Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 2 + 3

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1046 woorden
  • 12 oktober 2014
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
6 keer beoordeeld

Hoofdstuk 2
 

2.1.
In de 5e eeuw v.C. bestond Griekenland uit een groot aantal zelfstandige stadsstaatjes. Athene was daarvan de grootste polis. De manier waarop de tempels en de beeldhouwwerken in de 5e & 4e eeuw v.C. zijn gebouwd, werd later klassiek genoemd. Het bruisende Athene werd een centrum voor filosofie en wetenschap. Griekse filosofen vroegen zich hardop af of de goden wel de verschijnselen veroorzaakten. ze gingen ook over politiek nadenken. Zo ontstond in Athene de democratie, een samenleving waarin alle burgers mochten meebeslissen over het bestuur, exclusief de vrouwen, de niet-Atheners en de slaven.

2.2
In nog geen 10 jaar veroverde Alexander de Grote Azië tot aan India en werd heersen over een groot deel van de bekende wereld. de Grieken die zich in de veroverde gebieden vestigden, hielden vast aan hun eigen cultuur. Deze cultuur verspreidde zich omdat veel niet Grieken het overnamen. Dit noemen we hellenisme. Alexander en zijn opvolgers bouwden veel steden in de veroverde gebieden. Het Jodendom was in de Oudheid een uitzondering, omdat de religie monotheïstisch was. Één van de nieuwe gebouwde steden was Alexandrië in Egypte. Deze stad werd al snel het belangrijkste centrum van kunst en wetenschap.

2.3
Met een van de beroemdste Romeinen genaamd Julius Caesar, die leefde van 44-100 v.C., begon de uitbreiding van het Romeinse Rijk naar West-Europa. In 116 n.C. bereikte het Romeinse Rijk zijn grootste omvang. Ook de Grieks-Romeinse cultuur kwam door veroveringen naar ons toe. De Germaanse stammen die daar leefden namen die over. Het over nemen van deze cultuur heet: Romanisering

2.4
In de eerste 2 eeuwen van de keizertijd was er in het Imperium Romanum relatieve vrede en welvaart. vanaf ongeveer 180 begon dat te veranderen. Invallen van groepen Germanen en voortdurende ruzies tussen generaals over de troonopvolging, zorgden voor chaos in het bestuur en in de economie. In de crisistijd van de 3e eeuw kregen de christenen vaak de schuld van de verslechterde omstandigheden.
In 313 echter gaf keizer Constantijn het christendom dezelfde rechten als andere godsdiensten. Met de Grieks-Romeinse clutuur werd ook het christendom over het Romeinse imperium verspreid.

 

 

 

 

Hoofdstuk 3

3.1
In Gallië leefden Keltische en Germaanse stammen, die vrijwillig (met taak om de grens te verdedigen) in het Romeinse rijk gingen wonen. Zij leverden soldaten in ruil voor bescherming en deel van welvaart, betaalden belastingen. De Gallo-Romeinen hadden als staatsgodsdienst het Christendom. Noordelijke grenzen van Romeinse Rijk vielen weg door oprukkende stammen en verzwakt centraal gezag.

Koning Clovis zocht aansluiting bij Gallo-Romeinse elite om zijn gezag aanvaardbaar te maken. Hij schakelde stamhoofden uit met geweld en sluwe politiek, bekeerde zich tot katholieke christendom en werd in Reims gedoopt. Om zijn veroverde gebieden te behouden, kreeg hij steun van vazallen (krijgslieden). Na dood van Clovis werd het rijk verdeeld onder zijn zonen. 1 nam de totale macht, Karel Martel, er was geen geld meer om de soldaten te betalen. Hij moest hen belonen met land, als hij hen aan hem wilde binden (=leen). Hierdoor ontstond het feodalisme (leenstelsel). Koning was leenheer (leent uit) en ridder leenman (leent).

Karel de Grote breidde het leenstelsel uit. Karel kreeg veel aanzien door zijn goed georganiseerde bestuur en gebiedsuitbreiding.

De leenman wilde zijn gebied nalaten aan zijn zoon als hij dood gaat. Maar als de koning toestemming daarvoor gaf, verloor hij controle erover en wanneer hij dat niet doet, kon hij in conflictkomen met de leenman. Omdat hij de leenmannen nodig had, koos hij ervoor om toestemming te geven.

3.2
Agrarisch-urbane samenleving: vooral landbouw, met kleine steden met handel en nijverheid. Agrarisch-autarkische samenleving: vooral landbouw, zelfvoorzienend en weinig handel, nijverheid en steden (autarkie =zelfvoorzienend).

Samenleving rond 7e eeuw:            

1. Machtige adel.
2. Rijke vrijen (goede wapens en vervoer) / arme vrijen(slechte/geen wapens):  deze boeren moesten 3. beschikbaar zijn voor het slagveld.
4. Horigen: moesten in ruil van bescherming v/d heer deel van de oogst afstaan, z’n akkers bewerken en verschillende herendiensten uitvoeren. Zij mogen zonder toestemming niet het landgoed verlaten.
5. Lijfeigenen: knechten in dienst van de heer voor in de landbouw in ruil voor voedsel en onderdak.

 

 

3.3
Christenwereld opgedeeld in bisdommen(kerkelijke bestuursgebieden).
Samenleving katholieke kerk:

1. Paus: besliste over geloofszaken en het beleid ervan.
2. Bisschop: vertegenwoordiger v/d Paus en aan het hoofd van een bisdom. Baas over priesters en
kardinalen & verspreiden en handhaven van geloof.
3. Kardinalen (geestelijken).
4. Priester/pastoor.

Missionarissen: gingen mensen bekeren tot hun geloof, gestuurd door de Paus. Ze probeerden ongelovigen te bekeren. Door kerstening krijgt Katholieke kerk meer invloed . Kerstening ging eerst snel maar na de inval van de Germanen, moest iedereen opnieuw worden bekeerd. Bonifatius wou de Friezen bekeren, maar uiteindelijk werd hij door hen vermoord.

In een klooster: wijdt iedereen zijn leven aan God, functie in onderwijs , ziekenzorg, armenzorg, bestuurscentrum, hoeden van Christendom, bewaren en verspreiden van boeken en teksten, hard werken, leven in armoede.

3.4

570 n. Chr. Geboorte van profeet Mohammed in Mekka. kreeg visioen dat hij een boodschap van Allah moest doorgeven 622 na ChrVlucht hij naar Medina: begin jaartelling van de Islam. Mekka is belangrijkste stad van Islam. Plicht van de Islamieten was om het geloof te verspreiden. 627 N. Chr. was verovering van Mekka.
5 leefregels/zuilen van de Islam:

1. Allah is de enige ware God.                                                            
2. 1 keer bedevaart naar Mekka.
3. 5 x per dag bidden.
4. Geld doneren aan de armen.
5. Vasten tijdens ramadan.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

1. Allah is de enige ware God.                                                            
2. 1 keer bedevaart naar Mekka.
3. 5 x per dag bidden.
4. Geld doneren aan de armen.
5. Vasten tijdens ramadan.

Kalief: bestuur uit religieus leider en vorst. Soennieten en de Sjiieten waren in discussie over wie Mohammed’s opvolger moest worden. Sjiieten vonden dat de diegene familie moest zijn en de Soennieten vonden dat de opvolger niet per se familie hoefde te zijn van Mohammed.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.