner en we moesten langer werken. Soms moesten we tot acht uur 's avonds op het land blijven.”

Vanaf september 1975 tot januari 1976 werd een nieuwe grootschalige volksverhuizing in gang gezet, die nog verwoestender was dan de eerder omdat de bevolking zwakker was. De revolutie bleek nog weinig succesvol, in de loop van 1976 werden de rantsoenen kleiner.

In maart 1976 waren verkiezingen voor het Nationaal Congres. De uitslag was binnen een dag bekend, en de opkomst van 98% dermate hoog dat het vrijwel niet anders mogelijk is dan dat er sprake was van nep-verkiezingen. De werkelijke macht lag dan ook niet bij het Nationaal Congres, maar bij de Angkar, vrij vertaald de Organisatie. Terwijl de Angkar er alles aan deed om gevaren van buiten de partij in te perken, moest ook de eenheid binnen de organisatie bewaard worden. De groep rond Pol Pot slaagde hier tot de Vietnamese inval in 1979 wonderwel vrij goed in. Wel bleken de plannen van Pol Pot praktisch niet haalbaar, en zo ontstond er een steeds groter verschil tussen wat Pol Pot en de zijnen van de leiding van de verschillende zones verwachtten en eistten, en wat deze konden bereiken. Dit zorgde ervoor dat de lokale leiders van de organisatie steeds minder in staat en bereid waren om het beleid van Pol Pot uit te voeren. Bovendien gingen de Rode Khmers weinig effectief te werk. Someth May: “Het zou inderdaad een opmerkelijk project zijn geweest als het geslaagd was. Het idee was om de rivier de Maung af te dammen en het water naar een stuwmeer te leiden vanwaar het via kanalen naar de gebieden twee en zes zou stromen, die uit droge, hooggelegen grond bestonden. Als het water bereid was geweest omhoog te lopen, zou het leven er voor ons allemaal heel anders uitgezien hebben.” En: “We waren weer met zo'n hopeloos waterreservoir bezig. De Rode Khmers dachten alleen maar aan rijst, en een ding wisten ze zeker - dat je er water voor nodig had. Wat was een obsessie voor ze, maar ze hadden geen flauw idee hoe ze het moesten verbouwen. […] Als een waterbouwkundige zijn schop had neergelegd en had aangeboden een perfect werkend reservoir te ontwerpen, hadden ze hem vermoord omdat hij geen boer was.”

Tegelijkertijd moest de Angkar haar positie bepalen ten opzichte van buurlanden als Vietnam en Thailand, en China. Thailand en Vietnam werden van oudsher beschouwd als aartsvijanden. Alhoewel de Vietnamese regering communistisch was, bestond er nog steeds discussie over de grenzen die door Frankrijk in het koloniale tijd bepaald waren. Toen bij de topontmoeting met de Vietnamese regering over dit grensconflict bleek dat Vietnam nog meer grondgebied wilde dan in het in 1967 getekende verdrag, raakte de Rode Khmer geirriteerd. Zij zagen het verdrag van '67 al als zeer toegeeflijk en uiterst riant voor Vietnam, en waren absoluut niet bereid meer op te geven. Zodoende werd er geen oplossing voor het grensconfict gevonden en raakten beide partijen steeds ongeduldiger. Ook met de andere aardsvijand, Thailand, bestond een grensconflict. Thailand werd geleid door een extreem rechts bewind dat steun vond in Amerika, en werd daarom gezien als een groter gevaar nog dan Vietnam. Hier kon China, als partner van Cambodja én sinds kort ook van de Verenigde Staten een bemiddelende rol spelen.

Na de eerder genoemde verkiezingen van maart '76 kon Pol Pot overgaan tot de zuivering van zijn eigen partij, en daarmee een verdere centralisering van de macht. Hierna kon Pol Pot met grotere daadkracht zijn politieke beleid, zowel binnen- als buitenlands, ten uitvoer brengen. Zijn ideeen werden gebundeld in een vierjarenplan voor de jaren '77-'80 en werden wel `de tweede revolutie' genoemd. Het meest voorname punt was een zeer verregaande ` zuivering' van de revolutie: alle critici en andersdenkenden, ook binnen de partij, werden bestempeld als verraders en daarom vermoord. Juist deze onbereidheid open te staan voor kritische ideeen en toe te geven dat het opgestelde beleid niet foutloos was, leidde tot grootschalige oppositie.

2.3 De ondergang van de Rode Khmer: 1977-1979

Ook nadat Pol Pot de interne partijstrijd in 1976 had gewonnen, hielden de zuiveringen aan. De toegenomen spanningen met buurland Vietnam deden de paranoia en daarmee de zuiveringen onder de Cambodjaanse bevolking toenemen. Opeens was er een aanwijsbaar gevaar, en leek iedereen die zich verdacht gedroeg de Vietnamezen te steunen. De overlevenden die wel vertrouwd werden, waren bitter en boos, en verloren hun vertrouwen in de regering. Tevens leidde het tot een instabiel ambtenarenapparaat dat toch al gekenmerkt werd door onervarenheid. Iedereen die niet voldeed aan gestelde doelstellingen, of beschuldigd werd van het een of het ander, liep gevaar om opgesloten, gemarteld en gedood te worden. Deze instabiele situatie deed ook de productie van rijst weinig goed, sinds 1975 was de productie van rijst in '77 met 25 tot 50% afgenomen.

Waar de bemiddelende rol van China in Thai-Cambodjaans grensconflict succesvol was, kon China in het Vietnamees-Cambodjaans grensconflict niet een dergelijke rol spelen. Cambodja begon vanaf maart 1977 regelmatig de gebieden aan te vallen die door Vietnamese legers bezet waren, maar door Cambodja als Cambodjaans werden gezien. De boodschap aan Vietnam: als jullie de status quo willen behouden, dan gaat het jullie wel iets kosten. Ook de mogelijke aanwezigheid van olievelden in zee op dit grensgebied, zette de situatie op scherp. Vietnam maakte Cambodja duidelijk dat het bereid was grootschalige militaire actie te ondernemen, en zodoende escaleerde de situatie in hoog tempo. Halverwege december 1977 viel Vietnam voor het eerst Cambodja binnen, maar werd al gauw afgeschrokken door het heftige verzet waarmee ze geconfronteerd werden. De Rode Khmer was ervan overtuigd dat Vietnam pogingen deed om een Indochinese federatie op te richten, waarin Vietnam vanzelfsprekend de leidende rol had. Uiteraard zorgde deze overtuiging voor weinig vertrouwen in de mogelijkheid van het vinden van een diplomatieke oplossing. Vanuit Hanoi werd inmiddels ook een propaganda-oorlog gevoerd, waarin Pol Pot en de zijnen als dictators en mislukkelingen afgeschilderd werden. De bemiddeling van China werd gewantrouwd door Hanoi, zij zouden achter de schermen volledige steun aan Cambodja geven. De Rode Khmers zochten, op advies van de Chinezen, meer contact met het buitenland en buitenlanders om hun imago op te krikken. Enkele reisbureau-agenten, journalisten en regeringsdelegaties werden onder begeleiding toegelaten. Rond '79 was dit al niet meer mogelijk.

Het was voor buitenstaanders al snel vrij duidelijk dat het oplopende conflict in het voordeel van de Vietnamezen zou eindigen. Cambodja was zeer verzwakt en werd slechts halfslachtig gesteund door China, terwijl Vietnam de volledige steun van de Sovjet-Unie had gekregen.

H3: De derde Indochinese oorlog en de afloop

In de loop van 1978 ontwikkelde het Cambodjaans-Vietnamees grensconflict zich tot de derde Indochinese oorlog. Er was zelfs sprake van rebellie in het Oosten en Zuidoosten van Cambodja, mogelijk door Vietnam uitgelokt, maar die zeker het gevolg was van de pogingen tot economische centralisatie in een gebied dat wel het langst onder de Rode Khmer had gestaan maar het minst door hun aanpak was getroffen. De opstand werd onderdrukt en ook hier vonden de gebruikelijke bloederige zuiveringen plaats. In augustus en november werden grote klappen uitgedeeld aan de Rode Khmers. In december startte Vietnam het slotoffensief. Op de 25e december begon een massale invasie ten Zuidoosten van Pnom Penh, die meteen de vitale bevoorradingsroute naar de havenstad Kompong Som afsneed. Intussen was de gehele top van de Rode Khmer inclusief Pol Pot, Nuon Chea, Mok, Ieng Sary, Son Sen en vele topofficieren het land uitgevlucht. Een verdedigingsplan was er niet, en Pol Pot's obsessie met geheimhouding en het zo min mogelijk beschikbaar te stellen van informatie leidde ertoe dat grote delen van het land verrast werden door de Vietnamezen. Belangrijk papierwerk kwam hierdoor in handen van Vietnam. Philip Short: “Ironically, had Pol been less secretive, the secrecy he sought would have been far better preserved.” Op 7 januari 1979 werd Pnom Penh voor de derde maal in tien jaar `bevrijd'. De Rode Khmers hadden besloten conventionele veldslagen te vermijden en zich voor te bereiden op een langdurige guerrilla en Cambodja te maken tot “Vietnam's Vietnam”.

Op 8 januari werd in Pnom Penh een regering of zogenaamde revolutionaire volksraad gevormd waarin vooral leiders van de FUNSK (Verenigd Front voor de Redding van Kampuchea, gevormd in december '78 in Hanoi) plaats namen. Zij probeerden in eerste instantie het Cambodjaanse volk te bevrijden van de onderdrukkende leefregels van de Rode Khmers en in tweede instantie een begin te maken aan de wederopbouw van Pnom Penh en het land. Vanzelfsprekend verliep dit niet zonder problemen. De staat van het land was ronduit rampzalig. Nu de Rode Khmers op de vlucht moesten, wilde de onderdrukte bevolking wraak. Someth May: “Er kwam een jonge vrouw voor me langs rennen, achtervolgd door een groep met parangs, bijlen en stokken gewapende mannen. Ze rende een heel eind voor ze op de grond viel. `Nee, jullie hebben de verkeerde, ze hebben me gedwongen. Maak me asjeblieft niet dood […]', gilde ze. […] Binnen vijf seconden hadden ze haar vermoord en haar hoofd afgehakt.” Wat de verdere plannen van Vietnam met Cambodja waren, is onduidelijk omdat de bronnen elkaar tegenspreken, onvolledig zijn, uiting geven aan angsten, pure propaganda vormen of doorspekt zijn met leugens. Veel Cambodjanen waren in ieder geval erg bang voor een nieuwe bezetting van Cambodja, ditmaal door Vietnam. En de Westerse wereld, die intussen goede betrekkingen hadden opgebouwd met China, zagen het niet zitten dat Cambodja door Vietnam ingelijfd zou worden in het pro-Russische kamp. Zo begon al voordat er enigszins een stabiele situatie in Cambodja was gecreëerd een nieuw politiek steekspel met als inzet de toekomst van Cambodja. Nadat Pol Pot en de zijnen van 1975 tot en met 1978 in relatieve rust haar samenleving op basis van een ideologie te gronde had gericht, kon ook nu de internationale politiek weinig betekenen voor het Cambodjaanse volk. Het leek vooral te gaan om machtspolitiek. Dit leidde er tot de achteraf gezien absurde situatie toe dat de Verenigde Staten er in de eerste jaren na '79 voor pleitten het Pol Pot regime in ere te herstellen.

3.1 Het einde van de Rode Khmer?

De Rode Khmers gaven echter niet zomaar op. De achtergebleven strijders bleven voor veel onrust zorgen in Cambodja en de partijleiding zocht en vond steun in Peking. De Chinese politici waren zeer kritisch op het binnenlands beleid van de Rode Khmer, maar waren toch bereid hen te steunen: Vietnam moest hoe dan ook teruggedrongen worden. Gepoogd werd nog om een alliantie tussen Sihanouk, die nog altijd veel respect onder de plattelandsbevolking van Cambodja verdiende, en Pol Pot te bewerkstelligen, maar zonder succes. Thailand was bereid om Chinese steun aan de Rode Khmers in Cambodja logistiek mogelijk te maken, maar wilde er politiek niet geassocieerd mee worden. Het Vietnamese leger had voor het einde van de maand januari 1979 echter alle stedelijke gebieden van Cambodja bezet en stonden dus ook aan de Thaise grens. Dit was voor Thailand, toch al van oudsher rechts en pro-Amerikaans, reden om zich alsnog voor `Democratisch Kampuchea' uit te spreken en dus de Rode Khmers. De vele niet-communistische Zuidoost-Aziatische landen volgden al gauw. Begin februari stelde de groep Pol Pot een nieuw strijdplan op dat weinig kans leek te maken: middels een guerrillaoorlog moesten de Vietnamezen uitgeput worden, maar het feit dat de Rode Khmer allang niet meer voldoende steun onder de bevolking had om een dergelijke oorlog geslaagd uit te voeren, werd genegeerd. De Chinezen zagen dit ook in, maar Pol Pot en de zijnen waren hun beste hoop om het Vietnamese leger terug te dringen.

Op 17 februari besloot China daarom om met 85.000 soldaten Vietnam aan te vallen. De aanval was gematigd succesvol: Vietnam leed groot verliezen, circa 10.000 Vietnamese soldaten vonden de dood, bovendien verstevigde het de Sino-Amerikaanse relatie en zette het de Sovjet-Unie juist onder druk. De Russen waren niet in staat gebleken Vietnam de steun te geven die het als bondgenoot had behoren te geven. Maar het directe doel, het Vietnamese leger naar de Chinese grens lokken zodat de bezetting van Cambodja dermate zwak zou zijn dat Pol Pot's leger een deel van het land kon terugwinnen, was niet gehaald. Sterker, Vietnam begon een nieuw succesvol offensief en verjoeg de laatste Rode Khmers de Thaise grens over. Het Chinese leger trok zich in maart alweer terug uit Vietnam.

Alhoewel het Vietnamese leger was ontvangen als de bevrijder van het volk, en Vietnam zelf ook propageerde Cambodja te zijn ingevallen om een einde te maken aan de rampzalige behandeling van het volk, ging het hen daar natuurlijk niet om. Jarenlang hadden zij de Rode Khmer hun gang laten gaan, en pas toen zij een gevaar vormden voor Vietnam, werd Cambodja aangevallen. Bovendien konden de Vietnamese soldaten het niet nalaten de steden te plunderen. De hachelijke situatie in het land leidde ertoe dat veel Cambodjanen naar Thailand vluchtten om vervolgens naar het Westen, liefst de Verenigde Staten anders Frankrijk, te vertrekken. In Thailand werden de vluchtelingen harteloos ontvangen, in juni 1979 werden velen het met mijnen bezaaide Cambodja terug in gejaagd. Het duurde tot oktober voordat Unicef en het Rode Kruis toegestaan werd om de vluchtelingen te ondersteunen. Intussen waren vele vluchtelingen, ook door de ranzige leefomstandigheden, alsnog gestorven.

De zomer van '79 werd door de Rode Khmers andermaal gebruikt om Cambodja in het geniep weer binnen te treden en een nieuw verzet op te bouwen. Twee politieke ontwikkelingen hielpen de Rode Khmer. Ten eerste stemde de Verenigde Naties in november 1979 om de Rode Khmer als vertegenwoordigers van Cambodja toe te laten tot de vergadering, en het Heng Samrin-bewind dat gesteund werd door Vietnam buiten te sluiten. Ten tweede vielen in december Soviettroepen Afghanistan binnen en dit zagen velen als een teken dat het Kremlin grote expansionistische plannen had en dat Cambodja de volgende stap zou zijn. De Verenigde Staten, China en de Rode Khmer sloten een pact: er moest alles aan gedaan worden Vietnam uit Cambodja te verjagen. Halverwege 1980 claimde de Rode Khmer al 40.000 door de Chinezen bewapende troepen in Cambodja te hebben, en in het door hen bezette deel van het land werd een nieuwe organisatie op poten gezet. Tegelijkertijd veranderde de organisatie van de Rode Khmer van een communistischpolitieke groepering, naar een militaire organisatie die oorlog voerde tegen Vietnam. Het radicaalsocialistische ideaal werd verlaten, en opnieuw werd contact gezocht met Sihanouk die nu wel bereid werd gevonden om koning te worden van een nieuw bevrijd Cambodja.

3.2 De impasse

De situatie was alsvolgt. Vietnam was niet bereid Cambodja te verlaten voordat de Rode Khmer definitief was uitgeschakeld. De Rode Khmer kreeg van China, die anderzijds weer volledige ruggesteun kreeg van de Verenigde Staten en de ASEAN, dermate veel steun dat het zich kon ontwikkelen tot een door de Vietnam niet te vernietigen rebellenleger. De Verenigde Staten en China behoefden geen einde aan deze oorlog, omdat zij hiermee de Sovjet-Unie hoopten uit te putten en een eventuele vrede tot nieuwe problemen zouden leiden. Sihanouk en de Rode Khmer hadden dezelfde doelstelling wat betreft het verjagen van het Vietnamese leger, maar zodra dit gebeurd was zouden ze beiden een compleet verschillende agenda hebben. Zo ontstond een impasse die ruim tien jaar voortduurde, tot 1989.

Conclusie

De naoorlogse geschiedenis van Cambodja werd gekenmerkt door geweld en politieke invloeden van buitenaf in tijden dat het land alle steun kon gebruiken voor de opbouw van een onafhankelijke staat, regering en ambtenarij. Na de Japanse bezetting tijdens de tweede wereldoorlog was er de strijd tegen de koloniale overheerser Frankrijk. Toen de Fransen zich eenmaal teruggetrokken hadden en de Amerikanen op de loer lagen probeerde koning Sihanouk zijn land om te vormen tot een democratie. Cambodja werd echter meegesleurd in het spel van de grote politiek.

De Koude Oorlog waarvan de Vietnamees-Amerikaanse oorlog een uiting was, leidde onvermijdelijk tot problemen in het buurland Cambodja. De Amerikanen zochten ook daar al jaren naar manieren om hun invloed uit te breiden. Zelf propageerden ze dit te doen om hun strijd tegen het communisme, het lijkt er meer op dat het ging om economische belangen. Tegen het eind van de jaren zestig vond de VS een excuus om Cambodja binnen te vallen, toen bleek dat de Cambodjanen de Noord-Vietnamezen op hun grondgebied toelieten. Dit leidde tot de val van Sihanouk en de opkomst van Lon Nol. Onder Lon Nol raakten de gemoederen verhit, zijn beleid was rechts en hij had weinig steun onder de bevolking. Na het Verdrag van Parijs in 1973 dat een einde maakte aan de oorlog in Vietnam, bleef Amerika nog acht maanden zware bombardementen uitvoeren op Cambodja. Dit was niet alleen rampzalig voor het landschap en de bevolking van Cambodja, het bracht tevens de meest radicale groepering binnen de opstandelingen aan de macht. Nadat het Amerikaans congres hun regering had gedwongen geheel en al te stoppen met de bombardementen op Cambodja, lieten zij een zwaar beschadigd land achter in een staat van burgeroorlog.

In 1975 leidde dit tot een radicale revolutie onder leiding van Pol Pot. De extreme socialistische hervormingen op maatschappelijk, economisch, cultureel en politiek gebied leidden tot een nieuwe humanitaire ramp. Nadat in de jaren die vooraf gingen aan de revolutie al 600.000 a 700.000 Cambodjanen stierven, moeten dit er in de periode 75-79 circa 1.500.000 zijn geweest. Voor een deel een resultaat van executies door de Rode Khmer van mensen die zij om verschillende redenen niet vertrouwden, maar voor de rest het gevolg van verhongering en ziektes als het gevolg van een compleet mislukte revolutie.

Ironisch genoeg was het uiteindelijk aartsvijand en buurland Vietnam dat door middel van een interventie het Cambodjaanse volk bevrijdde van haar tirannieke overheersers. Vietnam kon hierom van de internationale, Westerse, gemeenschap repercussies verwachten. In hun ogen was de Vietnamese interventie in Cambodja een nieuwe poging het Russisch-communisme uit te breiden. De Verenigde Staten, en in hun slipstream de Verenigde Naties, kozen de kant van de Rode Khmer en zagen de nieuwe regering van Cambodja die met behulp van Vietnam aan de macht was gekomen als niet rechtsgeldig. De Verenigde Staten zetten China ertoe aan om actief de Rode Khmer te steunen. De uitgeputte en kansloze revolutionairen kregen zo opnieuw de kans hun macht uit te breiden en China besloot zelfs een straftocht tegen Vietnam te beginnen. Voor Vietnam was een expliciete voorwaarde voor terugtrekking het verdwijnen van de Rode Khmers, en China en de VS waren niet bereid op wat voor manier dan ook een einde te maken aan het sluimerende conflict. Zij zagen het als een manier om de Sovjet-Unie uit te putten, en deze uitputtingslag zouden ze winnen. Zo ontstond een impasse die tien jaar voortduurde. Het volk van Cambodja was opnieuw het slachtoffer.

Het is de historicus Jan Pluvier die, zo mag ook blijken uit de eerdere citaten die ik uit zijn boek heb overgenomen, de politiek van de Verenigde Staten het sterkst veroordeeld. Om het te verwoorden met een citaat uit Someth May's persoonlijk verslag, vlak voor zijn vlucht naar Washington in 1980: “Terwijl ik de zaak met mijn familie besprak voelde ik een golf van woede jegens de Amerikanen. Als ze zich om te beginnen niet met ons land hadden bemoeid, dacht ik, zaten we nu niet in deze rotzooi.” Op zichzelf is de kritiek terecht. De Verenigde Staten hebben, niet alleen in Cambodja en niet alleen in Zuidoost-Azië, ten tijde van de Koude Oorlog veel `foute' politiek gevoerd. Onder het mom van de strijd tegen het communisme werden dictaturen in stand gehouden en burgeroorlogen aangewakkerd.

Tegelijkertijd is dat, blijkens de geschiedenis van de internationale betrekkingen, nou eenmaal hoe het spel gespeeld wordt. Hiermee praat ik de bedrieglijke daden van de Verenigde Staten niet goed, maar plaats ze wel in een bepaald perspectief. Grootmachten hebben altijd, met alle mogelijke middelen, geprobeerd hun macht te behouden en of te vergroten. Dat deed de Verenigde Staten ten tijde van de Koude Oorlog ook, en nu nog steeds. Als het geen strijd is tegen communisme, dan wel tegen terrorisme of fundamentalistisch islamisme. Intussen blijken de Verenigde Naties, sowieso voor het grootste gedeelte financieel mogelijk gemaakt door Washington, niet in staat hier werkelijk iets aan te veranderen. De VN is absoluut een nuttig instituut, maar op het slagveld van de internationale betrekkingen staan ze aan de zijlijn. We zouden op moeten passen de VS te demoniseren, het anti-Amerikanisme leidt tot niets. Ook zouden we moeten hoeden voor cynisme, voortkomend uit de studie van de internationale betrekkingen van de afgelopen eeuwen en de rampen die zij niet hebben kunnen voorkomen. Cynisme leidt tot afzijdigheid. En afzijdigheid van grote rampen, waaronder die in Cambodja, zou de mensheid niet aangedaan mogen worden.

Literatuurlijst

Roel A. Burgler, The eyes of the pineapple, revolutionary intellectuals and terror in democratic Kampuchea (Nijmegen 1990)

David P. Chandler, The tragedy of Cambodian history, politics, war and revolution since 1945 (Binghamton 1991)

Jaap van Ginneken, De derde Indochinese oorlog, De konflikten tussen China, Vietnam, Laos en Cambodja (Nijmegen 1979)

Someth May, Getuige van Cambodja (Amsterdam 1988)

Jan Pluvier, Zuidoost-Azië, een eeuw van onvervulde verwachtingen (Soest 1999)

Philip Short, Pol Pot, The History of a Nightmare (Londen 2004)

Michael Vickery, Cambodia: 1975-1982 (Boston 1984)

Noten

Michael Vickery, Cambodia: 1975-1982 (Boston 1984) 28

Jan Pluvier, Zuidoost-Azië, een eeuw van onvervulde verwachtingen (Soest 1999) 216

Jan Pluvier, Zuidoost-Azië (Soest 1999) 246

Ibidem, 252

Ibidem, 273

Jan Pluvier, Zuidoost-Azië (Soest 1999) 294, 295

Ibidem, 347

Someth May, Getuige van Cambodja (Amsterdam 1988) 107

Jan Pluvier, Zuidoost-Azië (Soest 1999) 426

Someth May, Getuige van Cambodja (Amsterdam 1988) 130

Michael Vickery, Cambodia: 1975-1982 (Boston 1984) 158

R.A. Burgler, The eyes of the pineapple, revolutionary intellectuals and terror in democratic Kampuchea (Nijmegen 1990) 58

R.A. Burgler, The eyes of the pineapple (Nijmegen 1990) 61

Ibidem, 62

Michael Vickery, Cambodia: 1975-1982 (Boston 1984) 171

R.A. Burgler, The eyes of the pineapple (Nijmegen 1990) 66

Ibidem, 69

David P. Chandler, The tragedy of Cambodian history, politics, war and revolution since 1945 (Binghamton 1991) 248

R.A. Burgler, The eyes of the pineapple (Nijmegen 1990) 75

Ibidem, 88

Someth May, Getuige van Cambodja (Amsterdam 1988) 173

R.A. Burgler, The eyes of the pineapple (Nijmegen 1990) 100

Ibidem, 102

Ibidem, 105

Michael Vickery, Cambodia: 1975-1982 (Boston 1984) 155

Someth May, Getuige van Cambodja (Amsterdam 1988) 211

Ibidem, 260-262

R.A. Burgler, The eyes of the pineapple (Nijmegen 1990) 107

Michael Vickery, Cambodia: 1975-1982 (Boston 1984) 148

R.A. Burgler, The eyes of the pineapple (Nijmegen 1990) 117

Michael Vickery, Cambodia: 1975-1982 (Boston 1984) 157

R.A. Burgler, The eyes of the pineapple (Nijmegen 1990) 126

Ibidem, 129

R.A. Burgler, The eyes of the pineapple (Nijmegen 1990) 133

Jaap van Ginneken, De derde Indochinese oorlog, De konflikten tussen China, Vietnam, Laos en Cambodja (Nijmegen 1979) 244-246

Ibidem, 242

Jan Pluvier, Zuidoost-Azië (Soest 1999) 447

Philip Short, Pol Pot, The History of a Nightmare (Londen 2004) 400

Jaap van Ginneken, De derde Indochinese oorlog (Nijmegen 1979) 249

Someth May, Getuige van Cambodja (Amsterdam 1988) 302

Philip Short, Pol Pot (Londen 2004) 406

Philip Short, Pol Pot (Londen 2004) 409

Ibidem, 411

Ibidem, 419

Jan Pluvier, Zuidoost-Azië (Soest 1999) 458

Someth May, Getuige van Cambodja (Amsterdam 1988) 349

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Simon