Historie Verpleging

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 1e klas mbo | 2534 woorden
  • 12 juli 2005
  • 113 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
113 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1.1 De vroege Christelijke tijd. De vroege Christelijke tijd duurde tot circa 500. Hippocrates was de vader van de geneeskunde 460 tot 377 jaar voor Christus. Hij bestreed het bijgeloof, want veel mensen dachten dat ze ziek werden door de invloed van boze geesten. Hippocrates heeft mensen ervan overtuigd dat je ziek werd door ongehoorzaamheid aan de natuurwetten. Ook heeft hij boeken geschreven voor de verpleging, waarin hij heeft uitgelegd hoe je warme, droge of natte verbanden moet aanleggen. Het hoofdverband word sindsdien De ‘muts van Hippocrates’ genoemd. In het boek staat ook hoe je een verband zo snel mogelijk kunt aanleggen, zonder dat je pijn veroorzaakt. Maar hij heeft in dit boek ook beschreven dat je een wond schoon moet maken met gekookt of versgevallen regenwater, om ontstekingen te voorkomen. In deze tijd werden de zieken door hun familie, vrienden of kennissen verpleegd. Dit gebeurde door vrouwen, want de mensen in die tijd vonden dat dit vrouwenwerk was. Deze vrouwen werden diaconessen genoemd. Je werd alleen een diacones als je door de gemeente gevraagd werd, en als je de status had van ongehuwde of weduwe. Het verplegen van zieken is een van de zeven werken van barmhartigheid. Dit werd door monniken en nonnen beschouwd als een “vrome daad ter ere Gods“. De zeven werken van barmhartigheid zijn: - De hongerigen voeden. - De naakten kleden. - De dorstigen laven. - De doden begraven. - De gevangenen bezoeken. - De zieken bezoeken. - De vreemdelingen herbergen. De eerste zes werken van barmhartigheid berust op de woorden van Christus. In het jaar 370 stichtte Bisschop Basilius een soort hospitaalstad in Caesarea. In Caesarea waren veel wijken met lepraleiders, chronisch zieken, vreemdelingen en armen. In het hospitaal werkten werklieden, dragers en verpleegkundigen. Elke dag gingen de zogenoemde dragers van het hospitaal bij deze wijken langs om te kijken of er zieken waren. De dragers vervoerden deze zieken dan zo snel mogelijk naar het hospitaal om verpleegd te worden. Dit veranderde in het jaar 400. 1.2 Kloosters en verpleegorden In het jaar 400 werd de ziekenverpleging van de diaconessen overgenomen door kloosterorden. Dit zijn leden van een klooster. In het jaar 500 begon de middeleeuwen. Er kwamen steeds meer hospitalen waar zieken in opgenomen konden worden. In het jaar 543 werd de beroemdste ziekenhuis gesticht in Lyon door de zoon van Koning Clovis, dat hôtel Dieu werd genoemd. Koning Clovis was de koning van de Germanen in het jaar 481. In hôtel Dieu werkten broeders (monniken) en zusters (nonnen) van een klooster. In de middeleeuwen zijn er veel dingen gebeurt. Er waren veel kruistochten. De eerste kruistocht heeft drie jaar geduurd. Het begon in jaar 1096 en eindigde in het jaar 1099. Het waren militaire tochten die genoemd is naar het rode kruis die veel soldaten op hun schouder droegen. Het rode kruis betekende dat ze wilden vechten voor het christelijk geloof. Aan de kruistocht deden ook Europese ridders mee. Zij gingen naar Palestina toe om Jeruzalem te bevrijden, want Jeruzalem lag in de handen van Islamitische Turken. De Europezen wilden Jeruzalem bevrijden, omdat Jezus naar zijn overlijden aan het kruis begraven. Het graf van Jezus wilden ze graag beschermen omdat ze bang waren dat hier iets mee zou gebeuren. Veel Europeanen kwamen na een tocht van 2 jaar bij het graf van Jezus om te bidden. Deze tocht noemen ze een Pelgrimstocht omdat de Europeanen deze tocht lopend hebben gedaan. Door de pelgrimstocht zijn ook veel mensen door gevechten tussen Europeanen en Islamitische Turken om het leven gekomen. Paus Urbanus (hoofd van de Katholieke kerk) vond dat raar en vroeg een priester uit Frankrijk of hij naar de Europeanen wilde om te vragen of ze oorlog wilde voeren met de Islamitische Turken, en dat wilden ze toen wel. Dit was de eerste kruistocht. Iedereen deed hier aan mee, omdat je dan geen schulden meer hoefde te betalen en je hoefde de gevangenis niet meer in etc. Alleen de kansen van overleven was klein. Dat bleek achteraf ook zo te zijn, want iedereen die meedeed aan de kruistocht zijn overleden. Na de eerste kruistocht gaven ze de moed niet op, want ze organiseerden een tweede kruistocht, om Jeruzalem te bevrijden. Er deden 60.000 mensen, sterke ridders en legers mee. Deze kruistocht was geslaagd, want ze hadden deze Jeruzalem bevrijd. In de 13e eeuw begon de vierde kruistocht. Ze streden toen tegen de Katharen

Deze kruistocht was het levenswerk van paus Innocentius III. Sinds hij Paus is geworden in 1198 ondernam hij pogingen om een groot leger bij elkaar te verzamelen voor de kruistocht tegen de katharen. Katharen behoren tot een godsdienstige groep die zichzelf beschouwden als volgelingen van Jezus, maar zagen hem als een leraar. Ze beschouwden Jezus als de zoon van god. Paus Innocentius III heeft veel gedaan dan alleen Paus zijn. In 1207 heeft hij de zevende werk van de werken van barmhartigheid bedacht: De vreemdelingen herbergen. Innocentius deed dit werk niet, maar begroef doden. Dit was het vierde werk van de werken van barmhartigheid. Op 16 juli 1216 overleed Paus Innocentius III. Paus Honorius III volgde hem op. In de middeleeuwen in het jaar 1175 heeft Guido van Montpellier het eerste Heilige Geestziekenhuis gesticht, genaamd hospitaal in montpellier. Hier vormde hij een verplegerorde: de Heilige- Geest- Broederschap. Het beroemdste hospitaal van deze orde bevindt zich in Rome, het Ospedale di Santo Spirito in Sassia. De Heilige- Geest- Broederschap hield zich ook nog bezig met de armenzorg. 1.3 Donkere tijd. In de 16e eeuw was er veel oorlog en er heerste veel armoede. Door deze armoede werden mensen sneller ziek, en moesten ze zich hierdoor laten opnemen in het ziekenhuis. Maar in ziekenhuizen ging het ook alleen maar slechter, want ze moesten bezuinigen. De overheid moest de taken van de ziekenhuizen uitvoeren. Veel zieken- en gasthuizen werden bestuurd door mensen die geen opleiding hiervoor hadden gevolgd. De zorg die verleend werd deze tijd, werd gefinancierd door kerken. Maar omdat kerkgangers schenkingen aan de kerk deden, met de gedachte dat ze hun zonden konden afkopen was er geen geld meer voor de verpleging beschikbaar. In deze tijd hadden ze ook gebrek aan personeel. Jeugdige meisjes wilden niet de verpleging in, want dat vonden de mensen taboe. Hierdoor was er veel onbetrouwbaar personeel in zieken- en gasthuizen. Het gevolg hiervan was dat zieken- en gasthuizen een soort sterfhuis werd, omdat er veel mensen stierven. 1.4 Theodor en Frederieke Fliedner Theodor en Frederieke Fliedner zijn beide geboren in het jaar 1800. Theodor was dominee tot zijn dood in 1864 in Kaiserwerth, een dorp in de buurt van Düsseldorf. Fliedner studeerde theologie en ging in 1822 naar Kaiserswerth, een arme gemeente. Toen de armoede daar steeds groter werd door het sluiten van een fabriek, besloot hij in 1826 een collectereis te gaan maken. Zo kwam hij ook in Nederland. Hij hield een avonddienst in de Domkerk te Utrecht en kwam in aanraking met de doopsgezinde gemeente in Amsterdam, waar diaconessen werkten. Teruggekomen in Kaiserswerth trouwt hij met Frederika Munster. Zij stond aan het hoofd van een tehuis voor verwaarloosde meisjes. In zijn gemeente kwam Theodor Fliedner in aanraking met problemen op sociaal en economisch gebied. Hier wilde hij wat aan gaan doen. Hij heeft in het jaar 1830 het diaconaat hersteld in Kaiserwerth, want in het jaar 400 verdwenen de diaconessen omdat kloosterorden de verpleging overnamen. Hier werden vrouwen opgeleid en gevormd om werkzaam te zijn in het onderwijs, de sociale zorg en de ziekenzorg. In Nederland werden de ideeën van Theodor Fliedner religieus opgevolgd. Zo kwam er in Utrecht een diaconessenhuis. Samen met zijn vrouw Frederieke Fliedner heeft Theodor Fliedner een klein ziekenhuis genaamd “Het Moederhuis” gesticht in 1836 te Kaiserwerth. Verplegen vond hij een van de belangrijkste werken van barmhartigheid. Hij vond dat armen en zieken geestelijke bijstand nodig hadden. Lichamelijke zorg kwam bij hem op de tweede plaats. In 1850 ontmoeten de Fliedners, Florence Nightingale. Zij is geboren op 12 mei 1820 in Florence. Ze is door haar Engelse ouders opgevoed in Engeland. Florence zette altijd alle gedachten op papier. Zo schreef ze op 7 februari 1937 “I heard the voice of God, He called me to His service”. Hierna voelde zij zich geroepen tot haar dienst, maar ze wist nog niet wat die dienst haar precies inhield. Maar dat werd haar dus duidelijk bij de Fliedners in 1850. Florence bezocht de Diaconessen- gemeenschap van Theodor en Frederieke Fliedner. De Fliedners zeiden tegen Florence het door god geroepen zijn een voorwaarde was voor een
goede ziekenverpleging. Door deze kreet begreep Florence ineens haar roeping. In 1851 verbleef Florence opnieuw een tijdje bij de Fliedners. Ook ging ze naar Parijs bij de nonnen. Hier wordt ze opgeleid als ziekenverpleegkundige. Dit ging heel moeilijk, want er werd van je verwacht dat je getrouwd en moeder was. Hierover had ze ook ruzie met haar ouders maar daar had Florence geen zin aan. Florence ging zich eerst oriënteren in de grote ziekenhuizen in Engeland en in andere landen. Hierdoor heeft ze heel veel gegevens verzamelt over sterfte, ziekte en leefbaarheid in de ziekenhuizen. Van die gegevens heeft ze een grafiek gemaakt. Hiermee is een van de eerste van de statistici geworden. Florence Nightingale werd ze door de Minister van Oorlog, Sidney Herbert om leidster te over een groep van 38 verpleegsters, die naar Scutari gingen teegenover istanbul. Zij wist te bereiken dat de verzorging van de gewonden verbeterde. Toen ze in 1856 weer terug kwam naar Engeland richtte zij met het voor haar in het
Nightingale Fund bijeengebrachte geld een verpleegstersschool op in het St. Thomas Hospitaal te Londen. Dit was de eerste verpleegstersopleiding ter wereld. Hierdoor werd zij beschouwd als de pionierster van de moderne verpleegkunde. 1.5 Jeltje de Bosch Kemper en Anna reijnvaan Jeltje de Bosch Kemper is geboren in Amsterdam op 28 april 1836 en aldaar overleden op 16 februari 1916. Ze is geboren in een deftig gezin, maar haar moeder overleed toen ze 8 jaar was. Haar vader is hertrouwd met een andere vrouw, maar die bleek geestesziek te zijn. Jeltje zorgde toen altijd heel goed voor haar. Zo ook voor haar broer, die was ook ernstig ziek en overleed op jonge leeftijd. Ze was de voorvechtster van economische zelfstandigheid van vrouwen. In het jaar 1878 was Jeltje enthousiast over het voorstel om een theoretische opleiding op te richten voor verpleegsters. Zij deed zelf ook mee aan de theoretische opleiding voor verpleegkundigen terwijl ze nog nooit het verpleegkundig beroep heeft uitgeoefend. Samen met Anna Reijnvaan is ze tot de conclusie gekomen dat er een tijdschrift moest komen voor zusters, artsen, en ziekenhuisbesturen. Anna Reijnvaan is een geboren en getogen Amsterdammer. Na haar jeugd is haar moeder overleden. Dertien broertjes en zusjes bleven over. Hier heeft Anna moeten voor moeten zorgen. Als al haar broertjes en zusje het huis uit zijn blijft zij achter. Ze is niet getrouwd en was erg eenzaam. In huis begon ze zich heel erg te vervelen en wilde toen graag verpleegster worden. Dit was het enige beroep wat vrouwen in de 19 eeuw mochten doen. Ze volgde haar opleiding in het burgerziekenhuis van Amsterdam. Ze heeft in één jaar geleerd hoe ze zieken moest verplegen. Dit ziekenhuis heeft ze naar haar opleiding verlaten, want ze wilde naar het buitengasthuis. Hier worden o.a. daklozen, mensen zonder gezin en geld verpleegd. Voordat Anna hier werkte had ze alle meiden en knechten uit het buitengasthuis gegooid, en nette verpleegsters hiervoor
ingezet. Later werd ze adjunct- directrice en heeft ze met dokter Van Deventer een heel nieuw

systeem van werken ingevoerd. Zo deelden ze ziekenhuiskleding uit aan de patiënten en gaf ze de verpleegkundigen een uniform. Ook heeft Anna samen met dokter Van Deventer een opleiding voor leerling- verpleegsters georganiseerd. Er werden alleen beschaafde vrouwen toegelaten aan deze opleiding
toegelaten. De leerlingen kregen een salaris van 125 gulden per jaar en woonden in het ziekenhuis
Zuster Meijboom geboren in 1871 en overleden in1971. Zij was ook verpleegster en directrice van ziekenhuizen in Zutphen en Dordrecht, Ook was ze presidente van het tijdschrift voor zusters, artsen, en ziekenhuisbesturen. Later gaf ze ook nog lezingen over psychoses en hoe je het beste een ziekenhuis kan besturen. 1.6 Medische ontdekkingen Door de eeuwen heen volgde de ene uitvinding op de andere. De Engelse arts Edward Jenner geboeren in 1749 en overleden in 1823, ontdekte in 1800 dat de inenting met koepokstof onvatbaar maakte voor pokken. De pokken kwamen in die tijd regelmatig voor. Vroeger woonden veel mensen op het platteland. Degene die de koeien molken kwamen vaak lichamelijk in aanraking met koepokken, maar werden zelf niet besmet met de pokken. Edward Jenner heeft een onderzoek gehouden, en kwam zodoende tot deze uitvinding. De stethoscoop werd uitgevonden door Laënnec geboren in 1781 en overleden in 1826. In die tijd kwamen er veel longziektes voor zoals longtuberculose. Toen hij de telescoop nog niet had uitgevonden luisterde hij altijd, door zijn oor op de borst van de patiënt te leggen. Maar heel vaak luisterde hij niet, omdat de patiënt vuil was of te veel hoestte. Dit systeem werd verleden tijd toen Laënnec kinder buiten zag spelen met een boomstam. Ze gaven toen
kloptekens aan het einde van de boomstam die aan het andere einde te horen waren wie zijn
oor daartegen het hout hield. Laënnec maakte toen van een stevig opgerold papier een koker die hij plaatste op de borst van zijn patiënt en aan het uiteinde hield hij zijn oor. Vervolgens verving hij deze koker door een lange houten buis die hij stethoscoop noemde. Robert Koch (1842- 1910) ontdekte dat tuberculose berust op een besmetting met bepaalde bacillen. De oorzaak van syfilis bleek het gevolg te zijn van besmetting met kurkentrekker vormige bacteriën. In het begin van de 19de eeuw werd er in de grote Europese steden zoals Parijs, Londen en Wenen werden veel onderzoeken verricht. Hoogleraren in de pathologische werden anatomie benoemd. In Nederland verschenen de eerste hoogleraren in de 'ziektekundige ontleedkunde' in de tweede helft van de 19de eeuw. In deze tijd werd chirurgie mogelijk dankzijnde invoering van de narcose en asepsis. Asepsis is bacteriewerend doden. Verwijderde organen bij patiënten werden na de chirurgische ingreep door een patholoog onderzocht. Dit deden ze om te zien of bijv. de kankergezwel volledig was verwijderd. 1.7 Moderne tijd De moderne tijd is van circa 1950 tot heden. In de de jaren 50 verdwijnen de belangrijkste kenmerken van de verpleging. De verpleegkundigen moesten geschikt zijn voor dit beroep, anders mochten ze dit beroep niet uitoefenen. Mannen zag je toen nog niet in de verpleging in verband met de emancipatie van de vrouw. In de jaren zestig kwamen er steeds meer mannen in de verpleging. Hierdoor werd de term verpleger/ verpleegster veranderd in de term verpleegkundigen. De geneeskunde en de techniek ontwikkelde in de jaren zestig optimaal. In de jaren zeventig veranderde de dit, want
toen kwam het accent meer te liggen op psychosociale aspecten van de verpleegkundige beroepsuitoefening. Er was meer behoefte voor de theoretische ontwikkeling van de verpleging

In de tachtigerjaren stond het methodische en en patiëntgericht verplegen centraal. De eigen deskundigheid van verpleegkundigen werd vast gelegd in het verpleegkundig beroepsprofiel. In deze jaren gingen de verpleegkundigen allemaal protesteren voor betere arbeidsomstandigheden. Voor verbetering van de positie van verpleegkundigen en verzorgenden is 1993 het landelijk centrum verpleging & verzorging opgericht. De overheid geeft deze vereniging jaarlijks 5 miljoen euro zodat ze hun programma uit kunnen voeren. In 1997 zijn de oude opleidingen van verpleegkundigen en ziekenverzorgenden MBO- V en mdgo- VP vervangen voor nieuwe opleidingen in MBO 1, 2, 3, 4 en 5.

REACTIES

G.

G.

hartstikke bedankt voor de info

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.