Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Criminaliteit en rechtsstaat

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 4402 woorden
  • 19 oktober 2015
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
11 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

1. Wat is criminaliteit?

1.1 Rechtsregels

Aan elke regel staat een waarde een principe dat mensen belangrijk vinden om na te streven. (Eer, vrijheid, gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid)
Van waarden worden normen afgeleid: gedragsregels. (Je mag niet liegen) > religieuze, morele, fatsoen, rechtsnormen - wetten

Rechtsbronnen
Crimineel gedrag: wie rechtsregels overtreed
Jurisprudentie: het geheel aan rechterlijke uitspraken
Omdat het onmogelijk is om wetten te maken die van tevoren alle situaties dekkend beschrijven, moeten juristen soms een eigen interpretatie aan een wetsartikel geven. Ze kijken daarbij vaak naar eerdere rechtszaken over de zelfde onderwerpen.
>Als een wet op een bepaalde manier wordt geïnterpreteerd, wordt dit de nieuwe vaste uitleg van de wet.
>Soms is een wet te vaag en nemen rechters dan beslissingen die eigenlijk door het parlement gemaakt moeten worden, na verloop van tijd leidt dit tot nieuwe wetten.

Functies van rechtsregels
Rechtsregels zijn zowel voor de overheid als voor burgers een belangrijk middel om:
- rechtszekerheid te bieden (wat is wel/niet toegestaan)
- orde in maatschappij
- onafhankelijke rechtspraak te waarborgen (iedereen gelijk behandeld)
- conflicten voorkomen en oplossen

Rechtsregels hanteren
Wetboek van Strafrecht (1886 alle wetten in vastgelegd) is herhaaldelijk aangepast, redenen:

1. Normen en waarden zijn gaan afwijken van wat maatschappelijk aanvaardbaar is, als mensen het onzin vinden dat ze strafbaar zijn > spugen op straat
Het is belangrijk dat de rechtsregels in overeenstemming met normen blijven: mensen houden zich eerder aan rechtsregels als die aansluiten bij hun eigen opvattingen.
Soms moet er politiek een keuze worden gemaakt: of strenger controleren/straffen of aanpassen van rechtsregel aan de maatschappelijke norm.

2. Onze samenleving is complexer geworden waardoor er meer regels nodig zijn. (Door bijv: informatietechnologie, milieuproblematiek en privacy)

Rechtsregels verschillen
Rechtsregels zijn tijd- EN plaatsverbonden. Elk land heeft zijn eigen strafrecht en daarbij horende straffen.

1.2 Strafbaar gedrag en criminaliteit

- Criminaliteit: door de overheid bij wet strafbaar gesteld gedrag
-Misdrijven: meer ernstige strafbare feiten (diefstal, mishandeling, moord, vernielingen) lichte misdrijven door de politierechter, zware misdrijven door de meervoudige kamer
- Overtredingen: minder ernstige strafbare feiten (door rood rijden) door de kantonrechter

In de justitiële documentatie, opvolger van het strafblad, komen de mistrijven te staan waarvoor je veroordeeld bent en waarvan je verdacht bent geweest. Overtredingen alleen als je straf hebt gekregen of een boete hoger dan 100 euro.

Het CBS, Centraal Bureau voor Statistiek verzamelt en publiceert misdaad cijfers.

Criminalisering
Gedrag dat door groepen als strafbaar wordt gezien, maar dat niet is. Criminalisering wil zeggen het strafbaar worden van bepaald gedrag. (seks met dieren)

Gedrag dat door groepen als niet strafbaar wordt gezien. Decriminalisering wil zeggen het strafbaar gedrag dat uit het Wetboek van Strafrecht wordt gehaald. (softdrugs gebruik)

Soorten Criminaliteit
- Delicten tegen de openbare orde en het gezag (uitschelden politieagent, verbranden    Nederlandse vlag)
- Gewelddelicten tegen leven en persoon (moord en mishandeling)
- Ruwheiddelicten (vernieling, graffiti)
- Vermogensdelicten (diefstal, verduistering)
- Seksuele delicten (aanranding, verkrachting)
- Verkeersdelicten (rijden onder invloed)
- Drugsdelicten (verkoop en bezit van harddrugs)
- Economische delicten (verkoop van vlees met te veel sulfiet)
- Milieudelicten (het lozen van asbest, illegaal kappen van bomen)

Andere indeling
Veelvoorkomende criminaliteit: winkeldiefstal, voetbalvandalisme, fietsendiefstal, vernielingen, te hard rijden
Zware criminaliteit: moord, inbraak, afpersing, overvallen, verkoop harddrugs
Georganiseerde criminaliteit: misdrijven die worden begaan door een groep mensen die zich verenigd hebben in een organisatie (drugscriminaliteit: drugshandel, afrekeningen, witwassen van geld / wapensmokkel, vrouwenhandel etc)

1.3 Criminaliteit als maatschappelijk probleem

Criminaliteit als sociaal en politiek probleem
Criminaliteit staat hoog op de publieke agenda: kranten, radio en tv publiceren er vaak over en we verwachten dat de overheid actie neemt.

Het handhaven van de openbare orde en het verschaffen van veiligheid behoren tot de basisfuncties van de staat. Als dat niet lukt, wordt het gewaar van eigenrichting, dat wil zeggen dat mensen het recht in eigen hand nemen, steeds groter en zullen steeds meer mensen een loopje nemen met de wetten.

Gevolgen van criminaliteit
Alleen al de materiële schade loopt in de miljarden euro's per jaar, daarbij gaat het om:

-directe financiele schade aan burgers, bedrijven en overheid. (inbraak, vechtpartij)
-indirecte financiële schade. (stijgen van verzekeringskosten)
-kosten voor de bestrijding van criminaliteit

Immateriele kosten
-gevoelens van onveiligheid
-problemen door inbreuk op geestelijke en lichamelijke integriteit of persoonlijke levenssfeer
-vermijdingsgedrag, psychosomatische problemen, aantasting van het rechtsgevoel van mensen

Wie proberen iets te doen aan criminaliteit?

Particuliere initiatieven: woningbeveiliging en de inzet van burgerwachten.
Bedrijven: camera's, metaaldetectiepoortjes, ijzeren rolluiken
Maatschappelijke instellingen: behartigen de belangen van zowel daders als slachtoffers (afhankelijk van overheidssubsidies)

Reclassering (vorm van maatschappelijk werk voor verdachten en (ex)gedetineerden met 3 hoofdtaken:

1. Hulpverlening aan mensen die met justitie in aanraking zijn gekomen > inlichten, hulp bij terugkeer in samenleving etc
2. Onderzoek en voorlichting over de achtergronden van een verdachte.
3. Het voorbereiden en begeleiden van de uitvoering van taakstraffen.

Aandacht voor slachtoffers

Rechten van slachtoffers:
-recht op informatie
-spreekrecht
-recht op schadevergoeding

hulp voor slachtoffers van organisaties: Slachtofferhulp, stichting blijf-van-mijn-lijf, Meldpunt discriminatie, Stichting tegen zinloos geweld.

2. HOE VEILIG IS NEDERLAND?

2.1 Het meten van criminaliteit

Kwantitatieve Methoden: een groot aantal gegevens wordt verzameld of worden grote groepen mensen ondervraagd, waan het onderzochte in cijfers en percentages kan worden weergegeven.
-> politie- en rechtbankstatistieken, slachtoffer- en daderenquetes
Kwalitatief onderzoek: als er meer diepgaande informatie nodig is.
-> meningen, ervaringen en behoeften van bijv slachtoffer en dader

Betrouwbaarheid en validiteit
Betrouwbaarheid: de gegevens berusten niet op toeval, de juiste vragen moeten gesteld worden, als je het onderzoek een jaar later opnieuw uitvoert zou het resultaat min of meer hetzelfde moeten zijn
Validiteit: het onderzoek meet precies dat gene wat hij moet meten

onderzoek naar geweld-wat is geweld?

Generaliseerbaarheid: de mate waarin een onderzoek als algemeen geldig kan worden beschouwd.
kan het over heel NL gezegd worden? -> letten op samenstelling van de onderzochte groep

Politie-en rechtbankstatistiek
Politiestatistieken geven alleen beeld van de geregistreerde criminaliteit. Beperkt beeld door:
-mensen geven niet altijd aangifte
-delicten worden niet ontdekt
-minder zichtbare delicten (fraude)
Rechtbankstatistiek laat ook maar een klein stukje van de werkelijke criminaliteit zien:
- een deel van de opgeloste strafzaken wordt geseponeerd > niet vervolgd. Dat kan komen door: geringe ernst van een delict of overbelasting van het justitiële apparaat.
- Soms worden strafzaken op een andere manier afgehandeld door bijvoorbeeld transacties. De dader betaalt een geldbedrag en voorkomt daarmee strafvervolging.

Geregistreerde criminaliteit geeft dus GEEN betrouwbaar beeld van de totale criminaliteit.

Moeilijk te zien of criminaliteit toe of afneemt:
- selectieve opsporing: meer gesurveilleerd>meer geregistreerd
-toename van regels en wetten
- subjectieve beoordelingen: registratie van misdrijven gebeurt niet altijd even nauwkeurig en systematisch

Slachtofferenquetes
Slachtofferenquetes worden vaak beruikt om een beeld te krijgen van de niet-geregistreerde criminaliteit
Voordeel: ook kleine misdrijven (fietsendiefstal) komen aan het licht en geeft inzicht op waar delicten plaatsvinden en in de risico's die bepaalde bevolkingsgroepen lopen.
Nadelen:
-sommige catogorien mensen worden niet ondervraagd (illegalen, toeristen, jongeren)
-sommige delicten worden verzwegen (seksuele)
-het is een subjectieve meting (persoonlijke beleving van delict)
-meet alleen veelvoorkomende delicten
-slachtofferloze criminaliteit valt hierbuiten (te hard rijden, drugshandel etc)

Daderenquetes
Slachtofferloze criminaliteit valt hierbuiten
Daderenquetes geven meest complete beeld.

Kwalitatief onderzoek
De onderzoekstechniek is de open vraagstelling.
Bijv: onderzoek met slachtoffers of daders over wat het gevoel van onveiligheid betekent, of waarom iemand het criminele pad op gaat.

2.2 Beeldvorming

Door tv, krant en andere media krijgen we soms een verkeerd beeld van criminaliteit. Opsporing verzocht brengt alleen maar zware delicten in beeld waardoor het lijkt dat die veel voorkomen, maar laat nooit kleine diefstallen zien die vaak voorkomen.

Massamedia geeft een bepaalde beeldvorming van criminaliteit > een generaliserend en stereotiep beeld
1. criminaliteit heeft vooral met geweld te maken
2. het beeld dat het aandeel van zware criminaliteit groot is

2.3 Criminaliteit vroeger en nu

Langetermijnontwikkelingen

Toename criminaliteit
Dat de criminaliteit flink is toegenomen houd verband met andere maatschappelijke ontwikkelingen in de samenleving:
- afnemende betekenis van het maatschappelijk middenveld (school, kerk etc - individualisering-minder sociale controle)
- Vervaging van maatschappelijke normen en waarden (traditionele waarden gelden minder sterk dan vroeger)
-sterk toegenomen welvaart (meer diefstallen omdat er meer te halen valt)
-de afgenomen pak-en strafkans (vormen van criminaliteit zijn nauwelijks op te merken, te kort aan cellen en politie)
-toegenomen werkloosheid (zwartwerk, verveling)
-technologische ontwikkelen (digitalisering en internet)
-internationalisering (meer mogelijkheden voor burgers maar ook voor criminelen)

Recente ontwikkelingen
Vermogensdelicten zijn afgenomen (door o.a. pinas en betere huisbeveiliging)
Geweldsmisdrijven zijn toegenomen (toegenomen welvaart>alcohol>uitgaansgeweld)
Politie is geweldsmisdrijven meer en anders gaan registreren: bijna iedere straatdiefstal is een geweldsdelict

3. OORZAKEN VAN CRIMINALITEIT

3.1 Wie is crimineel?
Verschillen in criminaliteit hebben te maken met:
-geslacht
-leeftijd
-maatschappelijke positie
-etnische afkomst
-locatie

Geslacht
Vooral mannen. (ongelijke machtsverdeling, verschillen in opvoeding en aangeboren agressiviteit)

Leeftijd
Vooral van 16 tot 23 jaar.
>Het opzoeken van grenzen en het overschrijden van maatschappelijke normen hoort bij het opgroeien
>Veel jongeren worden geconfronteerd met sociale problemen (gokverslaving, drugs, school en ouderproblemen) - verliezen hun band met de samenleving
>Segregatie (geen kans op een normale baan) leidt tot vergroting van kans om in aanraking met politie en justitie te komen

Maatschappelijke positie
Mensen met een lagere maatschappelijke positie komen vaker in aanraking met de politie

Etnische afkomst
Allochtone groepen blijken relatief oververtegenwoordigd te zijn in diefstal en drugscriminaliteit maar ondervertegenwoordigd bij zaken als fraude en discriminerend gedrag.

Locatie
De mate van verstedelijking. In grote steden meer delicten (meer kansarme jongeren, minder sociale controle en meer gelegenheid tot criminaliteit.

3.2 Criminologie

Theoretische criminologie probeert crimineel gedrag te verklaren. We onderscheiden verschillende theorieen met 3 verschillende benaderingen:

1. Microniveau: individuele  motieven en situaties, richt zich op biologische en psychologische factoren
2. Mesoniveau: vanuit het individu in relatie tot zijn directe leefomgeving, nadruk op sociaal-psychologische factoren 
3. Macroniveau: vanuit structurele en culturele kenmerken van samenlevingen als geheel, criminaliteit is een maatschappelijk verschijnsel, sociologische factoren

Biologische en psychologische factoren
Persistente delinquenten: daders die vaker crimineel gedrag vertonen en ook vaker ernstige delicten plegen, zoals inbraak en overvallen.
> biologische verschillen zoals genetische en neurofysiologische kenmerken - erfelijke factoren
> verschillen zoals cognitieve en functionele persoonlijkheidskenmerken (impulsiviteit, sensatiezucht, lage intelligentie)
Risicofactoren: (school, gezin, vriendenkring) hoe omgevingsfactoren ervoor zorgen dat erfelijke factoren zich negatief ontwikkelen

Sociaalpsychologische verklaringen
Problemen in primaire (gezin) en secundaire socialisatie (school, leeftijdsgenoten, vereniging) maakt de kans groter dat iemand crimineel gedrag vertoont

Gezin: Gezinsproblemen als mishandeling, verwaarlozing en incest kan leiden tot latere gedragsstoornissen + ouders moeten slecht gedrag corrigeren
School: kinderen krijgen te maken met nieuwe normen (aanwezig zijn, optijd, huiswerk maken, omgaan met autoriteiten), niet in slagen leidt sneller tot latere aanraking met justitie
Leeftijdgenoten: Groepsdruk, normen en algemene gedragsregels, groepsdwang
Subculturen: Dominantie cultuur tegen bepaalde subculturen > vooroordelen, voortvloeiende gevoelens van machteloosheid en afhankelijkheid
Achterstandswijk: minder aandacht voor publieke domein, gebrekkige sociale controle
Kerk en het verenigingsleven: Jongeren die actief zijn in het verenigingsleven komen minder vaak in aanraking met justitie

Sociologische verklaringen
maatschappelijke ontwikkelingen: veranderde normen en waarden, toegenomen welvaart, minder sterk maatschappelijk middenveld, minder sociale controle etc.
Sociale desintegratie: mensen voelen zich niet langer verbonden met anderen in de samenleving
Sociale onrechtvaardigheid: ontstaat wanneer mensen onvoldoende maatschappelijk perspectief hebben > kan leiden tot aanpassingsgedrag

3.3 Theorieen over criminaliteit

Sociobiologische theorie
onderzoek naar evolutionaire oorsprong van sociaal gedrag bij dieren, inclusief de mens. In hoeverre is crimineel gedrag aangeboren en samenhangt met biologische factoren.

Aangeleerd-gedragtheorie
Gedrag wordt aangeleerd (contact met criminelen zorgt voor kopiërend gedrag). Het gezin, de buurt en vriendengroep zijn daarvoor bepalend. Geeft geen antwoord op de vraag: wie heeft het gedrag voor het eerst geleerd en van wie?

Gelegenheidstheorie
Gebaseerd op rationele keuzetheorie. Iedere individu kiest voor zichzelf de meest gunstige optie door afwegingen en rationeel na te denken. Criminaliteit wordt bepaald door aanwezigheid van potentiële daders, de aanwezigheid van doelwitten en afwezigheid van voldoende sociale bewaking.

Anomietheorie
Criminaliteit komt tot uiting in de kloof tussen de levensdoelen die mensen zichzelf stellen en de beperkte middelen die beschikbaar zijn om die doelen op legitieme wijze te bereiken.

Etiketteringstheorie
Als mensen het etiket crimineel krijgen opgeplakt worden zij gestimuleerd om zichzelf als zodanig te gaan gedragen.

Bindings- of inegratietheorie
Mensen die bindingen missen in directe omgeving (gezin, school, buurt) en op maatschappelijk niveau (werkkring, algemeen respect) zijn eerder geneigd te vervallen tot onmaatschappelijk en crimineel gedrag.

Sociale controletheorie
Dreiging van sancties (overheid, ouders, leraren, vrienden). Slechte relaties of bindingen vormen zélf de verklaring.

4. RECHTSSTAAT

4.1 Grondbeginselen

Sociaal contact: een soort afspraak tussen burgers en overheid
geweldsmonopolie: alleen de overheid heeft het recht geweld te gebruiken als het nodig is
Rechtsstaat: hanteert regels voor burgers en voor de overheid

De overheid heeft twee taken: rechtshandhaving (wat wel en niet mag) en rechtsbescherming (beschermt de burgers tegen willekeurig optreden van de overheid).

> politieke machtsscheiding: als de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht duidelijk zijn gescheiden
> overheid is gebonden aan de wet
> onafhankelijke rechters beslissen
> grond-of veiligheidsrechten van burgers zijn in de wet omschreven en gewaarborgd.

4.2 Rechtsstaat en criminaliteit

Machtenscheiding (trias politica)
Wetgevende macht (in handen van regering en parlement en maken wetten), uitvoerende macht (in handen van regering en ambtenaren, inzetten OM/politie/opsporingsambtenaren) en rechterlijke macht (rechtspraak, onpartijdige rechters onafhankelijk van regering en parlement om een eerlijk proces te bieden) worden gescheiden en controleren elkaar om zo de macht van de overheid te beperken en de vrijheden van burgers beschermd worden.

Onafhankelijke rechters
Rechters worden voor het leven benoemd, kunnen alleen ontslagen worden door Hoge Raad na misdrijf, heeft een wettelijk vastgesteld salaris en het aantal rechters staat in elke rechtszaak van tevoren vast.

Overheid is gebonden aan wettelijke regels
De wet staat in het Wetboek van Strafrecht. Belangrijkste uitgangspunten betreffende grenzen van bevoegdheden van overheid:

-legaliteitsbeginsel: je kunt alleen worden gestraft voor iets wat in de wet strafbaar is gesteld
-maximumstraf: in nederland is er voor elk delict een maximum straf vastgesteld. Bij het opleggen van een straf wordt gekeken naar de daad én naar de persoonlijke omstandigheden van de dader zelf
-ne bis in idem-regel: wanneer een rechter een onherroepelijke uitspraak heeft gedaan, kan de betrokkene niet voor hetzelfde strafbare feit voor een tweede keer worden vervolgd
-geen straf zonder schuld: (wegens bijv toerekeningsvatbaarheid)
-verjaring: na een bepaalde tijd kan iemand soms niet meer vervolgd worden

Strafprocesrecht
In het Wetboek van Strafvordering staan regels waaraan een normale rechtsgang moet voldoen. Enkele regels:
-Iedereen heeft recht op een eerlijk proces
-Volgens de onschuldpresumptie is iedereen onschuldig tot zijn onschuld is bewezen
-De gehele procedure is gebonden aan wettelijke voorschriften. Onrechtmatig verkregen bewijs mag niet worden meegerekend in het proces en kan leiden tot strafvermindering van de verdachte.
-Dwangmaatregelen zoals het vasthouden van een verdachte zijn aan wettelijke grenzen en waarborgen gebonden.
-Iedereen heeft recht op een adequate verdediging (advocaat)
-Slachtoffers hebben ook rechten (verhaal vertellen en schadevergoeding eisen etc)

4.3 Dilemma's en spanningen
Dilemma van de rechtsstaat: botsing tussen rechtsbescherming en rechtshandhaving>>> criminaliteit verminderen maar tegelijkertijd onze vrijheden respecteren
Discussie: mag de overheid inbreken op onze privacy? (telefonie, internet, DNA gebruiken)

Spanningen
Identificatieplicht > inbreuk op privacy?
Heeft de politie niet te veel bevoegdheden?
Dubbele pet van de politie: bevelen van minister van Justitie en het Ministerie van Binnenlandse zaken kunnen botsen

Ook spanningen tussen OM en politie: ene zaak wordt geschrapt tegenover de ander (fietsendiefstal tegenover overval)

De onafhankelijkheid van de rechter kan ook in gevaar komen: door hoge werkdruk kunnen zaken minder nauwkeurig en sneller worden afgehandeld door de rechters.

Spanning tussen wetgeving en rechtspraak: veranderde maatschappelijke inzichten en opvattingen kan een rechter een wet zodanig interpreteren dat het wetsartikel wordt opgerekt.

4.4 Klassenjustitie
-> wanneer het sociale milieu een rol speelt bij de opsporing, vervolging en berechting van verdachten.

Selectief optreden
In praktijk blijkt dat politie harder optreed tegen mensen uit een lagere sociale klasse dan uit een hogere sociale klasse. Mensen uit lagere klassen maken een grotere kans om door de officier van justitie vervolgd te worden. Rechters leggen daarbij in praktijk hogere straffen op tegen mensen uit lagere sociale klassen dan uit hogere sociale klassen.

Verklaringen
1. verdachten uit betere kringen door inkomen, opleiding, scholing en cultuur zijn beter in staat hun belangen te behartigen.
2. officieren van justitie en rechters zijn zelf ook vaak afkomstig uit hetzelfde milieu

5. OVERHEIDSBELEID

5.1 Integraal veiligheidsbeleid
Overheid heeft criminaliteitsbestrijding geplaatst binnen een integraal veiligheidsbeleid
>voorkomen en reduceren van criminaliteit en overlast

Burgers worden medeverantwoordelijk gemaakt voor en te betrekken bij preventie van criminaliteit en overlast (melden)

Het veiligheidsbeleid kent een tweesporenbeleid: afhankelijk van het soort criminaliteit wordt telkens bekeken welke preventieve maatregelen mogelijk zijn of waar het spoor van repressie moet worden gevolgd.

Preventie
preventieve maatregelen die kunnen worden genomen voor dat het delict heeft plaatsgenomen:

-versterking sociale controle (conducteurs, bewakingsdiensten)
-voorlichting (op gebied van inbraakpreventie en op scholen)
- Aanpassing van de bebouwde omgeving (kleinschalig bouwen, begroeiing (langs fietspaden) en losse stoeptegels weghalen.
-Structurele maatregelen: het zorgen voor goede scholing en werkgelegenheid

Repressie
>het optreden als de criminaliteit al heeft plaatsgevonden
Nieuwe cellen bijgebouwd en politie en justitie hebben extra bevoegdheden gekregen.
Repressieve maatregelen kunnen ook een preventieve werking hebben: uit angst voor straf gaan mensen zich beter gedragen

Soorten beleid

-opsporingsbeleid: politie en justitie beslissen welke vormen van misdaad de meeste aandacht van de politie krijgen en hoe deze delicten worden opgespoord.
-vervolgingsbeleid:  welke delicten in principe worden vervolgd (voor de rechter worden gehaald)
-gevangenisbeleid: verschillende gevangenisregimes (ruimte voor sollicitaties of onder streng regime staan)
-nieuwe wetgeving: om criminaliteitsbestrijding effectiever te maken
-preventief beleid: inzetten camera's en wijkagenten en samenscholingsverboden

Ontwikkelingen
-uitbreiding van bevoegdheden: proactivering van opsporingspraktijken/ vroegssporing > vermoedens ten aanzien van bepaalde individuen bijv.
-toegenomen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer: vrijheiden individuen worden beperkt. Overheid wil de verkeerde keuzes uitsluiten bij burgers.
-het in elkaar schuiven van criminaliteitsbeleid en de bestrijding van overlast: bevoegdheden van burgermeesters om voetbalwedstrijden af te lassen en preventieve fouillering.
-een groeiende internationale invloed op het criminaliteitsbeleid en de regelgeving

5.2 Criminaliteitsbeleid in de praktijk

Veelvoorkomende criminaliteit

 

 

6. OPSPOREN, VERVOLGEN EN BERECHTEN

Nederlandse politie valt onder twee ministeries: Binnenlandse Zaken (veiligheid, openbare orde en hulpverlening) en Justitie (opsporen).
Koninklijke Marechaussee onder Ministerie van Defensie (Schiphol bewaken bijv.)

Opsporing
Alleen als er een objectief, redelijk vermoeden bestaat dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd. Als de AIVD aanwijzingen heeft dat iemand misschien een aanslag wil plegen, kan de politie al een opsporingsonderzoek beginnen.

Vroegsporing
Om voorbereidingen van strafbare feiten op te sporen. Er wordt in een georganiseerd crimineel netwerk geinfiltreerd als het vermoeden bestaat dat daarin ernstige strafbare feiten worden beraamd.
---De wens van politie en justitie om in een zo vroeg mogelijk stadium op te treden botst soms met de grondwetteijke bescherming van de persoonlijke vrijheid.

Bevoegdheden bij opsporing
Opsporingsbevoegdheden van de politie zijn nauwkeuring vastgelegd in het Wetboek van Strafvordering en in de Politiewet.

Politie vooraf geen toestemming nodig:
-een verdachte staande houden (identificeren)
-een verdachte aanhouden of arresteren (in geval van op heterdaad betrappen mag iedereen bevoegd om aan te houden!)
-fouilleren
-in beslag nemen (bewijsmaterialen)
-vrijheid benemen (vasthouden voor verhoor, + foto’s of vingerafdrukken nemen)

Politie vooraf wel toestemming nodig:
-huiszoeking
-inzetten van infiltranten
-uitvoeren van kijkoperaties
-gecontroleerde doorvoer (drugs later in beslag nemen om zo meer verdachten aan te houden)
-informaten geld betalen
-preventief fouilleren

6.2 De officier van justitie
De officier van justitie geeft leiding aan het opsporingsonderzoek. Als er voldoende bewijzen zijn, besluit hij de zaak aan de rechter voor te leggen: vervolgen.
Alle officieren van justitie bij elkaar vormen het Openbaar ministerie.

Wel of niet vervolgen
Tijdens het opsporingsonderzoek wordt een dossier aangelegd met bewijsmateriaal, getuigenverklaringen en andere gegevens. Lang niet elk dossier leidt tot een rechtszaak, de officier heeft namelijk de keuzenmogelijkheid om:
- te seponeren (niet vervolgen)
>Door onvoldoende bewijs of de verdachte is niet strafbaar: technisch sepot
>Het opportuniteitsbeginsel (vervolging is niet in algemeen belang): beleidssepot
>Het gaat om een klein vergrijp of de verdachte is al genoeg gestraft
Als de officier voorwaarden verbindt aan het seponeren, spreken we van een voorwaardelijk sepot.

-transactie
Straf opleggen in de vorm van een geldboete, taakstraf, onttrekking van verkeer etc. Het is geen voorstel maar een echte straf.
De keerzijde van strafbeschikking is dat de officier op de plaats van de rechter gaat zitten > in strijd met trias politica. Daarom mag de officier van justitie geen vrijheidsstraffen opleggen.

-dagvaarden
Voor de rechter brengen.

 

 

6.3 De rechter

Organisatie van het strafrecht
Verschillende rechters met eigen taakomschrijving:
- Kantonrechter: ervaren rechter, vergt kennis van burgerlijkrecht en strafrecht: huur- en arbeidsgeschillen/ overtredingen (te hard rijden)
- Politierechter: spreekt alleen recht, mag vrijheidsstraf opleggen van max 1 jaar, lichtere misdaadzaken (winkeldiefstal,vernieling)
-Meervoudige kamer: 3 rechters, meer ernstige en ingewikkelde misdrijven (verkrachting)
-Kinderrechter: overtredingen bij jongeren

Als een verdachte het niet eens is met de uitspraak van de rechter kan hij/zij in hoger beroep gaan.  Hele rechtszaak wordt opnieuw gedaan.

Als een verdachte het niet eens is met de uitspraak van het gerechtshof, kan hij/zij naar de Hoge Raad stappen. De Hoge Raad voert geen nieuw onderzoek uit, maar kijkt alleen of het recht goed is toegepast (cassatie). Als dit niet het geval is wordt de zaak opnieuw behandelt in een ander gerechtshof.

De rechtszaak

De verdachte krijgt een dagvaarding (staat in ergens te van worden verdacht en een delict heeft gepleegd), deze wordt verstuurd door de officier van justitie (openbare aanklager).

De rechtszaak bestaat uit acht stappen:
1. Opening: controleren van gegevens etc.
2. Aanklacht: officier v J. leest aanklacht voor en geeft toelichting
3. Onderzoek: naar bewijs. Procesverbaal, getuigen, deskundigen
4. Verhoor: van verdachte
5. Requisitoir: OvJ probeert aante tonen dat de verdachte schuldig is en vraagt om een straf
6. Pleidooi: Advocaat verdedigt verdachte
7. Laatste woord: Verdachte heeft laatste woord
8. Vonnis: rechter doet uitspraak

 

Wel of niet schuldig?
Als op een van de vragen niet positief kan worden geantwoord, houdt de zaak daar op.
Procesmatige vragen:
1. Is de dagvaarding geldig uitgereikt?
2. Is de rechter bevoegd over de voorgelegde zaak te oordelen?
3. Mag de officier van justitie de zaak (nog) vervolgen? (verjaring)
4. Is er geen reden om de zaak te schorsen? (bijv. een burgerlijk geschil afwachten, zodat hij met de kennis van die uitspraak verder kan oordelen)

Inhoudelijke vragen
1. Is ten laste gelegde feit geheel bewezen?
2. Levert het bewezen feit een strafbaar feit op?
    > hetgeen moet als strafbaar worden aangemerkt in de wet
    > het gedrag moet in strijd zijn met het recht
    > rechtvaardigheidsgrond: de rechter moet rekening houden met de omstandigheden,  zoals: proportionele zelfverdediging is niet strafbaar en daarom volgt ontslag van rechtsvervolging.
3. Is de dader strafbaar?
Het feit moet aan de schuld van de dader te wijten zijn, rekening gehouden te hebben met de omstandigheden
4. Welke straf moet worden opgelegd?

Juryrechtspraak (niet in NL)
Gewone groep mensen oordeelt of een verdachte schuldig is of niet.
Voordeel: beter inlevingsvermogen, voelen beter aan hoe er in de samenleving gedacht wordt over criminaliteit
Nadelen: juryleden hebben minder inzicht in het maatschappelijk  belang, leggen door emoties vaak een zwaardere straf op, juryleden zijn makkelijker te beïnvloeden dan rechters.

7. Criminaliteit en straf

7.1 Straf
Voor elk strafbaar feit is een minimumstraf en een maximumstraf vastgelegd.
Omstandigheden van de verdachten wegen mee met de strafmaat.

Hoofdstraffen
- Geldboete
- Vrijheidsstraf
- Taakstraf (om de veroordeelde te straffen en voorkomen dat hij in een criminele spiraal terecht komt)

Voorwaardelijk: de dader krijgt de straf niet als hij binnen een bepaalde proeftijd niet nogmaals een soortgelijk strafbaar feit begaat. De rechter kan ook bijzondere voorwaarden opleggen zoals behandeling in een afkickkliniek.

Bijkomende straffen
Inname rijbewijs, ontslag etc.

 

Maatregelen
Om de dader te beschermen tegen zichzelf of de maatschappij te beschermen tegen de dader.
Tbs: kliniek in waar de dader psychiatrisch wordt behandeld tot hij is genezen
Pluk ze-wet: Justitie probeert van de veroordeelde geld of goederen die hij met zijn criminele activiteiten in bezit heeft gekregen, terug te krijgen.

7.2 Waarom straffen we?

Doel en functie van sancties
-Vergelding: kwaad mag niet ongestraft blijven
-Preventie: Hoge straffen moeten burgers weerhouden van criminele activiteiten, generale    preventie.
Speciale preventie
is bedoeld om te voorkomen dat de dader in de toekomst in herhaling valt.
-Resocialisatie: de dader verbeteren zodat hij zich beter aanpast aan de normen en waarden van de samenleving voor wanneer hij terugkeert in de maatschappij.
-Beveiliging van de samenleving
-Handhaving van de rechtsorde: voorkomen van eigenrichting > alleen de overheid mag straffen!
-Genoegdoening aan het slachtoffer
-De kosten van verschillende sancties
-Cellentekort: liever boetes of taakstraffen opleggen

Reclassering
Doel: helpen bij maatschappelijke (her)inpassing van mensen die met het strafrecht in aanraking zijn gekomen & resocialisatie.

Resocialisatie:
> als de gevangene gemotiveerd is het mogelijk  in de gevangenis een beroepsopleiding te volgen.
> gevangene heeft beperkt contact met de buitenwereld
> verlof

Uitvoer taakstraffen:
de reclassering houdt toezicht
àdienstverleningsprojecten, dader-slachtofferleertrajecten, Cursus Alcohol en Verkeer

 

7.3

Geschiedenis van straffen
Middeleeuwen: wraak
12e eeuw: rechtszaak bij klacht (accusatroire = beschuldigend)
later ook inquisitoir=opsporend
Veel lijfstraffen
Later: klassieke stroming > moderne stroming

Wils- of verdragstheorieen
Ratio van de mens, het verstand.
Vrije wil: omdat iedereenweet dat er op bepaalde gedragingen straf staat is er bij misdaad sprake van een vrije wil
Algemene wil: natuurlijke neiging van mensen om met elkaar afspraken te maken over wenselijk en aanvaardbaar gedrag.

Klassieke school
> Men moest naar de daad worden beoordeeld, niet de persoon - rechtsgelijkheid
> Strafrecht eenvoudig en sober
> Ervan uitgaande dat iedereen rationeel dacht en zo door hoge straffen werden weerhouden van criminaliteit

Moderne richting
>Vrije wil
> Door omstandigheden bepaalde keuzes moeten maken
> Straffen en helpen – heropvoeden + resocialisatie
> Invoering strafrechtelijke maatregel: ontoerekeningsvatbaarheid maar moet voor de ‘gevaarlijkheid’ toch worden gestraft (tbs)

Rechtvaardigheid theorieën
Absoluut betekent hier dat de straf losstaat van omstandigheden en dus ook los van een eventueel effect.
Vergeldingstheorie: vergelding is het belangrijkste motief van straf
Relatieve theorieën: kijken naar omstandigheden en individu

7.4 Recente ontwikkelingen

Veel gedetineerden komen na afloop van straf weer in aanraking met justitie.
Asocialisatie: binnen de gevangenis worden tips uitgewisseld over autosloten, effectievere inbraakmethoden etc.

Herstelrecht
Abolitionisme, stroming binnen criminologie, pleit voor een andere wijze van conflictoplossing dan de strafrechtelijke manier: slachtoffer en dader lossen het op d.m.v. afspraken. Herstel van de oude situatiemoet het voornaamste doel zijn van alle betrokkenen.

In het herstelrecht is het slachtoffer het belangrijkste persoon. Als de dader akkoord gaat kan het slachtoffer ook mediation of conflictbemiddeling voorstellen: onder leiding van een onderhandelaar wordt de dader gedwongen uitleg te geven waarom hij een bepaald delict heeft gepleegd, schuld erkennen en soms een herstelplan opstellen.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.