Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 6 t/m 10

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vmbo | 359 woorden
  • 16 februari 2003
  • 114 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
114 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
SAMENVATTING NATUURKUNDE H 6 T/M 10 Natuurkunde H6 Snaarinstrument: toon hoger als: snaar korter, snaar dunner, snaar strakker aangespannen. Toonhoogte meten: oscilloscoop : tijdsduur v. 1 trilling aflezen. ( frequentie berekenen) f = 1/T
Hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toon. Grootheid Eenheid Naam
Frequentie Hz f
Trillingstijd s T
Geluidsterkte dB Geluidssnelheid lucht: 340 m.s-1 ( meter per seconde) De geluidsnelheid in vloeistoffen + vaste stoffen groter. ( afstand berekenen) S = Vgeluid X t
Hoe ver komt geluid na 2 s? Formule voor afstand: S = Vgeluid X t

S = 340 m/s x 2 s
S = 680 m
Vuurpijl spat uit elkaar, klap na 2,5 s. Afstand? S = Vgeluid X t
S = 340 m/s x 2,5 s
S = 1075 m
Voorbeeld waarbij deze formule gebruikt wordt: de echolood in een schip. ( tijd berekenen ) T = S : Vgeluid
Hoe lang duurt het voordat je de donderslag hoort als een bliksem 170 meter van je vandaan is? Formule voor tijd: T = S : Vgeluid
T = 170 m : 340 m/s
T = 2,5
De afgelegde tijdsduur van geluid van 2.21 km: T = S : Vgeluid
T = 2.21 km = 2210 m : 340 m/s
T = 6,5 s
Geluidsterkte meten: dB-meter
Zien op oscilloscoop: aan de amplitude: Hoe groter de amplitude, hoe harder het geluid. Geluidoverlast verhinderen: bron zachter maken, bron isoleren, gehoorbeschermers dragen
Onderdelen luidspreker: permanente magneet en een spoel
Luidspreker zet elektriciteit om in geluid
Technisch onderwerp: tekening, werkplan, boodschappenlijstje, uitvoering, testen: testrapport, voorstellen verbetering rapport.
Natuurkunde H7 samenvatting Weerstand: R= U/I ( Elektrisch vermogen) P = U x I
Grootheid Eenheid in
Weerstand R Ohm
Spanning U Volt
Stroomsterkte I Ampère
Vermogen P Watt
De vervangingsweerstand Rv is de totale weerstand van een schakeling. Serieschakeling: Parallelschakeling: stroom gelijk stroom verdeelt zich
spanning verdeeld zich spanning gelijk
spanning: Ut = U1 + U2 Ut = U1 + U2
stroomsterkte It = I1 = I2 It = I1 + I2 vervaningsweerstand Rv = R1 + R2 1/Rv = 1/Rv1 + 1/Rv2
NTC ( never try coke) = een weerstandje: wordt kleiner als de temperatuur stijgt
Vb: LDR = een lichtgevoelige weerstand; kleiner als er meer licht op valt

Vb: Diode laat de stroom 1 richting op stromen : verhindert storingen
LED = lichtgevende diode
Vb: Condensator: elektrische energie tijdelijk opslaan: fietsachterlicht
Vb: Relais: elektrische schakelaar: kleine stroom  grote stroom inschakelen. Reedcontact: magnetische schakelaar: bv, beveiliging + kmteller
Transistor: elelktrisch onderdeel met drie aansluit punten, E( de emitter) Natuurkunde Hoofdstuk 8 v.t-grafiek constante snelheid s.t-grafiek contante snelheid
horizon tijd t (s of m, u ) horizon tijd t ( s of m, u) vertic snelheid v ( m/s ) vertic afstand s (m) op ieder tijdstip even grote de afstand neemt gelijkmatig met 2m/s toe
snelheid dus horizontale lijn. ( lineair verband tussen afstand en tijd) laat verband tussen tijd en snelheid rechte schuine lijn. m/s omrekenen in km/h  x 3,6
8 m/s  8 x 3,6 = 28,8 km/h
km/h omrekenen in m/s  : 3,6

28,8 km/h  28,8 : 3,6 = 8 m/s
De gem snelheid uitrekenen
200 meter in 25 sec. gem snelheid? formule: Vgem = s: t (s = afstand, t = tijd) Vgem = 200 : 25
Vgem = 8 m/s
Ep vers bew: reg. nettokr8 + v,tgrafiek  snelheid reg toe, ( rechte lijn) s.tgrafiek  grafiek steeds steiler, afstand neemt toe
Ep vetr bew: nettokr8 - v,tgrafiek  snelheid reg af, ( rechte lijn) s.tgrafiek  grafiek grote boog, afstand neemt af
Druk, pascal ( Pa) 1 Pa = 1 N/m2 ( newton per vierkante meter) of in 1 N/cm2
1 N/cm2 = 10 000 N/m2 P = F : A
P = druk in Pa
F = kracht in N
A = oppervlakte in m2
Je duwt met een kr8 van 30 N op een oppervlakte van 0,5 cm2
Bereken de druk
P = F : A P= 30 : 0,5 = 60 N/cm2 (= 600000 N/m2 ) Natuurkunde Hoofdstuk 9 Elektromagnetische straling: radiogolven, licht, IR-straling, UV-straling
Lichtsnelheid = 300 000 km/s
Radiogolven: radio, tv, magnetron, mobiel
IR: Rode warme lamp, afstandbediening
UV: zonnebank

Röntgenstraling: foto’s - Ioniserende straling: straling die door zijn grote hoeveelheid energie het weefsel van levende wezens kunnen beschadigen: verandering van atomen + moleculen. (Vb: alfa, Bèta, gamma en soms elektromagnetische straling. Straling zoals UV- en IR-straling) meten met: Geiger-Muller-buis. Tracer: radioactief vloeistof, ziekenhuis
Inwendige bestraling: tabletten
Moleculen = verschillende atomen, elektronen + kern: protonen + neutronen
Massagetal = het aantal protonen + neutronen
1 atoomsoort = 1 proton koolstof nr. 6, zuurstof nr. 8, water nr. 1
Isotopen= atomen van 1 soort maar met verschillende neutronen
Herkennen aan massagetal achter naam: C-12 ( atoomnummer 6, neutronen 6) C-14 ( atoomnummer 6, neutronen 8 ) Ionen: atomen met een ongelijk aantal protonen en elektronen. Alfa: veel schade dmv. Grote deeltjes (2 protonen, 2 neutronen). Minder dracht. Bèta: minder schade, kleiner (elektronen): diepere dracht Gamma: bijna geen schade (elektromagnetische straling) zeer diepe dracht –lood. Radioactieve stoffen hebben instabiele kernen die aan het vervallen zijn: komt energie vrij. Radioactiviteit in Bequerel ( Bq) 1 Bq = 1 verval per seconde
Halveringstijd: de tijd die het nodig heeft om te halveren. Hoeveelheid opgenomen straling in Millisievert: mSv: per mens per jaar 2 mSv. Natuurkunde Hoofdstuk 10 Bimetaal: trekt krom bij warmte ( ijzer) of bij kou ( aluminium) IJken vergelijken met vaste punten dmv. Schaalverdeling vb smelt kookpunt. 0 Kelvin = -273 Graden Celsius
273 Kelvin = 0 Graden Celsius
Luchtdruk meten met barometer in Hpa ( hectopascal) Zwaartekracht op 1 kg = 10 N
Luchtdruk is dus 10 N/ cm2 = 100 000 N/m2

1 Pa = 1 N/m2
100 000 Pa = 100 000 N/m2
100 000 Pa = 1000 hP
Luchtdruk NL - op zeeniveau - ( normaal ) = 1000 hPa ( = 100 000 Pa ) Lager: lagere luchtdruk: bewolking, wind: slecht weer
Hoger: hoge luchtdruk ( 1020 hPa) droog + zonnig weer. Hoog drukgebied: van hoog naar laag, met de klok mee Laag drukgebied: windstroming tegen de wijzers van de klok in
Hoe hoger in de bergen, hoe lager de luchtdruk (ademnood) Overdruk = als de druk hoger is dan de luchtdruk van de omgeving. Onderdruk = als de druk lager is dan de luchtdruk van de omgeving. ( verschil met luchtdruk) Faseovergangen + weer
Vast: moleculen trillen op eigen plaats
SMELTEN: komen los van hun plaats
Vloeistof: moleculen bewegen langs elkaar. VERDAMPEN: moleculen komen helemaal los van elkaar: dwarrelen in de lucht
Gas: ( damp) moleculen zitten helemaal los van elkaar en bewegen vrij in de lucht – stijgen op
Sublimeren = vast  gas
Condenseren = gas  vloeistof
Stollen = vloeistof  vast
Rijpen = gas  vast
Dauwpunt: de temp waarbij waterdamp condenseert. Mist: warm weer: water verdampt. Opeens koelt lucht af in dit proces: de waterdamp zet zich om in kleine druppeltjes: op lage hoogte. Wolken: water verdampt en condenseert in de wolken op grote hoogte door koude lucht. Dmv luchtstromen enz. Sneeuw: Deze waterdamp in de stijgende lucht koelt op zeer kouwe hoogte (hoger) zo sterk af dat de damp zich omzat naar sneeuw. Regen: sneeuw zet zich weer om naar vloeistof bij het naar benedendwarrelen door de temperatuur. De verdampte water wordt weer vloeibaar, en er is niet sprake van een stroming waardoor het water los wordt gelaten. Hagel: lucht die zeer snel opstijgt in de wolken: regendruppels gelijk bevroren ( geen sneeuw) Door het continu steeds deze routine bepaald de grootte van de hagelsteen. Onweer: in wolk tijgt lucht zeer snel: groot verschil in elektrische spanning bovenkant en de onderkant. En tussen de aarde en de wolk. Spanning droot genoeg  ontlading flits: ( =vonk) = korte stroom door lucht. Tijd: 0,001 sec. Stroomsterkte: 100 000 A + Temp: boven 30 000 Graden Celsius. Donderslag: De lucht zet door de hoge temperatuurverschillen sterk uit en krimpt daarna meteen weer in. ( door flits) Snelheid van licht = 300 000 km/s
Snelheid van geluid = 340 m/s

REACTIES

R.

R.

zich omzat ?

13 jaar geleden

R.

R.

Ik zag net 60N/cm2 (60000N/m2). Dit moet geen 60000 zijn maar 0.6N/m2
Verder is het een goede samenvatting

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.