Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Inleiding / rechtstaat / parlementaire democratie

Beoordeling 5.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 7801 woorden
  • 7 mei 2011
  • 40 keer beoordeeld
Cijfer 5.2
40 keer beoordeeld

Inleiding.

Waarom maatschappijleer?

Overal waar mensen met elkaar te maken hebben, zijn er afspraken en regels die voor alle betrokkenen gelden.

In de Nederlandse samenleving maken we onderscheid tussen vier terreinen, waarmee je bijna dagelijks te maken hebt.

De vier terreinen zijn:
-Nederland als rechtsstaat
-Parlementaire Democratie.
-Pluriforme samenleving.
-Verzorgingsstaat.

De terreinen staan niet los van elkaar maar hebben veel met elkaar te maken.

Maatschappelijke problemen.

Maatschappelijke problemen en persoonlijke problemen verschillen van elkaar. Als men als enige een klacht hebt (bijvoorbeeld last van je rug omdat je te hard getraind hebt) dan is dat een persoonlijk probleem. Maar als meer mensen dezelfde klacht hebben (bijvoorbeeld veel meer mensen hebben rugklachten) dan is het een maatschappelijke probleem.

Samengevat spreken we van een maatschappelijke probleem als:
1. Het probleem gevolgen heeft voor grote groepen in de samenleving.
2. Het probleem aan gemeenschappelijk kan worden opgelost, waardoor de overheid zich moet bezighouden met de oplossing van het probleem
3. Het probleem te maken heeft met tegenstellingen.

Om een maatschappelijke probleem aan te pakken, zijn vaak nieuwe regels en wetten nodig of een aanpassing van bestaande regels.

Tegenstellingen:
Bij het zoeken naar oplossingen voor een maatschappelijk probleem moeten er altijd tegengestelde belangen en tegensgestelde normen en waarden tegen elkaar worden afgewogen. Duidelijke tegenstellingen bestaan er tussen mensen met verschillende:

-Politieke visies: Automobilisten willen bredere snelwegen tegen het fileprobleem, maar milieuactivisten willen goedkoper openbaar vervoor.

-geloofs- of levensovertuigingen: Christelijk iemand is tegen abortus maar iemand die niet gelovig is, heeft daar minder moeite mee.

-Sociaaleconomische posities: Een werkgever wil minder premies betalen, werkloos iemand wilt een goede uitkering.


Compromis: Tussen oplossing voor een probleem.

De kernbegrippen

Normen en waarden:
Een waarde is een uitgangspunt of principe dat mensen belangrijk en nastrevenswaardig vinden.
Waarden leiden bijna altijd tot regels over het gedrag van mensen en zo’n regel noemen we een norm. Een norm is dus een gevolg van een waarde.

Voorbeeld:
Als je veel waarde hect aan eerlijkheid (waarde) volgt daaruit dat je niet steelt en dat je ook van anderen verwacht dat ze niet stelen(norm)
Normen zijn dus opvattingen van hoe je je op grond van een bepaalde waarde behoort te gedragen.
Een norm is dus een sociale verplichting, een verplichting die je in bepaalde situaties wordt opgelegd door je omgeving.
Waarden die op een ocncreet niveau liggen en die je heel graag wilt verwezenlijken noemen we ook wel idealen.

Belangen.
Een belang is het voor- of nadeel dat iemand ergens bij hebt.
Een belang heeft vaak met financieel voor- of nadeel te maken, maar niet altijd.
Als de regering de studiebeurzen verhoogt dan heeft een scholier een voordeel maar een cassiere nadeel omdat die meer belasting moet betalen.


Macht
Macht is het vermogen om het gedrag van anderen te beinvloeden. Macht dat officieel is vastgelegd heet formele macht of gezag. Ze zijn in de regels en wetten vastgelegd. Hier tegen over staat invloed, dat is een informele macht.

Mensen kunnen alleen macht uitoefenen als ze machtsbronnen hebben zoals geld, bepaald functie of beroep, kennis, overtuigingskracht, aanzien, geweld en aantal. Deze machtsbronnen kunnen als machtsmiddelen worden gebruikt, dat wil zeggen als middelen waarmee je het gedrag van anderen kunt beinvloeden.

Veranderingen:
Normen en waarden, belangen, macht zijn geen statische begrippen. Ze kunnen verschillen per:
-Plaats: Oosterse buren zijn gast vrijer dan Nederland.
-Tijd: Geen belang bij te veel kinderen, vroeger had je veel kinderen nodig zodat zij je konden helpen.
-Groep: Racisme tegen multi-culturele samenleving, andere willen juist multi-culturele samenleving.

Als veel mensen rekening houden met wat anderen vinden en de manier waarop ze leve, ontstaat er meer sociale cohesie. Het gevoel hebben bij elkaar te horen.


Wat is waar en wat is niet waar?

Betrouwbaarheid:
Wanneer is iets betrouwbaar:
-Wordt er bij cijfers en andere gegevens een brondvermelding genoemd?
-Is er duidelijk onderscheid tussen feiten en meningen?

Feiten noemen we objectief omdat ze iets zeggen over de werkelijkheid.
Meningen zijn subjectief omdat ze voor iets zeggen over degene die de mening geeft.
-Wordt iets van verschillende kanten bekeken?
Doordat je het van verschillende kanten bekijkt, kan je zien wat er overeen komt en wat niet.
Wat kan er misgaan tussen zender en ontvanger?:
-De ontvanger ontvant de informatie verkeerd.
-De zender zendt de informatie verkeerd uit.
-Door informatie overdacht onstaan vooroordelen.

Selectieve waarneming.
Selectieve waarneming: elke informatie wordt zodanig vervormd dat deze zo veel mogelijk past in ons referentie kader.

Je referentiekader is alles wat je bezit aan kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoonten. Door je bweust te zijn van je referentiekader kun je proberen zo objectief mogelijk te zijn.

Manipulatie en indoctrinatie:
Manipulatie: in dit geval worden feiten opzettelijk weggelaten of verdraaid zonder dat de ontvanger dit merkt.


Stapje verder is propaganda, wat betekent dat er doelbewust eenzijdig informatie wordt gegeven met als doel de mening van mensen te beinvloeden.

weer een stap verder is indoctrinatie, waarbij langdurig, systematisch en heel dwingend eenzijdige opvattingen en meningen worden opgedrongen aan het publiek.

Discriminatie:
Stereotypering, je hebt een vaststaand beeld van een hele groep mensen.

Door stereotypering ontstaan vooroordelen. Als je over iets of iemand oordeelt zonder dat je die persoon of die zaak hebt leren kennen, spreken we van een vooroordeel.

Vooroordelen en stereotypen kunnen makkelijk leiden tot discriminatie, waarbij je mensen van een bepaald groep anders behandelt op grond van een kenmerk die in de gegeven situatie niet van belangzijn.

Kenmerken waarop mensen worden gediscrimineerd:
-huidskleur of ras.
-leeftijd
-sekse
-geloof
-uiterlijk



Rechtstaat


Recht en rechtvaardigheid
Inleiding:Deelvragen:
1. Wat zijn rechtsregels?
2. Wat hebben rechtsregels met rechtvaardigheid te maken?
3. Hoe is het rechtssysteem ingedeeld?

Soorten regels:

Maatschappelijke normen komen voort uit geloof, tradities en gewoonten. Bijvoorbeeld uit de 10 geboden in de bijbel.

Rechtsnormen kan uit het ene kant ontstaan van doelmatig en ordening. Andere rechtsnormen komen voort uit normen en waarden.

Normbesef: Wat is rechtvaardig?


Rechtsnormen moeten zo veel mogelijk overeenstemmen met de opvattingen van burgers over goed en kwaad. Toch kunnen sommige dingen tegen gaan tegen het rechtvaardigheid van mensen. Voorbeelden zie boek.

Rechtsgebieden:

Er zijn een paar rechten: strafrecht en het burgerlijk recht. Het belangrijkste onderscheid is dat tussen publiekrecht en privaatrecht. Het zijn allebei rechten (datgene waar je recht op hebt) en plichten(datgene wat je moet doen).

Publiekrecht:

Het publiekrecht regelt de inrichting van de staat en de relatie tussen burgers en de overheid. Dit kan je onderverdelen in:

• Het staatsrecht: hierin staan de regels voor de inrichting van de Nederlandse staat.

• Het bestuursrecht: hierin staan de verhouding tussen burger en overheid centraal. Ruimtelijke ordening en belastingrecht hoort er ook bij.

• Het strafrecht: alle wettelijke strafbepalingen.

Privaatrecht:

Het privaatrecht regelt de betrekkingen tussen burgers onderling. Tot het privaatrecht behoort:

• Personen- en familierecht: regelt zaken als: huwelijk, geboorte enzovoort.

• Ondernemingsrecht: regelt de voorwaarden om rechtspersonen op te richten.

• Vermogensrecht: regelt de zaken die te maken hebben met iemands vermogen, regelen van erfenis.

Rechten en plichten:

Het recht van de een, betekent vaak een plicht voor een ander.

Begrippen:
• Maatschappelijke normen: regels die opgeschreven staan.

• Rechtsnormen: gedragsregels die door de overheid wettelijk zijn vastgelegd.

• Rechtvaardigheid: overeenstemming met bepaalde etnische begrippen.

• Belastingplicht: de plicht om belasting te betalen als je inkomen hebt.

• Leerplicht: iedereen tussen 5 en 17 jaar moet je naar school.

• Identificatieplicht: de plicht om je te kunnen identificeren als erom wordt gevraagd.

• DNA-plicht: de plicht als je verdachte bent een DNA test te onderaan.

Deelvragen:
1. Rechtsregels:de norm dat je bij een ruzie er niet zo maar er op los slaat, zie je terug in het wettelijke verbod op mishandeling.

2. Door de rechtsregels vinden mensen het rechtvaardig als het iets wordt gevraagd aan hen.

3. Het is ingedeeld in verschillende rechten en plichten, regels en wetten.



Grondbeginselen van de rechtstaat
Inleiding:Deelvragen:

1. Hoe en waarom is de rechtstaat ontstaan?
2. Wat zijn de fundamenten van de rechtstaat?

Ontstaan van de rechtstaat:

1798 kwam grondwet, 1983 alle sociale grondrechten.

1917 kregen mannen kiesrecht en 1919 vrouwen. Je spreekt van een sociale rechtstaat als de plicht van de overheid is om te streven naar een goede gezondheidszorg en een inkomen voor iedereen.

Waarom hebben we een grondwet?:
De grondwet moet het fundament bieden waar iedereen het helemaal mee eens kan zijn en waar iedereen op kan vertrouwen.

Uitgangspunten:
Bescherming tegen de macht van de overheid plus de wens van burgers om gelijk te worden behandeld en in vrijheid te kunnen leven zijn de uitgangspunten van de rechtstaat. Uitgewerkt in volgende grondbeginselen:
• Er is sprake van machtenscheiding.
• Rechters zijn neutraal en onafhankelijk.
• Grondrechten zijn wettelijk vastgelegd.
• Wet bepaald wanneer je strafbaar bent.

Machtenscheiding(Trias Politica):

De overheid is verdeeld in drie delen:

• Wetgevende macht:stelt wetten vast, regering en parlement.
• Uitvoerende macht:goedgekeurde wetten moeten precies worden uitgevoerd, ministers-ambtenaren.
• Rechterlijke macht: beoordeelt mensen of ze de regels en wetten goed naleven, rechters.

In Nederland zijn de machten niet helemaal gescheiden omdat je ziet ook dat ministers zowel bij de wetgevende en de uitvoerende macht betrokken. Belangrijkste reden is dat de machten elkaar controleren en ‘scherp houden’.

Onafhankelijke rechters:
Het feit dat rechters neutraal en onafhankelijk zijn, biedt ons een aantal garanties:
1. Het biedt je de mogelijkheid om je recht te halen.
2. Het biedt je de mogelijkheid bescherming tegen ongeoorloofd overheidsoptreden.
3. Geen eigen rechter.

Grondrechten:
In hoofdstuk 1 van de grondwet staan de grondrechten, die kan je onderverdelen in:
• Vrijheidsrechten: vrijheid van meningsuiting, godsdienst en onaantastbaarheid van het lichaam.
• Gelijkheidsrechten: discriminatie verbod.
• Politieke rechten: kiesrecht, recht op vrije en geheime verkiezingen.
• Sociale grondrechten: recht op werk en woongelegenheid.


Strafbaarheid:
Over de strafbaarheid is een aantal beginselen vastgelegd in het wetboek van strafrecht:
• Legaliteitsbeginsel: iets is alleen strafbaar als het in de wet staat.
• Strafmaat: bij ieder wet staat een maximale straf.
• Ne bis in idem-regel: na de uitspraak van een rechter kun je niet voor een 2de keer worden vervolgd.

Begrippen:
Absolute monarchie: regeringsvorm waarbij een koning alle macht heeft.

Deelvragen:
1. Zie ontstaan van de rechtstaat.
2. Zie uitgangspunten.


Rechtstaat in discussie

Inleiding:Deelvraag:
1. Wat zijn de problemen van de Nederlandse rechtstaat?

Regels veranderen:
Wettelijke regels worden steeds veranderd omdat de samenleving voortdurend in beweging is.

Grondrechten blijven:
Grondrechten veranderen niet. Ze vormen een fundament in de rechtstaat en kan alleen met een twee derde meerderheid veranderd worden. Toch staat de rechtstaat de laatste jaren ter discussie omdat:

1. Roep om zwaardere straffen:

De onafhankelijkheid van rechters is erg belangrijk voor de rechtstaat. De stijging van het aantal veroordelingen tot levenslang vindt plaats na een periode waarin er vanuit de samenleving een roep was om zwaarder te straffen.

2. Georganiseerde misdaad:
De zware criminaliteit is de laatste jaren beter gaan organiseren. Misdaad organisaties zetten miljoenen euro’s om en maken gebruik van de modernste informatietechnologie om politie en justitie af te luisteren.

3. Terrorisme:
Na 11 september 2001 leidde de angst voor een terroristische aanslag in Nederland tot een politieke roep om de politie en justitie meer opsporingsmogelijkheden te geven. Dit werd uitgebreid met de Wet terroristische misdrijven.

4. Grondrechten ter discussie:
3 grondrechten botsen: vrijheid van meningsuiting (artikel 7), de vrijheid van godsdienstuiting (artikel 6) een het verbod op discriminatie (artikel 1).

Begrippen:
• Computercriminaliteit: computerfraude is het zichzelf dan wel anderen wederrechtelijk bevoordelen met behulp van bedrieglijke middelen en door gebruik te maken van een computer, hieronder te verstaan apparatuur, programmatuur of gegevens in ruimste zin '.

• Softdrugs: Bewustzijnsverruimende stoffen (hash, cannabis, weed) die het gevoel, de stemming en de ervaring in positieve of negatieve zin kunnen veranderen.

• EVRM: Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en Fundamente Vrijheden.


• De Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden: geeft de politie onder voorwaarden de bevoegdheid tot inkijkoperaties.

• Verdachte: Iemand waarvan bij de politie op grond van feiten of omstandigheden een redelijke vermoeden is ontstaan dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd.

• Afweging: iets wat je moet kiezen tussen een aantal dingen.

Deelvraag:
1. Zie hierboven


Strafrecht: de opsporing
Inleiding:
1. Hoe vindt de opsporing bij criminaliteit plaats? ZIE HIERONDER

Rechtsbescherming en rechtshandhaving:
Verdachten hebben net als burgers rechten. Dus er is rechtsbescherming. De overheid heeft meer macht dan wij, dat is logisch want de overheid moet zorgen voor rechtshandhaving. We noemen dit ook wel geweldsmonopolie van de staat, maar de overheid mag weer aan de andere kant niet teveel macht hebben. Dit is precies het verschil tussen rechtsstaat en een totalitaire samenleving of dictatuur.

Misdrijven en overtredingen:

Verschillen tussen overtredingen en misdrijven zijn:
• Mogelijke straffen zijn hoger bij misdrijven.
• Overtredingen en misdrijven staan geregistreerd bij justitie(strafblad).

Procedure in vogelvlucht:
De procedure verloopt in een vast patroon:
1. Politie verzamelt informatie van de verdachte, die wordt verhoord en dat word opgeschreven in het proces-verbaal.

2. Politie geeft het proces-verbaal aan de officier van justitie. Dit gaat verder in het opsporingsonderzoek.

3. Als de officier van justitie genoeg bewijzen heeft stuurt hij alles naar de rechter.

Opsporing en aanhouding Vervolging Rechtszaak

Politie+officier van justitie Officier van justitie Rechter

Opsporingsbevoegdheden politie:
Zonder toestemming een verdachte verhoren:
• Politie mag een verdachte om zijn personaliteit vragen. Alleen als er een concrete reden voor is.
• Politie kan een verdachte arresteren:
 Verdachte mag gefouilleerd worden.

 Politie mag een verdachte maximaal 6 uur op het politieverdachte houden.
 Bewijsmateriaal mag in beslag worden genomen.

Met toestemming een verdachte verhoren:
• Politie mag alleen een huis binnengaan met een machtiging tot binnentreden. Als er een huiszoekingsbevel is mag de politie in de woning zoeken naar bewijzen.
• Politie moet met de officier van justitie overleggen over het opvragen van speciale persoonsgegevens.
• Politie mag alleen fouilleren als er sprake is van verdenking.
• Een verdachte mag maximaal 110 dagen in voorarrest zitten.
• Bij infiltratie moet de rechter-commissaris eerst toestemming geven.

Aanhouding Inverzekeringstelling(ivs) Inbewaringstelling Gevangenhouding

Politie Hulpofficier van justitie Rechter-commissaris Rechtkamer

6 uur(plus nacht) 3 dagen(verlenging) 14 dagen 3 keer 30dagen

Nee Nee Ja, bij de rechtbank Ja, bij het gerechtshof

Begrippen:
• Misdrijven: meer ernstige strafbare feiten

• Overtredingen: minder ernstige strafbare feiten

• Criminaliteit: alle misdrijven die in de wet staan omschreven


• Dwangmiddelen: bepaalde bevoegdheden door de politie

• Open baarministerie(OM): alle officieren van justitie

• Seponeren: afzien van verdere rechtsvervolging

• Schikking:transactie:voortijdige afdoening

• Rechtszaak:vervolgen


Strafrecht: de rechter
Inleiding:Deelvraag:
1. Wat gebeurt er als een strafzaak bij de rechter komt?

De terechtzitting:
Rechtszaak bestaat uit 7 stappen:
1. Opening: rechter controleert gegevens verdachte.
2. Tenlastelegging of aanklacht: officier leest de aanklacht voor.
3. Onderzoek: rechter begint nu aan het eigenlijke onderzoek. Begint met de ondervraging, verdachte staat niet onder ede.
4. Requisitoir: officier probeert aan te tonen dat de verdachte schuldig is.
5. Pleidooi: advocaat probeert de verdachte te verdedigen.

6. Laatste woord: verdachte heeft het woord.
7. Vonnis: Rechter doet uiteindelijk uitspraak.

Het vonnis:
Een rechter kan een verdachte als die schuldig is bevonden straffen en /of strafrechtelijke maatregelen opleggen.

Straffen:LEES BOEK
• Vrijheidsstraffen
• Taakstraf
• Geldboete
• Bijkomende straffen

Strafrechtelijke maatregelen:LEES BOEK
• Terbeschikkingstelling(TBS)
• Onttrekking aan het verkeer
• Onderneming wederrechtelijk
• Schade vergoeding aan het slachtoffer

Hoger beroep:
Alle misdrijven gaan in hoger beroep naar het gerechtshof. Alle overtredingen worden een door de kantonrechter behandeld en komen in hoger beroep terecht bij de meervoudige kamer van de rechtbank.

Strafrecht voor minderjarigen:

Kinderen onder 12 jaar zijn strafrechtelijk niet aansprakelijk voor hun daden, maar krijgt te maken met de kinder bescherming.

Begrippen:
• Strafvervolging: dan brengt de officier van justitie de strafzaak bij een rechtbank.

• Politierechter: minder ernstige zaken.

• Meervoudige kamer: ernstige zaken.

• Dagvaarding: hierin staat wat de verdacht misdaan heeft en welk tijdstip.

• Voorwaardelijk: dat hij in een tijd niet hetzelfde misdaad weer doet.

• Hoge raad: rechter

• Haltbureau: je krijgt dan een taakstraf

• Jeugdgevangenis: gevangenis voor kinderen

• Behandelcentrum: een verblijfplaats waar de kind word behandeld

Deelvraag:
1. ZIE HIERBOVEN


Crimineel gedrag: hoe ontstaat het en wat doen we ertegen?
Inleiding: Deelvraag:
1. Hoe ontstaat crimineel gedrag en hoe kunnen we criminelen het beste bestrijden?

Gevoelens van onveiligheid:
Gevoel van onveiligheid wordt versterkt als het aandacht krijgt in de media, het komt vooral door statistieken. Die kloppen niet altijd omdat niet iedereen aangifte doet of het wordt niet ontdekt.

Wat zeggen de cijfers?

Gevoelens van onveiligheid hebben vooral te maken met de angst voor geweld. Voor cijfers ZIE BOEK.

Hoe wordt crimineel gedrag veroorzaakt?
Maatschappelijke oorzaken voor crimineel gedrag zijn:
• alcohol- en drugsgebruik
• pakkans is klein
• minder sociale controle
• maatschappelijke achterstand
• betere beveiliging bij banken vergrote inbraken in winkels.

Theorieën voor crimineel gedrag:
• Biologische theorieën: Je wordt crimineel door biologische oorzaken, minder angst door lage hartslag.
• De aangeleerd-gedragtheorie: Je wordt crimineel als je met criminelen omgaat.
• De bindingstheorie: Crimineel omdat je geen banden hebt zoals vrienden, werk of familie.
• De persoonlijkheidstheorie: Balans van id, ego en superego zijn weg.
• De anomietheorie: Je wordt crimineel omdat je je levensdoelen niet haalt.


Aanpak van criminaliteit:
Er zijn 2 soorten maatregelen en daarom zeggen we dat de overheid tweesporenbeleid voert:
• Preventieve maatregelen zijn bedoeld om crimineelbedrag te voorkomen
• Repressieve matregelen zijn straffen die na het criminele gedrag worden opgelegd.

Begrippen:
• Geen aangifte: geen aangifte doen.
• Maatschappelijke oorzaken: oorzaken die iedereen kan voorkomen.
• Persoonlijke factoren: zie theorieën.
• Sociale controle: controle op je privé leven.
• Lange vrijheidsstraffen: zie paragraaf over vrijheidsstraffen.

Deelvraag:
1. Zie hierboven


Burgerlijk recht

Inleiding:deelvraag:
1. Wanneer valt een kwestie onder het burgerlijk recht en hoe verloopt zo’n zaak?

Naar de rechter:
• Burgerlijk recht:privaatrecht :civielrecht:tussen burgers onderling:horizontaal.
• Geschil :een conflict.

• Er is altijd een eiser ( degene die de eis aan de rechter voorlegt) en een gedaagde (persoon van wie iets wordt geëist en die daarom wordt gedaagd).

Verloop burgerlijke rechtszaak:
Jij laat als eiser een dagvaarding sturen naar de gedaagde. Een dagvaarding bevat:
• Naam van de gedaagde .
• Een eis (bijv.: na 22:00 geen muziek)dus geen geluidsoverlast.
• Motivatie van de eis (ik moet om 6:00 opstaan en moet dus slapen).
• Tijd en plaats van de rechtszaak.

Bij kantonrechter kan je je verweer zelf doen: bij grotere zaken moet je je laten vertegenwoordigen door een procureur (= iemand die de regels kent, kan advocaat zijn )

De rechter beoordeelt jouw verhaal en het verweer van de tegenstander. Verweer is de verdediging.

Als er geen overeenstemming te vinden is velt de rechter een vonnis.

Uitspraak:
Na de behandeling van de zaak doet de rechter uitspraak: straffen(maatregelen):
• schadevergoeding betalen en als de schuldige dit niet wil kan de rechter het direct van zijn loon af laten halen.

• dwangsom dit moet je betalen als je je niet houdt aan de afspraken (geen muziek meer na 2200 en je doet het toch).

Kort geding:
Een versnelde en vereenvoudigde procedure voor spoedeisende zaken. Dit wordt behandeld door de Voorzieningenrechter. Deze doet een voorlopige uitspraak (= voorlopig oordeel) in afwachting van het normale proces. (bodemprocedure).

Rechtsbescherming : bescherming van burgers tegen de overheid (dus gaat om verticale verhoudingen= bestuursrecht). Overheid kan niet zomaar allerlei lasten opleggen aan de burger. Burger kan protesteren (bezwaar maken).

Rechtsbescherming speelt bij :
• Vergunningen Bouw, jacht, wapen.
• Uitkeringen en subsidies.
• Verblijfsvergunningen.

Deelvraag:
1. ZIE HIERBOVEN


Internationale vergelijkingen
Inleiding: Deelvraag:
1. Wat is het verschil tussen de Nederlandse rechtsstaat en die van de VS?

De macht van het staatshoofd:
Let vooral op verschil tussen de Nederlandse rechtsstaat en de rechtsstaat van de VS :
De president heeft in de VS meer macht door het vetorecht = zijn stem telt meer mee.

De onafhankelijkheid van rechters:
De rechters zijn in de VS minder onafhankelijk (want de president wijst aan wie hij goed vindt). Vooral deze 9 rechters van de Hoge Raad hebben invloed. Ze worden voor het leven benoemd en ze toetsen de Amerikaanse wetgeving aan de grondwet. De rechters zijn meer bekend dan in Nederland.


De wijze van rechtspraak:
In de VS is juryrechtspraak Deze doet uitspraak over de schuldvraag niet over de hoogte van de straf.

De rechten van verdachten:
In de VS hebben verdachten minder rechten dan in NL en is uitlokking toegestaan (agent koopt drugs en arresteert de persoon vervolgens).

De straffen:
Verschillen rond straffen: Doodstraf in sommige staten; plea bargaining: advocaat en aanklager sluiten een deal over de straf op voorwaarde dat de verdachte bekent en Three Strikes and You’re Out Law: als je 3 keer de fout in gaat wordt je heel zwaar gestraft ook al is het voor iets kleins (chocolade stelen).

Klassenjustitie:
In de VS is soms nog sprake van rassenjustitie In Nederland spreekt men van klassenjustitie als men het idee heeft dat iemand uit de hogere sociale klasse wordt bevoordeeld.

Begrippen:
• Presidentiële vetorecht: vetorecht voor presidenten.
• Hooggerechtshof: hoge raad in Amerika.
• Uitlokking: in de VS is dat toegestaan.

Deelvraag:
1. ZIE HIERBOVEN


Grenzen aan de rechtstaat
Burgers of particuliere bewaking mogen mensen staande houden als ze zien dat er een misdaad gepleegd wordt. Dit woord burgerarrest genoemd.

Er zijn een aantal redenen om te straffen:

• Wraak en vergelding. Misdaad mag niet lonen.
• Afschrikking. Mensen zullen minder snel foute dingen doen
• Voorkomen van eigenrichting: zonder straffen zouden mensen het recht in eigen handen nemen.
• Resocialisatie. Met een straf probeert de overheid het gedrag van een crimineel te verbeteren.
• Beveiliging van de samenleving.

Begrippen:
• Preventie: het geheel van bepalingen of maatregelen die zijn genomen of vastgesteld in alle stadia van de activiteit in de onderneming.

• Burgerarrest: arresteren van burgers.



Parlementaire Democratie

Paragraaf 1

Deelvraag: Wat is politiek en waarom is het belangrijk dat we ons ermee bemoeien?

Keuzes maken:
Belangrijke besluiten worden genomen door de regering en parlement. Ze hebben de meeste politiek macht, burgers, media, ambtenaren kunnen de besluiten wel beïnvloeden.

Algemeen belang:
Een paar terreinen waarover voortdurend besluiten worden genomen:
• Openbare orde en veiligheid(politieagenten)

• Buitenlandse betrekkingen(militairen)
• Infrastructuur(alle soorten wegens)
• Welvaart(werkgelegenheid)
• Welzijn(wachtlijsten ziekenhuizen)
• Onderwijs(gratis schoolboeken)

Om dit soort plannen te voltooien betalen we belasting, met deze belasting hebben de mensen recht om de politiek te beïnvloeden.

Invloed op de politiek:
Verschillende manieren om invloed uit te oefenen op de politiek:
• Te stemmen op de partij waar jouw voorkeur ligt
• Lid te worden van een politieke partij
• Contact opnemen met politici
• Een verzoek indienen bij bijv. de gemeenteraad
• De media benaderen
• Je aansluiten bij een actiegroep
• Een bezwaarschrift indienen of naar de rechter stappen
• Overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid

Democratie:

Kan je verdelen in:
Directe democratie: beslissingen werden openlijk in de buitenwereld genomen via volksstemmingen.
Indirecte democratie(Nederland)=parlementaire democratie: de mensen kiezen vertegenwoordigers uit, en die nemen de beslissingen. 1919 kiesrecht voor mannen en vrouwen.

Kenmerken:
• Alle Nederlanders boven 18 jaar mogen stemmen en verkozen worden.
• Iedereen mag een politieke partij op richten.
• Vrijheid van meningsuiting
• Leden Staten-Generaal worden gekozen door geheime stemmingen.
• Wetten worden vastgesteld door regering en Staten-Generaal.

Dictatuur:
Het doel was een samenleving waarin mensen op basis van gelijkheid zouden leven. Het communisme is gebaseerd op de ideeën van Karl Marx(1818-1883). Fascisten zijn zeer nationalistisch. Het eigen volk en eigen land is het beste en belangrijkste, leidt tot racisme en discriminatie. Religieuze dictatuur(Iran)=is gebaseerd op islam. Kenmerken:
• Geweld en onderdrukking

• Grondrechten worden niet beschermd(burger afhankelijk van machthebber)
• Geen vrije meningsuiting
• Oppositiepartijen zijn verboden
• Militairen
• (schijn) verkiezingen (Mubarak)

Begrippen:
• Politiek: de manier waarop een land word bestuurd.
• Lobbyen:praten met politieke partijen
• Democratie:een staatsvorm waarbij de bevolking invloed heeft op de politieke besluitvorming.
• Dictatuur of autocratie: alle macht in handen van een persoon



Paragraaf 2

Deelvraag:welke verschillende politieke stromingen zijn er en wat willen ze?

Ideologieën:
Christenen hebben een andere mening over abortus dan liberalen of socialisten. Ze hebben alle 3 verschillende ideologieën. De aanhangers vormen samen een politieke stroming. Meest voorkomende ideeën:
• Waarden en normen(Hoeveel vrijheid moet je krijgen?)

• Sociaaleconomische verhoudingen(wat is een rechtvaardige verdeling van welvaart?)
• Machtsverdeling in de samenleving(wie heeft er meer macht dan wie?)

Nederland heeft 3 grote stromingen: Liberalisme, socialisme en confessionalisme.

Progressief en Conservatief:
Progressief: de maatschappij willen veranderen, ze willen de tekortkomingen vervullen.
Conservatief:behoudend, houden zoals het zo is. Als je regels van vroeger wilt invoeren noemen we reactionair.

Links en Rechts:
Rechts legt de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid en de vrijheid van mensen. De overheid met de rust en orde handhaven, en op sociaaleconomisch terrein passief opstellen en alleen optreden wanneer het echt nodig is.(VVD en PVV).
Links gaat uit van de gelijkwaardigheid, en wilt dat iedereen gelijk is. Ze moeten actief optreden (studiefinanciering). (PvdA, SP, GL)

Liberalisme:
Ideaal was persoonlijke en economische vrijheid en de staat mocht zich niet bemoeien met de economie. Ze vonden steun bij socialisten.

Liberalen NU:

Vrijheid is belangrijk. Vrijemarkteconomie is het beste voor het land. Overheid moet zich beperken tot een aantal kerntaken: defensie, onderwijs en bescherming van de rechtstaat en de klassieke grondrechten(VVD). Progressieve liberalen(D66). Liberale partij met reactionaire elementen(PVV).

Socialisme:
Het doel van de socialisten was een einde te maken aan de armoede en de ongelijkheid. Over de vraag hoe ze het doel gelijkheid het beste konden bereiken raakten de socialisten verdeeld:
• Communisten wilden dat arbeiders door een revolutie alle macht zouden overnemen.
• Sociaaldemocraten wilden meedoen met de verkiezingen om zo te zorgen voor goede sociale wetgeving.

De socialisten van nu willen dat de overheid iets doet aan de armoede van de burgers. De verzorgingsstaat is volgens hun een goed middel, omdat zo de sociale grondrechten wettelijk zijn vastgelegd. Grootste socialistische partij:PvdA en (GL, SP).

Confessionalisme:
Baseren de politiek opvattingen op hun geloofsovertuiging. De christendemocraten willen een zorgzame samenleving waar mensen verantwoordelijk zijn voor elkaar(gespreide verantwoordelijkheid). De overheid heeft een kleine rol en moet het overlaten aan het maatschappelijk middenveld(welzijnsinstellingen en schoolbesturen). Grootste democratische partij: CDA en (SGP).

Begrippen:
• Ideologie: een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving.
• Politieke midden:een partij die, een klein beetje wilt veranderen en linkse en rechtse standpunten hebben.

• Rentmeesterschap:dat de mens de taak heeft om goed voor de aarde te zorgen waarop hij leeft.


Paragraaf 3

Deelvraag:Welke partijen zijn er en wat zijn hun standpunten?

Wat is een politieke partij?
Een politieke partij bestaat uit een groep mensen met dezelfde ideeën over een ideale samenleving, verschillen in actiegroepen en belangenorganisaties.

Actiegroepen:houden zich bezig met 1 bepaalde doelstelling en voeren buitenparlementaire acties.(handtekeningen, demonstraties).

Belangenorganisaties: behartigen de belangen van 1 bepaalde groep mensen.(ANWB, consumentenbond). Politieke parijen zijn gen belangenorganisaties omdat het bij hun draait om het algemeen belang.

Soorten partijen:
Politieke partij bestaat uit een groep mensen met dezelfde ideeën over de manier waarop onze samenleving verbeterd en bestuurd moet worden. Er zijn een paar soorten partijen:
• Partijen op basis van ideologie
• One-issuepartijen: richten zich op een aspect van de samenleving en hebben daar een duidelijk standpunt over(PvdD).
• Protestpartijen: ontstaan uit onvrede met bestaande politiek(Pim Fortuyn, Leefbaar Nederland).
• Niet-democratische parijen:zoals fascistische of rechts-extremistische partijen.


Functies politieke partijen:
Taken:
• Integratiefunctie: Maken van een partijprogramma(programmapunten).
• Informatiefunctie: politiek parijen geven informatie over hun standpunten aan hun kiezers.
• Participatiefunctie:politieke partijen proberen burgers te stimuleren om actief deel te nemen aan het politiek.
• Selectiefunctie: Voor de mensen die naar ene politieke functie streeft.

Politieke partijen in de 2de kamer van links/progressief naar rechts/conservatief:
De Socialistische Partij (SP) is de meest linkse partij en wil vooral armoede bestrijden.
- kinderbijslag en zorgtoeslag inkomensafhankelijk maken
- Beperking van de hypotheekrenteaftrek.
- Stijging van het sociaal minimum met 10 procent
- Bezuinigen op defensie en lidmaatschap NAVO kritisch bekijken
- Gedoogbeleid softdrugs handhaven

GroenLinks(GL) is in 1989 ontstaan door een fusie van enkele kleine linkse partijen. GroenLinks is een partij die vooral opkomt voor milieuvriendelijke en duurzame energie.
- minder economische groei en meer bescherming van het milieu

- Meer geld naar ontwikkelingssamenwerking
- Uitbreiding openbaar vervoer als alternatief voor de auto
- De Nederlandse krijgsmacht omvormen tot vredesmacht
- Productie softdrugs legaliseren

De Partij voor de Dieren (PvdD) is in 2002 opgericht door een groep dierenbeschermers. Dit is een typische one-issuepartij(=een partij die zich richt op één aspect uit de samenleving en die daar een duidelijke mening over hebben).
- Dierenmishandeling strengen straffen
- Verbod op oormerken van vee
- Verbod op genetische manipulatie en klonen van dieren
- Die jaar vrijstelling van winstbelasting voor startende ondernemers die maatschappelijk verantwoord ondernemen
- Plantaardig voedingspatroon stimuleren

De Partij van de Arbeid (PvdA) vindt dat er een eerlijke verdeling moet zijn van macht, kennis en inkomen. De PvdA hoort bij de sociaaldemocratische stroming.
- Meer banen creëren, zodat werklozen kunnen participeren en sectoren als het onderwijs en zorg over meer ‘handen’ kunnen beschikken.
- Leerling-populatie van scholen een afspiegeling laten zien van de wijk

- Gratis kinderopvang voor alle ouders gedurende een paar dagen per week
- Legaliseren van softdrugs, ook cannabisteelt experimenteel toestaan.

D66 werd in 1966 opgericht uit protest tegen de bestaande ideologische partijpolitiek. De partij wil invoering van het referendum(=het voorleggen van een vraag met betrekking tot wetgeving aan de kiesgerechtigden in een land of een bepaald gebied) en de gekozen burgemeester. D66 staat links in het midden, maar heeft ook veel liberale standpunten.
- Rechtstreekse verkiezingen van de burgermeesters en minister-president
- Invoering van een raadplegend en een correctief referendum
- Flinks investeren in het onderwijs ter versterking van de kenniseconomie
- Ontslagrecht versoepelen
- Softdrugsteelt reguleren en later registreren.

De ChristenUnie(CU) is in 2002 ontstaan uit twee kleine christelijke partijen en ziet zichzelf links van het CDA als christelijke sociale partij.
- Vrouwen wijzen op alternatieven voor abortus, zoals het ter adoptie afstaan van je kind
- Arbeidsongeschiktheidsuitkering verhogen naar 75 procent van het laatstverdiende loon
- Overmatig drankgebruik, vloeken en porno onder militairen tegengaan
- Bijzondere zorgplicht voor asielzoekers met kinderen

- Drugsgebruik in openbare ruimte hard aanpakken

Het Christen Democratisch Appel (CDA) is voortgekomen uit katholieke en protestantse partijen. Het is de grootste confessionele partij(= baseren hun politieke opvattingen op de geloofsbelijdenis) en behoort tot het politieke midden.
- Het vaststellen van arbeidsvoorwaarden overlaten aan werkgevers en werknemersorganisaties
- Vrouwen niet alleen beslissen over abortus
- Scholen op religieuze grondslag vrijlaten in hun aannamebeleid
- Werknemers verlof laten sparen, dat zij kunnen opnemen om zorgtaken uit te voeren
- Aantal coffeeshops sterk verminderen en hennepteelt krachtig aanpakken

De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) vindt dat de samenleving het best gedijt als het individu zich zo goed mogelijk kan ontplooien. De VVD staat rechts in het midden.
- Bezuinigen op de overheidsuitgaven en de loonkosten
- Ontslagrecht versoepelen
- Files bestrijden door meer wegen aan te leggen
- Doorgaan met meer gevangenen in één cel
- Legalisering van softdrugs alleen in Europees verband regelen

De Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) is ervan overtuigd dat God alle eer behoort toe te komen en Bijbelse waarden en normalen goed zijn voor iedereen. De partij heeft veel conservatieve standpunten.

- Het huwelijks is uitsluitend voorbehouden aan relaties tussen een man en een vrouw
- Verplichte winkelsluiting op zondag
- Eerbied voor ongeboren leven, verbod op euthanasie
- Invoering van de doodstraf bij moord
- Alle coffeeshops dicht

De Partij voor de Vrijheid (PVV) is opgericht in 2006 door Geert Wilders die uit onvrede uit de VVD stapte. Wilders werk bekend door zijn scherpe uitlatingen over de Islam. De PVV is een rechts-nationalistische partij.
- De royale Nederlandse verzorgingsstaat vervangen door een basisstelsel
- Immigratiestop voor 5 jaar
- Werkplicht voor mensen met bijstandsuitkering
- Na drie zware geweldsmisdrijven levenslang, niet-Nederlandse wetsovertreders direct het land uit
- Geen gedoogbeleid softdrugs en krachtige aanpak van thuisteelt van cannabis


Paragraaf 4

Deelvraag:Hoe worden verkiezingen georganiseerd?

Inleiding:
We kiezen op verschillende niveaus:
• Europees parlement
• 2de kamer
• Provinciale staten
• Gemeenteraad


Een partij oprichten:
Elke Nederlander boven 18 jaar mag niet zomaar een partij oprichten of zich verkiesbaar stellen, daarom moet een partij die mee wil doen:
• Zich officieel laten registreren bij de Kiesraad
• In alle negentien kiesdistricten een kandidatenlijst en een ondertekende steunbetuiging van 30 personen inleveren.
• Een borgsom van 11250 euro betalen. Partij krijgt dit terug als ze 75% van de stemmen haalt die nodig is om 1 zetel te krijgen(ongeveer 45000 stemmen).

Kiesrecht:
Iedereen in Nederland boven 18 jaar heeft actief kiesrecht. Het recht om je verkiesbaar te stellen noemen we passief kiesrecht. Mensen die een buitenlands paspoort die langer dan 5 jaar in NL wonen, hebben alleen kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen.

Verkiezingsprogramma:
Meeste partijen hebben een verkiezingsprogramma, waarin de standpunten staan, ze bedenken ook een verkiezingsleus. De bekendste kandidaat staat op nummer 1 op de kandidatenlijst en wordt ook wel lijsttrekker genoemd. Ze beloven altijd veel te zullen veranderen.

Welke partij?
Redenen om te stemmen:
• Standpunten komen overeen met die van jou
• De partij let goed op jouw belangen
• Strategisch stemmen(je kijkt welke partij kans hebben om in de regering te komen)

• Aantrekkingskracht van de lijsttrekker.

Zetelverdeling:
Verkiezingen worden gehouden volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging, dat wil zeggen dat alle zetels eerlijk verdeeld worden op basis van alle geldig uitgebrachte stemmen. Bij die berekening wordt uitgegaan van de kiesdeler, dat wil zeggen de hoeveelheid stemmen die ene partij nodig heeft voor 1 zetel. Voorbeeld: 10% van stemmen=10% van zetels.

Voorkeursstemmen:
Als je stemt, stem je op een persoon. Voorkeursstemmen=dat mensen specifiek op iemand stemmen.

Rol van de media:
De media speelt in de laatste weken voor de verkiezingen een belangrijke rol. De lijsttrekkers komen dagelijks op de tv, radio enz.

De avond voor het verkiezingen wordt een tv-debat gehouden tussen de lijsttrekkers, het doel van die tv-optredens is om de zogenaamde zwevende kiezers te winnen, kiezers die niet op een vaste partij stemmen maar makkelijk van partij wisselen.

Nu zijn er veel meer zwevende keizers dan vroeger. Mensen zijn minder trouw aan hun partij. Door de grote rol van de media wordt ook wel gesproken van tv-demonstratie, of beter gezegd tv- en internetdemonstratie.

Na de verkiezingen:

Als de verkiezingen voor de 2de kamer voorbij zijn, weet iedereen welke partij hoeveel zetels krijgt. De uitslag bepaalt ook het nieuwe kabinet(alle ministers en staatssecretarissen samen). Er is in NL altijd een kabinet met 2 of meerdere partijen samen, nooit 1, omdat er niet een partij is dat ze 50%van de stemmen hebben.


Paragraaf 5

Deelvraag:Hoe wordt een kabinet gevormd, wat doen ministers en wat doet de koning(in)?

Inleiding:
Regering=koningin en de ministers, kabinet=alle ministers en staatssecretarissen)

Het kabinetsformatie:
Direct na 2de kamer verkiezingen begint de kabinetsformatie. Het doel is om een kabinet te vormen van bekwame ministers en staatssecretarissen die:
• Het samen globaal eens zijn over het toekomstige beleid.
• Samen de steun van de meerderheid van de 2de kamer.

Hoe verloopt de kabinetsformatie?
Adviezen:
De dag na de verkiezingen ontvangt de koningin de vicepresident van de Raad van State(belangrijkste adviescollege van de regering), de voorzitters van de 1ste en 2de kamer en fractievoorzitters van de politieke partijen in de 2de kamer. Ze adviseren haar welke partijen het beste regering kunnen worden.

De informateur begint:

De informateur gaat onderzoeken welke partijen er met elkaar kunnen samenwerken. De partijen moeten ook inhoudelijk kunnen samenwerken. De partijen hebben allemaal andere standpunten, daarom laat de informateur de partijen een compromis sluiten. Als dat gelukt is kunnen ze een coalitie vormen, De informateur stelt dan ene regeerakkoord op.

De formateur maakt het af:
De informateur brengt verslag uit aan de koningin. Als zijn opdracht mislukt is dan komt er een nieuwe informateur. Als het wel gelukt is dan benoemt de koningin een formateur die geschikte ministers en staatssecretarissen bij elkaar gaat zoeken. De formateur is meestal de minister-president. Als alles klaar is volgt er een foto van alle ministers en alle staatssecretarissen en de koningin op het koninklijk bordes.

Kabinetscrisis:
Een kabinetsformatie duurt normaal gesproken een aantal maanden., toch moet het zorgvuldig gebeuren omdat ze het komende 4 jaar het kabinet vormen. Kabinetscrisis=dat de problemen zo hoog oplopen, dat het hele kabinet in gevaar komt. Dit kan op 2 manieren worden veroorzaakt:
• Ministers zijn onderling oneens over een aantal kwesties.
• Meerderheid van de 2de kamer steunt het kabinet niet meer.

Als een kabinet ontslag neemt, volgen er meestal vervroegde verkiezingen. Demissionair kabinet=de oude ministers blijven zitten tot het nieuwe kabinet is gevormd.

De regering:
De koningin is onze staatshoofd, wij hebben in Nederland een constitutionele monarchie:een staatsvorm waarin taken en bevoegdheden van het staatshoofd grondwettelijk zijn vastgelegd. Belangrijkste taken koningin:
• Haar handtekening onder de wetten
• Troonrede voorlezen

• Ministers en (in)formateurs benoemen
• Overleg voeren met minister-president

De belangrijkste taken van de regering zijn daarom de voorbereiding en uitvoering van het overheidsbeleid. Dit gebeurt voornamelijk door:
• Opstellen van wetsvoorstellen
• Uitvoeren van de aangenomen wetten
• Jaarlijks opstellen van rijksbegroting en deze aanbieden aan het parlement.

Elk jaar op de 3de dinsdag van september(Prinsjesdag) wordt de troonrede voor gelezen. In de 2de kamer biedt de minister van financiën die dag de rijksbegroting aan in de vorm van een samenvatting, miljoenennota.

Ministeriele verantwoordelijkheid:
De koningin is binnen de regering onschendbaar, dit betekent dat het kabinet verantwoordelijk is voor de inhoud van de wetten en de troonredes, maar ook voor alle gedragingen van alle leden van het koninklijk Huis. Gesprekken minister-president en koningin=het geheim van Huis ten Bosch. De ministeriele verantwoordelijkheid houdt ook in dat de minister politieke verantwoording neemt voor zijn ambtenaren.

Ministers en staatssecretarissen:

Portefeuille=het beleidterrein van elke minister. Minister zonder portefeuille=een minister die geen eigen ministerie heeft. Een minister heeft vaak 1 of 2 staatssecretarissen die allebei een deel verantwoordelijk zijn voor het beleidsterrein. De ministerraad komt elke vrijdag bijeen onder voorzitterschap van de minister-president, ook wel premier genoemd. Deze geeft daarna vaak een persconferentie.



Paragraaf 6

Deelvraag:wat doet het parlement en hoe is de taakverdeling met de ministers?

Inleiding:
Politieke cultuur=de manier waarop de regering en het parlement met elkaar omgaan. Kenmerkend voor de Nederlandse politieke cultuur is de bereidheid tot overleg en het sluiten van compromissen, ook wel poldermodel genoemd.

Het parlement:
Parlement(1ste en 2de kamer)=Staten-Generaal. Parlementsleden zijn volksvertegenwoordigers, omdat zij door de bevolking worden gekozen. De 1ste kamer wordt gekozen door de leden van de provinciale staten(getrapte verkiezingen).

1ste en 2de kamer:
2de kamer heeft 150 leden die voor 4 jaar worden gekozen. 2de kamer mag een wetsvoorstel afwijzen of veranderen, hierna bespreekt de 1ste kamer het. 1ste kamer(Senaat) heeft 75 leden. Het Senaat mag alleen de wetten goed of afkeuren. De 1ste kamer controleert de 2de kamer.

Fracties:
Fractie=een groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan. De partijen in de 1ste en 2de kamer kunnen worden verdeeld in regeringsfracties(de partijen die ook ministers in de regering hebben zitten) en oppositie partijen(alle partijen die niet in de regering zitten).

Wetgevende taak:

1ste en 2de kamer hebben 2 rechten:
1. Stemrecht bij wetsontwerpen
2. Budgetrecht(om de begroting wel of niet goed te keuren).
2 extra bevoegdheden:
1) Het recht van initiatief biedt de 2de Kamerleden de mogelijkheid om wetsontwerpen in te dienen.
2) Het recht van amendement: geeft het recht de 2de kamer de mogelijkheid om wijzigingen in een wetsvoorstel aan te brengen.

Controlerende taak:
Ministers hebben de taak om wetten uit te voeren, om te controleren of ministers hun werk goed doen hebben de 1ste kamer en de 2de kamer een aantal rechten om informatie te krijgen:
• Het recht om schriftelijke vragen te stellen aan minister en staatsecretarissen.
• Recht van interpellatie:een minister ter verantwoording roepen.
• Recht op parlementaire enquête biedt de mogelijkheid tot een onderzoek naar een onder deel van het regeringsbeleid.
• Recht om een motie in te dienen:een verzoek aan de minster om iets te doen of juist niet te doen. Kan je verdelen in: motie van afkeuring(beleid van een minister word afgekeurd) en een motie van wantrouwen.


Verloop van het tot stand komen van een wet:
1) Er is maatschappelijk probleem
2) Minister of 2de Kamerlid maakt een wetsvoorstel
3) De 2de kamer debatteert over het wetsvoorstel
4) 2de Kamerleden dienen amendementen in
5) De 2de kamer stemt over de amendementen en de definitieve wetsvoorstel
6) De 1ste kamer stemt over het wetsvoorstel. Zij mogen geen aanpassingen maken.
7) De koningin en de verantwoordelijke minister ondertekenen heet wetsvoorstel.
8) De wet wordt gepubliceerd in het staatsblad. Hiermee is de wet automatisch van kracht.



Paragraaf 7

Deelvraag: GEEN

Decentralisatie:
In NL zijn 3 niveaus van politieke besluitvorming: het Rijk, de provincie en de gemeente. De rijksoverheid stelt de grote lijnen van het beleid vast, maar de gedetailleerde invulling wordt aan lagere overheden overgelaten. We noemen Nederland daarom een gedecentraliseerde eenheidsstaat. De gedachte hierachter is dat lagere overheden:
• Beter op de hoogte zijn van de situatie en dus ook beter kunnen beoordelen wat er nodig is

• Dichter bij de burgers staan en de burgers het bestuur dus ook makkelijker kunnen aanspreken.

De provincie:
Belangrijkste taken van de provincie liggen op de terreinen ruimtelijke ordening en milieu. De provincie maakt altijd streekplannen met erin wat er allemaal moet gebeuren.

Provinciaal bestuur:
Net als voor het landsbestuur vinden voor het bestuur van de provincie 1 maal per vier jaar verkiezingen plaats. De gekozen vertegenwoordigers vormen provinciale staten. De leden van de provinciale staten kiezen ui hun midden het dagelijks bestuur: de Gedeputeerde Staten. De voorzitter van zowel Gedeputeerde Staten als van Provinciale Staten is de Commissaris van de koningin. Vertrouwenscommissie: een beschrijving van de eisen waaraan de commissaris moet voldoen.

Provinciaal bestuur
Provinciale staten Neemt belangrijke besluiten en controleert Gedeputeerde Staten.
Gedeputeerde Staten Vormt het dagelijks bestuur:bereidt plannen voor en voert het beleid uit.
Commissaris van de koningin Is voorzitter van zowel Provinciale als Gedeputeerde Staten

De gemeente:
De bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat, is de gemeente. De gemeente vult de streekplannen die door de provincie zijn opgesteld gedetailleerd in door middel van bestemmingsplannen. Met de beleidstaken worden ook de financiële middelen overgedragen aan de gemeente.

Gemeentebestuur:

Het bestuur van de gemeente word gevormd door de gemeenteraad. Ze worden ook elk 4 jaar gekozen. Bij gemeenteraadsverkiezingen hebben ook mensen met een buitenlands paspoort actief en passief kiesrecht. Het dagelijks bestuur van de gemeente is in handen van het College van Burgemeester en Wethouders(B&W). De burgemeester wordt elk 6 jaar gekozen. De procedure die duur voor een burgemeester heeft de zelfde tijd nodig als het benoemen van een commissaris van de koningin.

Gemeente bestuur
Gemeente raad Neemt belangrijke besluiten en controleert College van Burgemeester en Wethouders.
College van Burgemeester en Wethouders Vormt het dagelijks bestuur:bereidt plannen voor en voert het beleid uit
Burgemeester Is voorzitter van zowel College van B&W als de gemeenteraad.



Paragraaf 8

Deelvraag:Hoe verloopt politieke besluitvorming en wie zijn daarbij betrokken?

Toenemende internationale samenwerking:
Nederland neemt deel aan verschillende internationale samenwerkingsverbanden: de Europese Unie, de Verenigde Naties, de NAVO, de Wereldhandelorganisatie (WTO) en de Wereldbank.

Samenwerking is goed omdat:
• Landen zijn voor de oplossing van een probleem van elkaar afhankelijk
• Het is efficiënter om een probleem samen aan te pakken

Samenwerking betekent altijd dat de soevereiniteit van een land, dat wil zeggen het recht om zelf te bepalen welke regels worden vastgesteld, worden ingeperkt.

De Europese Unie

Na de Tweede Wereldoorlog begonnen Europese landen serieus na te denken over samenwerking vanwege drie redenen:
• Ze wilden voorkomen dat een Europees land ooit nog een oorlog zou beginnen
• Ze wilden op economisch gebied beter concurreren met de Verenigde Staten
• Ze wilden zich beschermen tegen het opkomende communisme van Rusland

Het begon in 1951 met de oprichting van de EGKS (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal).

In 1997 werd de Europese Unie opgericht en tot nu toe discussiëren we nog of wij Turkije moeten toelaten als EU-land.

Bestuur van de EU:
De Raad van Ministers keurt wetten goed of af, de Europese Commissie voert het uit, het Europees Parlement controleert en het Hof van Justitie is de onafhankelijke rechtelijke macht.

• Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de Europese Commissie, een soort regering dus. Zij doen voorstellen voor Europese wetgeving en voert deze, na goedkeuring, uit. De Raad van Ministers (alle ministers van buitenlandse zaken) moeten deze voorstellen uiteindelijk goedkeuren.

• Het bestuursorgaan wat door de burgers wordt gekozen is het Europees Parlement. De verkiezingen vinden eens in de 5 jaar plaats. Het Europees Parlement heeft, anders dan nationale parlementen, geen wetgevende macht. Alleen bij goedkeuring van de jaarlijkse begroting en bij toetreding van nieuwe lidstaten heeft het parlement het laatste woord.


• Het Europese Hof van Justitie doet op basis van EU-wetten uitspraak in kwesties tussen lidstaten, EU-instelling, bedrijven en individuen. Het Hof telt 27 rechters, één uit elke lidstaat. De uitspraken van het Hof gaan boven de uitspraken van een rechter van een lidstaat.

Kritiek op de EU:
• Het weinig-democratisch karakter van de Europese Unie. Het gekozen orgaan heeft weinig zeggenschap
• Verlies van de nationale soevereiniteit. Veel mensen vinden dat we onze nationale wetgeving verliezen door ons aan te sluiten bij de EU.
• Dreigend verlies van werkgelegenheid. Door economische samenwerking is het voor bedrijven veel aantrekkelijker om zich ergens anders te vestigen, waar bijvoorbeeld de loonkosten veel lager zijn dan in hun oorspronkelijke land.

De verenigde naties:
We spreken van een staat als er sprake is van een eigen grondgebied, een bevolking en een overheid die het land bestuurd. Samen met alle andere staten is Nederland lid van de Verenigde Naties. Deze is in 1945 opgericht met als doel wereldoorlogen te voorkomen.

De secretaris-generaal is de hoogste ambtenaar van de VN. Hij geeft leiding aan de VN en is voorzitter van de Algemene Vergadering, een vergadering van alle VN-leden. De Algemene vergadering kan bij meerderheidsbesluit resoluties aannemen; een soort uitspraken waarin bepaald gedrag van een land wordt veroordeeld.

In de Veiligheidsraad zitten 15 landen, waarvan vijf permanent. Deze landen hebben het vetorecht; het recht om de uitvoering van een resolutie te verbieden.

Vredestroepen:

Als de Veiligheidsraad wel akkoord gaat met uitvoering van resolutie, wordt een internationale
VN-vredesmissie opgericht. Hierin zijn soldaten uit verschillende landen vertegenwoordigd.


Paragraaf 9.

Deelvraag: Hoe verloopt politieke besluitvorming en wie zijn daarbij betrokken?

SYSTEEMTHEORIE:
Hoe komen maatschappelijke kwesties bij politici terecht en wat gebeurt er dan mee?

Volgens de systeem theorie verlopen bestuurlijke processen altijd via vier fasen:
-Invoer. In deze eerste fase brengen groepen uit de samenleving allerlei eisen en wensen naar voren. Het onderwerp komt dan op de politieke agenda terecht.
-Omzetting. Als een kwestie op de politieke agenda staat, moet er ook iets mee gebeuren.
-Uitvoer. Als een wetsvoorstel is aangenomen, zorgen ambtenaren voor de uitvoering ervan.
-Terugkoppeling. Wetten en andere maatregelen zijn nooit het eindpunt van de politiek. Besluiten roepen altijd reacties op in de samenleving. De politiek merkt door deze terugkoppeling of maatregeling effect hebben.

POLITIEKE ACTOREN:

Alle burgers, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokkken zijn bij het politieke besluitvormingsproces.

Klokkeluider: iemand die de regering tipt.

Ambtenaren
Ambtenaren houden zich bezig met beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering. Uitvoerende ambtenaren zijn onder andere degene die jou je paspoort geeft, een politieagent op straat. Vooral topambtenaren hebben veel macht. Zij werken langer op een ministerie en hebben daardoor meer kennis en ervaring dan de minister. Mede daardoor worden ambtenaren ook wel de vierde macht genoemd.

Massamedia:
Ze vervullen vijf politieke functies:
1. Een informatieve functie: kranten en tv berichten over politieke discussies.
2. Een onderzoekende of agendafunctie: media signaleren problemen in de samenleving die vervolgens op de politieke agenda komt.
3. Een commentaar functie: kranten geven dagelijks commentaar op politieke kwesties.
4. Een spreekbuisfunctie: kranten en tv geven politici, actiegroepen en burgers ruimte om hun zegje te doen.
5. Een controlerende functie: de media volgen ministers kritisch en kijken of ze ook doen wat zse beloven.

Voorwaarde voor goed functionerende media is dat er persvrijheid is. De media worden daarin geholpen door de wet openbaarheid van bestuur (WOB). Deze wet verplicht de overheid om alle informatie openbaar te maken. Alleen zaken die te maken hebben met de staatsveilligheid en de privacy van individuen hoeven niet openbaar te worden gemaakt. Met vervulling van hun politieke functies dragen de media bij aan de meningsvorming: doordat we van alles lezen en zien over politieke problemen vormen we een mening.


Pressiegroepen:
Pressiegroepen zijn groepen die proberen invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming. Als ze gaan lobbyen zoeken ze contact met politici om ze te overtuigen van hun standpunten.

Alle pressiegroepen samen worden de vijfde macht genoemd.

POLITIEKE BETROKKENHEID:
Om de afstand tussen burgers en politiek te verkleinen zijn de afgelopen jaren diverse voorstellen gedaan:

-Het direct kiezen van de minister president en burgemeester, de burgers krijgen hier door ook inloed op de samenstelling van de regering.

-Het referendum. Door een volksstemming of referendum kunnen kiezers over belangrijke kwesties direct hun mening kwijt.

-Een andere politieke cultuur. Politieke besluiten moeten veel meer genomen worden in openbare debatten.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.