Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Argumentaties

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 533 woorden
  • 15 december 2014
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
7 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Argumentaties:

  • Standpunt: Iemand vind iets / mening / visie. Dit kun je herkennen aan het signaalwoord; dus.
  • Argument: Uitspraken die het standpunt ondersteunen. Dit kun je herkennen aan het signaalwoord; want.
  • Weerlegging: Argument dat aantoont dat een bepaald argument onjuist is.
  • Tegenargument: Argument dat het standpunt ontkracht.
  • Subargument: Geeft extra ondersteunende informatie bij argument. Signaalwoorden: want, bijvoorbeeld, immers.
  • Verzwegen argument: Een niet expliciet genoemd argument.

Type argumenten:

  • Objectieve argumenten:
  • Controleerbare feiten
  • Wetenschappelijke gegevens
  • Opvatting van een deskundige
  • Algemeen geldende waardeoordelen

 

  • Subjectieve argumenten:
  • Vermoedens, persoonlijke indrukken, voorspellingen
  • Gevoelens, emoties
  • Persoonlijke mening
  • Niet algemeen geldende waardeoordelen
  • Geloof

 

Argumentatiestructuur:

  • Enkelvoudige argumentatie: Standpunt + argument
  • Samengestelde argumentatie: Standpunt + 2 of meer argumenten

 

  • Nevenschikkende argumentatie: Standpunt + 2 of meer argumenten. De argumenten zijn hier gelijk aan elkaar.
  • Onderschikkende argumentatie: Standpunt + argument met subargument. De argumenten zijn niet aan elkaar gelijk. Het subargument is onderschikkend aan het argument.

 

 

 

Argumenten beoordelen:

  • Kwaliteit argumenten: Zijn de argumenten waar en/of aannemelijk? Bevatten ze drogredenen?
  • Kwantiteit argumenten: Zijn er voldoende (sterke) argumenten?
  • Relevantie argumenten: Hebben de argumenten direct betrekking op het onderwerp?

Typen redeneringen (het verband tussen standpunt en argument:

  • Oorzaak/gevolg: Er wordt als ondersteuning van het standpunt een argument gegeven waarin een oorzaak of reden wordt gegeven.
  • Voor- en nadelen: Standpunt wordt ondersteund door het geven van voor- en nadelen.
  • Vergelijking: Er wordt een vergelijking gemaakt met iets wat lijkt op een aspect uit het standpunt.
  • Voorbeelden: Er worden voorbeelden bij het standpunt gegeven.
  • Gezaghebbende bron: Er wordt een gezaghebbende bron aangehaald om het standpunt te bevestigen.
  • Kenmerk of eigenschap: Er wordt een kenmerk of eigenschap genoemd die het standpunt ondersteunt.
  • Reden/verklaring geven: Er wordt een reden/verklaring gegeven bij het standpunt.

Drogredenen; argumentatiefouten:

  • Onjuist beroep op causaliteit: Er wordt gedaan alsof A altijd B als gevolg heeft, maar er zijn misschien ook andere oorzaken te noemen.
  • Verkeerde vergelijking: De vergelijking blijkt op belangrijke punten te verschillen.
  • Vals autoriteitsargument: De aangehaalde autoriteit is geen autoriteit op dit gebied, is partijdig of wordt door anderen niet erkend als autoriteit.
  • Overhaaste generalisatie: Er wordt op grond van één  voorbeeld een conclusie getrokken.
  • Cirkelredenering: Het argument is inhoudelijk gezien hetzelfde als het standpunt.

Drogredenen; argumentatietrucs:

  • Persoonlijke aanval: Er wordt niet ingegaan op het argument maar op degene die het argument geeft.
  • Ontduiken van bewijslast: Er wordt geweigerd argumenten bij het standpunt te geven, de bewijslast wordt dan bij de tegenpartij gelegd. Zij moeten bewijzen dat het standpunt niet klopt.
  • Vertekenen van een standpunt: Het standpunt wordt net een beetje anders weergeven dan de bedoeling is: de verdraaier overdrijft of verkleint het oorspronkelijke standpunt. Hij reageert op een standpunt dat net niet gelijk is aan het standpunt dat ter discussie staat.
  • Bespelen van het publiek: Proberen het publiek mee te krijgen door op het gevoel te werken. De inhoud van het argument doet niet meer ter zake, alleen het effect.

 

 

Het beoordelen van een betoog:

  • Auteur en bron:
  • Auteur: partijdig, deskundig, belangen?
  • Bron: gezaghebbend, recent?
  • Argumenten op zichzelf beoordelen:
  • Kwaliteit: waar, aannemelijk, drogreden?
  • Kwantiteit: voldoende sterke argumenten?
  • Relevantie: slaan argumenten direct op het onderwerp?
  • Stap van argumentatie naar standpunt beoordelen:
  • Sluiten de argumenten logisch aan op het standpunt?
  • Is het standpunt aannemelijk en/of waar?

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.