Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Ruimtelijke ordening

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Spreekbeurt door een scholier
  • Klas onbekend | 2992 woorden
  • 20 juni 2002
  • 60 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
60 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Stedelijk en landelijke gebieden. ► Het overgrote deel van de Nederlanders woont in de stad. Net als onze westeuropese buurlanden is dat percentage stedelingen bij ons 70 tot 80% ¡ñNederland is een land met middelgrote steden ( 50.000 tot 500.000 inwoners) Daar zijn er 44 van. Reusachtige miljoensteden, zoals Parijs of Tokyo, kenne we niet. Aleen Rotterdam en Amsterdam komen net boven de miljoen uit.[figuur 1]. ¡ñ Als we het hebben over ¡®steden¡¯, bedoelen we meestal agglomeraties(de steden met daaraan vastgegroeide voorsteden). Als agglomeraties dicht bij elkaar liggen spreken we van een stedelijke gebied. Op figuur 1 kun je zien dat we in Nederland vijf van de stedelijke gebieden hebben. Ze liggen allemaal ten zuiden van de lijk Ijmuiden- Almelo. Lijst van Agglomeraties: 1. Rijnmond 12. Groningen
2. Amsterdam 13. Drechtsteden

3. Groot ¡¯s-Gravenhage 14. ¡®s-Hertogenbosch
4. Utrecht 15. Leiden
5. Eindhoven 16. Sittard
6. Arnhem 17. Maastricht
7. Heerlen 18. Breda
8. Enschede 19. Zaanstreek
9. Nijmegen 20. IJmond
10. Tilburg 21. Hilversum
11. Haarlem
Opgaven. 1. Deze opgeve bestaat uit 3 vragen probeer de antwoorden eerst zelf te bedenken. Als je er niet uitkomt kun je BB-nummer 140 gebruiken.[heb je gehad in klas 1]. a. Is over de hele wereld gezien, het aandeel 70 tot 80 % stedelingen hoog of laag? In principe ligt het net boven het gemiddelde want dat ligt op 68% en in Nederland op 74%. b. Wat is de oorzaak dat het percentage stedelingen in Arika veel lager ligt dan in Europa? In Afrika moeten de mensen zelfzorgend zijn als blijven ze niet leven en in Nederland is er genoeg werkgelegenheid. c. Het vaststellen van het percentage stedelingen in bijvoorbeeld Nederland is makkelijker gezegd dan gedaan. Leg dit uit waarom dit zo lastig is. Omdat mensen ook in andere plaatsen werken of weg van thuis zijn dus niet in der stad aanwezig zijn. 2. Bekijk kaart 1. a. Noteer de namen van de vijf stedelijke gebieden. 1. Randstad
2. Brabantse Stedenrij

3. Arhem- Nijmegen
4. Zuid- Limburg
5. Bandstad Twente
b. Welke agglomaties vormen samen stedelijk gebied Zuid Limburg? Deze zijn: Sittard, Maastricht en Heerlen. c. Welke gemeente vormen samen de agglomatie Heerlen
Heerlen bestaat uit de gemeente Heerlen, Kerkrade, Simpelveld, Voerendaal, Landgraaf en Brunsum. 3. Herhaal BB-nummer 142 en zorg dat je de bijbehorende opgave kunt beantwoorden. ►Nederland ken t dus vijf stedelijke gebieden. De rest van ons land duiden we aan als landelijk gebied. Ook in de landelijke gebieden liggen steden, maar dat zijn er niet veel. Van de veertig grootste Nederlandse agglomeraties leggen er 14 niet in een stedelijk zone. ¡ñVan de Nederlandde bevolking woont dus 70% in steden. Dat betekent dat altijd van de bevolking niet in een stad woont. Die mensen wonen op het ¡®platteland¡¯. Die plattelanders wonen meestal in huizen in de bebouwde kom van een kleine plaats. Als zo¡¯n plaats minder dan 10.000 inwoners heeft. Noemen we het ook wel een dorp. Dorpen vindt je overigens niet alleen in landelijke gebieden, ze liggen ook vlakbij een grote agglometeraties. Binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam liggen echte dorpen, zoals Dungerdam en Zunderdorp. ¡öDe term dorp is geen precieze benaming. Waar de een nog van een dorp spreekt, gebruikt de ander al de naam stad(je). Dorp is een beetje een ouderwetse term, die je doet denken aan boeren en vissers. De meeste dorpen zijn echter uitgebreid met nieuwbouw. Die nieuwe wijken doen ons sterk denken aan een stad en er nonen geen boeren of vissers meer. 4. Bekijk de kaart figuur 76. a. Die rode puntjes zijn dorpen. Schat eens hoeveel dorpen er in Nederland zijn? Ik denk dat er zo¡¯n 2500 dorpen zijn. b. Nederland heeft veel nederzettingen (¡À2650) dan gemeente(647 in 1993). Het eiland Texel is een gemeente.Hoeveel dorpen liggen in de gemeente Texel? Hoe heten die dorpen? 1.De Koog
2.Cocksdorp
3.Oosterend
4.Den Hoorn
5. De kleuren op de kaart figuur 76 geven per gemeente aan, hoeveel % van de bevolking van die gemeente in dorpen woont. a. Wat betekent op die kaart de kleur groen? Deze betekent dat er veel mensen op het platteland wonen
b. Noem eens een provincie waar veel gemeente zijn waar alle inwoners in dorpen wonen. De provincie Groningen is heel dun bevolkt
6. Neem het leeroverzicht over en vul em aan. Leeroverzicht ¡ì20 Stedelijk en landelijke gebieden. ►74% van de Nederlanders woont in de stad. ¡ñMeeste steden zijn middelgroot: 50.000 tot 500.000 inwoners. Twee agglomeraties groter dan 1 miljoen ¡ñAgglomeraties dicht bij elkaar vormen samen een Stedelijk Gebied. Een agglomeatie= dicht aan elkaar gegroeide gemeentes. Namen van de stedelijke gebieden: 1. Randstad,2. Brabantse Stedenrij ,3. Arhem- Nijmegen, 4. Zuid- Limburg, 5. Bandstad Twente ¡ì21 Het verschil tussen stedelijke en landelijke gebieden ►Stedelijke en landelijke gebieden verschillen sterk van elkaar. Daarbij gaat het niet alleen om het landschap, maar gaat het ook over de manier waarop mensen leven. We bespreken in de paragraaf drie van die mensenlijke verschillen. ¡ñMensen die van stad naar het platteland verhuizen, merken om te beginnen duidelijk verschil in het verzorgingsniveau. Bewoners van een landelijke gebied moeten voor bepaalde voorzieningen naar een stad. Scholieren in het voortgezet onderwijs weten daar alles van. Meestal moeten ze met de fiets of met een bus naar een grote plaats in de buurt. ¡ñEen tweede verschil tussen dorpen en steden is, dat in de steden de bevolking veel meer heterogeen is, zoale in een heterogeen bos meer verschillende bomen groeien, zo leven er in een stad veel meer soorten mensen. Het gaat hierbij om verschillen in levenstijl, samenlevingsvormen, beroep,inkomen, cultuur en ras. Door die verscheidenheid toont een stedelimg zich niet zo gauw verbaasd over mensen die zich zeer afwijkend kleden en/of gedragen. ¡öIets wat je in een stedelijk straatbeeld onmiddellijk opvalt is de verscheidenheid van etnische groepen. Etnis betekent volk. Nederland is dus ¡®multi-etnische¡¯(letterlijk veelvolkig). Volken kunnen zich onderscheiden door aangeboren eigenschappen, zoals huidskleur. Zij verschillen echter ook in aangeboren eigenschappen, zoals het dragen van een bepaald soort kleding. Die aangeleerde dingen horen bij een cultuur. Men spreekt ook daarom over een multi-culturele samenleving. Dat multiculturele is meer een kenmerk van een stedelijke gebieden dan die van een landelijke. ¡ñEr is nog een derde verschil tussen de bewoners van de stad en die van het platteland. Vooral in de kleine dorpen komt het voor dat men betrekkelijk veel mensen persoonlijk kent. Men doet daar ook veel meer dingen samen. In een klein dorp , bijvoorbeeld Emst in de Veluwe, heeft men op 2000 inwoners 14 verenigingen. In een grote woonflat in bijvoorbeeld de Rotterdamse wijk Ommoord zullen ongeveer evenveel mensen wonen. Die zullen echter nauwelijks onderling kennen. Kortom, in een stad gaat men anders met de mensen om: vluchtiger, onpersoonlijk, zakenlijker. Buiten op straat bemoeit men zich nauwelijks met elkaar. De contacten spelen zich binnenshuis af. Opgaven
1. Bestudeer BB-nummer164. Het verzorgingsniveau gaat dus over het aantal diensten dat binnen jouw gemeente ter beschikking staat. Een voorbeeld van een dienstverlenende instelling is school

a. Geef naast school nog 4 voorbeelden van dienstverlenende bedrijven en instellingen of personen waar jezelf meer of min regelmatig naar toe gaat
1. Bioscoop
2. Vereniging
3. Discotheek
4. Winkelcentrum
b. Welke van die 5( met school erbij)vind je niet in je eigen woonplaats? Alle instellingen vind ik in mijn woonplaats
c. Wat is de grootse afstand die je regelmatig aflegt om gebruik te maken van deze instelling? De grootse afstand die ik daarvoor afleg is max. 2 kilometer
d. Als je wilt weten wat de reikwijdte van jouw school is, wat moet je dan uitzoeken? Je zoekt dan de leerling die het verste moet afreizen om naar deze school te komen. e. Voor welke school is de drempelwaarde hoger, voor een basisschool of de school waar je nu op zit. Verklaar je antwoord
Op deze school is de drempelwaarde hoger omdat je per leerling meer moet betalen dan zo¡¯n basisschool. 2. Bekijk figuur 77. in dit diagram worden de samenlevingsvormen genoemd. a. Drie van die samenlevingsvormen worden aangeduid met de term ¡®gezin¡¯. Welke zijn dat? Echtpaar, Echtpaar met kinderen en een oudergezinnen. b. Bedenk op welke wijze personen die niet in gezinsverband leven dan wel zouden kunnen leven. Het kunne studenten zijn maar ook gescheiden mensen zonder kinderen. c. Wat is in de tweede diagrammen van figuur 77 het grootste verschil tussen een grote stad als Amsterdam en Nederland als geheel? Het verschil ligt gericht op het feit dat ze niet in kleine dorpen willen wonen omdat de huizeprijs daar veel hoger ligt. 3. Bekijk de diagrammen figuur 78. Noem 2 verschillen tussen de grote steden en kleine plaatsen die afzijn te lezen zijn uit deze staafdiagrammen. Meer mensen in de Grote steden en hele grote gezinnen. 4. Deze paragraaf ging over de meselijke verschillen tussen stad en platteland. Bedenk zelf een paar landschappelijke verschillen tussen stad en platteland. Het eerste verschil is tussen de bebouwingsdichtheid en de tweede ligt em tussen het openbaar groen. 5. Neem het leeroverzicht over
Leeroverzicht ¡ì21 Het verschil tussen stedelijke en landelijke gebieden. ►Drie ¡®mensenlijke¡¯ verschillen ¡ñVerzorgingsniveau ¡ñOnderlinge contacten ¡ñHeterogene bevolking ¡öOpvallend in de stad: Meer heterogene indeling

Verschillen: Deels aangeboren deels cultuur, Een multiculturele samenleving. ¡ñContacten in de stad:vluchtig. ►Landschappelijke verschillen tussen stad en platteland: Bebouwingsdichtbeid, Hoogbouw/laagbouw
Openbaar groen. ¡ì22 Een multiculturele samenleving. ► In Nederland wonen behoorlijkwat mense uit andere cultuurgebieden. De vier grootste groepen-samen ongeveer 800.00-zijn van Turkse,Marokkaanse,Surinaamse en Antilliannse afkomst. Mensen uit andere cultuurgebieden zijn allochtonen= buitenlanders. Bij het tellen van die allochtonen worden echter een heleboel mensen meegeteld die 100% Nederlander zijn. Dat komt door de manier van tellen. Als een van de ouders uit Turkije, Maroko, Suriname of Antillen komt, wordt je meegeteld als allochtoon. Ook al ben je hier geboren en spreek je plat Roosendaals. Je bent dan ¡®tweede generatie¡¯ ¡ñ We hebben in Nederland een ¡®vreemdelingenwet¡¯. Volgens die wet is een vreemdeling een persoon die niet de Nederlandse nationaliteit heeft. Van de 800.000 Turken, Marokkanen, Surinamers of Antilianen is wettelijk de helft een vreemdeling. ¡ñVergeleken bij de autochtonen(Nederlanders die hier al generaties wonen) is het aantal allochtonen in Nederland vrij klein: maar zo¡¯n 6%. Allochtonen zijn hier dus in de minderheid. Turken, Marokkanen, Antilianen en Surinamers zijn dus culturele minderheden. ¡ñDoor de aanwezigheid van culturele minderheden wordt de Nederlandse cultuur gemengd met andere culturen. Men zegt daarom ook wel: de Nederlandse samenleving is multicultureel (multi=veel). Opgaven
1. Tot welke cultuurgroep behoren de autochtonen Nederlanders? Deze behoren tot de Westerse Cultuur. 2. Uit welke cultuurgroep komen ¡®de grote 4¡¯(Turken, Marokkanen, Antilianen, Surinamers)? Deze behoren tot de Islamitische wereld
3. Elke cultuur heeft zijn eigen kenmerken. Voorbeelden van de cultuurkenmerken zijn: voedsel, kleding, en taal. Bedenk zelf nog eens minstens vijf andere kenmerken. 1. Bouwstijl
2. Godsdienst
3. Gezinssamenstelling
4. Cultuurgebied
5. Hoeveelste generatie
4. In Nederland wonen zo¡¯n 128.000 mensen die in Duitsland geboren zijn(voorbeeld Prins Claus). Verder wonen er in Nederland 290.000 mensen waarvan minstens een van de ouders in Duitsland geboren is.(voorbeelden Prins Willem Alexander, Koningin Beatrix). Zijn die 418.000 ¡®Duitsers¡¯ook allochtonen? Zo ja waarom, zo nee, waarom niet? Ik kan geen antwoord op deze vraag geven omdat het van allebei wat heeft. 5. Kijk in het werkbladen boekje. ►Er zijn drie redenen waarom we het bij aardrijkskunde over de culturele minderheden hebben. ¡ñOm te beginnen is het aardrijkskundig interesant dat de allochtonen heel ongelijkmatig over ons land verspreid zijn. Bijna de helft woont in de vier grote steden. Ook binnen die steden wonen de minderheden weer bij elkaar in oude (goedkope) wijken. Er zijn wijken waar het percentage allochtonen hoger is dan het percentage autochtonen. In zo¡¯n wijk is de allochtonen dus geen minderheid meer. ¡ñDaarnaast is het interessant dat de minderheidsgroepen veel sneller in aantal groeien dan de rest van de bevolking. ¡ñTen derde is er de vraag waarom allochtonen uit hun eigen land zijn weggegaan en waarom juist naar Nederland zijn gekomen. ►In de tekst zijn drie dingen ¡®beschreven¡¯: 1.Er wonen in Nederland ongeveer 800.000 Surinamers, Antilianen, Turken en Marokkanen. 2.die zijn heel ongelijkmatig gespreid, 3. hun aantal neemt snel toe. In de aardrijkskunde willen we niet alleen beschriven maar ook veklaren. Dat gaan we nu doen ¡ñ Hoe verklaar je dat mensen uit Turkije, Marokko, de Antillen en Suriname in Nederland zijn komen wonen? De hoofdreden is: geld en werk. In de vier ¡®herkomstlanden¡¯ zijn de lonen laag en er is weinig werk. Nederland heeft hoge lonen en goede sociale voorzieningen. In de jaren¡¯60 was er ook nog werk teveel. Samengevat de ¡®grote vier¡¯kwamen om economische redenen. Dan blijft de vraag: waarom kwamen deze groepen speciaal naar Nederland? ¡ö De Antillen en Suriname hebben oude banden met Nederland. Ze waren vroeger beide deel van het Nederlands Koninkrijk. Antilianen en Arubanen hebben nu nog de Nederlandse nationaliteit. Ze hebben dus vrije toegang tot Nederland. Tot 1974 gold dat ook voor Suriname. ¡ö Mensen uit Turkije en Marokko zijn hier gekomen omdat ze ¨Cdoor de Nederlandse regering en door Nederlandse bedrijven-als gastarbeiders hier naartoe zijn gehaald zijn. De gastarbeiders waren alleen maar mannen. Ze kwamen vooral tussen 1960-1970. de bedoeling was dat ze-zoals dat gaat bij gasten- na een tijdje weer naar huis zouden gaan. Maar de meeste bleven. ¡ñ De bedrijven die gastarbeiders naar Nederland haalde waren vooral in de grote steden. Ook Antilianen en Surinamers hadden de meest kans op werk. Vandaar de grote concentratie in de grote steden. ¡ö Gastarbeiders waren meestal ongeschoold. Ze kregen rotbaantjes waar de Nederlanders geen zin in hebben. Die banen betaalde niet veel. Daarom moetsen de gastarbeiders in goedkope (oude) huizen woenen. Die stonden in bepaalde (oude) wijken. De snelle groei is het gevolg van twee dingen. De voornaamste is dat er elk jaar nieuwe allochtonen bijkomen (immigratie). De andere reden is dat de allochtonen grote gezinnen hebben(natuurlijke groei). ¡öDe immigratie van mensen uit Turkije en Marokko heeft tegenwoordig niks meer met werk te maken. Ook in Nederland is de werkeloosheid hoog en bij de allochtonen is dat zeer hoog. Dat er jaarlijks nog duizenden mensen uit Turkije en Marokko naar Nederland verhuizen, heeft drie redenen. - De eerst is gezinshereniging. De gastarbeiders-alleen mannen- laten hun gezinnen overkomen. - Tweede is het stichtten van een gezin. Allochtonen uit een tweede generatie zoeken soms in Turkije of Marokko iemand om mee te trouwen. De partner komt daarna naar Nederland - De derde is het naar Nederland halen van bejaarde ouders. Als in landen zoals Marokko en Turkije de mensen oud worden, zijn ze afhankelijk van de zorg van hun kinderen. Dat is moeilijk als die kinderen in Nederland wonen. Daarom halen ze de ouders naar Nederland. ¡öDaarnaast is er nog een andere stroom immigranten. Dat zijn de asielzoekers (asiel = veilige plaats). Ze worden in hun eigen land gevolgd en met de dood bedreigd. Samengevat: asielzoekers komen om politieke redenen. Leeroverzicht ¡ì22 Een multiculturele samenleving. ►Vier grote groepen allochtonen (mensen met een andere nationalitiet). Herkomstlanden: 1. Turkije, 2. Marokko, 3. Suriname, 4. De Antillen. Aantal 800.000 ¡ñDaarvan is de helft vreemdeling
Vreemdeling= niet de Nederlandse nationaliteit ¡ñAndere naam voor allochtoon: vreemdeling. ¡ñNederlandse samenleving is multicultureel. Multi= veel ►Culturele minderheden aardrijkskundig interessant. ¡ñOngelijke spreiding helft in de Grote steden in oude stadswijken ¡ñSnelle groei ¡ñWaarom hierheen gekomen? ►Verklaring ¡ñWaarom weg uit herkomstland? Economische reden (geld, werk) Waarom speciaal naar Nederland ¡öAntillen en Suriname

Deze hebben nog oude banden met Nederland ¡öTurkije en Marokko
Jaren¡¯60 gehaald als gastarbeiders ¡ñWaarom geconcentreerd in grote steden? Daar veel werk ¡öWaarom in oude wijken? Goedkope huizen ¡ñWaardoor snelle groei? Natuurlijke groei; grote gezinnen. Immigratie: komen steeds nieuwe mensen.Reden: ¡öGezinshereniging, stichting van nieuwe gezinnen, Zorg voor bejaarde ouders. ¡öLaatste jaren nieuwe immigratiestroom: Asielzoekers: politieke redenen ¡ì23 Een etnische winkelstraat in Utrecht ► In de Kanaalstraat in de Utrechtse wijk Lombok kun je zien hoe een multiculturele samenleving eruit ziet. Er zijn heel veel buitenlandse winkels. Daarvan zijn de meeste Turks. Ze noemen deze straat daarom ook wel Klein Anatolie. De huizen in de wijk Lombok zijn zo¡¯n ongeveer 100 jaar oud. Ze zijn klen en nooit goed onderhouden en dus niet duur. Daarom zijn er na 1960 veel gastarbeiders gaan wonen. De Kanaalstraat was altijd al de winkelstraat van Lombok. Rond 1970 kwamen de eerste Marokkaanse slagerij en de eerste Turkse groentenzaak. Nu zijn er meer buitenlandse dan Nederlandse winkeliers. Opgaven. 1. Hoeveel Nederlandse winkels tel je in de Kanaalstraat en hoeveel buitenlandse? Ik tel 29 Nederlandse en 35 buitenlandse. b. Welke soort winkel komt het meest voor? Welke nationaliteit heeft er de meeste van? De groente en fruit komt het meest voor en daarvan meestal een Turkse. 2. Bekijk de foto¡¯s figuur 81. a. Wat is het grootste verschil tussen een Nederlandse winkelstraat en een multiculturele winkelstraat? In een Nederlandse straat is de afkomst niet zo zichtbaar. b. Is het een straat waar alleen buitenlanders boodschappen doen? Nee, ook Nederlanders. 3. Bekijk figuur 82a
a. In welke deel van de stad ligt de wijk Lombok? Deze ligt in het oude centrum
b. Zullen etnische woonwijken ook in andere steden in de oude binnenstad liggen?waarom denk je dat? Het zijn oude wijken dus ze zijn niet duur dus redelijk goedkoop ¡ì25 Her- inrichting in eigen omgeving
Stel je voor: je hebt een stukje grond naast je huis. Daar groeit alleen maar gras. Je koopt een pony. Die laat je daar lekker grazen. Het wordt winter . je denkt:¡¯Kom, ik bouw een lekkere warme stal¡¯. Je doet het ook. Wat denk je dat er gebeurt? Binnen de kortste keren staat er een meneer van de gemeente bij jouw stal. Die zegt: ¡®zo maar een stal bouwen? U moet hem afbreken, meneer Kijk , hier staat het. ►Of je het leuk vindt of niet, ook als eigenaar heb je weinig over je grond te vertellen. Je mag niet inrichten zoals jij wilt. Het gemeentebestuur bepaalt waarvoor de grond bestemd is ¡°bouwgrond¡±. Dan mag je bouwen. Ze kunnen ook zeggen : de bestemming is ¡®tuin¡¯ of ¡®onbebouwd erf¡¯. Dan mag je niet bouwen. ¡ñHet gemeentebestuur maakt voor het grondgebied van de gemeente een bestemmingsplan. Ze maakt overigens niet ¨¦¨¦n groot plan,Maar een heleboel kleintjes: voor elke wijk ¨¦¨¦n. Zo¡¯n bestemmingsplan is eigenlijk gewoon een kaart. Daar kun je precies op zien waarvoor de grond bestemd is. Zo heeft ook in jullie schoolgemeente bijna elke M2 zijn bestemming.Meestal is het volgens die bestemming ingericht. ¡ñToch is het gemeentebestuur voortdurend bezig de bestemmingsplannen te wijzigen. Dat doen ze omdat burgers,of omdat de gemeente zelf, de bestaande inrichting wil veranderen. Iets dat al ingericht is,willen opnieuw inrichten of anders gezegd: h¨¦rinrichten. ¡öAls het gemeentebestuur een bestemmingsplan maakt, zijn ze eigenlijk bezig de ruimte te ordenen. De afdeling op het stadhuisdie zich daar mee bezig houdt, heet dan ook de afdeling Ruimtelijke Ordening.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.