Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 5, De weg naar de Hemelse Vrede

Beoordeling 8.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 3891 woorden
  • 10 december 2002
  • 65 keer beoordeeld
Cijfer 8.3
65 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Paragraaf 1 | De erfenis van het verleden §1.1 | Kenmerken van de traditionele samenleving
1.1.1 | Het familiesysteem
In China was het individu er om de familie te ondersteunen en te laten voortbestaan. Als ideaal was er een meergeneratiegezin waarin vader, moeder, zonen, ongehuwde dochters en schoondochters in één huis woonden. Dit werd bijna nooit gehaald maar je moest streven naar vijf generaties onder één dak. De onderlinge relaties waren vastgelegd in de ‘Vijf Menselijke Relaties’. Door je te houden aan deze relaties zouden er geen conflicten ontstaan wat hoorde bij het confucianisme. 1.1.2 | Confucianisme Confucius ging er vanuit dat de mens alleen mens is in relatie tot andere mensen. De ‘Vijf menselijke relaties’ geven iedereen een plaats binnen de familie én de staat. De keizer was middelaar tussen hemel en mens. Het ‘Hemels Mandaat’ kon hem (de keizer) ontnomen worden als gebeurtenissen in de mensenwereld verantwoordelijk verklaard werden voor bijvoorbeeld natuurverschijnselen. China was de eerste staat die op een bureaucratie van ambtenaren steunde.
1.1.3 | Sociale gelaagdheid De maatschappelijke ladder in het oude China: 1) Keizer
2) Ambtenaren/geleerden
3) Boeren
4) Ambachtslieden
5) Kooplieden
Conflicten moesten in China volgens confucianistisch ideaal, en dus zonder geweld, worden opgelost. De bureaucratie, het confucianisme en het vermogen buitenlandse invloeden in te passen in de eigen beschaving zorgden voor een grote continuïteit van het keizerrijk. De keerzijde hiervan was verstarring. §1.2 | De invloed van het Westen
1.2.1 | De inmenging van het Westen
Door het Chinese sinocentrisme waren er niet veel contacten met het buitenland. China was lang afgezonderd. Aan deze afzondering kwam een einde door de opdringerigheid van westerse mogendheden opzoek naar afzetmarkten. Er werden zogenaamde verdragshavens geopend die de westerlingen afgedwongen hadden. 1.2.2 | Het einde van het keizerrijk Door verschillende oorzaken verzwakte de manchu-dynastie (1644-1911) steeds verder. Door een groeiend volksprotest tegen de regering kwam er in 1911 een opstand van legerofficieren. Enkele maanden later trad het kind-keizertje Puyi af en werd China een republiek met Sun Yatsen als voorlopige president. Hij was leider van de latere Guomindang (GMD, deze partij zou uitgroeien tot de grote vijand van Mao en het communisme). Sun wilde China volgens de drie volksbeginselen moderniseren: nationalisme, democratie en welzijn voor het volk. Sun’s plan mislukte en China raakte verdeeld in gebieden met warlords die elkaar, gefinancierd door het buitenland, bestreden.
§1.3 | De Guomindang en de Communistische Partij 1.3.1 | De Guomindang en de opkomst van de Communistische Partij
Met de ‘vier mei beweging’ kwam in China een echte revolutionaire beweging op. De beweging keerde zich tegen het westerse imperialisme, maar volgde wel het westen in de ideeën over nationalisme en gelijkheid. De beweging was tegen het familiesysteem en wilde vrouwen meer rechten geven. Tevens werd de Chinese taal vereenvoudigd om te zorgen voor een betere industrialisatie. Na de Russische revolutie oefende het communisme een groeiende aantrekkingskracht uit. De Communistische Partij China (CPC) werd opgericht in 1921. Na een interne strijd koos de partij er in 1934, onder leiding van Mao Zedong, voor om vooral op de boeren te steunen. Chiang Kaishek nam de leiding van de Guomindang (GMD) in 1925 over van de overleden Sun. De GMD en CPC hebben verscheidene malen geprobeerd samen te werken tegen gezamenlijke vijand Japan maar telkens mislukte dit als gevolg van de GMD die de CPC telkens aanviel. De periode waarin de GMD regeerde leidde tot vernieuwingen maar ook tot toenemende corruptie. Ciang Kaishek werd een dictator. (Het soort bestuur veranderde dus, van keizerrijk naar een soort van nationalistische staat, maar de manier van leiding bleef ongewijzigd een autocratie of dictatuur). 1.3.2 | De Japanners en de overwinning van de communisten De jaren dertig stonden in het teken van Japanse agressie tegen China. In 1937 begon voor China de Tweede Wereldoorlog. Chiang Kaishek moest de Japanners de oorlog verklaren maar bleef de communisten als een grotere vijand zien. Dankzij hun guerillatactiek waren de communisten veel beter in het bestrijden van de Japanners dan de GMD. Na de Japanse overgave volgde voor China nog vier jaar burgeroorlog tussen de GMD en de communisten. De GMD slaagde er ondanks hun grote overwicht niet in de strijd te winnen. Dit kwam door de lange communicatielijnen en doordat de communisten het platteland bezaten. Chiang Kaishek vluchtte naar Taiwan en op 1 oktober 1949 riep Mao Zedong de Volksrepubliek China uit. (Weer een regimeverandering, van nationalisme naar communisme, maar nog altijd een dictatuur of autocratie. Dit is duidelijk een vorm van continuïteit). Paragraaf 2 | Geloof in een nieuw China 1949-1957 §2.1 | De economische ontwikkeling
2.1.1 | De landbouw
Toen in 1949 de CPC aan de macht kwam beloofde zij het volk de weg te wijzen naar een communistische maatschappij waarin uitbuiting en onderdrukking hadden plaatsgemaakt voor gelijkheid, menselijke waardigheid en welvaart. Direct na het uitroepen van de volksrepubliek werd een begin gemaakt met de landhervorming, iedere boer kreeg een stukje grond van de staat en mocht dit naar eigen inzicht bewerken en de opbrengst houden. Hoewel een succes was dit een tijdelijke maatregel. Een groep binnen de CPC wilde een snelle collectivisatie om te voorkomen dat er een nieuwe klasse van rijke boeren zou ontstaan. In 1953 besloot men tot een geleidelijke collectivisatie. Al het land werd weer collectief eigendom. Door middel van propaganda, politieke bewustwording en pressie moesten de boeren worden heropgevoed tot socialistische boeren die met inzet en enthousiasme collectieve arbeid verrichten. 2.1.2 | De industrie Doordat de Chinese communisten weinig ervaring hadden met industrialisatie vroegen ze de Sovjet-Unie om hulp, dit was immers het eerste land waar het communisme al in de praktijk was gebracht. Het eerste vijfjarenplan moest uit landbouwopbrengsten worden gefinancierd. De industrialisatie leidde tot een sterke bevolkingsgroei in de steden, zo groot dat er niet meer genoeg landbouwopbrengsten waren om te voorzien in voedsel voor iedereen (Eerste probleem!). Buiten dat moest er ook nog eens een vergoeding aan de Sovjet-Unie worden betaald voor de geboden hulp. (Tweede probleem!) §2.2 | De politieke ontwikkeling 1949-1957 Mensen die zich tegen de CPC keerden werden klassenvijanden genoemd. De macht werd verdeeld over de Partij, de regering en het Volksbevrijdingsleger. China kent tot op de dag van vandaag een parallelle machtsstructuur. Er bestaan verschillende politieke organen zoals het Nationale Volkscongres en de regering maar in werkelijkheid heeft de Partij het voor het zeggen en bepaalt deze de politieke koers. Om een groot land als China zeer ingrijpend te veranderen maakte de CPC gebruik van massaorganisaties. Voorbeelden hiervan zijn vakbonden en vrouwen- en jeugdorganisaties. De massacampagnes dienden ervoor om veranderingen tot uitvoer te brengen. Mao riep de ‘honderd bloemen beweging’ in het leven. Hiermee riep hij intellectuelen op tot het uiten van kritiek op de partij, omdat Mao zelf vond dat de partijkaders zich te veel als nieuwe bazen gingen gedragen. Deze honderd bloemen beweging maakte een stroom van kritiek los, met name op de dictatoriale methoden van de partij. In 1957 greep de partijtop in, er werd een Anti-rechtsen campagne gestart en 1.2 miljoen stedelingen werden naar het platteland verbannen om daar gedachtenhervorming door arbeid te ondergaan.
§2.3 | De sociale ontwikkeling 1949-1957 In het nieuwe China moest de oude sociale orde radicaal worden gewijzigd. Iedereen kreeg na 1949 een klassenstatus opgelegd. Deze werd toegekend op basis van iemands sociaal-economische positie. De communisten wilden de loyaliteit aan de familie vervangen door loyaliteit aan de staat. (Voorbeeld van continuïteit omdat er eerst sprake is van loyaliteit aan een hogere rang in de vorm van familie, en dit zich later voortzet in loyaliteit aan de staat. Chinezen werden dus altijd al gedwongen om loyaal te zijn aan hun heerser). Paragraaf 3 | ‘Hoe Yoekong de bergen verzette’ §3.1 | Economische ontwikkeling 1957-1976 Het Eerste Vijfjarenplan was voor de industrie succesvol, er waren wel 3 problemen die moesten worden opgelost: - Groeiende werkloosheid, voor in de steden; - Landbouw kon de kosten van de verder groeiende industrie niet opbrengen. Probleem want industrie kon haar eigen groei nog niet financieren; - Mao was bang voor een nieuwe klasse technisch geschoolden. Mao had een hekel aan Chroetsjov’s revisionisme (Maar was wel afhankelijk van de Sovjet-Unie i.v.m. technische ontwikkelingen etc.). In 1958 kondigde hij (de top van de CPC) de Grote Sprong Voorwaarts aan: - Gelijktijdig ontwikkelen van alle sectoren van de economie (lopen op twee benen); - Maximaal voordeel halen uit productie op grote schaal, er werden volkscommunes opgericht; - Er was genoeg menskracht, iedereen moest staal gaan produceren. De economische vooruitgang werd beloofd voor de toekomst, eerst kwam de strijd tegen de natuur; - Planning van bovenaf werd afgeschaft, streefcijfers op lokaal niveau. Het platteland werd verdeeld in 26.000 volkscommunes van ieder zo’n 5.000 huishoudens. Door deze verdeling konden sommige boeren meehelpen aan de bouw van bv. een stuwdam i.p.v. op het land te werken. De commune moest het communistisch ideaal ‘ieder werkt naar vermogen en ontvangt naar behoefte’ in de praktijk brengen. Aanvankelijk was de inzet en het enthousiasme voor de Grote Sprong Voorwaarts groot. De Grote Sprong voorwaarts is met name bekend geworden door ‘de oventjes in de achtertuin’. Deze symboliseerden met name de mislukking van het project. De oventjes produceerden namelijk waardeloos staal. Tijdens de 3 bittere jaren (1958-1961) kwamen tijdens een grote hongersnood zo’n 30 miljoen mensen om. Dit werd pas later bekend omdat de regering dit verborgen wist te houden door de steden wel voedsel te laten ontvangen. Begin 60-er jaren ging men terug naar een centrale planning van de economie. (Weer een typisch voorbeeld van disconituïteit binnen het Chinese rijk, met als gevolg dat het volk vaak niet wist waar het aan toe was). Volkscommunes werden kleinschaliger en er kwam weer ruimte voor privé initiatief, met name Deng Xiaoping had hiermee te maken. De jaren 1966-1976 stonden in het teken van economische bloei. §3.2 | De politieke ontwikkeling 1957-1976
3.2.1 | De machtsstrijd
De Grote Sprong had ook invloed op de machtsverhoudingen in de top van de CPC. Vanaf 1958 heerste er een voortdurende machtsstrijd. Deze strijd tussen een gematigd gedeelte en een radicaal gedeelte van de partij zorgde voor een soort zigzagkoers (Leidde tot grote onduidelijkheid voor het volk). Er waren periodes waar de gematigden het voor het zeggen hadden (1961-1966 en 1974-1976) maar ook tijden waar de radicalen de macht hadden (1966-1969, de culturele revolutie). Achter de schermen was echter nog een strijd. De factiestrijd was voor de bevolking geen ver van m’n bed show maar elke koerswijziging (en dan met name die van de radicalen), werd kracht bijgezet door grote massacampagnes. De dood van Mao in 1976 bracht geen verandering in de factiestrijd. 3.2.2 | De Culturele Revolutie Door de mislukking van de Grote Sprong was Mao’s positie verzwakt en werd deze overgenomen door Liu Shoqi, Deng Xiaoping en Zhou Enlai, hun economische politiek was Mao een doorn in het oog (hij was bang voor een opleving van het kapitalisme). Mao gebruikte het leger om weer terug aan de macht te komen, met hulp van minister van Defensie Lin Piau. Deze zorgde voor ‘De campagne tot bestudering van het denken van voorzitter Mao’. Iedereen moest het ‘rode boekje’ met uitspraken van Mao uit zijn/haar hoofd gaan leren en foutloos citaten van de ‘Grote Roerganger’ kunnen opzeggen. Een ongekende persoonsverheerlijking volgde. (Op nieuw een gebeurtenis die zorgde voor grote onduidelijkheid bij het volk. Het ene moment moesten ze nog recht achter de plannen van Deng Xiaoping staan en het andere was de koers radicaal gewijzigd en moest de leer van Mao gevolgd worden.) In 1966 startte de Culturele Revolutie met als slogan: ‘Rebelleren is gerechtvaardigd’. Mao kreeg steun van enorme aantallen jongeren die de straat opgingen en zich organiseerden als zogenaamde Rode Gardisten. Ze keerden zich tegen alles wat oud en gevestigd was. Deng Xiaoping en Liu Shaoqi werden net als andere partijkaders en intellectuelen naar heropvoedingskampen gestuurd. Door de Culturele Revolutie functioneerden het staatsapparaat en het onderwijs nauwelijks (zorgde voor een nog grotere technische achterstand). De beweging liep uit de hand en Mao keerde zich ervan af. Het leger stelde orde op zake en de gardisten werden naar het platteland gestuurd om daar ‘te leren van de boeren’. (Weer discontinuïteit in het beleid, maar continuïteit in de vorm van onregelmatig bestuur) §3.3 | De sociale ontwikkeling 1957-1976
3.3.1 | Sociale ongelijkheid
Ondanks dat het communisme een samenleving zou zijn zonder klasseverschillen werd er in China onderscheid gemaakt, al was het niet tussen arm en rijk. Iedereen kreeg na 1949 een klassenstatus die een aantal rechten gaf. Daarnaast kreeg iedereen een stedelijke- of plattelandsregistratie. Stedelingen werden vaak bevoordeeld op gebieden als huisvesting, sociale zekerheid of distributie van consumptiegoederen. Je kon je klassen niet wijzigen, wel kon je door uitzonderlijke inzet een negatieve status kwijtraken. Het gebeurde echter veel eerder dat je een negatief etiket kreeg opgeplakt.
3.3.2 | Conformisme Waardoor gebeurde het toch steeds dat de mensen er bij elke nieuwe massacampagne weer met frisse moed tegenaan gingen? Hiervoor is een mogelijke verklaring te geven als je bedenkt dat het politieke denken in China doordrongen is van het moralisme: de staat bepaald wat goed en slecht is. Een eigen mening hoort niet in het openbaar. China was doordrenkt met dit conformisme dat voor veel buitenlanders misleidend was. (Het conformisme stamde al uit de tijd van het keizerrijk waarin men geacht werd loyaal te zijn aan de familie). §3.4 | Informatiebronnen over China In communistische landen bestond/bestaat over het algemeen geen persvrijheid. Na 1972 werden er een paar buitenlanders China binnengelaten. Juichend werd gesproken over het Chinese experiment. Paragraaf 4 | ‘To get rich is glorious’ 1976-1989 §4.1 | De economische ontwikkeling 1976-1989
4.1.1 | De landbouw
Na de dood van Mao werd duidelijk dat er hervormingen nodig waren. Er was economische groei nodig om de bevolking weer vertrouwen te geven in de CPC. Er kwam een nieuw economisch plan: ‘De Vier Moderniseringen’. Deze moderniseringen moesten landbouw, industrie, defensie en wetenschap & technologie ingrijpend vernieuwen. Centraal in de hervormingen stond het verantwoordelijkheidssysteem. De mensen werden zelf verantwoordelijk voor hun economische activiteit en winst maken werd weer toegestaan. In 1984 werden de volkscommunes ontmanteld en kregen de boeren de grond in pacht. Dit had al snel resultaat, de welvaart op het platteland steeg enorm. Keerzijde hiervan was dat de welvaartsverschillen zichtbaar werden en de werkloosheid toenam, tevens trokken veel boeren naar de stad om daar hun geluk te beproeven. 4.1.2 | De industrie De hervorming van de industrie verliep veel moeilijker. Ook hier probeerde Deng Xiaoping een verantwoordelijkheidssysteem in te voeren. - Beloning van de arbeiders moest meer overeenkomen met geleverde prestaties, productiviteit moest omhoog met behulp van stukloon en bonussen. De zekerheid van een fabrieksarbeider (baan voor het leven en huisvesting van de fabriek) werd afgeschaft. Dit werd de ‘ijzeren rijstkom’ genoemd. - Planning werd weer gedecentraliseerd en lokale planners moesten meer rekening houden met de wet van vraag en arbeid. De corruptie steeg enorm. - Directeur van de fabriek werd zelf verantwoordelijk voor zijn bedrijf. - Privé-ondernemingen en buitenlandse samenwerking werden aangemoedigd. De opnstelling was de belangrijkste factor voor het slagen van de hervormingen maar tevens de gevaarlijkste want de buitenlandse invloed bleef niet beperkt tot de economie. §4.2 | De politieke ontwikkeling 1976-1989
4.2.1 | De opvolging van Mao Zedong
Al voor zijn dood was er een strijd om de opvolging van Mao. De strijd ging tussen de ‘Bende van Vier’ en gematigde krachten rond Zhou Enlai. Deng Xiaoping werd door de groep gematigden gerehabiliteerd. Na zijn dood werd Mao opgevolgd door de onbekende Hua Guofeng. Hua liet de Bende van Vier onmiddellijk arresteren. In 1981 werd Deng Xiaoping partijvoorzitter. Tot zijn terugtreden drukte Deng een zwaar stempel op de politieke en economische koers, maar er bleef in de top van de partij altijd verzet tegen hem bestaan.
4.2.2 | Veranderingen Na de Culturele Revolutie waren er economische maar vooral ook politieke hervormingen nodig om het volk weer enigszins vertrouwen te geven: - Massacampagnes afgeschaft; - Aantal controlerende functies van de danwei verdwenen; - Partij was niet langer bij alle instellingen vertegenwoordigd; - Verbod op persoonsverheerlijking; - Kritiek op Mao werd mogelijk; - Klein begin van het vastleggen van het recht op willekeur; - Intellectuelen werden als klasse erkend. Probleem bij de hervormingen was dat de leiders moesten uitvinden hoe ver ze konden gaan zonder hun eigen macht aan te tasten. Steeds vaker begon jongeren zich te roeren en de roep om de Vijfde Modernisering (democratie) werd luider. De partijtop verzette zich steeds meer tegen de hervormingen nadat duidelijk werd dat hervormingen in de Sovjet-Unie ertoe hadden geleid dat deze uit elkaar was gevallen. §4.3 | Culturele veranderingen 1976-1989 Na de Culturele Revolutie werden de regels voor literatuur verruimd. Er ontstond een nieuwe literatuur. Deze zogenaamde ‘littekenliteratuur’ ontstond naar aanleiding van het verhaal Het Litteken dat in 1978 als muurkrant was verschenen. Paragraaf 5 | Het plein van de Hemelse Vrede
Paragraaf 6 | Totalitarisme
Bijlage 1: Mao Tse-toeng denken: Het Maoïsme
Het Maoïsme werd gekenmerkt door 4 punten: · Determinisme: Objectieve maatschappelijke omstandigheden scheppen onvermijdelijk de revolutie; · Scheppen van een nieuwe mens, alleen hierdoor wordt de heilstaat mogelijk; · Ideologische indoctrinatie, doormiddel van heropvoeding (kritiek en zelfkritiek) en ideologische massacampagnes. Ook wel een systeem van totalitaire terreur. · Anti-christelijk: Het christendom was een product van het kapitalisme en imperialisme. Mao had zijn eigen revolutie-strategie (goed bruikbaar voor marxistische bevrijdingsbewegingen in DW=Danwei?). Dit model week af van het Sovjetmodel. Het Kremlin beschouwde dit als een aantasting van het ideologische monopolie dat de Sovjet-Unie als het ‘vaderland van de revolutie’ bezat. Stalin had dan ook z’n eigen opvattingen over Mao en zag hem als de Chinese Tito (nb. Tito werd premier van Joegoslavië in 1945 en was communist, hij had echter wel banden met het kapitalistische westen. Tito’s ‘gedecentraliseerd socialisme’ combineert arbeidersbestuur met bepaalde kapitalistische principes) en een radijsjescommunist. Deze revolutie strategie had 5 kenmerken: 1) Plattelandsrevolutie: De revolutie moet steunen op de massa en dat zijn in China de boeren. 2) Partizanen- of guerillatactiek: De rode soldaten zijn een gedisciplineerd vechtkorps maar daarnaast ook een propaganda- en productiekorps. 3) Omsingelingstheorie: Wanneer de troepen het platteland beheersen zijn de steden een makkelijke prooi. 4) Massalijn: De ware revolutionair luistert naar de massa en staat open voor kritiek en zelfkritiek. Er is geen kloof tussen volk en partij; geen bureaucratie en specialisme. 5) Permanente revolutie: Volgens Mao bleven ook onder het communisme tegenstellingen bestaan, omdat de “kapitalistische bourgeoismentaliteit” steeds opnieuw de kop tracht op te steken. Ø verstoring van de revolutie door opkomst van een bevoorrechte elite van partijleden en ambtenaren. Om de kloof tussen partij en volk, of tussen hoofd- en handarbeiders te voorkomen, dienden partijfunctionarissen, ambtenaren en intellectuelen op gezette tijden enige maanden boeren arbeid op het platteland te verrichten Ø onderwaardering van wetenschappelijke en technische kennis > Polyvalente mens > Nieuwe mens
Bijlage 2: De Grote Sprong Voorwaarts (1958-1960) Eerste Vijfjarenplan: de industriële productie steeg met meer dan 150%. Hier ontstond al een probleem doordat de landbouw zich veel trager ontwikkelde dan de snel groeiende industrie. Bovendien was men bang dat China volledig afhankelijk zou worden van de Sovjet-Unie. (Waarom? Mao was bang dat er in China net als in de Sovjet-Unie een nieuwe bevoorrechte klasse van technisch geschoolden zou ontstaan. Bovendien verafschuwde Mao Chroetsjov’s revisionisme, China zou de echte weg naar het socialisme bewandelen.) De landbouw kon zich maar traag ontwikkelen door: - geringe geïnteresseerdheid van vele boeren voor collectieve ondernemingen. - onderontwikkelde staat van het platteland, de moderne industrie was geconcentreerd en kon het platteland niet bedienen > dit kwam door transportproblemen. De Grote Sprong Voorwaarts was onderdeel van een nieuwe economische politiek. De was gericht op versnelling van de economische groei en verwierp het Russische voorbeeld. Deze nieuwe economische politiek werd gekenmerkt door de stichting van grote eenheden op het platteland (volkscommunes) en door het zgn. Lopen op twee benen d.w.z. het streven om landbouw en industrie gelijktijdig te ontwikkelen. Met de Grote Sprong Voorwaarts voorzag men zo’n spectaculaire toeneming v/d productie, dat de communistische maatschappij, waarin “ieder werkt naar vermogen en ontvangt naar behoefte”, spoedig gerealiseerd zou worden. De Grote Sprong Voorwaarts moest gerealiseerd worden in de volkscommunes: “gemeenschap boven individu” - samen koken - samen eten - verantwoordelijk voor zaken als onderwijs, infrastructuur enz. - algehele economische leiding - volksmilitie
Volkscommunes waren zelfvoorzienende productiegemeenschappen, waarin enkele tientallen landbouwcoöperaties waren samengevoegd. Ze zouden moeten zorgen voor vergaande decentralisatie. Conclusie: Volkscommune schept polyvalente mens (boer, arbeider, soldaat). Dit paste in het denkbeeld van Mao (zie Maoïsme).
Geschiedenis 2 begrippenlijst hoofdstuk 5: De weg naar Hemelse Vrede §1: De erfenis van het verleden P.93Vijf menselijke relaties: Confucianistische voorschriften waarin in China was vastgelegd hoe mensen zich ten opzichte van elkaar dienden te gedragen. Er werden vijf van deze relaties onderscheiden.P.95Sinocentrisme: De visie waarin China het middelpunt van de beschaving vormde met daarom heen staten die, naarmate ze verder van China aflagen, steeds onbeschaafder werden bevonden.Verdragshavens: Chinese kuststeden waarin de Engelsen (en later ook andere landen) vrij handel mochten drijven en die onder Engels gezag en wetgeving vielen. De Engelsen hadden deze verdragen afgedwongen.P.96Drie volksbeginselen: Warlords: Provinciale militaire machthebbers die elkaar bestreden nadat er een machtsvacuüm ontstaan was na de van van het Chinese Keizerrijk in 1911.P.98Guerillatactiek: Tactiek waarbij de vijand wordt aangevallen door kleine groepen wanneer en waar deze zwak is en wordt ontweken waar en wanneer deze sterk is. §2: Geloof in een nieuw China 1949-1957 P.99Landhervorming: Herverdeling van het grondbezit onder de boeren, in China uitgevoerd na 1949.Collectivisatie: De landbouwgrond en de productiemiddelen worden collectief eigendom; het land wordt in productieteams bewerkt.P.100Klassenvijanden: Mensen waarvan in China de Communistische Partij bepaalde dat zij niet wilden meewerken aan de opbouw van de communistische staat.Parallellemachtsstructuur: Politiek-bestuurlijk stelsel waarin de staats- en partijorganisaties formeel gescheiden zijn, maar in iedere bestuurslaag er veel personele overlapping bestaat.Massa-organisatie: Een organisatie als een vakbond, vrouwen- of jeugdorganisatie met zeer veel leden, waarvan men in het communistische China lid behoorde te zijn en die werden gecontroleerd door de Communistische Partij.Massacampagne: In communistisch China de periode van grote activiteit waarbij de gehele bevolking werd ingeschakeld om een bepaald doel te bereiken. De massacampagne werd omgeven door veel propaganda.P.101Gedachtenhervorming door arbeid : Politiek in communistisch China waarbij mensen door zware lichamelijke arbeid moesten leren inzien dat zij verkeerde gedachten hadden over de Communistische Partij en de koers die deze partij volgde.Klassenstatus: Een indeling in klassen op basis van bezit, in China na 1949 door de communisten ingevoerd als instrument om het bezit opnieuw te verdelen. Deze klassenindeling bleef na de herverdeling van bezit bestaan. §3: ‘Hoe Yoekong de bergen verzette’ P.102Revisionisme: Herziening van de Marxistisch(-Leninistische) leer. De Chinese leider Mao beschuldigde de president van de Sovjet-Unie Chroetsjov ervan dat hij na 1956 afweek van deze oorspronkelijke leer.P.103Factiestrijd: Binnen de Chinese Communistische Partij bestaande groepen van hoge partijfuncitonarissen rond bepaalde leiders in de Partij die veelal met elkaar in een machtsstrijd verwikkeld waren.P.104Persoonsverheerlijking: Propagandacampagne waarin een leider kritiekloos wordt opgehemeld.Stedelijke- of plattelandsregistratie: In communistisch China bestaande verblijfsvergunning voor de stad of het platteland waaraan bepaalde rechten zijn verbonden, zoals het recht op werk, woning en voedselbonnen.P.105Conformisme: Aanpassing aan heersende opvattingen; mensen gedragen zich ten minste uiterlijk naar wat van hen verwacht wordt. §4: ‘To get rich is glorious’ 1976-1989 P.106Vier moderniseringen: Het programma van de Chinese leider Deng Xiaoping voor modernisering van de landbouw, industrie, wetenschap en technologie en van defensie.Verantwoordelijkheidssysteem: De Chinese landbouwhervorming na 1984 waarbij de boeren het land in pacht krijgen en zelf verantwoordelijk worden voor de bewerking en de opbrengst van het land. IJzerenrijstkom: P.108Vijfde modernisering: In de ogen van de Chinese dissident Wei Jingsheng ontbrak aan de Vier Moderniseringen de democratisering van het politieke systeem. Hij noemde dat de Vijfde Modernisering. Zie Vier Moderniseringen.Littekenliteratuur: Chinsese literatuur die na de dood van Mao Zedong opkwam, waarin schrijvers misstanden in het Mao-tijdperk en de trauma’s die deze bij mensen hebbe veroorzaakt, in hun verhalen verwerken. Op paragraaf 5 en 6 zijn geen begrippen van toepassing

REACTIES

A.

A.

je hebt wel een mega samenvatting gemaakt.....echt een super goeie! tanx....hoefde ik hem tenminste niej nog ff 1 te maken :)
-xxx-

20 jaar geleden

D.

D.

Hey, hier een emailtje van Daniel uit Breda
Je kent me niet maar ik heb via scholieren.com jouw samenvatting kunnen krijgen
ik had geen tijd om te leren en ik bedank je daarom vriendelijk
Groeten, Daniel

20 jaar geleden

K.

K.

Wat een goede samenvatting,.ik wilde net zelf beginnen maar dat is nu niet meer nodig! Bedankt!

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.