Alle kenmerkende aspecten verschillende tijdvakken

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 697 woorden
  • 23 juli 2012
  • 250 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
250 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

1. Tijd van jagers en boeren (t/m 3.000 v.Chr)

- De levenswijze van jagers-verzamelaars

- Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen

– Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen

2. Tijd van Grieken en Romeinen (3.000 v.Chr – 500)

– De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat

– De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur

– De groei van het Romeinse Imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde

– De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest Europa

– De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als eerste monotheïstische godsdiensten

3. Tijd van ridders en monniken (500 – 1000)

– De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.

– Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur

– De verspreiding van het christendom in geheel Europa

– Het ontstaan en de verspreiding van de islam

4. Tijd van steden en staten (1000 – 1500)

– De opkomst van handel en ambacht legde de basis voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving

– De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van de steden

– Het begin van staatsvorming en centralisatie

– Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben.

– De expansie van de christelijke wereld, onder andere in de vorm van kruistochten

5. Tijd van hervormers en ontdekkers (1500 – 1600)

– De hernieuwde orientatie op het erfgoed van de klassieke oudheid

– Het veranderende mens en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling

– Het begin van de Europese expansie over zee

– De protestantse reformatie had splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg

– Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van de Nederlandse staat (de Opstand)

6. Tijd van regenten en vorsten (1600 – 1700)

– Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie

– De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse republiek (de gouden eeuw)

– Het streven van vorsten naar absolute macht

– De wetenschappelijke revolutie

7. Tijd van pruiken en revoluties (1700 – 1800)

– Rationeel optimisme en verlicht denken werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek en sociale verhoudingen.

– Voortbestaan van het ancien regime met pogingen het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven

– De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap

– Uitbouw van de europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden transatlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme.

8. Tijd van burgers en stoommachines (1800 – 1900)

– De industriële revolutie legde in de westerse landen de basis voor een industriële samenleving

– De opkomst van politiekmaatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.

– Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces

– De opkomst van emancipatiebewegingen

– Discussies over de sociale kwestie

– De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industriële revolutie

9. Tijd van wereldoorlogen (1900 – 1950)

– Het voeren van twee wereldoorlogen

– Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij de oorlogvoering

– De crisis van het wereldkapitalisme

– Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme

– Het in praktijk brengen van totalitaire ideologieën: communisme, facisme en nationaal socialisme

– De rol van de moderne propaganda en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie

– Racisme en discriminatie die leidde tot genocide, in het bijzonder op de joden (holocaust)

– De Duitse bezetting van Nederland

10. Tijd van televisie en computer (1950 – heden )

– De dekolonisatie maakte een eind aan de westerse hegemonie in de wereld

– De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog

– De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de 20e eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen

– De eenwording van Europa

– De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen

REACTIES

A.

A.

Misschien is het handige om de alternatie benaming van alle tijdvakken er bij te zetten. Een voorbeeld is bijvoorbeeld: tijd van jagers en verzamelaars - prehistorie

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.