Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De Blokfluit

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 4771 woorden
  • 18 mei 2003
  • 199 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
199 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Het bespelen van een blokfluit: Grepen: 0 – linker duim
1- linker wijsvinger
2- linker middelvinger
3- linker ringvinger
4- rechter wijsvinger
5- rechter middelvinger
6- rechter ringvinger
7- rechterpink
8- gat aan het einde van het voetstuk, het zogenaamde kniegat Houding Een goede houding is belangrijk voor het bespelen van de blokfluit. Als je een moeilijke houding aanneemt kun je het bespelen van de blokfluit minder lang vol houden dan met een goede houding. Als je op een stoel zit is een goede houding het volgende: Een rechte rug, beide voeten plat op de grond en de bladmuziek op ooghoogte, zodat je niet steeds met je fluit hoeft te zakken om de noten te lezen. Als je geen rechte rug hebt zit je als ‘een zak aardappelen’ op de stoel. Met de voeten gekruist over elkaar ga je ook makkelijker met een kromme rug zitten. Voor een ontspannen houding van de vingers van de rechterhand is het misschien goed er aan te denken dat de vingers niet beslist gebogen moeten zijn om de gaatjes met de punten van de vingers te bedekken. Je kunt misschien meer ontspannen door je vingers wat rechter te houden waardoor je de onderkant van je eerste vingerkootjes gebruikt om de gaatjes te bedekken. Het gaat er tenslotte om dat de gaatjes maar goed dichtgehouden kunnen worden. Ook al doe je je vingers recht, soms kun je een prikkelend of dood gevoel krijgen in een duim of in één van je handen. Even stoppen met spelen en je hand schudden kan even verlichting brengen. Onderhoud van een houten blokfluit: Inspelen: Een nieuwe houten blokfluit of één die lange tijd niet gebruikt is, moet wennen aan het vocht dat door het spelen in de fluit komt. De fluit kan het beste geleidelijk verwarmd worden voor het spelen bijvoorbeeld door hem vast te houden (niet door middel van de verwarming). Zeker in de winterperiode is dit noodzakelijk. Inspeeltijd van een nieuwe blokfluit is ongeveer 5 minuten per dag en per twee weken 5 minuten per dag langer. Na een half jaar is de blokfluit dan ‘ingespeeld’.
Na het spelen: Na het spelen kan de binnenkant van de fluit (boring) door middel van een blokfluitwisser worden drooggemaakt. De kernspleet kan gewoon worden droog geblazen, waarna de blokfluit in delen los opgeborgen kan worden. Pas wanneer de onderdelen van de blokfluit droog zijn kan deze in de etui worden opgeborgen. Luchtvochtigheid: De hoeveelheid vocht dat in hout aanwezig is past zich aan, aan de relatieve luchtvochtigheid van de omgeving. Vermindering of vermeerdering van vocht doet de maat van hout veranderen. Deze maatverandering (krimpen en zwellen) is in alle richtingen niet even sterk. Deze aanpassing vindt pas plaats als de luchtvochtigheid 10% stijgt of daalt. Een nomale luchtvochtigheid bevindt zich tussen de 60-70%, dit is te meten met een hygrometer. Lage luchtvochtigheid: Wanneer door vrieskou de luchtvochtigheid tot zeer lage waarden daalt (onder de 45%), moet de blokfluit regelmatig worden geölied. Geïmpregneerde blokfluiten (vaak de goedkopere modellen) hoeven niet geölied te worden. Niet geïmpregneerde blokfluiten of van tropische houtsoorten kunnen het beste één keer per half jaar geölied worden. Bij vervoer is het verstandig de blokfluit goed in te pakken in bijvoorbeeld isolatiemateriaal. Wanneer de blokfluit koud is, moet deze eerst langzaam opgewarmd worden voordat men kan spelen. Hoge luchtvochtigheid: Bij een te hoge luchtvochtigheid kan schimmelvorming ontstaan. Het goed droog maken van het instrument na het spelen is zeer belangrijk. Tevens kan de blokfluit het beste op een plek worden opgeborgen waar een goede ventilatie is. Een blokfluit van een harde houtsoort is minder gevoelig voor een hoge luchtvochtigheid. Stemming: De stemming en de klank van een blokfluit worden door vele factoren bepaald: 1. Temperatuur van de fluit (en de verdeling ervan in de fluit) 2. Ademdruk van de bespeler
3. Luchtdruk van de omgeving

4. Gladheid van de boring (afwerking of behandeling van olie) 5. Slecht sluitende tappen
6. Conditie van de fluit (scheuren of ouderdom) 7. Te nauwe kernspleet
8. Uitgesleten vingergaten
Een blokfluit kan gestemd worden door de kop iets van het middendeel uit te trekken. Intonatie: Alleen een deskundig reparateur kan de intonatie van de blokfluit iets veranderen door middel van de intonatieranden. Reparatie: Laat een blokfluit repareren door een erkende instrumentenmaker zodat dit vakkundig gebeurd en teleurstelling en kosten worden voorkomen. Een slecht functionerende blokfluit geeft veel ergernis, waardoor het speelplezier verminderd. Redenen om naar een reparateur te gaan, zijn dat de blokfluit hees klinkt of een ruis heeft, valse boventonen heeft, slecht aansprekende tonen, klankkleurverschillen, weinig dynamische mogelijkheden. Ander onderhoud: Ø Zowel tappen van kurk als tappen van draad moeten regelmatig ingevet worden. Dit voorkomt slijtage en vastzitten. Ø Niet geïmpregneerde blokfluiten of blokfluiten van tropische houtsoorten kunnen het beste één keer per half jaar worden geolied. Ø De kerspleet moet schoongemaakt worden wanneer er vuil tussen is gekomen, dit kan met een veertje worden weggehaald. Het aanbrengen van een anti-condensmiddel voorkomt een snelle condensatie van de kernspleet.
Onderhoud van een kunststof blokfluit: Dit onderhoud is vrijwel hetzelfde, enkele dingen die anders zijn: - deze blokfluit hoeft niet geolied te worden - het schoonmaken kan tegenwoordig ook met een plastic stok waar een schone zakdoek aangedaan kan worden (deze wordt tegenwoordig bij de nieuwe fluit geleverd) - Op het punt waar de blokfluit uit elkaar kan kan gevet worden om het uit elkaar halen en in elkaar zetten gemakkelijker te maken Bouw van de blokfluit: De middeleeuwen: Uit deze periode zijn nog twee blokfluiten overgebleven, ze zijn echter zeer verschillend qua uiterlijk. De bekende en oudste fluit van Nederland, de Dordrechtfluit is 270 mm lang en valt op door haar nauwe lichaam (zo'n 11 mm diameter). Er zijn dubbele gaten voor de onderste vingers. Doordat het mondstuk inwendig beschadigd is, kan ze echter niet meer bespeeld worden. Dit soort fluiten vindt men terug op vele schilderijen uit de middeleeuwen. Het tweede oudste instrument dateert uit de 14e eeuw. Dit is de Göttingenfluit, die te bezichtigen is bij de dienst stadsarcheologie van de stad Göttingen in Noord-Duitsland. Ze is gemaakt uit het hout van de pruimelaar en is 256 mm lang. Ze bestaat uit 2 delen, heeft een wijd lichaam (13,6 mm diameter) met zeven vingergaten en één duimgat. Er is telkens een versmalling tussen het eerste en twee vingergat, tussen het tweede en derde vingergat en vooral aan het zevende en laatste vingergat. Onder aan het instrument verwijdt de diameter tot 14,5 mm. Het onderste vingergat is dubbelgeboord, zodat zowel linkshandige als rechtshandige fluitspelers erop kunnen spelen. Ook de kop van dit instrument is beschadigd, waardoor het onbespeelbaar is. Men heeft een reconstructie gemaakt die een doordringende klank voortbrengt en een reikwijdte van 2 octaven heeft. De renaissance: Uit de renaissanceperiode zijn nog talrijke blokfluiten bewaard gebleven. In tegenstelling tot de periode van de middeleeuwen worden in de renaissance de blokfluiten voorzien van conisch geboorde vingergaten. Daardoor hebben ze een rijke klank van hoog tot laag en een iets bredere tessituur. Ze zijn geschikt voor het uitvoeren van polyfone instrumentale muziek en het begeleiden van vocale muziek. Men bespeelde ze dan ook meestal in gemengde groepen, consorts genoemd. M. Praetorius beschreef deze blokfluiten uitvoerig in 1619 en sindsdien verwijst men naar deze renaissance fluiten als de 'Praetorius'-fluiten. In de 16e eeuw beschreef Sylvestro di Ganassi een specifiek type blokfluit met een wijd cilindervormig lichaam, brede vingergaten en een grote tessituur. Er staat nu een beschadigde Ganassi-altblokfluit in het Kunsthistorisch Museum in Wenen, en een ivoren altblokfluit in het Museum van de Muziek in Parijs. Tenslotte heeft Philibert Jambe de Fer het nog over blokfluiten met een nauw cilindervormig lichaam, net zoals in de middeleeuwen, maar met de voet van een 'Praetorius'-fluit. Ze hadden een grote tessituur en waren uitermate geschikt voor duidelijke articulatie. Ze werden vooral gebruikt in Italië op het einde van de zestiende eeuw. In de Filharmonische Academie van Bologna (Noord-Italië) vindt men nu nog twee dergelijke exemplaren. De barok: Na de Praetoriusfluiten werden nog veel varianten op de 'Jambe de Fer'-vingerzettingen gevonden voor blokfluiten die grotendeels overeenkomen met de Praetoriusfluit, afgezien van een vernauwing van de diameter rond en onder het onderste vingergat dat een korter voetstuk toelaat. De nog bestaande exemplaren werden in een lijst opgenomen door Legêne, die ze bij de Vroege Barok indeelde. Pas rond het midden van de 17de eeuw werden blokfluiten vervaardigd in drie verschillende delen: een kopstuk, een middenstuk met zeven vingergaten en een voetstuk met het onderste vingergat. Dit is de barokblokfluit zoals we ze allemaal kennen. Het heeft een smal cilindervormig kopstuk, een kleine versmalling rond het vierde vingergat in het middelste stuk, waarna een veel grotere versmalling komt, die overgaat in het voetstuk. Deze structuurveranderingen gebeurden onafhankelijk in Italië, Frankrijk en andere landen. De eerste blokfluit die aan deze specificaties voldoet werd in Italië gesignaleerd: de flauto italiano uit Bartolomeo Bismantova's Compendio musicale. Zulke fluiten zijn gemakkelijk te bespelen. In contrast met deze ontwikkeling ontstond de Franse "Flute douce". Dit type werd gemaakt in Parijs en (onder invloed van Frankrijk) ook in Londen. Deze soort fluiten wordt toegeschreven aan Jean Hotteterre, hoewel hiervoor geen bewijs is. Ze hadden dubbele gaten voor de onderste twee halve tonen, wat het spelen vergemakkelijkte. De eerste Franse Barokblokfluit werd gevonden in "Pierre Mignard's St Cecilia". Tenslotte werd de zogenaamde dubbelfluit op de markt gebracht door de Nederlander Michiel Parent. Deze fluit bestaat uit één kop en één voetstuk waartussen twee verschillende middenstukken zijn, die tegelijk bespeeld kunnen worden. Dit vormt waarschijnlijk de basis van de "flauto d'echo". De standaard moderne blokfluit werd gecreëerd door Arnold Dolmetsch en verder ontwikkeld samen met zijn zoon Carl. Ze begonnen met een barokfluit van het Franse type, en vervingen de nauwe, gebogen luchtweg door een wijde, rechte fluit, met opnieuw dubbele gaten voor de onderste halve tonen. Deze fluiten hebben een niet al te grote tessituur. Carl Dolmetsch voegde enkele interessante attributen bij de standaard blokfluit toe, waaronder ook het steuntje voor de duim. In 1909 bouwde Gottlieb Gerlach de eerste kopie van een barokblokfluit. Vanaf ongeveer de jaren '60 begonnen meerdere blokfluitbouwers historische instrumenten exacter na te bouwen. Nu zal men ook nog steeds, zowel bij handgemaakte fluiten als bij massaproductie, historische voorbeelden kopiëren. De duitse Peter Harlan nam enkele Dolmetsch-fluiten mee naar Duitsland om er kopies van te maken. Hij was echter niet vertrouwd met de barokke greepwijze (afkomstig van de engelse tijdgenoten) of hij vond de greepwijze pedagogisch niet verantwoord. In elk geval kopieerde hij de fluiten met 'duitse' grepen waarbij de grondtoonladder doorlopen kon worden zonder lastige vorkgrepen. Het nadeel was wel dat verhogingen en verlagingen 'vals' klonken. Er werden enkele inspanningen geleverd om de blokfluit te moderniseren. In 1975 vervaardigden Joachim en Herbert Paetzold multiplexe blokfluiten, met een rechthoekige of vierkante doorsnede, met grote houten kleppen. In 1988 vervaardigde Arnold R. Strathmann de 'Strathmannfluit'. Deze heeft de vingerzettingen van een saxofoon en gebruikt ook een octaafklep in plaats van een duimgat. Een van de meest veelbelovende ontwikkelingen is gebaseerd op een vroeg twintigste eeuws Duits type met een lang voetstuk. Het kopstuk is nauw en cilinder, het middenstuk heeft een enkele versmalling en het voetstuk is opnieuw cilindervormig. Deze fluit brengt een luide klank voort en heeft een grote tessituur. In 1996 werd de "Klaus Grunwald's Trichterblockflöte" vervaardigd door Adler-Heinrich. Deze heeft een wijde diameter en een minder ontwikkelde kegelvormige diameter dan normaal en wijde vingergaten. Er is meer lucht nodig om dit instrument te bespelen, maar ze biedt meer dynamiekmogelijkheden. De nieuwe ontwikkelingen: De meest veelbelovende toevoeging van elektronica in de blokfluit is Philippe Bolton's elektro-accoustische blokfluit, waar een microfoon in het kopstuk werd geplaatst die aan een versterker kan aangesloten worden.
Dan nu nog een extra stukje over de boringen: Barokboring/Duitse boring: Er bestaan twee systemen van boring naast elkaar: a) de boring die al eeuwen geleden z’n kwaliteit bewezen heeft: de Barokboring. b) de Duitse boring, in de eerste decennia van deze eeuw in gebruik genomen, toen de blokfluit - nadat het instrument meer dan een eeuw lang "vergeten" was, herontdekt werd. De Duitse boring is eenvoudiger, recht toe recht aan: één gaatje dicht is één diatonische toon lager. De fluitbouwers in vroeger eeuwen hadden al lang ontdekt dat dàt niet het meest bruikbare instrument opleverde: bij een afwijkende boring van de buis kreeg je een groter toonbereik met betere zuiverheid. Alleen zijn de grepen hierbij iets gecompliceerder ("vorkgrepen"). De twee onderste gaatjes zijn vaak dubbel uitgevoerd, om de laagste halve tonen te kunnen spelen. De geschiedenis van de blokfluit: Van 1400 tot 1800: De blokfluit (met kernspleet, verwijderbaar blok in het mondstuk, 7 vingergaten boven en 1 duimgat onder) is een West-Europees instrument. De wortels ervan liggen waarschijnlijk in de oosterse culturen, maar daar werd nooit een instrument gevonden dat aan de bovenstaande definitie beantwoordt. In de Nederlanden (het huidige Benelux) vond men vanaf de 13de eeuw veel afbeeldingen van de eenhandsfluit. De muzikant bespeelde de fluit (met drie toongaten) met één hand, terwijl hij met de andere hand op een trommel sloeg. De oudste teruggevonden blokfluit is in het kasteel “huis te Merwede” te Dordrecht opgegraven en staat bekend als de "Dordrechtfluit". Men vermoedt dat deze blokfluit uit het midden van de 13de eeuw komt. In 1994 is er een blokfluitje van 11,1 cm opgegraven aan de Mariaplaats in Utrecht. Het jaartal van dit blokfluitje is waarschijnlijk tussen 1550 en 1650. In Lübeck is een ivoren fluitje opgegraven, die waarschijnlijk uit midden 17e eeuw komt. De dordrechtfluit uit het midden van de 13e eeuw Tussen 1528 en 1795 verschenen meer dan 35 boekjes, die geheel of gedeeltelijk aan de blokfluit waren gewijd. Jr. Jacob van Eyck, een hoogbegaafde, blinde beiaardier en briljant blokfluitist uit Utrecht, heeft in 1646 een verzameling schitterende solomuziek voor blokluit geschreven: Der Fluyten Lusthof. Het is de grootste verzameling solomuziek ooit voor een blaasinstrument uitgegeven. Muziek hoort vanaf deze tijd op Van Eyck fluiten gespeeld te worden en niet meer op de zogenaamde Ganassi-fluiten. In de 16de eeuw kreeg de blokfluit een pedagogische rol toegeschreven. Sylvestro di Ganassi schreef een verhandeling over het blokfluitspel met aandacht voor vingerzettingen, blaastechniek en ademhalingstechniek. In dezelfde periode beschreef Philibert de Fer articulatietechnieken. Koperblazers oefenden deze op de blokfluit om ze daarna te kunnen toepassen op hun eigen instrument. Als consort-instrument beleefde de blokfluit zijn bloeitijd in deze eeuw. In de 17e n en 18e eeuw is de bouw van de blokfluit verbeterd waardoor het instrument veel gemakkelijker te bespelen was. Hierdoor werd de blokfluit in die periode een heel populair instrument. Dit blijkt uit de prachtig bewaard gebleven instrumenten en uit de voorgeschreven blokfluitpartijen in composities van vrijwel alle grote componisten uit die periode: C. Monteverdi, H. Schütz, H. Purcell, J.S. Bach, G.F. Händel, G.Ph. Telemann en A. Vivaldi. Het belang van de blokfluit blijkt tenslotte uit de talloze afbeeldingen en schilderijen. Men associeert het instrument dikwijls met de begrippen liefde, dood en natuur (pastoraal). De blokfluit was bij beide geslachten en in alle sociale lagen populair. De meest afgebeelde blokfluiten zijn de sopraan- en altblokfluit. Na de barok ontstaan de symfonieorkesten, waar geen plaats is voor blokfluiten. De blokfluit verdwijnt dan ook geheel uit het beeld. Blokfluit in 19e eeuw: In de 19de eeuw wordt de blokfluit zo goed als geheel genegeerd. In 1784 zei C.D.F. Schubart over de blokfluit het volgende: "Dit instrument wordt niet vaak meer bespeeld omdat het te zacht klinkt en omdat de tessituur te klein is". In het amateursmuziekleven leefde de blokfluit echter wel verder. Na 1750 werden er nog talrijke blokfluitmethodes uitgegeven en zodoende bleef de blokfluitbouw bestaan tot ver in de 19de eeuw. Vooral in Engeland kon de blokfluit rekenen op een sterke traditie als amateursinstrument. In Zuid-Duitsland bleef er tot ca. 1930 een blokfluitbouwtraditie voortbestaan die teruggaat tot in de 18de eeuw. De bouwers waren verre verwanten van de fluitbouwers Walch. Hun instrumenten werden vervaardigd met de originele barokke vingerzetting en hoorden thuis in de volksmuziektraditie. De sterkste impuls voor de blokfluitrenaissance (blokfluitwederkomst) moeten we in Engeland zoeken bij de uitstekende musicus en ambachtsman Arnold Dolmetsch (1858-1940). Hij experimenteerde met het bespelen van een Bressanblokfluit, maar enkele jaren later verloor hij ze en besloot daarom een kopie te maken van een gelijkaardig instrument. Hij was wat instrumentbouw betreft niet aan zijn proefstuk toe; vroeger in 1896 had hij reeds instrumenten (luiten, violen, klavechords en klavecimbels) van zijn hand voorgesteld. Er is tenslotte nog de Csakan of stokfluit. In de 19de eeuw is wandelen zeer populair; er worden vele parken en wandeltuinen aangelegd (Les Tuileries, Versailles, enz.). De wandelstok werd dan ook een absolute must. De wandelstokken werden doorgaans uit zeer lichte materialen vervaardigd. Het meest interessante en meest opvallend deel ervan was het bovenste gedeelte, het handvat. Zeer populair waren de zogenaamde Systemstöke. Dat waren stokken met een ingebouwd gedeelte dat bijvoorbeeld een wapen (revolver of degen), een drinkfles, toiletartikelen (tandenborstel, scheergerei, parfum), horloges, tabak en zelfs muziekinstrumenten kon verbergen. In de stokken met muziekinstrumenten vinden we fluiten, hobo's, klarinetten, hoorns, violen en citers.
Herontdekking van de blokfluit: Tegen het einde van de 19de eeuw kwam een brede belangstelling voor het verleden, waardoor mede de belangstelling voor 'oude' instrumenten bloeit als reactie op de overdruk van het zeer expressieve geluid van het klassiek-romantische orkest. In 1885 concerteerde een groep van het Conservatorium van Brussel in de Royal Albert Hall te London met muziek voor flauti dolci. Tegelijk werd er een tentoostelling georganiseerd met oude instrumenten. Rond de eeuwwissel werd meer en meer onderzoek verricht naar de historische bouw- en speeltechnieken en naar het authentieke repertorium. Dat bleek ook wel nodig, want zo werd bijvoorbeeld in 1901 nog een duet uitgevoerd op alt- en basblokfluit waarbij de uitvoerders kennelijk niets begrepen van de vingerzettingen en de functie van het duimgat: ze hadden het dichtgeplakt met plakband. In 1907 componeerde Bartok drie volksliederen voor blokfluit en piano. Maar het duurde tot 1932 vooraleer het eerste volwaardige eigentijdse werk geschreven wordt, nl. een blokfluittrio van Paul Hindemith. De eerste 20ste eeuwse blokfluitmethode werd uitgegeven in 1953 door Edgar Hunt. Het Londense Schott en Co begon daarna hele series blokfluitliteratuur uit te geven. Door de Tweede Wereldoorlog kwamen al deze ontwikkeling even stil te staan. Na de Tweede Wereldoorlog: Aanvankelijk speelde men uitsluitend op blokfluiten met nauwe barokke mensuur met een omvang van meer dan twee octaven. Pas in de 70-er en 80-er jaren ging men Renaissancemodellen bouwen en bespelen. Door de herontdekking van de historische instrumenten, de degelijke kopies, de ruime verspreiding van methoden en de heruitgave van een heel ruim repertoire was de basis gelegd voor een nieuwe bloeiperiode in de blokfluitcultuur. De studie werd weer opgenomen in de programma's van de conservatoria, vele ensembles werden gevormd die specialiseerden in verschillende stijlperiodes en grote blokfluitsolisten verschenen op het toneel zoals Frans Brüggen en Hans Martin Linde. De virtuositeit van de recentere ensembles, zoals het 'Flanders Recorder Quartet' of 'Vier op een rij' inspireert meer en meer hedendaagse componisten om nieuwe muziek te schrijven die alle facetten van de blokfluit tot hun recht laat komen, vol humor, emotie en verrassing. Piet Swerts en Jan Van Landeghem hebben zo de limieten van het blokfluitspel verlegd. Ook vandaag wordt er nog enorm veel geëxperimenteerd op vlak van de blokfluitmuziek en -bouw. Adriana Breukink: Adriana Breukink studeerde blokfluit in Den Haag bij Frans Bruggen en Ricardo Kanji, waar zij in 1980 examen deed. Tijdens haar studie begon zij blokfluiten te bouwen in de werkplaats van het conservatorium onder leiding van Fred Morgan. Thans bouwt zij veel renaissance-instrumenten en moderne soloblokfluiten. Haar laatste project was het ontwikkelen van een nieuwe fluit voor kinderen. Haar fluiten worden over de gehele wereld gebouwd en verkocht. Ook heeft ze de langste blokfluit ter wereld gebouwd, deze is 3,20 meter. Verder stond er nog een leuk artikel in het plattelandsvrouwenmagazine van januari 2000: Zelf fluiten kunnen bouwen en ze laten klinken. Bij een tante op zolder zag ze voor het eerst een blokfluit. Als kind kon ze dagen lang fluiten, "tot ik hem bijna had opgegeten". Adriana Breukink raakte gefascineerd door de blokfluit. Ze wilde zelf de klank in het instrument maken en is nu een van de bekendste blokfluitbouwers ter wereld. Topsolisten spelen op een ‘Breukink’. Beginnersinstrument
Nederland telt zes tot zeven blokfluitbouwers; in relatie met andere landen is dit aantal hoog. "Blokfluitspelen is in Nederland populairder dan in andere landen", verklaart Adriana, "dit komt door de invloed van de bekende fluitist Frans Brüggen. Toch vindt Adriana dat de blokfluit nooit serieus genomen werd en als instrument een ondergeschoven kindje is. "Het is altijd als een beginnersinstrument gezien. Begin maar eerst met blokfluit en dan zien we later wel verder. Waarom zou een kind niet met viool of dwarsfluit kunnen beginnen?"Maar ook Adriana Breukink begon, zoals de meeste kinderen, op een leeftijd van een jaar of negen met een sopraantje, de standaardblokfluit. "Die klank vond ik vreselijk, maar het spelen vond ik het mooiste wat er was". Ze was ontzettend enthousiast en op de muziekschool deed ze het goed. Zodra de financiën het toelieten kocht ze een duurdere solofluit. Toen ze op de middelbare school haar beroepskeuze moest invullen schreef ze blokfluitbouwer op. De beroepenvoorlichter had haar vertwijfeld aangekeken. Adriana overtuigend: "Het idee om zelf een fluit te maken, te bouwen en ’m dan ook zelf te laten klinken, daar zat ik helemaal vol van". Frederik Morgan Ze speelde gewoon goed fluit en het was een logische stap naar het conservatorium. Eerst drie jaar in Rotterdam, daarna vier jaar in Den Haag.In het laatste jaar van haar studie - was het toeval? - kreeg de Australische blokfluitbouwer Frederik Morgan de mogelijkheid een werkplaats in te richten op het conservatorium. Morgan, idealist, vond dat er in de wereld te weinig blokfluitbouwers waren. Hij kon een jaar lang les geven aan studenten om het blokfluitbouwen onder de knie te krijgen. Adriana: "Hier ben ik begonnen en kon ik eindelijk doen wat ik altijd al wilde". Adriana volgde de lessen van Morgan en in anderhalf jaar bouwde ze twee fluiten, een alt- en een sopraanblokfluit. Na haar studie kocht Adriana een draaibank met gereedschap en het bouwen kon beginnen. Het eerste jaar twaalf fluiten daarna steeds meer. Daarnaast gaf ze blokfluitles, meest aan kinderen. "Eigenlijk vond ik het lesgeven helemaal niet leuk, de kinderen waren wel enthousiast, maar het verveelde mij. Ik had mijn hoofd bij bouwen en ontwerpen, dat vond ik het leukste". Een ‘Breukink’ In de beginjaren had ze lang werk aan het bouwen van haar fluiten. Ze wilde geen risico's lopen, hierdoor leverde ze perfect materiaal af. Na verloop van tijd verging het bouwen haar steeds beter. Ze bezocht beurzen en conservatoria en bouwde zo een naam op. "Pas toen ik bekend werd werden mijn ouders trots op mij". Nu verkoopt ze tussen de vijftig en zestig blokfluiten per jaar aan solisten over heel de wereld. Want topsolisten willen een ‘Breukink’. Maar ook blokfluitfabrieken willen een nieuw ontwikkeld ‘Breukink-model’ graag in productie nemen. Aan promotie hoeft Adriana steeds minder te doen. "Solisten zien een instrument bij een collega en nemen contact op. We overleggen dan om welk model het gaat en welke houtsoort men wil. We leggen de overeenkomst schriftelijk vast en ze moeten een kleine aanbetaling doen, want ik heb een wachttijd van anderhalf jaar. Als de fluit klaar is, is het eigenlijk altijd goed, want ik probeer me voor te stellen voor wie het is en hoe het moet klinken. Soms gebeurt het dat iemand na een half jaar terugkomt - als hij in de buurt is - en vraagt of ik iets kan schrapen of schaven. Dan zie ik hoe de lucht uit zijn lichaam komt, bij de een helder, bij de ander omfloerst. Het is dan heel fijn dat je de fluit kunt aanpassen aan de persoon. Vooral bij topsolisten is dat heel belangrijk. Instrument en solist moeten op elkaar afgestemd zijn". Kunstenaarschap Het statige herenhuis van Adriana Breukink herbergt twee ruimtes waarin ze haar beroep uitoefent, de werkplaats en het atelier. De voormalige garage is als professionele werkplaats ingericht. De blokken hout, meest Amerikaanse esdoorn en Franse buxus, moeten eerst een jaar drogen. Draaien van het hout is het begin van een nieuwe fluit. Daarna boren onder luchtdruk om een luchtkanaal te maken. Weer drogen. Dan het ruimen. Nu wordt het luchtkanaal conisch gemaakt, dat wil zeggen dat de ruimte bovenin wijder is dan onderaan in het kanaal. Per model is dit verschillend, een afwijking geeft een valse fluit. Vervolgens gaat de fluit in een oliebad en moet opnieuw drogen. Vanwege de vele aanvragen heeft Adriana drie dagen per week een medewerker in dienst om het ‘voorwerk’ in de werkplaats te doen.In haar ruime atelier staan blokfluiten op een standaard in groepjes bij elkaar. Showmodellen, exemplaren die na het oliebad staan te drogen en modellen die nog gestemd moeten worden. Enkele grote van twee meter hoog met een koperen blaasstang eraan staan op de vloer. De prijs van de blokfluiten varieert en ligt tussen vijftienhonderd en vijfduizend gulden.Op de werktafel liggen beitels, vijlen, freesjes, en een hamertje. Hier zit Adriana te werken. Ze wil met haar handen bezig zijn, het hout vasthouden en draaien, vormgeven. De buitenkant vindt ze belangrijk, want "het draaiwerk is mijn uitstraling die ik een fluit meegeef". Het stemmen vindt ze het allerleukste en noemt ze zelf ook als haar sterkste punt. "Zorgen dat het heel mooi klinkt. Soms moet ik echt zoeken naar de goede klank; fluiten werken niet altijd mee". Het gaat om hoe de lucht door het kanaaltje blaast. Door haar jarenlange ervaring zijn technische details inmiddels goed op elkaar afgestemd. Een sopraanfluit stemmen kost weinig tijd en is in een dag klaar. Een grote fluit kan een week kosten. Precisie en geduld liggen aan de basis. Ze is perfectionistisch ingesteld, niet gauw tevreden, vindt dat het steeds beter kan. Ze blijft op zoek naar de ultieme klank van een instrument, ook al is ze een van de bekendste blokfluitbouwers in de wereld. Eindeloos spelen, schrapen, spelen, schaven tot het goed klinkt. Het is haar vakmanschap dat weet waar iets bijgeschaafd moet worden. "Stemmen moet je horen", legt Adriana uit, "een honderdste millimeter kan het verschil maken. Soms heb ik een paar instrumenten staan en dan lukt het gewoon niet; dan weet ik dat het niet mooi klinkt. Op gegeven moment, als ik goed wakker en helder ben, komt het ineens en maak ik ze in een keer af. Het heeft met kunstenaarschap te maken. Als de stemming en concentratie er zijn, lukt het en kan ik hele mooie dingen maken". Consortfluiten Er gaat geen dag voorbij of Adriana is met blokfluiten bezig. Sinds kort speelt ze zelf actief in een kwartet "om dat ook bij te houden". ’s Morgens als manlief de deur uit is en ze haar zoon naar school heeft gebracht bekijkt ze eerst haar fax en e-mail om te zien wat er binnen is gekomen. Nadat ze de administratie heeft afgehandeld begint ze met fluiten afwerken en stemmen. "Tussen de middag eet ik samen met mijn zoon een boterham en ’s middags werk ik verder. Vaak ook ’s avonds". Vakbladen leest ze om bij te blijven. Voor de ontspanning leest ze een boek of gaat een eindje hardlopen. Ze heeft vier ochtenden huishoudelijke hulp en een man en een zoon die ontzettend trots zijn op wat ze presteert.Het maken van renaissancefluiten en fluiten voor barokmuziek staat op een laag pitje. Nu maakt ze veelal consortfluiten. Dat zijn een aantal fluiten in verschillende groottes, die in een ensemble gebruikt worden. "Van belang is dat de toon van de consortfluiten gelijk is", legt Adriana uit. "Als een ensemble uitbreiding wil van het aantal fluiten, dan moet ik ze allemaal hier hebben om ze gelijk te stemmen aan elkaar".Naast de klassieke blokfluiten heeft ze een blokfluit ontworpen voor moderne muziek. Ze is er apetrots op. De grootste blokfluitfabrikant in de wereld heeft de nieuwe fluit in productie genomen. "Niet iedereen wil er nog aan, het vergt een andere manier van blazen. Met een schuifje in het mondstuk wordt de dynamiek van de luchtstroom geregeld en kan de fluit een harder geluid maken". Was tot nu toe de blokfluit aangewezen op samenspel met harp of klavecimbel, de nieuwe blokfluit leent zich voor moderne combinaties met bijvoorbeeld een saxofoon. Droomfluit Haar nieuwste project is ‘de droomfluit’. Mijn lievelingsproject noemt ze dat. Het is een nieuw model kinderblokfluit in vrolijke kleuren. Een fluit met grotere gaatjes, die bij kinderen gemakkelijk in de hand ligt."Het is mijn droom dat kinderen een beter instrument hebben en niet op zo'n simpel schoolfluitje hoeven te spelen. Muziek is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen". Adriana hoopt dan ook nadrukkelijk dat de subsidiëring van de muziekscholen in stand blijft, zodat kinderen gemakkelijk muziekles kunnen volgen. "Anders kruipen ze toch achter een computer".

REACTIES

V.

V.

leuk

12 jaar geleden

A.

A.

Intresant hoor, ik kan hier echt heel veel invormatie uit halen voor mijn spreekbeurt.

11 jaar geleden

L.

L.

hoe bespeel je een blokfluit? staat dat er ook in?

10 jaar geleden

B.

B.

leuke site

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.