Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Nieuw Zeeland

Beoordeling 5.2
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas vmbo | 11935 woorden
  • 21 mei 2005
  • 78 keer beoordeeld
Cijfer 5.2
78 keer beoordeeld

Kiwi (Wetenschappelijke naam: Apteryx australis) Kiwi schoensmeer De kiwi wordt beschouwd als het nationale symbool van Nieuw-Zeeland. Voor zover bekend is deze vogel voor het eerst als symbool gebruikt toen aan het einde van de 19de eeuw een aantal regimenten van het Nieuw-Zeelandse leger dit dier op hun militaire emblemen afbeeldden. Buiten Nieuw-Zeeland werd dit symbool voor het eerst bekend door de 'Kiwi Schoensmeer Company'. Deze onderneming werd in 1906 in Melbourne gevestigd door de Schot William Ramsey, die een Nieuw-Zeelandse vrouw had. De bijnaam kiwi's ontstond toen in 1919 (tijdens de Eerste Wereldoorlog) Nieuw-Zeelandse militairen in Engeland een reusachtige afbeelding van een kiwi creëerden met stukken wit kalksteen tegen de helling van een heuvel vlak bij hun legerkamp. Bruine kiwi Kiwi's zijn korte dikke vogels met lange kromme snavels, die niet kunnen vliegen en uitsluitend in Nieuw-Zeeland voorkomen. Er zijn drie soorten, de bruine kiwi, de grote grijze kiwi en de kleine grijze kiwi. Het dier wordt ongeveer 60 cm lang (vergelijkbaar met een forse kip), bij een gewicht van maximaal 4 kg. Ze hebben geen staart en de kleine korte vleugels zijn niet te zien onder de op stugge haren lijkende veren. De poten zijn kort, stevig en voorzien van krachtige klauwen. Ze leven voornamelijk in dichte bossen waar het dier 's nachts aktief is en overdag in holen of holle bomen slaapt. Het voedsel bestaat voornamelijk uit insecten, larven en wormen. Kiwi's leggen meestal maar één en soms twee eieren. De eieren zijn naar verhouding erg groot (ca. 12,5 cm) en zwaar (ca. 450 g). Het uitbroeden wordt alleen door het mannetje gedaan en duurt ongeveer 80 dagen. De kiwi wordt beschouwd als een levend fossiel. Het is de enige nog levende verwant van de omstreeks 1500 n.Chr. uitgestorven moa's (tot 3 meter hoge loopvogels). Uniek aan dit dier is o.a. dat het, anders dan alle andere vogelsoorten, neusgaten op het puntje van de snavel heeft en ook een uitstekend reukvermogen bezit. Ook heel bijzonder is het feit dat de beenderen van de kiwi massief zijn. Alle andere vogelsoorten hebben holle beenderen. De grootste gevaren voor de kiwi zijn het verdwijnen van zijn leefgebied (dichte bossen), door de mens ingevoerde roofdieren en auto's. Sinds 1921 is de kiwi volledig beschermd.
Veeteelt Inleiding Voor de rundvee- en schapenteelt is Nieuw-Zeeland een ideaal land. Het heeft een gematigd klimaat en gedurende het hele jaar valt er een matige hoeveelheid neeslag. Hierdoor blijft het gras er (behalve in het uiterste zuiden) het hele jaar door welig groeien. Bijvoederen van vee met gedroogd voedsel is dan ook (behalve in het uiterste zuiden) niet nodig. Ook kan het vee het gehele jaar buiten blijven. Verder is de Nieuw-Zeelandse atmosfeer door het ontbreken van grote industrieën en het geringe aantal inwoners van Nieuw-Zeeland (ca. 4 miljoen) bijzonder schoon. Deze positieve omstandigheden zorgen ervoor dat het vlees van Nieuw-Zeelandse runderen en schapen van uitstekende kwaliteit is. Het heeft een mooie structuur, bevat weinig vet en heeft een bijzonder lekkere smaak. In de loop van de tijd is het Noordeiland vooral het gebied van de runderteelt geworden en het Zuideiland dat van de schapenteelt. Dit komt doordat het klimaat op het Noordeiland iets vochtiger en warmer is dan dat op het Zuideiland. Het eerste is beter geschikt voor runderen en het tweede voor schapen. Landbouw en veeteelt zijn de basis van de Nieuw-Zeelandse economie. Ruim 60% van de bevolking is direct of indirect afhankelijk van deze sector. 90 % van de wolproduktie, 90 % van het schapenvlees en 85 % van het rundvlees wordt geëxporteerd, waarvan het grootste deel naar de EU-landen gaat. Deze hoge percentages maken het land in economisch opzicht bijzonder kwetsbaar. Runderen Aberdeen angus stier
In Nieuw-Zeeland leven ca. 9.3 miljoen runderen. Hiervan wordt 55 % gehouden voor de melk en 45 % voor het vlees. Voor de melkproduktie houdt men vooral het jersey rund, dat melk met een hoog vetgehalte levert. Deze melk wordt over het algemeen in coöperatieve zuivelfabrieken verwerkt tot boter, melk en andere zuivelprodukten. De 'New Zealand Dairy Board' zorgt voor de afzet van deze produkten in het buitenland. Het jersey rund werd voor het eerst in Nieuw-Zeeland ingevoerd in 1862, toen de heer Thos Syers die op Jersey (eiland ten zuiden van Engeland) woonde, twee jersey runderen als cadeau naar zijn twee dochters zond die in Wanganui (150 km ten noorden van Wellington) woonden. Het jersey rund is niet al te groot en heeft meestal een bleke honingkleur. Kenmerkend zijn de kleine puntige horens en de zwarte neus. Van de in Nieuw-Zeeland voor de vleesprodukte gehouden runderen behoort 60 % tot het Aberdeen-Angus ras. Deze runderen werden voor het eerst in 1863 naar Nieuw-Zeeland gebracht (1 stier en 3 koeien). In Schotland was dit rund in de vroege 19de eeuw ontstaan door het kruisen van enkele soorten waarvan de oorsprong nog kan worden teruggevoerd tot de Kelten. Toen dit rund in Nieuw-Zeeland arriveerde was het klein en zwaargebouwd. Sindsdien is het door verder fokken groter en slanker geworden, waarbij het vlees magerder geworden is. Het rund heeft geen horens en is doorgaans geheel zwart. Er bestaat ook een rode soort, maar deze komt in Nieuw-Zeeland vrijwel niet voor. Volwassen koeien wegen tussen de 450 en 550 kg en hebben een schouderhoogte van 120 cm. Voor stieren is dit respectievelijk 800 tot 900 kg. en 130 cm. Het dier vraagt bijzonder weinig verzorging en gedijt goed onder zeer gevariëerd omstandigheden. Het plant zich makkelijk voort. Omdat de kalven bij de geboorte relatief klein zijn, is er bij de geboorte geen hulp van mensen nodig en worden ze op natuurlijke wijze gewoon in de wei geboren. De koeien zijn attente zorgzame moeders. Door het gezonde voedsel dat op de weiden groeit zoals witte klaver, raaigras, luzerne e.d. groeien de dieren snel en leveren ze bijzonder smakelijk vlees. Ook tijden met minder overvloedig en voedzaam voedsel kunnen zij zonder bijvoeren gemakkelijk doorstaan, om daarna weer snel te herstellen. Schapen Romney ooi
De eerste schapen die naar Nieuw-Zeeland werden gebracht, waren twee door James Cook op zijn tweede reis uit Engeland meegebrachte merino schapen. Hij zette deze dieren in 1773 in de Marlborough Sounds aan land om te zien of ze daar konden aarden. De volgende vermelding van schapen in Nieuw-Zeeland, zijn die van de uit Nieuw-Zuid-Wales (Australië) afkomstige schapenfokker en dominee Samuel Marsden. Toen hij in 1814 naar Nieuw-Zeeland kwam om in de Bay of Islands een missiepost te vestigen bracht hij ook een aantal schapen mee. De schapenfokker James Bell Wright was vanaf 1834 waarschijnlijk de eerste die permanente kuddes hield. In dat jaar bracht hij z'n eerste kudde merino's naar de omgeving van Wellington. Vanaf ongeveer 1840 nam het aantal schapen in Nieuw-Zeeland snel toe. In de 19de eeuw was vooral het merino-schaap erg populair. Dit dier wordt vooral om z'n fijne wol gehouden. Om ruimte te maken voor de schapen werden op Noordeiland grote stukken regenwoud gekapt. Na enige tijd bleek echter dat de merino's slecht bestand waren tegen de vochtige ondergrond en er allerlei schimmelinfecties van kregen. Vanaf ca. 1910 werden de romney schapen dominant. Dit dier levert een sterke wol en bijzonder smakelijk vlees. Rondom deze tijd verplaatste de schapenteelt zich vrijwel geheel naar Zuideiland. Redenen daarvoor waren dat op Zuideiland meer vrij land beschikbaar was en de vachten daar dichter en dikker werden omdat de temperatuur iets lager was dan op Noordeiland. Het totale aantal schapen in Nieuw-Zeeland bedraagt nu ongeveer 46 miljoen en bestaat uit vele verschillende rassen en kruisingen van rassen. Met 58% van het totaal zijn de romney schapen verreweg het talrijkst. Andere belangrijke rassen zijn coopworth (10%), merino (7%), perendale (7%) en corriedale (5%). De meeste van deze schapen worden gehouden op particuliere boerderijen, die gemiddeld 250 hectare grond bezitten met daarop zo'n 2.500 schapen. De laatste jaren zijn grotere bedrijven in opkomst die kuddes houden van 6,000 tot 10,000 schapen. In tegenstelling tot de rundveeteelt worden schapen vaak gehouden op gemengde (veeteeld en landbouw) bedrijven. Schapen worden gehouden voor de wol (b.v. merino), het vlees (b.v. Dorset Down) of beide (b.v. romney, coopworth, perendale). Nieuw-Zeeland is één van de grootste exporteurs van wol van de wereld. Wol Een 'normale' vacht bestaat uit onderhaar en dekhaar. Eigenlijk mag alleen het onderhaar 'wol' genoemd worden. Bij tamme schapen is dit onderhaar bijzonder sterk ontwikkeld en niet meer door dekhaar bedekt. De fijnste en langste wol groeit op de flanken en schouders, de grofste op de poten. De fijnheid van wol wordt aangeduid in 'micron'. Eén micron is 1 duizendste van een millimeter. Merino wol (de fijnste) heeft b.v. een dikte van 24 micron of dunner, corridale van 28 tot 33 micron en romney van 33 tot 37 micron. Eigenschappen van wol zijn o.a. een goede warmte isolatie (doordat lucht tussen de gekroesde vezels wordt vastgehouden), het is moeilijk brandbaar, het is rekbaar en elastisch, en kan tot 40% vocht opnemen zonder nat aan te voelen.
Wolverwerking Schapen scheren
Eerst moeten de schapen geschoren worden. Dit is zwaar gespecialiseerd werk dat doorgaans door beroeps schapenscheerders gedaan wordt. Met een electrische tondeuse worden de dieren één of twee keer per jaar, of drie keer per twee jaar geschoren. Het aantal scheerbeurten wordt vooral beïnvloed door klimaat, ongediertebestrijding en wolprijzen. Een schapenscheerder kan tot ongeveer 300 schapen per dag scheren, waarbij ieder schaap per jaar ca. 5,4 kg wol levert. Na het scheren van de schapen worden de wolvliezen eerst gesorteerd op kwaliteit. Korte sterk gekroesde wol (kaardwol) wordt verwerkt tot kaard- of strijkgarens. Deze garens zijn bestemd voor de vervaardiging van viltachtige stoffen. Langere en minder gekroesde wol (kamwol) wordt gebruikt voor de vervaardiging van kamgarens en breiwol. Kamgaren is veel gladder, sterker en regelmatiger dan strijkgaren. De gesorteerde losse scheerwol wordt met soda en zeep of synthetische wasmiddelen gewassen. Dit kan gebeuren in zogenaamde 'leviathans' (grote kuipen met daarin langzaam ronddraaiende vorken) of op geperforeerde trommels. Hierbij worden wolvet, wolzweet (opgedroogde zouten) en vuil verwijderd. Deze kunnen samen wel 40% van het totaalgewicht uitmaken. Uit het wolvet wordt lanoline gewonnen, een stof die vooral in zalven, crèmes en lotions gebruikt wordt. Daarna wordt met behulp van perswalsen en heteluchtinstallaties de wol gedroogd. De schone droge wol wordt daarna ingevet (smouten) om haar soepeler te maken, zodat de vezels bij de volgende bewerkingsfasen minder snel breken. Na het smouten wordt kaardwol (korte vezels) uit elkaar gehaald, gemengd en gericht in 'duivelmolens' of 'kaardwolven'. Dit zijn machines waarin de wol tussen van 'kaardbeslag' (spitse staaldraadtandjes) voorziene walsen doorgevoerd wordt. Kamwol (lange vezels) wordt om de vezels te richten machinaal gekamd. Uit de na het kaarden of kammen verkregen strengen wordt via 'voorspinnen' een op een garen gelijkend produkt gemaakt, dat nog niet stevig is. Dit 'voorgaren' wordt vervolgens bij het 'fijnspinnen' gerekt, gedraaid en op de juiste dikte gebracht, zodat een glad, fijn en gelijkmatig garen ontstaat. Tenslotte wordt dit garen op spoelen gewonden zodat het vervoerd kan worden. Kauri bomen Inleiding Kauri dennenappel
Deze enorme conifeer is misschien wel Nieuw-Zeelands meest markante boom en enorme Kauribossen domineerden eens het noorden van het Noordeiland. De Kauri, met de Latijnse naam (Agathis australis), behoort tot de soort Araucariaceae, een eeuwenoude coniferensoort die voorkomt in de tropen en subtropen, van Australië en Nieuw-Zeeland tot Indonesië en de Filippijnen. In Nieuw-Zeeland komt de boom voor in het noorden van het Noordeiland, het schiereiland Coromandel en meest zuidelijk ongeveer tot aan Rotorua. De conifeer kan een hoogte van meer dan 75 meter bereiken, met een enorme kruin die hoog boven de andere bomen uitsteekt. De stamomtrek meet soms meer dan 30 meter. De boom heeft kleine, vetachtige bladeren en plant zich voort door middel van dennenappels. De oudste bekende Kauri boom is meer dan 2000 jaar oud. De jonge boom
De jonge boom groeit snel, tot meer dan 30 centimeter per jaar. In deze fase is het een slanke boom met veel zijtakken. Na een 'jeugd' van ruim 200 jaar begint de hoge boom zijn onderste takken af te stoten en blijven alleen de stam en de kruin over. Deze kruin steekt over het bladerdek uit en kan een doorsnede van meer dan tien meter bereiken. Bij het Kauri museum in Matakohe staat een vijftig jaar jonge Kauri boom. Woudreuzen
Tane Mahuta

De meest bekende oude Kauri boom is ongetwijfeld de Tane Mahuta (Maori voor 'de Heer van het Woud') in het Waipoa Forest Sanctuary aan de westkust van het Noordeiland ten noorden van Dargaville. De boom heeft een stamomtrek van 13,8 meter en de hoogte van de stam tot aan het begin van de enorme kruin bedraagt bijna 20 meter. De grootst bekende Kauri woudreus bevatte 286 kubieke meter hout. De boom viel in 1977 om. Het belang van de Kauri
Naast de zeer hoge kwaliteit van het hout werd de Kauri vooral gewaardeerd voor de lange rechte stam waardoor de boom zich uitstekend leende voor timmerhout en het maken van masten voor zeilschepen. Al in 1790 werden Kauri bomen geveld voor timmerhout voor Engelse schepen. In de 17de en 18de eeuw werd het tot een volwaardige industrie en werden de enorme Kauriwouden gereduceerd tot wat ze nu zijn, nog slechts een 4 procent van de eens enorme wouden resteert. Kauri hars
Bij beschadigingen aan de bast of takken 'bloedt' de Kauri een harsachtige substantie die snel verhardt. De hars valt dan van de boom en verdwijnt na verloop van tijd onder het dek met afgevallen bladeren en in de bodem. Deze amberachtige hars was van grote waarde voor het maken van vernis, lak en linoleum. Daarnaast werden er zowel door de Maori's als door de Europeanen bijzonder fraaie sieraden van gemaakt. In de 17de en 18de eeuw werd op grote schaal naar Kauri gum gezocht door de zogenaamde 'gumdiggers'. Met een speciale staaf werd in de moerassen in de grond gewoeld en naar hars gezocht. De resterende Kauribossen
Tegenwoordig is de Kauri beschermd en de boom mag alleen met een speciale vergunning van de regering worden gekapt. De overgebleven Kauribomen staan in natuurreservaten. Deze reservaten bestaan uit gemengd, inheems bos. Gewoonlijk staan de Kauri bomen tussen de andere soorten in. Op zonnige plaatsen komen ze soms alleen voor. Op andere plaatsen zijn vooral de oudere Kauri bomen gemakkelijk te herkennen doordat hun kruinen boven de andere bomen uitsteken. Moeras Kauri (Swamp Kauri) Moeras Kauri
Door nog onbekende oorzaak zijn in de moerassen van het Noordeiland tussen de dertig en vijftigduizend jaar geleden enorme Kauribossen tegen de vlakte gegaan. Vreemd genoeg lagen alle stronken die tot nu toe gevonden zijn oost-west. Tot op de dag van vandaag worden in de moerassen stronken van Kauri bomen gevonden. De meeste van deze stronken zijn tussen de dertig en vijftigduizend jaar oud. Na droging zijn deze stronken nog uitstekend bruikbaar voor bewerking en er wordt op bescheiden schaal meubilair van gemaakt. Kahikatea
De 'witte pijnboom' (Dacrycarpus dacrydiodes) is naast de Kauri Nieuw-Zeelands hoogste boom en groeit tot een hoogte van 60 meter en kan een stamomtrek van meer dan een meter bereiken. Het duurt honderden jaren voordat de boom volwassenheid bereikt. Een volwassen boom heeft donkergroene, schubachtige bladeren. Het fruit van de boom rijpt van geel tot oranje. Kamahi
Kamahi Bloesem
Deze geharde boom komt door geheel Nieuw-Zeeland voor. De boom kan een hoogte van 25 meter bereiken. De zilvergrijze bast heeft witte plekken en de takken dragen donkergroene bladeren. Kowhai
Deze boom groeit tot een hoogte van 11 meter en draagt gele bloemen. Nieuw-Zeelands nationale bloem is de bloem van de Kowhai. De boom komt voor op open vlaktes en aan de rand van het bos. De bloemen van de boom zijn geliefd bij vogels vanwege de nektar. Pohutukawa

Deze 20 meter hoge, prachtige boom komt voornamelijk voor in het noorden van het Noordeiland en wordt ook wel de 'Christmas tree' genoemd, dit vanwege de prachtige rode bloemen die rond Kerstmis aan de boom komen. Rata Rata
De Rata wordt tot 25 meter hoog en deze boom staat bekend vanwege de prachtige oranje bloemen. De boom begint als een klimplant op een 'gastboom' die hij uiteindelijk doodt, waarna de luchtwortels verdwijnen en de boom uitgroeit. De rata komt voor in het noorden van het Noordeiland en op het Zuideiland rondom Nelson. De 'Cabbage Tree' Cabbage Tree
Deze karakteristieke boom komt voor in vochtige gebieden met veel licht. De boom groeit tot een hoogte van 20 meter en heeft karakteristieke, puntige bladeren. De bloemen vormen witte pluimen in de boom. Captain Cook en zijn bemanning kookten de jonge scheuten van de boom en vonden die naar de Engelse cabbage smaken. Berken
Nieuw-Zeeland kent een aantal berkensoorten die door het hele land voorkomen. De zilverberk wordt gevonden in gemengde bossen en staat meestal tussen soortgenoten. De bast heeft een karakteristieke zilvergrijze kleur. De boom wordt tot 30 meter hoog en kan een stamomtrek van meer dan 2 meter bereiken. De kleine bladeren zijn licht groen. In het Fiordland National Park komt de berk veelvuldig voor en vormt prachtige bossen. De bergberk komt ook op beide eilanden voor, zij het op meer hooggelegen plaatsen. De boom wordt tot meer dan 20 meter hoog met een stamomtrek van meer dan een meter. In tegenstelling tot de zilverberk heeft deze boom donkergroene bladeren. Nikau Nikau

De Nikau is gemakkelijk herkenbaar aan de banden om de slanke stam. De bladeren lijken op die van een palmboom. De Nikau komt voor in de laaggelegen gebieden op het Noordeiland en op noorden van het Zuideiland. De boom wordt tot tien meter hoog. Totara
Deze karakteristieke boom was voor de Maori's van bijzondere betekenis omdat zij deze bomen gebruikten voor het maken van hun oorlogskano's. De Maori's kenden van oorsprong geen ijzeren gebruiksvoorwerpen en het zachte hout van de Totara was gemakkelijk te bewerken. De puntige bladeren van de boom zijn donkergroen. De boom kan een leeftijd bereiken van meer dan 1000 jaar. Boomvarens Boomvarens
Zeer typerend voor Nieuw-Zeeland zijn de boomvarens. Op beide eilanden komen overal boomvarens voor. Nieuw-Zeelands grootste boomvaren is de zwarte boomvaren, gewoonlijk de 'mamaku' genoemd. Deze boomvaren groeit tot een hoogte van 20 meter en de bladeren kunnen een lengte van 7 meter krijgen. De zilvervaren, de 'ponga', is het nationale symbool van Nieuw-Zeeland en siert onder andere de shirts van de 'All Blacks'. Deze varen kan meer dan 10 meter hoog worden met bladeren van meer dan 4 meter. De onderzijde van de bladeren is zilvergrijs. Maori Inleiding
Maori
De Maori's worden tot de Polynesische volken gerekend, die gekenmerkt worden door hun lengte, een lichtbruine huidskleur, bruine ogen, weinig lichaamsbeharing en bruin golvend haar. De voorouders van de Polynesiers, die vrijwel zeker oorspronkelijk uit Zuidwest-China afkomstig waren, hebben zich geleidelijk over de eilanden van de Stille Oceaan verspreid. Hun verspreiding liep via de Fiji Eilanden (1.550 v.Chr.), Samoa en Tonga (1.050 v.Chr.), de Marquesas Eilanden (300 n.Chr.), Paaseiland (400 n.Chr.), Hawaii (500 n.Chr.) en Nieuw-Zeeland (925 n.Chr.). De belangrijkste middelen van hun bestaan waren de visvangst en de landbouw (kumara of zoete aardappel, yam of broodwortel, taro etc.). Als enige huisdieren hielden ze een klein soort varkens, kippen en honden. Hun kleding vervaardigden ze vooral van vlas en huiden van honden en vogels. Als decoratie gebruikten ze daarbij kleurige vogelveren en bont. Tot de komst van de blanken kenden ze geen metaal. Hun belangrijkste werktuigen werden gemaakt van hout, been, jade en vulkanisch glas. De Maori's waren zich wel bewust tot één volk te behoren, omdat zij taal en cultuur deelden, maar voor hun identiteit was het belangrijker te weten tot welke stam (iwi), substam (hapu) en vooral tot welke familiegroep (whanau) iemand behoorde. Daarnaast speelde ook nog een belangrijke rol de groep waarbinnen bij voorkeur getrouwd werd en de groep waarmee landbouw- of jachtgebieden gedeeld werden. Aan het hoofd van de stammen stonden mannelijke of vrouwelijke opperhoofden (rangatira). Bij hun functie, die erfelijk was, vervulden ze naast een wereldlijke rol vaak ook een priesterlijke. Om de waardigheid van priesters te kunnen bekleden was het echter niet noodzakelijk om een stamhoofd te zijn. Vele goden en geesten hadden invloed op het leven van de Maori's. Een paar daarvan zijn: Ranginui (god van de hemel), Papatuanuku (godin van de aarde), Tangaroa (god van de zee), Tawhiri Matea (god van de wind), Tane Mahutu (god van het bos), Ruamoko (god van de vulkanen en aardbevingen), Hinenuitepo (godin van de dood). Eer en vele taboes speelden een belangrijke rol in het leven en het aantal gewapende conflicten dat hiervan het gevolg was, was aanzienlijk. Dit waren echter vrijwel nooit oorlogen op grote schaal. Om zich tegen overvallen te beschermen wierpen zij heuvels (pa) op die versterkt werden met pallisaden. In deze versterkingen bewaarden ze voorraden en konden ze zich terugtrekken bij overvallen. Succes in de strijd gaf groot aanzien. Gedode tegenstanders, werden vaak opgegeten. (Een deel van het lichaam van James Cook was opgegeten voordat de Engelsen het terugkregen van de bewoners van Hawaii). Degenen die levend gevangen werden genomen, werden vaak tot slaaf gemaakt. De Maori's kenden polygamie. Kleding van twee opperhoofden
Kunstuitingen van de Maori's bestaan vooral uit houtsnijwerk aan kano's, huizen, beelden en gebruiksvoorwerpen. Naast hout bewerkten zij ook o.a. jade, been, ivoor en steen. Zij sneden geometrische patronen, afbeeldingen van mensen, geesten, dieren, monsters etc. Dit snijwerk had vooral een religieuze betekenis. Ook kleding en matten versierden ze op kunstige wijze door met kleuren ingewikkelde weefpatronen en vlechtwerken te maken. Andere opvallende kunstuitingen zijn vooral tatoeages en zang en dans (haka) zoals b.v. de bekende krijgsdansen waarmee ze zichzelf oppepten en hun tegenstanders vrees probeerden in te boezemen. Schrift kenden de Maori's niet, maar wel een traditie waarbij via het vertellen van verhalen of het zingen van liederen hun geschiedenis werd doorgegeven. Geschiedenis tot 1840

Onzeker is waarvandaan de Maori's precies kwamen voor ze in Nieuw-Zeeland arriveerden. Het mythische Hawaiiki (of Hawaiki) wat zijzelf noemen wordt meestal geïdentificeerd met Tahiti, maar het zou ook een ander eiland daar in de buurt kunnen zijn of misschien zelfs wel Hawaii. Pas na de grote migratiegolf van 1350 n.Chr. bewoonden de Maori's het grootste deel van Nieuw-Zeeland. Daarvoor waren dat vrijwel alleen de kustgebieden van het Noordeiland geweest. De Maori's noemen het Noord- en het Zuideiland respectievelijk 'Te Waka a Maui' (de kano van Maui) en 'Te Ika a Maui' (de vis van Maui). Maui was de mythische schepper van de Nieuw-Zeelandse eilanden. Een Maori strijder voert een haka uit
Van de geschiedenis van de Maori's tot kort na de ontdekkingsreizen van James Cook is weing te melden. Er waren geen grote oorlogen en de meeste mensen leefden, afgezien van de 'normale' lokale stammenconflicten, een vreedzaam bestaan. Na Cooks reizen (tweede helft van de 18de eeuw) begonnen de eerste Europeanen en Amerikanen zich in Nieuw-Zeeland te vestigen. Over het algemeen werden zij vriendelijk ontvangen door de Maori's. Deze westerlingen (pakeha) waren voornamelijk robben- en walvisjagers die jaarlijks gedurende enige maanden op de eilanden verbleven om hun vangsten te verwerken. Anderen die zich meer permanent vestigden waren uit de Engelse strafkolonies van Nieuw-Zuid-Wales ontsnapte veroordeelden. Door gebrek aan wetten en een overheid die daar toezicht op hield ontstond er in de nieuwe nederzettingen langzaam maar zeker een soort wild-west situatie, waar ook de Maori's onder te lijden hadden. Doordat er vuurwapens beschikbaar kwamen werden ook de conflicten tussen de Maori's onderling gewelddadiger, waarbij af en toe westerlingen een kwalijke rol speelden, zoals b.v. kapitein John Stewart, die in ruil voor een lading vlas een groep Maori's hielp om een andere groep uit te moorden. Ook tot dan toe op Nieuw-Zeeland onbekende ziektes zoals b.v. tuberculose, tyfus, griep, pokken en mazelen eisten een hoge tol onder de Maori's. Missionarissen hadden in de eerste tijd niet veel invloed op de Maori's. Hun pogingen om een einde te maken aan b.v. kannibalisme en polygamie stuitten op veel weerstand en onbegrip. Ook dat er maar één God zou bestaan vonden de Maori's een erg vreemde gedachte. In een poging om een einde aan de wetteloosheid te maken en meer grip op het land te krijgen, stuurde de regering van Nieuw-Zuid-Wales in 1833 James Busby als Brits ambassadeur naar Nieuw-Zeeland. Deze bereikte echter weinig omdat hij onvoldoende machtsmiddelen (soldaten en geld) van zijn superieuren meekreeg. Vervolgens werd in 1840 marine kapitein William Hobson als luitenant-gouverneur aangesteld, met als uitdrukkelijke opdracht de Maori's met spoed Koningin Victoria als soeverein te laten erkennen. Hierbij speelde een belangrijke rol dat de Britse regering bevreesd was dat Frankrijk Nieuw-Zeeland in zou kunnen palmen. Hobson ontwierp samen met James Busby en zijn secretaris James Freeman een verdrag en nodigde de Maori hoofden uit naar Waitangi, gelegen aan de Bay of Islands, voor de bespreking en ondertekening van het verdrag. Tijdens deze vergadering tekenden op 6 febr. 1840 ruim 40 Maori hoofden het 'Verdrag van Waitangi'. In de volgende zeven maanden zouden nog ongeveer 500 andere hoofden ook hun handtekening of teken zetten. Daartoe waren er negen afschriften van het verdrag gemaakt, die door het hele land werden verspreid. Dit verdrag, dat lang niet door alle Maori hoofden ondertekend werd, is tot de dag van vandaag een bron van conficten tussen de Maori's en de overheid, o.a. doordat de Engelse en de Maori versies op een aantal punten verschillen. Dit werd deels veroorzaakt doordat er voor een aantal Engelse begrippen geen Maori woorden bestonden. Een ander groot probleem is dat nu niet altijd meer duidelijk is van wie de ondertekening was en welk gebied exact door de ondertekenaar vertegenwoordigd werd. Het grootste deel van de Maori's tekende het verdrag in de Maori taal, een kleiner deel het Engelstalige verdrag. Geschiedenis van 1840 tot heden
Na ondertekening van het Verdrag van Waitangi werd de invloed van de Engelsen op het land snel duidelijker voelbaar. Daarnaast kwamen er steeds meer kolonisten naar het land en al snel ontstonden moeilijkheden over claims op grond en verkoopprijzen. Onder druk van de kolonisten werden de Maori's steeds vaker gedwongen om hun land tegen lage prijzen te verkopen. Het eerste serieuze gewapende confict deed zich in 1843 voor bij Wairau (noordelijk deel van het Zuideiland), toen kolonisten stukken land begonnen op te meten waarvan de Maori's zeiden dat ze het niet verkocht hadden. Bij de schermutselingen die hier op volgen werden 22 Europeanen en een onbekend aantal Maori's gedood. Op het Noordeiland liet in juli 1844 het Maori opperhoofd Hone Heke, om te protesteren tegen de Engelsen, de Brise vlag neerhalen die in Waitangi geplaatst was ter ere van het gesloten verdrag. De Britse gouverneur Robert FitzRoy zond daarop militairen op een aantal steeds omvangrijker strafexpedities, waarbij de Engelsen ook hulp kregen van bevriende Maori's. Honderden doden aan beide zijden waren het gevolg. Pas nadat Kapitein George Grey als nieuwe gouverneur was aangesteld, wist deze met een leger van meer dan 1000 soldaten en 400 Maori's in begin 1846 Hone Heke tot vrede te dwingen. Soortgelijke conflicten deden zich voor tot 1848 toen, vooral onder invloed van Grey een einde kwam aan het wederzijdse geweld. Zijn harde maar rechtvaardige optreden dwong respect af. De periode 1843-1848 wordt de eerste Maori-oorlog genoemd. Te Wherowhero
In de loop van de jaren waren de Maori's, die nog niet zo lang daarvoor een ruime meerderheid van de bevolking gevormd hadden (1840: 100.000 Maori's ten opzichte van 2.000 Europeanen), een minderheid geworden. Zij voelden zich hierdoor ernstig bedreigd in hun voortbestaan. Nadat in 1856 de regering een parlementair stelsel had ingevoerd, waarin de Maori's geen rol van betekenis speelden, probeerden een aantal stammen een tegenwicht te vormen door zich te verenigen en een eigen staatsraad, juridisch systeem en politie organisatie in het leven te roepen. De beweging had tot doel de onafhankelijkheid te bewaren zodat de Maori's zichzelf konden regeren en ze wilden geen land meer verkopen. Ze kozen Te Wherowhero, één van de opperhoofden die het verdrag van Waitangi niet getekend hadden, tot koning. Dit initiatief had echter maar een heel beperkt succes omdat het aantal stammen dat deze beweging steunde beperkt bleef. Na ruim tien vredige jaren begon in 1860 de tweede Maori-oorlog, die tot 1872 zou duren. Weer waren geschillen over dubieuze landaankopen de oorzaak van een reeks gewapende conflicten. Het werd een bijna twaalf jaar durende guerrilla oorlog, waarbij de Maori's vrijwel nooit verslagen werden, maar zich wel steeds verder moesten terugtrekken. Een groot probleem voor de Maori strijders was dat zij, part-time strijders waren. Tussen de gevechten door moesten ze voor hun akkers zorgen. De overheid kon tegenover hen het hele jaar door beroepssoldaten inzetten. Grote stukken van hun land werden in deze jaren door de overheid geconfisqueerd. Aan het einde van de 19de eeuw waren er minder dan 45.000 Maori's overgebleven, waarvan een groot deel onder erbarmelijke omstandigheden moesten leven. In de voorafgaande eeuw waren ze vaak gedwongen om de beste delen van hun landbouwgronden af te staan. Hierdoor kon deze op landbouw gebaseerde gemeenschap nauwelijks meer in het eigen levensonderhoud voorzien. In de eerste helft van de 20ste eeuw stonden er een aantal Maori's op, die zich inzetten voor de verbetering van de leefomstandigheden van hun volk. Ze deden dit veelal door religieuze bewegingen op te richten. Omdat de Maori's zich echter nog steeds niet één volk voelden, maar alleen verbonden met de eigen stam, hadden deze bewegingen over het algemeen alleen regionale betekenis. In de dertiger jaren werd ook de overheid er zich van bewust dat ze iets moest doen. Er werd geld beschikbaar gesteld voor medische zorg, de bouw van huizen, verbetering van de landbouw etc. Daarnaast werden sommige stukken land die tijdens de Maori-oorlogen onrechtmatig waren afgenomen teruggegeven. Ook werkte positief dat de inmiddels weer groeiende Maori bevolking zich meer en meer in de steden ging vestigen. Hierdoor nam de druk op de landbouwgebieden af. Bovendien waren een aantal voorzieningen, zoals medische zorg en scholing, in de steden voor de Maor's beter bereikbaar. Maori opperhoofd in hetwapen van Nieuw-Zeeland
In de tweede helft van de 20ste eeuw is onder de Maori's het gevoel één volk te zijn langzaam maar zeker steeds sterker geworden, waardoor ze beter in staat zijn om voor hun rechten op te komen. Ook buiten de landsgrenzen van Nieuw-Zeeland dragen zij hun cultuur en identiteit uit door zich uitdrukkelijk als Maori's te presenteren. Bekend zijn b.v. hun rugby teams die over de hele wereld reizen en voor hun wedstrijden de haka dansen of de wereldberoemde operazangeres (sopraan) Kiri Te Kanawa, die ook in het Maori zingt. (Klik hier als uw PC 'mp3' files kan afspelen en u een kort fragment wilt beluisteren van haar uitvoering van 'Now Is The Hour', dat in het Maori 'Po Ata Rau' heet). Op 10 oktober 1975 werd het Waitangi tribunaal opgericht. Dit tribunaal houdt zich bezig met de registratie en beoordeling van aanspraken op land door de Maori's en adviseert de regering daarin. Inmiddels heeft de regering officieel erkend dat de Maori's veel onrecht is aangedaan in het verleden en b.v. in 1995 ruim 16.000 ha. land dat zij in haar bezit had aan de Maori's teruggegeven. Verdrag van Waitangi Inleiding
Dit verdrag is een overeenkomst tussen de Britse Kroon en circa 540 Maori opperhoofden. (39 tekenden de Engelse versie, de anderen de Maori versie) Door ondertekening van dit verdrag droegen deze opperhoofden het gezag over hun gebieden over aan de Britse Kroon en gaven haar het recht op 'voorkoop' wanneer Maori's grond wilden verkopen, waarbij de prijs acceptabel moest zijn voor koper en verkoper. Daartegenover zou de Britse Kroon er voor zorgen dat het bezit van de Maori's, zoals grond, bos, visgebieden etc. beschermd zou worden. Bovendien kregen de Maori's dezelfde rechten en privileges als alle andere Britse onderdanen. Tekst van het verdrag
Waitangi Verdrag (vertaling van de officiële Engelse versie, waarbij de tekst zo nauwkeurig mogelijk is gevolgd) Hare Majesteit Victoria Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot Brittanië en Ierland beschouwend met haar Koninklijke Gunst de Inheemse Opperhoofden en Stammen van Nieuw-Zeeland en verlangend om hun rechten en bezittingen te beschermen en hen te verzekeren van het genot van Vrede en Rust heeft het noodzakelijk geoordeeld in verband met het grote aantal van Hare Majesteits Onderdanen die zich al in Nieuw-Zeeland hebben gevestigd en de snelle toename van Emigratie uit zowel Europa als Australië welke nog steeds doorgaat te vestigen en te benoemen een fuctionaris formeel bevoegd om te onderhandelen met de Oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland over de erkenning van Hare Majesteits Soevereine autoriteit over het geheel of elk deel van die eilanden. Hare Majesteit daarom verlangend een stabiele vorm van Burgerlijk Bestuur te vestigen met het doel om de kwade gevolgen te vermijden die het gevolg moeten zijn van de afwezigheid van de noodzakelijke Wetten en Gewoonten zowel voor de inheemse bevolking als voor haar Onderdanen heeft het genadiglijk behaagd te benoemen en te machtigen 'mij William Hobson een Kapitein' van Hare Majesteits Koninklijke Marine Consul en Luitenant-Generaal over die delen van Nieuw-Zeeland die hier of hierna zullen worden overgedragen aan Hare Majesteit om uit te nodigen de verbonden en onafhankelijke Opperhoofden van Nieuw-Zeeland tot instemming met de volgende Artikelen en Condities. Eerste Artikel

De Opperhoofden van het Verbond van de Verenigde Stammen van Nieuw-Zeeland en de afzonderlijke en onafhankelijke Opperhoofden die geen leden van het Verbond geworden zijn dragen over aan Hare Majesteit de Koningin van Engeland absoluut en zonder voorbehoud alle rechten en bevoegdheden van Soevereiniteit welke genoemd Verbond of Individuele Opperhoofden respectievelijk uitoefenen of bezitten, of verondersteld worden uit te oefenen of te bezitten, over hun respectievelijke Gebieden als de enige Soevereinen hiervan. Tweede Artikel
Hare Majesteit de Koningin van Engeland bevestigt en garandeert aan de Opperhoofden en Stammen van Nieuw-Zeeland en aan de respectievelijke families en leden daarvan het volle en ongestoorde bezit van hun Landen en Woningen Bossen en Visgronden en andere bezittingen welke zij gezamenlijk of individueel bezitten zo lang als het hun wens en verlangen is deze in hun bezit te houden; maar de Opperhoofden van de Verenigde Stammen en de individuele Opperhoofden geven aan Hare Majesteit het exclusieve recht van Voorkoop over die landen die de eigenaren daarvan willen afstaan ter vervreemding voor zulk een prijs als zal worden overeengekomen tussen de respectievelijke Eigenaren en personen aangewezen door Hare Majesteit om met hen ter zake hiervan te handelen. Derde Artikel
Dit in aanmerking nemend verleent Hare Majesteit de Koningin van Engeland aan de Inheemsen van Nieuw-Zeeland Haar koninklijke bescherming en kent hen alle Rechten en Privileges toe van de Britse Onderdanen. [Ondertekend] W Hobson Luitenant-Gouverneur
Nu daarvoor Wij de Opperhoofden van het Verbond van de Verenigde Stammen van Nieuw-Zeeland hier bijeen zijn in Vergadering te Victoria in Waitangi en Wij de Afzonderlijke en Onafhankelijke Opperhoofden van Nieuw-Zeeland autoriteit bezittend over de Stammen en Gebieden die zijn vermeld achter onze respectivelijke namen, in staat gesteld om volledig te begrijpen de Bepalingen van het voorafgaande Verdrag, accepteren en nemen deel in de volledige geest en bedoeling hiervan ten getuige waarvan wij onze ondertekeningen of tekens hebben aangebracht op de respectievelijke plaatsen en de datums vermeld. Was gedaan te Waitangi op de 6de februari in het jaar onzes Heren 1840. Geologie Inleiding
Geologie is voor velen misschien niet de meest boeiende wetenschap en de kans is groot dat u niet echt geïnteresseerd bent in de complete ontwikkelingsgeschiedenis van de aardkorst, maar er zijn toch een paar aspecten die de moeite waard zijn om te weten, omdat die verklaren waarom Nieuw-Zeeland zo'n bijzonder land is. De wetenschap weet eigenlijk maar heel weinig met zekerheid te vertellen over de samenstelling van het inwendige van onze Aarde. Om van het aardoppervlak helemaal naar het centrum van de aardbol af te dalen moet een afstand afgelegd worden van ca. 6.378 km. Alleen over de bovenste 12.262 meter daarvan kan met zekerheid iets gezegd worden, omdat tot op die diepte ooit, ten behoeve van de wetenschap, een gat geboord is op het Kola Schiereiland in Oost-Siberië. Ideeën over de rest zijn vooral gebaseerd op echo's van zware kunstmatige explosies. Omdat trillingen door ieder soort gesteente, metaal, water of gas op een andere manier worden doorgegeven is dit theoretisch weliswaar een uitstekende methode, maar omdat de aarde geen homogene massa is, is de interpretatie van de ontvangen signalen in de praktijk niet zo eenvoudig. Algemeen aanvaard is dat de Aarde voor wat haar chemische samenstelling betreft in vier hoofdlagen kan worden verdeeld. Van binnen naar buiten zijn dat: Het inwendige van de Aarde(niet op schaal) · De binnenste kern, heeft een straal van ca. 1.200 km, is vermoedelijk vast en bestaat vrijwel geheel uit ijzer. Door de enorme druk in deze kern bedraagt de gemiddelde dichtheid 15 gram per cm³ en de temperatuur tussen de 5.000 en 6.000 °C. · De buitenste kern, heeft een dikte van ca. 2.200 km, is taai vloeibaar en bestaat voor het grootste deel uit ijzer. Men neemt aan dat deze laag, in samenhang met de binnenste kern, voor het aardmagnetisme zorgt. Onder invloed van de draaiïng van de Aarde en de grote hitte die vanuit de binnenste kern omhoog komt, ontstaan in deze laag convectiestromen die door wrijving electrische stroom opwekken, waardoor een magnetisch veld ontstaat. Zonder dit magnetisme waren de reizen van Tasman en Cook en daarmee hun ontdekking van Nieuw-Zeeland heel wat moeilijker uitvoerbaar geweest. · De mantel, heeft een dikte van ca. 2.900 km en bestaat voor het grootste deel uit vast zwaar gesteente. · De korst, waarop wij leven, bestaat uit vast licht gesteente en is onder de continenten tussen de 30 en 40 km dik en onder de oceanen tussen de 5 en 10 km. Continentverschuiving
Om de continentverschuiving en daarmee de vorming van het Nieuw-Zeelandse landschap te begrijpen is ook nog een andere indeling van belang, n.l.: · De lithosfeer, noemen we de korst en het bovenste vaste deel van de mantel en deze reikt tot ca. 100 km diepte. De dichtheid van deze laag, die vooral uit lichtere gesteenten zoals o.a. graniet, zandsteen en lei bestaat, is gemiddeld 2.65 gram per cm³. Het bovenste deel van de lithosfeer (de korst) is koud, stijf en bros. In het onderste deel neemt de temperatuur, met toenemende diepte, snel toe. · De asthenosfeer, is het deel van de mantel dat direkt onder de lithosfeer ligt en waar de temperatuur hoger is dan 1.300 °C. Als gevolg van deze hoge temperatuur is het gesteente in deze ca. 600 km dikke laag taai vloeibaar. De dichtheid van deze laag, die vooral uit basalt bestaat, is gemiddeld iets hoger dan die van de lithosfeer, n.l. 2.85 gram per cm³. De lithosfeer, waarop zich alle menselijke en dierlijke aktiviteiten afspelen, drijft op de vloeibare massa van de asthenosfeer als een relatief dun korstje. Die lithosfeer vormt geen geheel maar bestaat uit een negental grote en een aantal kleinere stijve platen die, onder invloed van convectiestromen die in de asthenosfeer optreden, ten opzichte van elkaar heel langzaam verschuiven. Aan de randen van de platen kunnen zich diverse situaties voordoen. De platen kunnen van elkaar af bewegen, naar elkaar toe bewegen of langs elkaar bewegen. Alle drie deze bewegingen hebben zich bij de vorming van Nieuw-Zeeland voorgedaan. Continentverschuiving Ongeveer 65 miljoen jaar geleden ontstond in de plaat waarop Australië lag, dicht bij de rand een breuk, waardoor magma (vloeibaar gesteente) uit de asthenosfeer naar boven kwam. Dit magma duwde een smalle reep van de plaat, de 'Rangitata landmassa' genoemd, in oostelijke richting weg. Deze smalle reep vormt thans het westelijke deel van Nieuw-Zeeland. Door deze beweging is tussen Nieuw-Zeeland en Australië de ca. 1.600 km brede Tasman Zee ontstaan. Doordat de breuklijn tussen Nieuw-Zeeland en Australië ongeveer 5 miljoen jaar geleden inactief geworden is, zijn beide platen nu weer versmolten en bewegen zich als één geheel over de aardbol. Platen die naar elkaar toe bewegen

De Indisch-Australische plaat (inclusief Rangitata landmassa) en de Grote Oceanische plaat bewegen zich naar elkaar toe, waarbij de laatste onder de eerste verdwijnt. Zoals op alle plaatsen waar twee platen tegen elkaar aanduwen, wordt aan de randen de lichtere continentale korst van de zwaardere onderlaag afgeschraapt en omhoog geduwd. Daardoor ontstaan gebergten en vulkanen. Deze gebergtevorming gaat nog steeds door en de Nieuw-Zeelandse bergen worden dan ook nog steeds hoger. Nieuw-Zeeland is dan ook als gevolg van deze bewegingen één lange spectaculaire bergrug geworden die uit de oceaanbodem oprijst, met vooral op het Noordeiland vele aktieve vulkanen. Platen die langs elkaar bewegen
Ondat de landmassa van Nieuw-Zeeland op twee verschillende platen ligt, en deze platen niet alleen naar elkaar toe bewegen, maar ook zijdelings ten opzichte van elkaar verschuiven, zal Nieuw-Zeeland er in de verre toekomst heel anders uit komen te zien dan tegenwoordig. Over zo'n 100 miljoen jaren zal, als de huidige bewegingen in hetzelfde tempo doorgaan, het Noordeiland zuidelijker komen te liggen dan het Zuideiland. Dit komt omdat beide platen zich weliswaar ruwweg in dezelfde noordelijke richting bewegen, maar de Grote Oceanische doet dat sneller dan de andere en zal die dus 'inhalen'. Fauna De continenten en oceanen die we nu kennen, hebben niet altijd bestaan. 250 miljoen jaar geleden bestond er op aarde maar één continent, omgeven door één oceaan, die van Alfred Wegener (zie hierna) respectievelijk de namen Pangea en Panthalassa kregen. Ongeveer 200 miljoen jaar geleden brak Pangea in twee grote stukken, die Laurazië en Gondwanaland genoemd werden. Gondwanaland bestond uit de gebieden die we nu als Antarctica, Zuid-Amerika, Afrika, India, Australië en Nieuw-Zeeland kennen. Omstreeks 100 miljoen jaar geleden begon Gondwanaland in een aantal grote platen uiteen te vallen. In die tijd werd de Aarde nog overheerst door de dinosauriërs en waren er nog maar weinig (primitieve) zoogdieren tot ontwikkeling gekomen. Toen vervolgens tussen 80 en 65 miljoen jaar geleden de landmassa van Nieuw-Zeeland, dat aan de rand van de Indisch-Australische plaat lag, losraakte van Australië misten die paar zoogdiersoorten de 'boot' die naar het oosten dreef. Van alle landzoogdieren wist alleen de vleermuis (die als enig zoogdier kan vliegen) op eigen kracht Nieuw-Zeeland te bereiken. Voordat de mens ze ernaartoe bracht, kende Nieuw-Zeeland daardoor geen hond- of katachtigen, geen olifanten, paarden, runderen, schapen, ratten etc. Dit betekende ook dat, doordat er tot die tijd vrijwel geen roofdieren voorkwamen, veel dieren (vogels en kevers) hun vliegvermogen kwijt zijn geraakt en ze veel groter konden worden dan elders. Brughagedis
Tegenover ontbrekende soorten staan er een heleboel die alleen op Nieuw-Zeeland voorkomen omdat ze lokaal geëvolueerd zijn of elders in de loop van de tijd door concurrentie verdwenen zijn. Ook komen er in Nieuw-Zeeland dieren voor die een gedrag vertonen dat afwijkt van dat van vergelijkbare soorten elders. Een voorbeeld van afwijkend gedrag vertonen b.v. de kiwi (het nationale symbool van Nieuw-Zeeland) en de kakapo (grootste papagaai ter wereld) die niet kunnen vliegen en 's nachts aktief zijn. De reden daarvoor is dat voor hen het grootste gevaar overdag uit de lucht afkomstig is, n.l. van roofvogels. De grootste daarvan was de, ongeveer 500 jaar geleden uitgestorven, Nieuw-Zeelandse reuzenarend (Harpagornis moorei), met een spanwijdte van 2.6 meter en een gewicht van 10 tot 13 kg. Deze grootste arend die ooit op aarde heeft geleefd rekende zelfs de, eveneens ongeveer 500 jaar geleden uitgestorven, reuzenmoa (tot 3 meter hoog en 200 kg zwaar) tot zijn prooidieren. Andere unieke Nieuw-Zeelandse dieren zijn misschien minder opvallend, maar minstens zo bijzonder. Veel op Nieuw-Zeeland levende spinnen, nachtvlinders en libellen vertonen b.v. kenmerken die elders alleen in fossielen worden waargenomen. Ook uniek is de brughagedis (Sphenodon punctatus) of tuatara, die tot 65 cm. lang kan worden. Hoewel het dier uiterlijk nauwelijks verschilt van andere hagedissensoorten, zijn er inwendig grote verschillen. Het dier heeft een unieke benige brug in z'n schedel en ook de rest van het skelet is bijzonder en alleen vergelijkbaar met dat van lang geleden uitgestorven dinosaurussen. Flora Bossen met oeroude boomsoorten
Omdat veel bomen en planten (anders dan zoogdieren) hun zaden en sporen door de lucht kunnen verspreiden, b.v. in de maag van vogels of tussen hun veren, en er ook zaden zijn die tegen zout water kunnen en daardoor via zeestromingen verspreid kunnen zijn, is de Nieuw-Zeelandse flora misschien iets minder uniek dan de fauna, maar toch komt ongeveer 84% van de Nieuw-Zeelandse flora nergens anders op de wereld voor. De in Nieuw-Zeeland inheemse boomgroepen de kauri, podocarpen (kahikatea, matai, miro, rimu, tanakeha en totara) en de zuidelijke beuken behoren tot de oudste boomsoorten op Aarde. In dit soort bossen liepen meer dan 65 miljoen jaar geleden de dinosauriërs rond. Eén van de unieke aspecten van de Nieuw-Zeelandse flora wordt veroorzaakt door de vorm van het land. Van noord naar zuid strekt het land zich uit van de sub-tropen naar de gematigde streken en van het westen naar het oosten stijgt het land van zeeniveau naar alpine hoogten en daalt dan weer af naar zeeniveau binnen een afstand van 200 á 300 km. waardoor op korte afstand van elkaar vele zeer verschillende biotopen te zien zijn, met vele planten en dieren die (vrijwel) nergens anders voorkomen. Alfred Lothar Wegener (1880 - 1930) Alfred Wegener
Algemeen wordt Alfred Wegener erkend als de grondlegger van de theorie van de 'continentverschuivingen'. Hij was een Duits meteoroloog en geofysicus, die in 1911 tijdens een aantal lezingen zijn mening wereldkundig maakte dat het aardoppervlak uit grote platen bestond, die ten opzichte van elkaar bewogen en dat de huidige continenten ooit één groot continent hadden gevormd. Hij was op dit idee gekomen doordat hij bij het bestuderen van een gedetailleerde kaart van de Atlantische Oceaan zich realiseerde dat de kusten aan beide zijden vrijwel geheel parallel lopen en dat aan beide kanten van de duizenden kilometers brede Oceaan precies tegenover elkaar dezelfde gesteentesoorten en bergruggen te vinden waren. Pas na zijn dood vond zijn theorie algemeen erkening, vooral doordat toen bleek dat ook magnetische patronen in oude gesteenten wezen op één oercontinent.
Geschiedenis Voor de komst van de mens
80 miljoen jaar geleden waren de eilanden die we nu Nieuw-Zeeland noemen geen eilanden maar een strook land aan de rand van het oude continent Gondwanaland. Dit 'supercontinent' brak ergens tussen 80 en 65 miljoen jaar geleden in twee grote stukken. Het ene stuk noemen we nu Antarctica en uit het andere zouden later Australië en Nieuw-Zeeland ontstaan. 65 miljoen jaar geleden raakten Nieuw-Zeeland en Australië los van elkaar en 'dreven' daarna met een gemiddelde snelheid van 2½ cm per jaar uit elkaar. Tussen beide landen ontstond een steeds breder wordende strook water. Toen de eerste mensen (populaire benaming van de oudste vondst: Mungo Man) ongeveer 40.000 jaar geleden vanuit Azië komend Australië bereikten, was deze strook water inmiddels tot een 1.600 km brede zee uitgegroeid. Deze afstand zorgde ervoor dat Nieuw-Zeeland tot de 10de eeuw n.Chr. een door de mens onontdekt paradijs bleef dat alleen door dieren werd bewoond. De komst van de Maori's Dubbele romp kano
Volgens mondelinge overleveringen van de Maori's is Nieuw-Zeeland omstreeks 925 n.Chr. ontdekt door Kupe, een man afkomstig van het eiland Hawaiiki. Waarschijnlijk was Hawaiiki een oude benaming voor Tahiti of een eiland daar dicht in de buurt. De meest gangbare versie van het verhaal over de belevenissen van Kupe is dat hij verliefd werd op Aotea, die echter getrouwd was met Hoturapa. Nadat Kupe Hoturapa met opzet had laten verdrinken moest hij met zijn familie vluchten voor de wraak van Hoturapa's verwanten. Na een lange reis over de open oceaan (er liggen vrijwel geen eilanden tussen Tahiti en het ca. 3800 km zuidwestelijk daarvan gelegen Nieuw-Zeeland) zag hij wolken aan de horizon in een verder blauwe lucht. Als ervaren zeevaarder wist Kupe dat zo'n wolk vaak op de aanwezigheid van een groot eiland met hoge bergen duidt en daarom voer hij daarheen. Hij kwam op het Noordeiland terecht in de buurt van het huidige Wellington. Kuramarotini, de vrouw van Kupe, noemde het Noordeiland 'Aotearoa'. Meestal wordt dit vertaald als 'land van de lange wolk'. (Er zijn echter ook een aantal taalkundigen die zeggen dat de vertaling 'land van de lange schemering' zou moeten zijn). Bij zijn verkenning van het eiland ontdekte Kupe, terwijl hij een reusachtige octopus achtervolgde, de doorgang tussen het Noordeiland en het Zuideiland. Kupe verbleef enige tijd op Aotearoa maar keerde uiteindelijk toch weer terug naar Hawaiiki en vertelde daar over zijn belevenissen. Moa
Omstreeks 1150 n.Chr. trok een kleine groep Polynesiërs onder leiding van Toi en zijn kleinzoon Whatonga, doelbewust van Hawaiiki naar de door Kupe ontdekte eilanden. Dat dit een bewuste kolonisatie was kan worden afgeleid uit het feit dat deze mensen in hun grote dubbele kano's (vergelijkbaar met de catamaran) diverse voedselgewassen met zich meegenomen hadden, zoals de kumara (een zoete aardappel), taro, pompoenen en broodwortels. Ook hadden ze honden en kleine Polynesische ratten bij zich. Ze vestigden zich voornamelijk in het uiterste noorden en aan de oostkust van het Noordeiland, waar de omstandigheden het meeste leken op wat ze op Hawaiiki gewend waren. Uit skeletresten van deze pioniers blijkt dat ze een gezond en goed leven geleid moeten hebben. Ze leefden vooral van kumara, vis, zeehonden en moa's. De reuzen Moa's (uitgestorven aan het einde van de 17de eeuw) waren tot 3.5 meter hoge en maximaal 240 kg zware loopvogels die wel een beetje op struisvogels leken. Ze kwamen alleen voor op het Zuideiland. De grote migratie van de Maori's naar Nieuw-Zeeland vond plaats omstreeks 1350 n.Chr. In de loop van de tijd verspreidde deze groep zich over zowel het Noordeiland als het Zuideiland. In tegenstelling tot hun voorgangers, die een donkerder huidkleur hadden en ze moa-jagers noemden, vestigden ze zich niet alleen aan de kust maar voor een deel ook in het binnenland. De 15de eeuw werd in Nieuw-Zeeland gekenmerkt door 'de kleine ijstijd' en een aanzienlijke uitbreiding van de bevolking. De nieuwe immigranten leefden ongezonder dan hun voorgangers, doordat zij zich vooral op de landbouw toelegden, hetgeen fysiek veel zwaarder werk is dan de visvangst die hun voorgangers bedreven. Zij aten veel schelpdieren (die zand bevatten) en wortels van varens en hadden daardoor erg te lijden onder slijtage van hun gebit. Als ze midden twintig waren, waren hun tanden en kiezen vaak al geheel weggesleten. Een ander gevolg van hun landbouwaktiviteiten was ontbossing op grote schaal. Uit deze periode stammen de oudste 'pa'. 'Pa' waren kunstmatige opgeworpen en versterkte heuvels waar de bevolking voedsel bewaarde en zich kon terugtrekken bij de veelvuldig voorkomende oorlogen tussen dorpen, clans of families over b.v. grondbezit, betalingen etc. Het aantal slachtoffers dat bij dit soort conflicten viel was over het algemeen klein. De komst van de Europeanen Abel Tasman
1=Moordenaars Baai2=Maria van Diemen Kaap3=Drie Koningen Eyland
Op 13 dec. 1642 kreeg de Nederlandse zeevaarder Abel Tasman land in zicht en was daarmee de eerste Europeaan die een blik wierp op wat nu Nieuw-Zeeland heet. Wat hij zag was de westkust van het Zuideiland in de buurt van het huidige Hokitika
Vier maanden daarvoor was hij uit Batavia (thans: Jakarta) vertrokkken met zijn schepen de Heemskerk en de Zeehaen, om in opdracht van de Verenigde Oostindische Company (VOC) o.a. op zoek te gaan naar het nog onontdekte 'grote zuidelijke continent'. Zoekend naar een plaats waar hij aan land kon gaan, voer hij gedurende zes dagen langs de kust naar het noorden. Nergens vond hij een beschutte baai tot hij op 18 december achter de noordpunt van het eiland een ruime baai met rustig water, goede ankergrond en zandstranden vond. Hier zag hij ook de eerste Maori's. Zij riepen van een afstand naar de schepen en bliezen op een soort bazuinen. In antwoord riepen Tasman's mannen terug en liet hij een bemanningslid op zijn trompet blazen. De volgende dag (19 dec. 1642) kwamen de Maori's in hun kano's tot dicht bij Tasman's schepen. De woordenlijsten die Tasman meegekregen had bevatten woorden in talen die op Nieuw-Guinea en de Solomon Eilanden werden gesproken. Daarmee lukte het hem echter niet om met de Maori's te communiceren. Onverwacht vielen zij een sloep van Tasman aan, waarbij ze vier van de zeven opvarenden doodsloegen. Tasman's conclusie was dat hij hier geen mogelijkheden had om vriendschappelijke contacten te leggen en voer verder. Hij noemde de baai 'Moordenaarsbaai' (thans: Golden Bay). Waarschijnlijk waren zowel het schreeuwen als het blazen op de bazuinen uitdagingen tot een gevecht geweest en had Tasman door hetzelfde te doen in de ogen van de Maori's de uitdaging aangenomen. Tasman dacht dat het land wat hij gevonden had de westkust kon zijn van het gezochte 'zuidland' en noemde het daarom 'Staten Landt'. Die naam was in 1616 door Schouten en Le Maire gegeven aan land dat zij bij de zuidpunt van Zuid-Amerika ontdekten en waarvan zij dachten dat het de oostkust was van dit mythische 'zuidland'. De Heemskerk en de Zeehaen
De doorgang tussen het Zuideiland en het Noordeiland vermoedde Tasman wel (omdat hij een sterke oost-west stroming constateerde) maar ontdekte hij niet omdat hij op te grote afstand van de kust bleef waardoor hij in oostelijke richting kijkend een schijnbaar aaneengesloten strook land zag en geen open water. Daarna zocht hij ruim twee weken, terwijl hij verder langs de kust naar het noorden voer, naar tekenen van vriendschappelijke mensen en geschikte ankerplaatsen. Op 4 jan. 1643 passeerde Tasman een kaap, die hij 'Maria van Diemen Kaap' noemde, naar de vrouw van de gouverneur-generaal van de VOC. Daarna zeilde hij naar een eiland dat in noordwestelijke richting aan de horizon zichtbaar was. Hier stuurde Tasman op 5 en 6 jan. 1643 een aantal mannen erop uit om te proberen aan land te gaan om water en voedsel te zoeken. Beide keren lukte hen dat niet omdat ze gehinderd werden door een sterke stroming en harde wind. Ook voelden ze zich bedreigd door de op de kust aanwezige Maori's. Tasman noemde dit eiland 'Drie Koningen Eyland'. Van hier ging zijn tocht verder naar het noorden. Tasman en zijn bemanningsleden hebben nooit voet op Nieuw-Zeelandse bodem gezet en Tasman's bericht aan de VOC over de ontdekking daarvan bevatte weinig positiefs. Hij had geen geschikte ankerplaatsen ontdekt, geen goud, zilver, specerijen of andere schatten gevonden en de bevolking was gering, leek erg primitief en onvriendelijk. De kans dat hier veel geld te verdienen was voor de VOC leek dan ook erg klein. Deze negatieve berichten hadden tot gevolg dat er daarna nauwelijks interesse voor het land was en het duurde daardoor heel lang voor er weer Europeanen bij de Nieuw-Zeelandse kusten arriveerden. Het is vermoedelijk de VOC geweest die de naam Staten Landt veranderde in Nieuw-Zeeland. De eerste vermelding van de naam 'Nieuw-Zeeland' (Zelandia Nova) is te vinden op een in 1648 door Johannes Blaeu vervaardigde wereldkaart. James Cook

1=Poverty Bay, 2=Cape Kidnappers,3=Cape Turnagain, 4=Mercury Bay,5=Queen Charlotte Sound
Nadat de Engelsman James Cook vanaf Tahiti op 3 juni 1769 de 'venusovergang' (waarbij de planeet Venus tussen de Zon en de Aarde doortrok) had bestudeerd, ging hij met zijn schip de Endeavour op weg om de kusten van Nieuw-Zeeland te verkennen. Hij maakte daarbij o.a. gebruik van de kaarten en verslagen die Abel Tasman had gemaakt. Op 7 okt. 1769 landde Cook in een baai aan de oostkust van Nieuw-Zeeland. Deze baai gaf hij de naam Poverty Bay en de zuidpunt van de baai werd vernoemd naar een jong lid van zijn bemanning, die als eerste het land had gezien 'Young Nick's Head'. In tegenstelling tot Abel Tasman beschikte Cook over tolken want hij had een aantal inwoners van Tahiti bij zich aan boord. Toch reageerden de Maori's agressief op zijn pogingen om met hen in contact te komen en uit zelfverdediging schoten de Engelsen er twee dood. Verder zuidelijk vond hij een andere baai, die hij 'Hawke Bay' noemde. Ook hier mislukte zijn poging om een vriendschappelijk contact te maken doordat de Maori's een van Tahiti afkomstige jongen, die Cook aan boord had, probeerden te kidnappen. Bij de bevrijding van de jongen werden een aantal Maori's door de Engelsen gedood. Deze plek noemde hij Cape Kidnappers. Na nog enige tijd in zuidelijke richting gevaren te zijn besloot hij zijn koers naar het noorden te verleggen. Dit keerpunt kreeg de toepasselijke naam 'Cape Turnagain" (Kaap Keerom). Zijn volgende ankerplaats was in Mercury Bay bij Whitianga. Hier was de bevolking vriendelijk en bleef hij 11 dagen. Vervolgens zeilde hij om de noordpunt van het eiland en daarna langs de westkust naar het zuiden tot hij in de Queen Charlotte Sound kwam. Hier bleef hij drie weken voor reparatiewerkzaamheden aan het schip en om handel te drijven en plantte hij op 31 jan. 1770 een vlag waarmee hij het land in bezit nam. Van de Maori's vernam hij hier dat er een doorgang was naar het oosten. Toen voer hij door de slechts 20 km brede zeestraat, die sindsdien zijn naam draagt 'Cook Strait' en vervolgens naar het noorden tot hij Cape Turnagain bereikte. Daarna ging hij weer naar het zuiden en voer met de klok mee om het gehele Zuideiland heen. Door om beide eilanden heen te zeilen had hij onweerlegbaar bewezen dat Nieuw-Zeeland geen deel uitmaakte van een groot zuidelijk continent. Van vrijwel de gehele kust had hij bijzonder goede kaarten gemaakt, die maar heel weinig fouten bevatten. Van Queen Charlotte Sound voer hij tenslotte op 31 mrt. 1770 door in de richting van Australië om daarvan te oostkust te gaan verkennen. Na zijn terugkeer in Engeland bracht Cook een heel positief verslag uit over Nieuw-Zeeland en bood de eilanden (die hij in bezit had genomen door er een vlag te planten) aan aan de Britse regering. Het aanbod werd echter afgewezen. Nog twee keer (1773 en 1777) zou hij terugkeren naar Nieuw-Zeeland voor verder onderzoek. Anderen
In de tijd dat Cook Nieuw-Zeeland verkende waren er ook een aantal Franse ontdekkingsreizigers in de buurt. Terwijl Cook langs de noordpunt van het Noordeiland zeilde passeerde hij ongemerkt het schip de Saint Jean Baptiste van de Fransman Jean-François Marie de Surville. Deze was in grote problemen geraakt doordat een groot deel van zijn bemanning overleden was aan de gevolgen van scheurbuik en zijn schip door storm schade had opgelopen. Hij landde in Doubtless Bay en bleef daar twee weken (18 - 31 dec. 1769) voor herstel. In het begin waren de contacten tussen de Fransen en Maori's goed, maar nadat De Surville woedend geworden was omdat hij dacht dat de Maori's een sloep hadden gestolen braken er geweldadigheden uit. Hierna vertrok De Surville in oostelijke richting. Drie maanden later verdronk De Surville toen hij tijdens zwaar weer in Peru aan land wilde gaan. In 1772 verbleef de Franse ontdekkingsreiziger Marc Joseph Marion du Fresne ruim vijf weken in de Bay of Islands om ernstige stormschade aan zijn twee schepen te repareren. Gedurende deze weken waren de contacten tussen de Fransen en de Maori's heel vriendschappelijk, tot op 12 of 13 juni 1772 de Maori's plotseling de Fransen aanvielen. Marion du Fresne, twee van zijn officieren en 13 bemanningsleden werden door de Maori's gedood, waarna de Fransen uit wraak meer dan 250 Maori's doodden en hun dorpen en boten verbrandden. Nooit is duidelijk geworden wat de reden van de aanval is geweest. Hadden de Fransen onbewust een ernstig taboo geschonden, of dachten de Maori's misschien dat de blanken nooit meer weg zouden gaan en voelden ze zich daardoor misschien bedreigd? 1777 tot 1840
Tussen het laatste bezoek van Cook (1777) en 1840 ontwikkelde Nieuw-Zeeland zich tot een soort 'Wilde Westen' waar iedereen deed wat hij wilde en het recht van de sterkste gold. In het begin waren het vooral robben- en walvisjagers die zich voor kortere of langere tijd aan de zuidpunt van Zuideiland vestigden. Daar kwamen vervolgens ontvluchtte gevangenen afkomstig uit Australië, gedeserteerde zeelieden en schipbreukelingen bij en ook handelaren afkomstig uit Australië, Engeland, Frankrijk en Amerika. De handelaren vestigden zich vooral op het Noordeiland langs de Bay of Islands. Belangrijke handelsgoederen waren vlas voor scheepstuigage en hout van de kauribomen voor scheepsbouw. Samuel Marsden landt in de Bay of Islands
Hongi Hika (midden), Waikatoen Dominee Thomas Kendall
In 1814 vestigde de Engelsman Samuel Marsden (1764-1838) een missiepost in de buurt van de Bay of Islands. Hij zag de Maori's als 'edele wilden' en deed zijn uiterste best om deze te bekeren tot het christendom en om te voorkomen dat blanke misdadigers en avonturiers zich in Nieuw-Zeeland vestigden. Thomas Kendall, een andere missionaris, nam in 1820 een Maori hoofdman genaamd Hongi Hika mee naar Engeland, waar deze behulpzaam was bij het samenstellen van een Engels-Maori woordenboek. Op de terugweg ruilde Hongi Hika de vele geschenken die hij gekregen had, in Australië voor 300 musketten, waarmee hij in het binnenland van Nieuw-Zeeland levende groepen Maori's begon uit te moorden. Dit was het begin van steeds meer vuurwapen gebruik door de Maori's met als gevolg een steeds groter aantal slachtoffers bij conflicten. Richard Bourke de Engelse gouverneur van Nieuw-Zuid-Wales (zuidwest Australië) gaf in 1833 aan James Busby opdracht om te proberen een einde te maken aan de heerschappij van de misdaad in Nieuw-Zeeland, maar omdat hij geen soldaten of wettelijke bevoegdheden kreeg mislukte deze poging. Zijn eigen huis werd zelfs overvallen en zijn voorraden gestolen zonder dat hij er iets tegen kon doen. Baron Charles de Thierry
De in het Nederlandse stadje Grave geboren Franse Baron Charles Philip Hippolytus de Thierry (1793-1864), vestigde zich in 1837 bij Hokianga Harbour (westkust van het noordelijke deel van Noordeiland) en probeerde daar 40.000 acres (ca. 16.000 ha) land aan te kopen om een eigen staat (Thierryan Territory) te kunnen stichten. De benodigde kolonisten haalde hij vooral uit Australië. Zijn project mislukte echter doordat men maar 800 acres aan hem wilde verkopen en de kolonisten er daarna teleurgesteld en boos vandoor gingen. In 1837 werd de 'Engelse New Zealand Association' opgericht. Vanaf 1839 begon deze organisatie, die inmiddels gereorganiseerd was en haar naam had veranderd in New Zealand Company, grond aan te kopen ten behoeve van een systematische en ordelijke kolonisatie. De Engelsen hadden haast met hun kolonisatie want ze wisten dat de Fransen soortgelijke plannen hadden. 1840 tot heden
Toen de eerste Engelse kolonisten op 22 jan. 1840 in Nieuw-Zeeland landden, woonden er in het gehele land naar schatting 100.000 Maori's en 2.000 blanken. De eerste stad die de kolonisten stichtten was Wellington. William Hobson
Op 30 jan. 1840 riep Engeland in Londen de Britse soevereiniteit uit over Nieuw-Zeeland, verklaarde Auckland tot hoofdstad en benoemde William Hobson tot gouverneur. Een week later (6 feb. 1840) sloot Hobson een verdrag (Verdrag van Waitangi) met een aantal Maori hoofdmannen. Dit verdrag hield in dat de Maori's de soevereiniteit van de Britten accepteerden en dat de Britten het grondeigendom van de Maori's zouden beschermen. De kolonisten vestigden zich vooral op het Noordeiland omdat daar de klimatologische omstandigheden het beste geschikt waren voor land- en tuinbouw. Zij brachten o.a. de aardappel mee die hier uitstekend bleek te groeien. De Maori's namen al snel het verbouwen van aardappelen over van de blanken, omdat deze een veel hogere opbrengst gaf dan de kumara. Het bevolkingsaantal van de Maori's liep in deze tijd aanzienlijk terug doordat velen stierven als gevolg van door de kolonisten meegebrachte ziekten waartegen zij geen weerstand hadden. Vanaf het midden van de 19de eeuw begonnen zich meer kolonisten op het Zuideiland te vestigen, waar aanzienlijk minder Maori's woonden. De schapenteelt en de export van wol naar Europa begonnen nu belangrijk te worden. Verschil van mening over de betekenis van het verdrag van Waitangi, met betrekking tot claims op grond en verkoopprijzen, leidde tot een oorlog tussen de Maori's en de Engelsen die duurde van 1843 tot 1848. (Het verdrag was opgesteld in het Engels en in de taal van de Maori's. Sommige Maori's tekenden de Engelse versie, anderen de Maori versie. De formulering van het verdrag in deze versies verschilde op sommige punten). De oorlog begon met het uitmoorden van een groep kolonisten bij Wairau in het Nelson District (noordoost punt van het Zuideiland). Om een einde aan de conflicten te maken werd George Grey naar Nieuw-Zeeland gezonden als gouverneur met bijzondere bevoegdheden. Hij zag kans om op een eerlijke wijze maar met harde hand de orde te herstellen. In 1851 werd de New Zealand Company opgeheven. In 1852 kreeg Nieuw-Zeeland een nieuwe grondwet, waarbij provinciale bestuursraden en een nationale raad ter ondersteuning van de gouverneur werden opgericht. Kiesrecht voor deze instellingen werd verleend aan alle belastingbetalende mannen. Twee jaar later nam Henry Sewell de regering over van de gouverneur en werd de eerste premier van het land en nog twee jaar later (1856) werd het parlementaire stelsel ingevoerd, waarbij ministers verantwoording verschuldigd waren aan de volksvertegenwoordiging. In 1861 werd er in het zuidoosten van het Zuideiland bij Otago goud gevonden. Dit had een grote toevloed van schatzoekers en nieuwe kolonisten tot gevolg. Wiremu Tamihana
George Grey

De tweede Maori-oorlog duurde van 1860 tot 1872 en bestond uit een reekst bloedige onlusten, die zich voornamelijk op het Noordeiland afspeelden. Net als bij de eerste oorlog waren deze onlusten vooral het gevolg van het feit dat de Maori's zich bedreigd voelden doordat ze steeds meer land kwijtraakten aan de blanken. Tot 1862 mochten blanken grond niet rechtstreeks van de Maori's kopen. Dit moest altijd via de overheid lopen. Toen in dit jaar het systeem van 'voorverkoop' door de overheid werd opgeheven verviel de laatste bescherming van het bezit van de Maori's. De Maori's probeerden één front te vormen onder Wiremu Tamihana als gemeenschappelijke leider, maar dat lukte hun niet. George Grey werd in 1861 weer tot gouverneur benoemd, maar deze keer kon hij geen einde aan het conflict maken. Uiteindelijk konden de Maori's zich niet staande houden tegen de Engelsen en verloren veel van hun land door gedwongen verkopen en confiscaties. In 1865 werd het meer centraal gelegen Wellington hoofdstad van het land i.p.v. Auckland. In de periode 1870-1890 raakte Nieuw-Zeeland in een diepe economische crisis, waarin handel en bedrijvigheid sterk afnamen. Door een reeks overheidsmaatregelen wist de regering de economie weer op gang te krijgen. Het bestuur werd gecentraliseerd (1875) en er kwam een voor die tijd unieke sociale wetgeving. Er werden maatregelen getroffen tegen de massale immigratie van Chinezen (1881), er werd geholpen bij het in de vaart brengen van koelschepen (1882) waardoor het ook mogelijk werd om vlees en zuivel naar Europa te exporteren. Verder werden er overheidsleningen verstrekt en werd de landbouw gestimuleerd. Dit deed men o.a. door belasting te heffen op ongebruikte en onrendabele grond. Grootgrondbezit werd opgesplitst, en in de loop van de tijd ontstonden er vele kleine welvarende boerenbedrijven. Op 10 juni 1886 vond een grote uitbarsting plaats van de vulkaan Mt. Tarawera (centraal Noordeiland). Hierbij kwamen meer dan 100 mensen om het leven. In 1889 werd het algemeen mannenkiesrecht ingevoerd en in 1893 was Nieuw-Zeeland het eerste land in de wereld dat ook vrouwen dit zelfde recht gaf. Op 26 sep. 1907 kreeg Nieuw-Zeeland de status van 'dominion'. Dit hield in dat zij van de Britse overheid volledig zelfbestuur kreeg. In de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) vochten 117.000 Nieuw-Zeelandse vrijwilligers aan Britse zijde, o.a. in Gallipoli (Europese deel van Turkije), Frankrijk en Palestina. Eén van de gevolgen van de nederlaag van Duitsland was dat al haar buitenlandse bezittingen aan landen die aan geallieerde zijde hadden gevochten werden overgedragen. Nieuw-Zeeland kreeg als mandaatgebied West-Samoa. De economische wereldcrisis van 1930 trof Nieuw-Zeeland bijzonder hard. Maatregelen die de regering trof om hier uit te komen waren o.a. loonsverlagingen en buiten werking stelling van de meeste sociale wetten. Grote armoede onder de bevolking was het gevolg. In 1931 werd Nieuw-Zeeland door het 'Statuut van Westminster' een volledige onafhankelijke staat. De Labour Party versloeg bij de verkiezingen van 1935 de National Party. Om het hoofd te bieden aan de nog steeds voortdurende crisis nationaliseerden zij het bankwezen en de spoorwegen, voerden het minimumloon in, herstelden het systeem van arbitrage bij arbeidsconflicten en troffen regelingen die de export bevorderden. Net als in de Eerste Wereldoorlog namen in de Tweede Wereldoorlog grote aantallen Nieuw-Zeelandse soldaten deel aan de strijd. Zij vochten zowel in Euopa tegen de Duitsers en Italianen als in Azië tegen de Japanners. Kort na deze oorlog emigreerden veel mensen (waaronder een aanzienlijk aantal Nederlanders) uit het door de oorlog verwoeste Europa naar Nieuw-Zeeland
In 1947 werd Nieuw-Zeeland geheel onafhankelijk van Groot Brittannië. De overeenkomst waarbij dat overeengekomen werd heet het 'Statuut van Westminster'. Vier jaar later schafte Nieuw-Zeeland bij een staatshervorming het Hogerhuis af omdat zij van mening was dat deze conservatieve instelling niet paste bij het moderne Nieuw-Zeeland. In datzelfde jaar (1951) vochten Nieuw-Zeelandse troepen aan geallieerde zijde mee in de Koreaanse Oorlog. In 1954 trad Nieuw-Zeeland toe tot de South East Asia Treaty Organisation, een met de Europese Economische Gemeenschap (EEG) vergelijkbare organisatie. Na vele jaren van problemen en schermutselingen met de bewoners van West-Samoa die onafhankelijkheid wilden, werd na een volksraadpleging in 1962 het mandaatgebied West-Samoa onafhankelijk. In de zestiger jaren kreeg Nieuw-Zeeland opnieuw te maken met een stagnerende economie. Deze keer doordat als gevolg van de gemeenschappelijke landbouwpolitiek van de EEG-landen Europa niet langer grote hoeveelheden goedkope landbouwproducten importeerde van buiten de EEG. Toen ook Engeland aan het begin van de zeventiger jaren toetrad tot de EEG kon het gespecialiseerde Nieuw-Zeeland nergens meer met haar exportproducten (vooral vlees en wol) naartoe. Pas aan het einde van de tachtiger jaren herstelde de economie zich hiervan en werd Nieuw-Zeeland opnieuw welvarend. Mt.Tongariro Nieuw-Zeeland, 'het land van de lange witte wolken', zoals de Maori's het noemen is een waar natuurparadijs gelegen aan de andere kant van de wereld, op een afstand van 12.000 kilometer van Amsterdam. Het land ligt op 1600 kilometer van Australië en bestaat uit twee grote eilanden en een aantal kleinere, en beslaat een totale oppervlakte van 270.530 km². Daarmee is het bijna 6,5 keer zo groot als Nederland. De internationale datumlijn loopt dicht langs de oostkust van Nieuw-Zeeland en in dit land komt de zon als eerste op. Het klimaat varieert van subtropisch tot gematigd. Het land is heuvelachtig en de hoogste bergketen, de Nieuw-Zeelandse Alpen, bevindt zich op het Zuideiland met als hoogste berg Mount Cook (3750 meter). Doordat Nieuw-Zeeland volledig wordt omsloten door water regent het er veel en is het land bijzonder groen. Het land kent vele soorten vogels en vissen doch slechts twee inheemse zoogdieren, beide vleermuizen. Alle andere zoogdieren zijn door de Maori's of de Europeanen ingevoerd. Het Noordeiland heeft een meer subtropisch karakter, terwijl het Zuideiland meer gematigd is. De eilanden worden gescheiden door Straat Cook die op zijn smalst 20 kilometer breed is. Nieuw-Zeeland telt nu ruim 4 miljoen inwoners waarvan tweederde op het Noordeiland woont. Hoewel Wellington in het uiterste zuiden van het Noordeiland de hoofdstad is wordt de stad Auckland gezien als het economische centrum van het land. Deze stad is met ruim een miljoen inwoners ook verreweg de grootste stad van het land. Het Zuideiland is iets groter dan het Noordeiland en beslaat een oppervlakte van 150.440 km². De Nieuw-Zeelandse Alpen strekken zich uit over het gehele Zuideiland en vormen daarmee de centrale bergketen van het land met 223 pieken boven de 2300 meter. Deze bergketen heeft veel invloed op het klimaat op het Zuideiland. Zo kent de westkust veel regen en is het een prachtig gebied van bergen, uitgestrekte bossen, meren en gletsjers. Ten oosten van de bergketen wordt het Zuideiland gekenmerkt door wijdse landschappen met koeien en schapen. Nieuw-Zeeland staat bekend om de landbouw en veeteelt. Ruim 60% van de beroepsbevolking is hier direct of indirect bij betrokken. Iedereen kent tegenwoordig het kiwifruit en een ieder weet dat Nieuw-Zeeland een van de grootste producenten van schapenwol is. Dat is ook niet vreemd als je bedenkt dat er op beide eilanden meer dan 46 miljoen schapen leven. Daarnaast telt het land bijna 10 miljoen runderen waarvan ruwweg de helft wordt gehouden voor de melk. Overal in Azië vindt u tegenwoordig de 'Ancor Butter'. Marlborough Sounds Daarnaast staat Nieuw-Zeeland bekend om de nog ongerepte natuur in de vele natuurreservaten die hier 'National Parks' worden genoemd. Het land kent vele magische landschappen. Zo is het uiterste noorden van het Noordeiland heilige grond voor de Maori's omdat zij geloven dat de geesten van overledenen van hier vertrekken naar de volgende wereld. Aan de voet van de nog werkende vulkaan (uitbarstingen in 1995 en 1996!) de Ruhapehu in het Tongariro National Park verbaast u zich over het woeste vulkanische landschap. De Marlborough Sounds vormen een natuurreservaat in het uiterste noordoosten van het Zuideiland en het was in deze feeërieke omgeving dat James Cook een aantal weken verbleef bij zijn verkenning van Nieuw-Zeeland. Het Abel Tasman National Park is genoemd naar onze landgenoot Abel Janszoon Tasman, de ontdekker van Nieuw-Zeeland. Het natuurreservaat ligt in het noordwesten van het Zuideiland en omvat een spectaculaire kustlijn met vele baaien waar vaak dolfijnen worden gezien. De westkust van het Zuideiland is een waar natuurparadijs met een woeste, maar adembenemend mooie kust en vele natuurreservaten. Het Westland National Park is een berglandschap met beroemde gletsjers als de Frans Joseph en Fox gletsjers en het meer Matheson. Het Fiordland National Park is met 220.000 km² het grootste natuurreservaat van Nieuw-Zeeland en omvat de beroemde Milford Sound. Lord of the rings Door de film 'Lord of the Rings' is het Nieuw-Zeelandse landschap extra in het nieuws gekomen. De vele magische plekken die het land kent vormen het prachtige decor voor deze indrukwekkende film! Mocht u overwegen Nieuw-Zeeland te bezoeken dan is deze film beslist een aanrader.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.