Criminaliteit

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Spreekbeurt door een scholier
  • 5e klas vwo | 2448 woorden
  • 9 augustus 2005
  • 124 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
124 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Maatschappijleer, Criminaliteit. 1. Criminaliteit Normen en waarden die erg belangrijke waarden in de samenleving vertegenwoordigen zijn vast gelegd in wetten als rechtsregels. Overtreden van de rechtsregels is crimineel gedrag. Strafbaar gedrag staat vastgelegd in het Wetboek van Strafrecht en andere wetten. 1.1 Wat is recht? Rechtsregels zijn voor de overheid een belangrijk instrument om: - ongewenst gedrag tegen te gaan. - orde aan te brengen in de maatschappij. - conflicten naar behoren te regelen. - onafhankelijke rechtspraak en daardoor rechtvaardigheid te waarborgen. Wetboek wordt soms aangepast omdat de normen en waarden veranderen en onze samenleving complexer is geworden. Door die complexiteit wordt de ontwikkeling en toepassing van rechtsregels steeds ingewikkelder. Rechtsregels zijn ook plaatsgebonden (in elk land/staat anders). 1.2 Wat is criminaliteit? Misdrijven zijn de meer ernstige strafbare feiten (moord, mishandeling, rijden onder invloed ed). Overtredingen zijn de minder ernstige strafbare feiten (rijden door rood). Misdrijven komen wel op een strafblad te staan, overtredingen niet. Criminaliteit: Alle misdrijven die in de wet staan omschreven. Ander onderscheid in criminaliteit is: Veelvoorkomende criminaliteit (kleine criminaliteit) en zware/georganiseerde criminaliteit. - Kleine criminaliteit versterkt het gevoel van onveiligheid. - Zware criminaliteit is ernstig, bv moord. - Georganiseerde criminaliteit is misdrijven begaan door een organisatie met een hiërarchische structuur en een vaste taakverdeling, over een lange periode. (drugshandel, mensensmokkel, prostitutie).
1.3 De registratie van criminaliteit Geregistreerde criminaliteit: de misdrijven die bij de politie zijn aangeven of door de politie zijn ontdekt. Werkelijke aantal misdaden ligt altijd hoger: - er wordt niet altijd aangifte gedaan. - veel delicten worden niet ontdekt (dronken rijden). Ook is de opsporingsactiviteit (hoeveel de politie surveilleert) niet altijd gelijk, en er kunnen slordigheidsfouten optreden. CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) houdt slachtofferenquêtes, ook nadelen: - niet objectief maar persoonlijke beleving v/d ondervraagde. - Meet alleen veelvoorkomende delicten, als je 1000 mensen ondervraagd heeft meestal geen van hen moord van dichtbij meegemaakt. - De slachtofferloze criminaliteit valt buiten deze methode (belastingontduiking ed). 1.4 is Nederland onveilig? - Criminaliteit neemt toe, maar de kleine diefstallen zijn teruggelopen. - 35% van Nederlandse bevolking + 15 jaar, wordt jaarlijks slachtoffer van een of meer misdrijven. - Slechts 45 % van de geweldsmisdrijven wordt opgehelderd. Gevoelens van onveiligheid zijn versterkt door de media. (bv. Zinloos geweld) Toename van geweldsmisdrijven wordt veroorzaakt door het vaker uitgaan van mensen, en meer gebruik van drugs en alcohol. In Amerika komen in verhouding 5 keer zoveel mensen om het leven door een misdrijf als in Nederland. In Nederland gaat het om enkele honderden doden per jaar, meestal persoonlijke drama’s of afrekeningen in het criminele circuit. Toevallig slachtoffer worden van een moord of doodslag gebeurd weinig. 1.5 Maatschappelijke gevolgen Materiele schade: door vernieling en diefstal, maar ook belastingontduiking. Ook steeds meer geld voor beveiliging. Criminaliteit heeft dus schadelijke economische gevolgen voor de samenleving. Immateriële schade: niet in geld uit te drukken, bijvoorbeeld fysiek of psychische problemen. Criminaliteit is naarst een sociaal probleem ook een politiek probleem, veiligheid is een van de belangrijkste onderwerpen bij verkiezingen. 2. Oorzaken van Criminaliteit 2.1 De crimineel Verschillen in hoeveelheid van criminaliteit in lagen van de bevolking: hebben te maken met: - Geslacht: er mannelijke dan vrouwelijke criminelen. - Leeftijd: meeste criminelen zijn adolescent. (vooral veelvoorkomende criminaliteit), Zware criminaliteit komt meer voor onder oudere mannen. - Maatschappelijke positie: hoe lager de maatschappelijke positie hoe groter de kans om in aanraking te komen met de politie (oorzaak: armoede) - Etnische afkomst: alleen bij diefstal en drugscriminaliteit meer allochtone criminelen. - Locatie: Inwoners van grote steden zijn vaker crimineel. 2.2 Oorzaken op micro- en macro niveau. Crimineleel gedrag is niet aangeboren, bepaalde karaktereigenschappen vaak wel (agressie, dominantie enz, of mensen die psychisch gestoord zijn). De invloed van de sociale omgeving speelt op twee niveaus: 1. De primaire socialisatie van het individu > microniveau (het gezin, de school, de vriendengroep) 2. De maatschappelijke ontwikkelingen + omstandigheden waar het individu mee te maken heeft. > macroniveau. - Maatschappelijke achterstanden. - Vervaging van maatschappelijke normen en waarden. - Afnemende sociale controle. - Afnemende pakkans.
2.3 Theorieën over criminaliteit Biologische theorieën: - Lombroso > (Italiaans gevangenisarts) probeerde te bewijzen dmv schedelonderzoek dat er een bepaald crimineel type mens bestond met bepaalde uiterlijke kenmerken zoals een laag voorhoofd, doorlopende wenkbrauwen enz. (dit was totaal uit de lucht gegrepen). Psychologische theorieën: - Sigmund Freud > er is een verband tussen crimineel gedrag van volwassenen en hun ervaringen als kind. Elke persoonlijkheid is opgebouwd uit: - het id: dit bevat aangeboren driften in het onderbewuste van de mens (seks, agressie) - het ego: het bewuste deel van de persoonlijkheid, krijgt de overhand als we ‘volwassen’ worden. - Het superego: ontwikkelt zich door inwerking v/d samenleving, we vormen een geweten en ontwikkelen schuld en schaamte. Wanneer de balans tussen deze delen verstoord raakt, kan dit leiden tot crimineel gedrag. Sociologische theorieën: Sutherland > De aangeleerd-gedrag-theorie, als jongeren omgaan met anderen die al crimineel zijn, worden zij dat ook (gezin, buurt, vriendengroep) Maar waar begint crimineel gedrag? Merton > Anomietheorie, mensen die beschikken over beperkte middelen met minder kansen in de samenleving worden sneller crimineel, om op die manier hoger op te komen. Hirschi > Bindingstheorie, mensen hebben bindingen (familie, vrienden, collega’s) met crimineel gedrag zetten ze die op het spel, dus worden ze minder snel crimineel. Mensen met een gebrek aan maatschappelijke bindingen worden sneller crimineel. Howard Becker > Etiketteringstheorie, mensen die vaak een sociale afkeuring ondergaan omdat men hen niet goed genoeg vindt, gaan daar naar toe leven. 3. Bestrijding van Criminaliteit 3.1 Rechtsbescherming De overheid mag als enige geweld gebruiken, maar ook de overheid heeft zich te houden aan regels: een Rechtsstaat. De rechterlijke macht is niet gebonden aan beslissingen van de overheid (Trias politica). De rechter mag iemand die de wet overtreedt bestraffen, de overheid heeft hier geen invloed op. De vastgelegde rechten bij de VN staan in de ‘Universele verklaring van de rechten van de mens’. Die houdt in: - men mag niet discrimineren. - men mag mensen niet martelen. - Men mag niet zo maar iemand gevangen zetten. - Iedereen heeft recht op een eerlijk proces. - Iedereen heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Bepalingen waar de overheid zich aan moet houden bij bestraffing van crimineel gedrag: - legaliteitsbeginsel: je kunt alleen worden gestraft voor iets wat strafbaar is volgens de wet. - Elk wetsartikel bevalt een nauwkeurige omschrijving en een maximale strafmaat. - De ne bis in idem regel: je mag niet 2 x voor hetzelfde worden veroordeeld. - Verdachte is onschuldig totdat hij door de rechter schuldig is bevonden. 3.2 Visies van politieke partijen / 3.3 Tweesporenbeleid De PvdA, het CDA en de VVD, wisselen steeds af in de formaties. Er wordt voor de criminaliteits bestrijding daarom steeds gezocht naar een combinatie van preventie en repressie, dat noemen we een tweesporenbeleid. - veelvoorkomende criminaliteit > preventieve maatregelen, zoals meer bewaking, conducteurs enz. En taakstraffen ipv gevangenisstraf. (bureau HALT) - Zware en georganiseerde misdaad > repressieve maatregelen zoals lange gevangenisstraffen. De procedure van een zware straf: 1. iemand is verdacht. (opsporing en aanhouding) 2. de verdachte wordt aan de officier voorgeleid, en door hem verder verhoord. 3. als er voldoende bewijs is komt er een rechtszaak. 3.4 De politie 3 taken van de politie: - hulpverlening - handhaving van de openbare orde. - opsporing

De politie mag alleen optreden tegen mensen die verdacht zijn, dat is zo wanneer iemand op heterdaad is betrapt, of wanneer er aangifte is gedaan. Een verdacht hoeft volgens zijn basisrecht niet mee te werken, en mag zwijgen, hij mag ook liegen. (alcoholcontrole is uitzondering) De politie heeft bepaalde bevoegdheden om criminaliteit op te sporen: dwangmiddelen, die mogen alleen worden gebruikt bij de opsporingstaak. - de politie mag een verdachte staande houden. In bepaalde omstandigheden ben je verplicht om je te kunnen legitimeren. - Arresteren, de verdachte mag zich niet verzetten, de verdachte wordt naar een (hulp) officier van justitie gebracht. - Fouilleren, mag alleen met goede reden, of in een veiligheidsrisicogebied dan mag de politie preventief fouilleren. - Vrijheidsbeneming: In het belang van het onderzoek mag de politie een verdachte een paar dagen op het bureau vasthouden, en daarna naar een Huis van Bewaring (maximaal 3 mnd). - Huiszoeking: mag alleen met een machtiging tot binnentreding (formulier waarin de officier van justitie toestemming geeft). - Inbeslagneming: Bv. gestolen cd’s of een opgevoerde brommer. 4. Officier van Justitie De politie besluit een proces verbaal door te sturen naar de officier van justitie, deze stelt een opsporingsonderzoek in naar bewijsmateriaal. 4.1 taken De officier van justitie is de openbare aanklager (hij klaagt aan namens de samenleving) 1. leidt het opsporingsonderzoek: de politie voert het uit, maar mag alleen opsporingsmethoden toepassen met toestemming van de hoofd-officier van justitie. (de hoogste ambtenaar van het openbaar ministerie in een politieregio) 2. brengt verdachten voor de rechter (vervolging): de officier stuurt het dossier naar de rechtbank en er komt een rechtszaak. 3. eist een bepaalde straf in een rechtszaak. 4. is verantwoordelijk voor de uitvoering van de straf. Alle officieren bij elkaar vormen het openbaar ministerie (onderdeel van het ministerie van justitie). 4.2 keuzemogelijkheden Lang niet elk dossier leidt tot een rechtszaak, de officier heeft 3 mogelijkheden: 1. seponeren: onvoldoende bewijs, als het om een klein vergrijp gaat, of de verdachte al genoeg is gestraft. Niet vervolgen. De officier kan wel eisen dat de verdachte naar hulpverleners gaat. Als hij dat niet doet komt er toch een rechtszaak, dit heet een voorwaardelijk sepot. 2. een transactievoorstel aanbieden: bij lichte misdrijven mag er een geldboete worden opgelegd, wordt dit aanvaardt dan komt er geen rechtszaak, word het geweigerd, dan wel. 3. vervolgen: De verdachte komt voor de rechter. 4.3 uitbreiding opsporingsmethoden Opsporen is lastiger geworden, door beter georganiseerde criminelen (vooral drugs) en meer verfijnde informatietechnologie. Daarom worden er nieuwe opsporingsmethoden ontwikkeld, maar bij elke methode moet de hoofdofficier van justitie telkens toestemming geven. En ze mogen alleen gebruikt worden bij zeer ernstige strafbare feiten. In de praktijk bleek dat wat wel en niet mocht erg onduidelijk te zijn en dus kwamen er nieuwe richtlijnen. Er werd een speciale enquêtecommissie van de tweede kamer gevormd; de opsporing moest effectiever, de opsporingsbevoegdheden moesten duidelijker en de samenwerking tussen justitie en politie moest beter. In de wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (wet BOB) staat nu: - de politie mag richtmicrofoons gebruiken en telefoons afluisteren. - Infiltranten mogen worden ingezet. - Gecontroleerde doorvoer is toegestaan. - De politie mag informanten geld betalen. - Inkijkoperaties zijn toegestaan. Gebruik van kroongetuigen (een crimineel strafvermindering geven wanneer hij een belastende verklaring aflegt tegen een grotere crimineel dan hijzelf is) is nog niet vastgelegd. 5. De Rechtszaak 5.1 onafhankelijkheid rechters De rechters zijn onafhankelijk, omdat ze niemand mogen bevoordelen, deze onafhankelijkheid is gewaarborgd doordat: - Een rechter wordt voor het leven benoemd, kan niet worden ontslagen. - Het salaris van rechters is bij wet geregeld. - Het aantal rechter per rechtszaak staat van tevoren vast. Rechters worden bijgestaan door gerechtssecretarissen (leggen o. a. schriftelijk vast wat er is gezegd): dit wordt het proces-verbaal genoemd. Verder maken ze de vonnissen van de rechters op.
5.2 soorten rechtbanken In Nederland 3 soorten rechtsinstanties: - arrondissementsrechtbanken: Laagste rechtscollege (naast kanton), 19 arrondissementen in Nederland, kent verschillende rechters: 1. De politierechter (lichte misdrijven zoals vernielingen) 2. De kinderrechter (misdrijven door jongeren van 12-18 jaar) 3. De kantonrechter (spreekt recht in nevenvestingen, berechting van overtredingen) 4. De meervoudige kamer ( 3 rechters behandelt zware misdrijven zoals moord, maar ook zaken van de kantonrechter in hoger beroep). - Gerechtshof: 5 gerechtshoven in Nederland, zij behandelen de rechtspraak in hoger beroep van de arrondissementsrechtbank. Er zitten 3 rechters. - Hoge raad: Ons hoogste rechtscollege (zit in Den Haag). De HR spreekt recht als een verdachte of het Openbaar Ministerie het niet eens is met de uitspraak van het hof, dat heet cassatie. Ze doen geen nieuw onderzoek maar kijken of de rechtsregels goed zijn toegepast. Als dat het geval is blijft de uitspraak geldig, als dat niet het geval is word de zaak verwezen naar een ander gerechtshof. De Hoge Raad controleert ook of alle rechtbanken in dezelfde soort zaken gelijke uitspraken doen . 5.3 verloop rechtszaak Om schuld van een verdachte vast te stellen moet aan vier voorwaarden zijn voldaan: 1. de dader is een mens of een rechtspersoon (ook bedrijven, geen dieren) 2. Het ten laste gelegde feit is geheel bewezen. 3. Het feit is strafbaar volgens de wet. 4. De dader is strafbaar (hij was niet ontoerekeningsvatbaar) De officier van justitie stuurt de verdachte een dagvaarding, de verdachte zal meestal een advocaat in de arm nemen. 8 stappen van een rechtszaak: 1. Opening (verdachte hoort zijn rechten, en de rechter controleert de persoonsgegevens) 2. Aanklacht. 3. Onderzoek (mbv getuigen, het proces verbaal enz) 4. Verhoor van de verdachte (mag eerst zelf een verklaring afleggen, dan gaat de rechter ondervragen, dan de officier en dan zijn eigen advocaat, de verdachte hoeft niet de waarheid te spreken). 5. Requisitoir (officier probeert aan te tonen dat de verdachte schuldig + vraagt bep. straf) 6. Pleidooi (de advocaat verdedigt de verdachte, hij vraagt meestal vrijspraak of strafvermindering) 7. Laatste woord (De verdachte kan bv. spijt betuigen) 8. Vonnis (de uitspraak). 5.4 rechtshulp Voor rechtshulp kun je o.a. terecht bij: - een advocaat. - Een bureau voor rechtshulp (eerste advies gratis) - Een rechts- of wetswinkel (werken rechtenstudenten die gratis juridisch advies geven) 6. Straffen 6.1 waarom straffen we? Diverse motieven: - vergelding (misdaad moet worden vergolden met een straf) - afschrikking van de dader (afschrikken om nog eens een misdaad te plegen) - afschrikking van de samenleving (zodat iedereen ziet dat misdaad niet loont) - handhaving van de rechtsorde (overheid maakt duidelijk dat straffen haar taak is) - resocialisatie(het corrigeren van een dader) - beveiliging van de samenleving (mensen die een gevaar zijn voor de maatschappij van de straat halen) 6.2 geschiedenis van straffen Er was veel wraak en afschrikking (middeleeuwen. In het begin kwam er alleen een rechtszaak als iemand een klacht indiende, dat heet accusatoire rechtspraak. Later werd de rechtspraak inquisitoir (opsporend). In 1886 werd het Nederlandse wetboek van Strafrecht voltooid. Na WOII sprake van resocialisatie: een straf moest tevens gericht zijn op heropvoeding en verbetering van de crimineel.
6.3 de straf De rechter bestaat aan de hand van het Wetboek van strafrecht (waarin voor elk strafbaar feit een maximumstraf staat) de straf. Maar de maximumstraf wordt niet vaak opgelegd omdat de omstandigheden ook meetellen. De zwaarste straf in Nederland is levenslang (vaak 20 jaar). De wet kent 3 hoofdstraffen: - Geldboete. - Vrijheidsstraf (voor overtredingen max. 1 jaar, dat heet hechtenis. Voor misdrijven max. levenslang, dit heet gevangenisstraf). - Alternatieve straf (taakstraffen ed.) Een deel van de straf voorwaardelijk = de dader krijgt de straf niet, tenzij hij binnen een bepaalde proefperiode een soortgelijk strafbaar feit begaat, dan krijgt hij de voorwaardelijke + de nieuwe straf. De dader kan nog een bijkomende straf of maatregel krijgen: - schadevergoeding (voor de materiele schade, of smartengeld voor het slachtoffer). - Ontneming (het afnemen van de winst die de veroordeelde met zijn misdrijven heet gemaakt). - Elektronisch toezicht (de veroordeelde is thuis, maar wordt dmv een zender gecontroleerd). - TBS (ter beschikking stelling): wanneer iemand echt gek is wordt hij psychiatrisch behandeld, kan levenslang duren.

REACTIES

P.

P.

Ik vind het een mooi spreekbeurt

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.