Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2 - grammatica

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 271 woorden
  • 15 december 2011
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
4 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Connaitre = kennen
Je connais
Tu connais
Il/elle connait
Nous connaissons
Vous connaissez
Ils/ells connaissent
passe compose
j’ai connu = ik heb gekend
futur
je connaitrai = ik zal kennen
imparfait
je connaissais = ik kende

Bijwoorden vertellen wat over bijvoegelijk naamwoorden.. bijv. die heel grote appel.
Bijvoegelijk naamwoorden die eindigen op een klinker= je zet er –ment achter. Dus difficile => difficilement.
Als het bijvoegelijk naamwoord eindigt om een medeklinker= je zet het eerst in vrouwelijk en dan zet je er –ment achter. Dus heureux=>heureuse=>heuresement.

Onregelmatige bijwoorden:
Bon => bien = goed
Mauvais => mal = slecht
Meilleur => mieux = beter
Gentil => gentiment = aardig
Prudent => prudemment = voorzichtig
Méchant => méchanmment = gemeen

Het meewerkend voorwerp:
Normaal gebruik je een persoonlijk voornaamwoord (zie schema hieronder)

Onderwerpsvorm Voorwerpsvorm
Enkelvoud
Eerste persoon ik mij (me)
Tweede persoon jij (je) jou (je)
u u
Derde persoon hij hem
zij (ze) haar
het het

Meervoud
Eerste persoon wij (we) ons
Tweede persoon jullie jullie
U U
Derde persoon zij (ze) hun, hen, ze
Maar die kan nu ook gebruikt worden als meewerkend voorwerp (aan wie/wat of voor wie/wat + p.v. + ow). Dat heeft de volgende vormen:
Me/m’= mij lui=hem/haar vous=jullie/u

Te/t’= jou nous=ons leur=hun (m.v.)
Voorbeelden:
Et je lui ai répondu= En ik heb hem omgedraaid.
Elle leur envoie des textos= Zij stuurt hun sms’jes.
Staat dus na de persoon en voor het werkwoord.

Vraagzinnen:
3 manieren om een zin vragend te maken:
- Zet er een vraagteken achter.
- Zet er est-ce que voor.
- Draai de persoonsvorm en onderwerp om en zet er een streepje tussen.
Voorbeelden:
Tu as répondu =>
- Tu as répondu?
- Est-ce que tu as répondu?
- As-tu répondu?

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.