Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Kenmerkende aspecten geschiedenis

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1114 woorden
  • 17 december 2012
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
11 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Overzicht geschiedenis: de tien tijdvakken

Tijd van de jagers en boeren

Periode: Prehistorie, van ? – 3000 V.C.

 

Kenmerkende aspecten

-       De levenswijze van jagers-verzamelaars.

Trekken rond en leven in tentjes.

-       Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenleving.

Mensen beginnen op 1 plaats te wonen. ± 8000 V.C. uitgevonden.

-       Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.

Ze gingen bij elkaar leven om elkaar en hun dieren te beschermen. Mensen kregen ook andere beroepen dan alleen boeren.

 

Tijd van Grieken en Romeinen

Periode: Oudheid, van 3000 V.C. – 500 N.C.

 

Kenmerkende aspecten

-       De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.

Athense democratie, filosofie.

-       De groei van het Romeinse Rijk waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.

Romeinen verspreiden en nemen gewoontes mee. Julius Caesar.

-       De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa.

Ze gingen vechten.

-       De ontwikkeling van het christendom en jodendom als eerste monotheïstische godsdiensten.

Christendom was een stroming van Jodendom, groeide uit tot de grootste religie in het Romeinse Rijk.

 

Tijd van Monniken en ridders

Periode: (Vroege) middeleeuwen, van 500 – 1000

 

Kenmerkende aspecten

-       Het ontstaan en de verspreiding van de islam.

Mohammed stichtte islam, volgelingen verspreidden het.

-       De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hof stelsel en horigheid.

Stedelijk leven, handel, ambachten en nijverheid verdween. Boeren mochten hun grond niet verlaten. (horigheid)

-       Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.

Koning gaf grond aan lagere edelen, in ruil voor leger en trouw.

-       De verspreiding van het christendom in heel Europa.

Monniken verspreidden.

 

 

Tijd van steden en staten

Periode: (Late) middeleeuwen, van 1000 – 1500

 

Kenmerkende aspecten

-       De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.

Beter klimaat -> landbouw brengt meer op. Er ontstaan weer steden door handel.

-       De uitbreiding van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van de kruistochten.

Europese christenen verdrongen Islam uit Israël. Met zegen van de Paus trokken ze ten strijde tegen de ‘’ongelovigen’’.

 

Tijd van ontdekkers en hervormers

Periode: Vroeg moderne tijd, van 1500 – 1600

 

Kenmerkende aspecten

-       Het begin van de Europese overzeese expansie.

Columbus.

-       Het veranderde mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.

Klassieke oudheid kwam terug. Ze werden minder gericht op God, meer op mens en aardse leven.

-       De hernieuwde interesse voor het klassieke oudheid. (Grieken en Romeinen)

De ideeën van Grieken en Romeinen, beelden enz.

-       De protestantse reformatie en splitsing van de christelijke kerk in West-Europa.

Onder invloed van Luther en Calvijn. Ontstaan van nieuwe christelijke kerk (protestanten).

-       De opstand in de Nederlanden en het ontstaan van een onafhankelijk Nederlandse staat.

Opstand tegen Spanje. De Republiek der Verenigde Nederlanden, eigen staat.

 

Tijd van regenten en vorsten

Periode: Vroeg moderne tijd, van 1600 – 1700

 

Kenmerkende aspecten

-       Het streven van vorsten naar absolute macht.

Regeren, onbeperkte macht voor 1 persoon.

-       Het burgerlijk bestuur en de stedelijke cultuur in de Nederlandse Republiek.

Gouden eeuw, rijkdom, handel (VOC).

-       Het ontstaan van handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.

Iedereen (EU) is aan het handelen.

 

Tijd van pruiken en revoluties

Periode: Vroeg moderne tijd, van 1700 – 1800

 

Kenmerkende aspecten

-       Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ (= vrijheid, rechten) dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.

Hoe een samenleving verbetert moet worden, reactie op absolutisme (= 1 persoon alle macht).

-       Voortbestaan van absolutisme pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme = Je gelooft in verlichte vrijheden voor burgers, maar wil zijn macht niet delen.)

-       Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme.

Sommige mensen willen slavenhandel stoppen.

-       De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.

1789, Franse revolutie.

 

Tijd van burgers en stoommachines

Periode: Moderne tijd, van 1800 – 1900

 

Kenmerkende aspecten

-       Industriële revolutie en het ontstaan van een industriële samenleving in de westerse wereld.

Langzaam gaan verschillende landen over op industrialisatie. Kleine huisjes, veel werken ook de kinderen.

-       Discussies over de ‘sociale kwestie’.

Verbeteren van leefomstandigheden.

 

Tijd van wereldoorlogen

Periode: Moderne tijd, van 1900 – 1950

 

Kenmerkende aspecten

-       De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie.

Propaganda, Mussolini, Stalin, Hitler. Denk wijze van anderen veranderen.

-       De totalitaire politieke systemen: Communisme (Soviet Union) en nationaalsocialisme (Nazi).

Hele leven wordt door de staat geregeerd.

-       De economische wereldcrisis.

1929 U.S. -> hele wereld.

-       Het voeren van twee wereldoorlogen.

1e wereldoorlog: loopgraaf oorlog tegen Duitsland

2e wereldoorlog: veroveringen, massamoord Joden tegen Duitsland. Maar ook meerdere landen hadden oorlog.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

2e wereldoorlog: veroveringen, massamoord Joden tegen Duitsland. Maar ook meerdere landen hadden oorlog.

-       Racisme en discriminatie die leidden tot genocide (= volkerenmoord), in het bijzonder op de Joden (Holocaust).

Concentratiekampen.

-       De Duitse bezetting van Nederland.

-       Niet eerder vertoonde verwoestingen door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.

Bombardementen.

 

Tijd van televisie en computer

Periode: Moderne tijd, van 1950 – heden

 

Kenmerkende aspecten

-       Blokvorming in de wereld met een wapenwedloop en de dreiging van een atoomoorlog (Koude Oorlog).

Westen -> Kapitalistisch, Oosten -> Communistisch.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.