Hoofdstuk 1 en 2

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1564 woorden
  • 12 juni 2002
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
15 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1: De Voorgeschiedenis (tot circa 1100): Tijdsbeeld: Prehistorie (tot 50 voor Christus) De mens moet al langer bestaan dan dat de sporen zijn die vooral in Frankrijk en Spanje gevonden zijn. De verzamelnaam voor de mensen die ong. 500 jaar voor onze jaartelling leefde heten Germanen. De Germanen: Een Germaan voelt zich heel sterk betrokken bij de gemeenschap waarin hij leefde. De familiebanden waren dus heel belangrijk. De verhouding tussen de mens en de goden had een heel praktisch karakter. Een god was een soort bondgenoot. Erediensten en offers waren de belangrijkste gebeurtenissen en dan kwam de hele stam bij elkaar in een tempel of andere vaste plek. De twee belangrijkste goden waren Odin en Thor. De Kelten: Net als bij de Germanen waren de Keltische godenoveral aanwezig. De belangrijkste feestdagen hielden verband met de vruchtbaarheidcyclus van vee en gewas.. Water werd beschouwd als de bron van het leven. Oude geschiedenis (50 voor Christus- 500 na Christus): In West Europa is het prehistorische tijdvak verdwenen, want vanaf dit tijdstip zijn de eerste geschreven berichten. Een groot deel van West Europa was goed georganiseerd en welvarend. De Griekse en Romeins goden verhalen hebben veel invloed op de kunst en cultuur van de westerse wereld. De Griekse waren leermeesters van de Romeinen. Het aantal goden was groot. Twaalf goden onderaanvoering van Zeus, vormden de hoogste raad. Acht goden werden beschouwd als de minderen. Alle twintig goden bewoonden de Olympus. We hebben nog steeds kerkelijke erediensten die er twintig eeuwen geleden ook al waren, maar dan enig sinds aangepast. Vroege middeleeuwen (500-1100): De historische periode van de middeleeuwen begint met een ineenstorting van het Eest- Romeinse Rijk. Doordat het leger verzwakte ontstonden er barsten en scheuren in het Romeinse imperium. Een hele reeks volksverhuizingen maakte een eind aan het Romeinse keizerrijk. In deze periode ontwikkelde een agrarische samenleving. West Europa raakte verdeeld in vele staatjes.De katholieke kerk beheerste in feite volledig het leven en denken van alle middeleeuwers. Kunst: De geboorte van de kunst word gevormd door de prehistorische grotschilderingen en ingekraste afbeeldingen die circa twintigduizend jaar oud zijn. Het christendom bouwden kerken en kloosters. De Romeinen hadden basiliek die van binnen licht en helder waren, te vergelijken met vroegere klassieke tempels. De Germanen en de Kelten brachten gebruiksvoorwerpen mee. Die waren vaak versierd met planten- en dierenmotieven, uitgevoerd in hout, metaal of ivoor. Dit werd ook op grafstenen toegepast. Deze verschillende invloeden hebben geleid tot het decoratieve karakter van de vroegmiddeleeuwse kunst in de elfde en twaalfde eeuw. In de negende eeuw werd het letterschrift gestandaardiseerd. Dit heeft de zogenaamde Karolingische minuskel opgeleverd. Mondelinge literatuur: Gebed, lied en imitatiespel moeten een belangrijke rol hebben gespeeld in de tijd van Germanen en Kelten. In deze tijd werden de verhalen mondeling verteld. Eeuwen na eeuwen totdat ze werden opgeschreven. De verhalen veranderen voortdurend. Germaanse literatuur: In Midden Europa is niets van de Germaanse tekstmateriaal bewaard gebleven. De Germaanse literatuur werd geschreven in dichtvorm. Kenmerk van het vers was de alliteratie (stafrijm). Dit zijn de aanvangsklanken van sommige beklemtoond woorden waren hetzelfde. Keltische literatuur: In deze tijd waren er verhalen rondom de held Beowulf. Beowulf was een natuurlijk mens die vocht met draken en andere monsters. Het eerste verhaal dat opgeschreven is over Beowulf is een gedicht van meer dan drieduizend versregels in een tiende- eeuw manuscript, maar ze zijn rond 700 ontstaan. Grieks- Romeinse literatuur: De Romeinse beschaving heeft voor de grote invloed op de literatuur gezorgd. Met grote heldengedichten Ilias en Odyssee begint de Griekse literatuur. Die opgeschreven zijn door de Griek Homerus rond 1800. Vroegmiddeleeuwse literatuur: De kloosters waren het middelpunt van de beschaving, wetenschap, kunst en letterkunde. Een deel van de Romeinse beschaving was bewaard gebleven in de bibliotheken van de abdijen. Alleen de geestelijke hielden zich bezig met de literatuur. Het meest invloedrijke boek is de bijbel. Hoofdstuk 2: Tijdsbeeld De late Middeleeuwen vormden een redelijk stabiele periode waarin de ambachten en de handel een bloeiperiode doormaakten. Er was sprake van twee standen, de rijken en de machtigen. De dappere ridder was het ideaalbeeld, later begon dit beeld af te brokkelen. Burgerij speelde belangrijke rol in het economische en politieke leven, vormde stedelijke toplaag van de middeleeuwse maatschappij. Tegen het einde van de Middeleeuwen ontstonden er wetten en rechtspraak, daarvoor werd er rechtgesproken volgens de gewoontes van de streek. Mensen werden niet oud, stierven aan o.a. cholera, Zwarte Dood of de pest. Bij kruistochten lieten veel mensen het leven, en had veel maatschappelijke gevolgen. De middeleeuwse wetenschap was gebaseerd op zeven vrije kunsten. Het geestelijk leven stond volledig in dienst van God en de katholieke Kerk. Ook het volksgeloof was nog aanwezig.
Kunst Veel Middeleeuwse kunst was anoniem. Laatmiddeleeuwse kunst is sterk beïnvloed door de christelijke godsdienst. Primitieven hebben grote invloed gehad op West-Europese schilderkunst. Ze streefden realisme na door nauwkeurigheid in de details, en was symbolisch. Jeroen Bosch wordt nog steeds gezien als de grote meester van de schilderkunst. Hij schilderde bovennatuurlijke dingen en figuren. In de elfde en twaalfde eeuw was de Romaanse bouwkunst ontwikkeld, met kenmerken als een kleine binnenruimte en een horizontale bouw. In de dertiende eeuw was er de Gotische bouwkunst, met juist een grote binnenruimte en verticale bouw. In de Middeleeuwen was er ook veel muziek, zoals volksliederen. Literatuur: In de Middeleeuwen waren weinig boeken in omloop. De boeken werden met hand geschreven op perkament, dit wordt een manuscript genoemd. De boeken werden versierd met afbeeldingen en sierletters, de kaften werden ook versierd. Tot de dertiende eeuw was het particuliere bezit van bijna alle boeken verboden, omdat ze golden als gevaarlijk en slecht voor de goede zeden. Boeken werden veel meer gebruikt dan tegenwoordig. Ze werden (voor)gelezen, herlezen en ze werden uit het hoofd geleerd. Vanaf de twaalfde eeuw werd lezen en schrijven belangrijk. Niet iedereen kon toen lezen en schrijven, maar steeds meer mensen leerden het. Het was nodig voor administratie en correspondentie. Je had aanzien als je kon schrijven. Tot ver na de uitvinding van de drukpers, in de vijftiende eeuw, werd er naar literatuur geluisterd. Tot in de late Middeleeuwen as het normaal om hardop te lezen, stillezen werd alleen gedaan in bijzondere situaties. Vanaf de zestiende eeuw is stillezen pas goed op gang gekomen. In de veertiende en vijftiende eeuw werden literaire teksten in de volkstaal vaak aan het hof en in de stad voorgelezen en voorgedragen door de auteurs, vertalers of kopiisten. De sprookspreker trok langs hoven en in zijn onderhoud voorzag met het schrijven en voordragen van teksten. Auteurs moesten goed hun best doen op hun teksten om in de smaak te vallen; hij was volledig afhankelijk van zijn opdrachtgever, hij was dus broodschrijver. Hoge heren fungeerden als mecenassen voor de auteurs. Deze moesten worden gezocht bij de hoge adel in de top van de feodale piramide. Burgers traden nooit op. Dat gebeurde pas toen de ‘burgerlijke’ literatuur in een stroomversnelling liep na 1450, door de uitvinding van de boekdrukkunst. Proza Eén van de oudste verhaalvormen is de ridderroman. Dat waren lange verhalen over de adel en ondernemende ridders. Ze waren op rijm geschreven, zodat ze makkelijk uit het hoofd te leren waren. Het woord roman komt van ‘geschreven in het Romaans, de volkstaal’. De eerste ridderromans gingen vooral over Karel de Grote en zijn leenheren. Er waren Karelromans (voorhoofse romans) en Arthurromans (hoofse ridderromans). De herkomst van het woord hoofs heeft 2 theorieën: Hoofs verwijst naar de literatuur die aan het middeleeuwse hof gelezen en beluisterd werd. Hoofs komt van hoofsheid en dat was het gedrag van de adel van de 12e eeuw. Voorhoofs komt van voor die tijd. Karelromans komen uit de Karolingische tijd. Het zijn heldenverhalen over ridders, die als voorbeeld werden gebruikt. Mensen zeiden dat de verhalen waar gebeurd waren, maar dat was niet zo. In de verhalen waren Christenen en heidenen vijanden. Edele vrouwen hadden nog geen belangrijke rol in de verhalen, ze werden soms ruw en onbeschoft behandeld. In dit soort verhalen stond Karel de Grote centraal. Zijn fysieke eigenschappen werden steeds meer overdreven. Poëzie De hoofse poëzie, die uit Zuid-Frankrijk kwam, heeft het grootste deel van de middeleeuwse dichtkunst beïnvloed. Het had heel veel succes in een groot deel van Europa.De troubadours uit Zuid-Frankrijk waren er vooral tussen 1075 en 1275. Het heeft een grote invloed gehad op de liefdespoëzie van Europa, maar je vindt het ook terug in ridderromans en toneelstukken. De troubadours werden vooral in kastelen uitgenodigd om informatie te geven over de oosterse en de klassieke cultuur. Kenmerkend voor de hoofse poëzie is de thematiek van liefde die niet beantwoord kan worden. Opvattingen over dit onderwerp leidden tot een verfijning in de omgangsvormen, zeden en gewoontes. Toneel Het middeleeuwse toneel bestond uit religieuze toneelspelen, hoofse toneelstukken en kluchten. Het was ontstaan uit de Germaanse, Keltische en de Romeinse cultuur. Naar Romeins voorbeeld werden stukken gespeeld die zo luchtig waren, dat de kerk ze had verboden. Ze hadden een slechte invloed op de mensen. Er hebben toch altijd jongleurs bestaan. De kerk heeft ook meegedaan aan het toneel, ze wilden de bijbelse verduidelijken voor mensen. Eerst waren de spelers alleen maar priesters, later ook leken, maar dat waren uitsluitend mannen. De stukken werden na een tijd niet alleen meer in de kerk, maar ook op straat opgevoerd. De religieuze stukken namen een belangrijke plaats in, in de middeleeuwen. Er werden vooral mirakelstukken (waar een wonder in voorkomt) en mysteriespelen (waar geloofswaarheden centraal staan).

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.