§1
In Groot-Brittannië begon de industriële revoluties in 1811/1812 met het aanvallen van fabrieken door gemaskerde mannen uit woede over de verdwijning van hun traditionele handwerk. Er kwam een technologische vooruitgang (machines aangedreven door stoom, gas en elektriciteit) waarbij de productie werd gemechaniseerd. Vroeger kwam energie uit spierkracht van mensen en trekdieren. De industrialisatie begon in de 18e eeuw in GB, maar drong pas in de 20e eeuw overal in Europa door en is nog steeds gaande, toch een revolutie.
In GB eerst houten apparaten, rond 1800 ijzeren aangedreven door stoom. Deze stoommachines werden vooral toegepast in de textielindustrie, hierdoor kwamen ook de machine-industrie, de ijzerindustrie en de steenkoolwinning tot bloei. Er kon sneller, grootschaliger en goedkoper worden geproduceerd.
De industriële revolutie kwam op gang doordat er in GB kapitaalkrachtige ondernemers waren die winst wilden maken. Ze staken daarvoor geld in machines en namen arbeiders in loondienst. Ook door concurrentie wilden ze zo goed en goedkoop mogelijk produceren. Ook de agrarische revolutie en de transportrevolutie maakten de industriële revolutie mogelijk. Door verbeterde landbouwmethodes konden meer mensen worden gevoed en de bevolking groeide minder arbeid nodig en leger aan goedkope arbeidskrachten voor de industrie. Ook zorgde de bevolkingsgroei voor een stijgende vraag naar voedsel en kleding. Door de transportrevolutie kwam er een dicht netwerk van onderling verbonden vaarwegen, die naast fabrieken werden gebouwd. Hierdoor konden producten makkelijk aan- en afgevoerd worden. In 1830 kwam de eerste spoorlijn (stoomlocomotief was mogelijk door stoommachine.)
Tegen het eind van de 19e eeuw kwamen staal, chemie en elektrotechniek op. Daardoor veranderde zoveel dat er gesproken wordt van een tweede industriële revolutie. Er kwamen nu laboratoria waar mensen gingen werken aan nieuwe en betere producten i.p.v. dat het het werk was van knutselaars en praktijkmensen zoals James Watt. 1903=eerste vliegtuigvlucht.
Door de industriële samenleving groeiden steden als kool en werkten bijna alle mensen in de industrie- of dienstensector i.p.v. in de landbouwsector. Bij Watts stoommachine werd stroomdruk gebruikt om wielen in beweging te zetten d.m.v. een krukas. Terwijl de oude, al bestaande stoommachines alleen een op-en-neergaande beweging konden maken.
§2
Nadat Napoleon was verslagen werden er afspraken gemaakt die ervoor zorgden dat de gevolgen van de democratische revoluties zo veel mogelijk ongedaan gemaakt werden. De Duitse staten en stadjes werden ondergebracht in de Duitse bond, een los verband van vier stadstaten en 35 monarchieën door congres van Wenen. Daartoe behoorden twee mogendheden. Pruisen in het noorden en het Habsburgse keizerrijk in het zuiden. Pruisen kreeg er in het westen gebieden bij, de Zuidelijke Nederlanden werden bij Nederland gevoegd en Oostenrijk kreeg grote gebieden in Noord-Italië om ervoor te zorgen dat er een machtsevenwicht ontstond en dat niet Frankrijk opnieuw de rest kon bedreigen. Adel en kerk kregen hun voorrechten terug.
Er kwamen politieke stromingen die zich verzetten tegen de autoritaire orde. De eerste was het liberalisme, ze wilden een grondwet die de macht van de koning beperkte en de burgerrechten garandeerde. Ook het nationalisme keerde zich tegen de bestaande orde. Het nationalisme was ontstaan tijdens de democratische revoluties, hiervoor waren mensen veelal gericht op hun eigen stad of regio.
Het socialisme was een beweging van arbeiders, ze kwamen op voor de onderdrukten en bestreden de verschillen in macht en inkomen. De conservatieven vonden het beter voor iedereen dat de kerk, adel, monarchie en het leger de leiding hadden. En vrijheid en gelijkheid was gevaarlijk, dat was wel gebleken tijdens de Franse revolutie. De orde die op het Congres van Wenen was hersteld hield niet lang stand. In 1830 bracht een opstand in Parijs een ander koningshuis aan de macht, dat meer rekening hield met de burgerij, hierdoor ook opstanden in Brussel en Luik en de Zuidelijke Nederlanden maakten zich los van Nederland. Vanaf 1848 kwamen er bloederige volksopstanden die een eind (wilde) maken aan de monarchieën. De orde werd echter meestal herstelt. Toch konden de wensen van de economisch steeds sterker wordende burgerij niet blijvend worden genegeerd. Zo kwam er in Italië bijvoorbeeld een liberale grondwet. De conservatieve Pruisische kanselier Bismarck gebruikte het nationalisme voor een verenigd Duitsland o.l.v. Pruisen. Daarvoor lokte hij oorlogen uit met FA, DE, OS. Op 18 jan 1871 erkenden Duitse vorsten Bismarck als de keizer van het nieuwe Duitse rijk.
Na 1871 ontstond er in bijna alle Europese landen een agressief nationalisme. Er kwamen bijv. standbeelden etc. waarmee gebeurtenissen of helden uit het verleden werden verheerlijkt. Vanaf 1870 ontwikkelde het socialisme zich tot een massabeweging, dat kwam omdat er op het continent een grote industriële arbeidersklasse ontstond. De marxisten wilden het kapitalisme omwerpen en de bedrijven in staatseigendom brengen zodat er niet meer geproduceerd zou worden voor winst. De internationale arbeiderssolidariteit stond hoog in het vaandel, Marx zei dat zij geen vaderland hadden. dus nationalisme grootste vijand.
Binnen het socialisme dus reformisme: verbeterd lot van arbeiders zónder revolutie. 1919 dus definitieve breuk: sociaaldemocratie en revolutionair communisme.
§3
Nederland werd geleidelijk een democratie. Voor 1848 had de koning nog veel macht en het parlement maar weinig. Maar omdat koning Willem 2 vreesde voor zijn positie liet hij Thorbecke een grondwet schrijven en Nederland werd parlementair stelsel. Er was nog wel censuskiesrecht. In 1917 algemeen kiesrecht voor mannen. In 1919 ook kiesrecht voor vrouwen. Vanaf dit moment was Nederland een parlementaire democratie met algemeen kiesrecht.
Het parlement in GB bestond uit het Hogerhuis met adel etc. en het Lagerhuis met gekozen vertegenwoordigers via het districtenstelsel. Tories = conservatieven en Whigs = liberalen.
Sinds de Glorious Revolution van 1688 had de koning niet meer geprobeerd het parlement uit te schakelen en kon de koning bijna niks zonder goedkeuring van het parlement. Hij benoemde en ontsloeg nog wel naar eigen inzicht ministers, maar dit veranderde onder koningin Victoria (1837). De partij die de verkiezingen won bepaalde de ministers. Victoria werd het nationale symbool door haar preutsheid en ijver. Negentiende eeuw wordt daarom ook wel het Victoriaanse tijdperk genoemd.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden