Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Kenmerkende aspecten: de vroege middeleeuwen

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1150 woorden
  • 5 juni 2016
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
4 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Tijd van de monniken en ridders (500-1000)

Kenmerkende aspecten

1. de verhouding tussen heer en vazal, tussen leenheer en leenman

2. het ontstaan van het hofstelsel en horigheid

3. de verspreiding van het christendom in heel Europa

4. het ontstaan van de verspreiding van de islam

Hoofdvraag: welke invloed hadden het geweld en het geloof in de vroege middeleeuwen

§1

Gedurende de vierde en de vijfde eeuw, de beginperiode van de volksverhuizingen, drongen steeds meer volken uit de gebieden ten noorden van de Rijn en de Donau het Romeinse rijk binnen. De Romeinen lieten de Franken toen binnen in het rijk om mee te helpende grenzen te beschermen. Aan het einde van de vijfde eeuw slaagde Clovis, uit de familie van merovingen, erin om bijna heel Frankrijk te veroveren. Toen Clovis in 511, erfde elk van zijn vier zonen een deel van het rijk. Toen slaagde ze erin om het rijk nog verder uit de breiden. Maar later ging het met de merovingen minder goed. Omdat het rijk bij de dood van iedere koning weer werd onderverdeeld onder de zonen, en de koningen meer tegen elkaar vochten dan tegen andere rijken, verloren de merovingen hun rijkdom en hun macht.

Intussen nam de macht en aanzien van de hofmeiers toe. Ze gebruiken hun rijkdom om krijgsmannen in dienst te nemen met wie ze andere Germaanse volken overwonnen. Hofmeier Karel martel versloeg rond 732 in de buurt van Poitiers een  moslimleger dat via Spanje Frankrijk was binnengedrongen. Zijn zoon Pippijn stuurde hem naar een klooster en besteeg zelf de troon. Pippijns zoon Karel de grote 768-841 was de machtigste van alle Frankische koningen. Naar hem wordt de koningsfamilie de Karolingen genoemd.

Als je wilt weten of een bron betrouwbaar is moet je drie vragen stellen:

1. wanneer is de bron gemaakt?

2. hoe is de maker van de bron aan zijn informatie gekomen?

3. wat is de bedoeling van de maker van de bron?

Een leen was een stuk grond dat je mocht gebruiken , de gever was de leenheer en de ontvanger was de leenman. Karel de grote paste deze methode ook toe in het bestuur van zijn uitgestrekte rijk. Later gaf Karel ook de hertogen en graven grond in leen. Later groeide dat uit tot het leenstelsel of het feodalisme.

§2

Al in de laat romeinse tijd ging het slecht met de economie. De situatie verslechterde nog meer nadat de laatste romeinse legioenen vertrokken en de limes niet meer verdedigden. Rond de tijd dat Karel de grote regeerde, leek het even rustig te worden, maar al tijdens zijn regering doken nieuwe invallers op. Er bestond weer een agrarische cultuur. De meeste mensen leefden en werkten op een domein van de heer. Een domein was het landgoed van een heer. De landbouwgrond was daarbij verdeeld in 2 stukken, de een voor het kasteel of klooster met akkers van de heer, de horigen hadden hun akkers op het tweede deel van het domein. Voor de akkergrond betaalde ze pacht door een deel van de oogst aan de heer te geven. Op het domein werd zo’n beetje alles verbouwt en geproduceerd wat nodig was om te leven, de domeinen waren dus zelfvoorzienend. De van het domein oefende ook de rechtspraak uit over de boeren.

§3

De leer van het christelijk geloof lag nog niet vast. De geloofsleer werd vastgelegd door kerkvaders. De Germaanse volken bekeerde zich snel tot het christendom. Bij de kestering hadden de vorsten en de adel een voorbeeldrol. Ook de kestering van de franken verliep gemakkelijk. Maar met de friezen en de saksen ging het moeizamer. Willibrord en Bonifatius waren missionarissen. In 690 begon willibrord het christelijke geloof onder de friezen te verkondigen. De friezen gingen pas definitief over op het christendom nadat Karel martel het had onderworpen. Karel de grote versloeg op zijn beurt de Saksische koning widukind, waarna hij met geweld de saksen dwong christen te worden. Tegen het jaar 1000 was zo’n beetje heel Europa gekerstend . sommige strenge gelovigen hadden zo’n hekel aan de aardse zaken dat ze als kluizenaar gingen leven.

§4

In de achtste eeuw kwam Europa in aanraking met een nieuwe godsdienst, de islam. De koran is het heilige boek van de moslims. In 622 moest Mohammed vanuit mekka naar medina vluchten. Die vlucht heet de hedsjra, dit is ook het begin van de islamitische jaartelling. In medina kreeg Mohammed veel volgelingen. Vanuit die stad begon hij de jihad of heilige oorlog. In 630 namen hij en zijn aanhangers mekka in. Dit vormde het begin van een lange reeks veroveringen. Na Mohammeds dood gingen de veroveringen door. De moslims die in de strijdt zouden sneuvelen kregen een beloning, een plekje in het paradijs, daardoor waren de soldaten heel fanatiek. Binnen 25 jaar veroverde ze het hel e Midden-Oosten , daarna ook Noord-Afrika en in 711 ook Spanje. in 717-718 ook Constantinopel, de hoofdstad van het byzantijnse rijk. Maar in 732 werd een ander moslimleger in de buurt van het Franse Poitiers verslagen door de hofmeier Karel martel. Het hoogtepunt van de Arabische cultuur werd bereken onder kalief al-Rashid 786- 809.

§5

Karel deed erg zijn best om in de voetsporen te treden van de romeinse en byzantijnse keizers. Karel verbleef graag in zijn palts in aken, waar je warme waterbronnen had die de pijn van zijn jicht verlichtten. In 814 stierf Karel de grote, toen kreeg zijn zoon Lodewijk de vrome het rijk. Lodewijks zonen kregen ruzie over de erfenis. Toen Lodewijk in 840 stierf verdeelden ze het rijk.

1. Karel de kale kreeg het westelijke deel

2. Lodewijk de Duitser kreeg het oostelijke deel

3. de oudste zoon Lotharius kreeg het middelste stuk, ook mocht hij de keizers titel dragen

Het rijk van Lotharius viel na zijn dood nog verder uit het elkaar, de brokstukken kwamen terecht bij een van de andere rijken. Toen regeerde er in het oost en west Frankische rijk al geen karolingen meer maar waren er al nieuwe voor in de laats gekomen.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Het rijk van Lotharius viel na zijn dood nog verder uit het elkaar, de brokstukken kwamen terecht bij een van de andere rijken. Toen regeerde er in het oost en west Frankische rijk al geen karolingen meer maar waren er al nieuwe voor in de laats gekomen.

Intussen waren er in Europa al nieuwe invallers gekomen, de Noormannen uit Scandinavië. De Noormannen en de Vikingen waren zeer goede zeelui. Veel Noormannen waren handelaren, en andere plunderden kloosters of soms hele steden. De sterk verzwakte nakomelingen van de Karel de grote konden weinig uitrichten tegen de Noormannen en daarom kozen ze een nieuwe koning. Maar die nieuwe koningen hadden niet zo veel macht als de karolingen in hun bloeitijd. En dat kwam ook door het leenstelsel. Hertogen en graven gingen hun leen steeds meer als hun eigendom zien. Rond het jaar duizend werden grote delen van Europa bestuurd door kleine heren die zich van niets of niemand iets aantrokken. In de late middeleeuwen werden er machtige stenen kastelen gebouwd  met hoge torens in geval van nood konden boeren uit de omgeving er een schuilplaats zoeken. Maar de kastelen dienden ook voor het organiseren van rooftochten en om reizigers hun spullen afhandig te maken. Kooplui die over een landweg of over de rivier in de buurt kwamen moesten ze tol betalen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.