Arm en rijk

Beoordeling 4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 1534 woorden
  • 2 maart 2011
  • 10 keer beoordeeld
Cijfer 4
10 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Boek 2 – Arm en rijk

H1: Genoeg voor iedereen?

Paragraaf 1 Trek of honger, een wereld van verschil

FAO (food and agriculture organisation)

Wereldwijd zijn er heel veel mensen die honger lijden. Van honger zijn verschillende definities.

Honger – wanneer iemand niet in staat is om voldoende voedsel van goede kwaliteit te eten.

Gedurende langere tijd minder dan 1690 kcalorien binnenkrijgt. (kwantitatieve honger)

Vooral in communistische landen wordt veel honger geleden.


Kwalitatieve honger – als er van alles mankeert aan het voedsel.

Ondervoeding – te weinig eten gedurende langere tijd. (chronische ondervoeding)

In de rechten van de mens is de voedselzekerheid vast gelegd.

FAO meet ondervoeding en honger mbv de voedselbalans en het BMR.

Nadelen daarvan:

- Cijfers per land of provincie, moeilijk vergelijkbaar

- Statistieken in ontwikkelingslanden onvolledig en onbetrouwbaar

- Groepsgegevens kan je niet herleiden tot persoonlijke situaties

Oorzaken:

• afname voedselvoorraad door misoogsten of rampen

• milieurampen

• overbevolking en onverantwoord bodemgebruik

• bevolking wordt gedwongen te migreren, druk wordt daar alsmaar hoger

• inflatie, corruptie en lage schommelende prijzen

• slechte communicatie

VN en Oxfam besteden hier aandacht aan.


Paragraaf 2 Voedselgewassen in kaart

Belangrijkste gewassen voor voedsel zijn granen en aardappelen. Grootste productie is mais, tarwe en rijst.


Tarwe: grassoort. korrels eetbaar. Arme, droge klimaatstreken. Voor pasta en brood.

Mais: grassoort. 90 vorstvrije dagen nodig.

Rijst: grassoort. Moerasplant, kan niet tegen vorst. Vlakke grond en warm en zonnig klimaat en veel water.

Sojabonen: grondstof voor sojameel. Gematigde gebieden en tropen en subtropen. Olie en eiwitten.

Aardappelen: gematigd klimaat, alle grondsoorten.

Cassave: tropische plant. Zetmeel. Weinig eisend van de grond en kan tegen droogte.

Hoe rijker een land, des te meer dierlijk voedsel. Calorisch rendement: dierlijk voedsel kost veel meer energie om te produceren.

Belangrijkste voedselgewas is tarwe, daarna mais. Gerst is als voedselgewas niet erg belangrijk, wel als handelsgewas.


Paragraaf 3: Globalisering en het wereldvoedselvraagstuk

Regionale specialisatie op basis van exportlandbouw zorgt voor meer welvaart in een land.

Landen drijven handel omdat ze elkaar nodig hebben en omdat ze kosten willen drukken.

Comparatief voordeel: als elk land zich specialiseert in het goed waarin het een comparatief voordeel heeft, kunnen alle landen in principe winnen bij vrijhandel.

Nadelen: milieukosten, verspreiding van ziektes, en


ongelijke concurrentieverhoudingen: Boeren in het Westen hebben een hoge productiviteit per arbeidskracht. Daarvoor krijgen ze veel landbouwsubsidies. Arme landen hebben vaak geen subsidies en kunnen dus niet concurreren. Ook voeren rijke landen invoertarieven in, om hun eigen handel te beschermen. Rijke landen bieden ook wel ‘hulp’ aan arme landen, maar vaak is het eigen belang, bijvoorbeeld het dumpen van afvaloverschotten. Dit helpt de arme landen juist niet. IMF en wereldbank zijn begonnen met SAP. Structureel aanpassings programma. Zij willen wel geld lenen aan landen met schulden, als:

• greep van de staat op de economie vermindert

• invoering van vrijhandel

• overheidsuitgaven omlaag gaan

Slecht landelijk beleid zorgt voor slechte omstandigheden in dorpen en andersom.

Positieve ontwikkelingen:

- landen hebben geprofiteerd van vrijhandel

- voedselprobleem wordt onder aandacht gebracht

- in 2005 werd veel landen schuld kwijt gescholden

- pro poor growth beleid

- verwaarloosde landbouwsector in zuid-korea en taiwan werd gesubsidieerd

- levensstandaard in India is verbeterd sinds de economie open staat voor wereldhandel.

Veel landen in Afrika en Azië zijn juist in de problemen geraakt, doordat ze te afhankelijk zijn geworden van invoer van producten.


Paragraaf 4 Een bord vol wetenschap en techniek

Voedseltekort verhelpen:


- eten beter verdelen over bevolking

- productie vergroten waar nodig

Vroeger probeerde men steeds meer landbouwgrond te verkrijgen. Vanaf de 20e eeuw werd het gemoderniseerd en kwam er meer aandacht voor uitputting van grond etc.

Groene revolutie: sterke stijging landbouwproducten arme landen door nieuwe graanvariëteiten. (bijv. de rijstplanten in Azië) Ook allerlei nieuwe ontwikkeling op landbouwgebied werden doorgevoerd.

Nadelen revolutie:

• Toename ongelijkheid en verarming op platteland.

• Meer onttrekking van grondwater dan goed is.

• Grote boeren hebben een betere toegang tot nieuwe productiemiddelen dan kleine boeren. Kleine boeren zullen vaak gevaarlijke leningen moeten afsluiten.

• Kleine boeren zijn vaak gebonden aan grote.

• Eenzijdige nadruk op technische kant: zaaizaad, kunstmest etc. Oude technieken en graanrassen dreigen verloren te gaan.

• Stijging productie kan leiden tot verminderde beschikbaarheid voor mensen in bepaalde gebieden.

Successen revolutie:


• China, Indonesië, Thailand en India zijn qua graan zelfvoorzienend geworden.

• Nieuwe ideeën en technieken zijn gediffundeerd.

• Dalende prijzen.

Genetisch gemodificeerd voedsel:

- vele voordelen

- kloof tussen arm en rijk wordt groter

- oorspronkelijke soorten kunnen verloren gaan



H2 Zeker weten genoeg te eten

Paragraaf 1 Voedselzekerheid = voedseltoegankelijkheid

Voedselzekerheid

• Beschikbaarheid: genoeg voedsel voor iedereen

• Toegang: productie voedingsstoffen, gezinsinkomen, koopkracht, handel, infrastructuur, sociale conctacten.

• Stabiliteit: zekerheid van voedsel

• Voedselkwaliteit: voedingswaarde en plaatselijke voedselbehoeftes en voorkeuren.

SES = sociaal-economische stratificatie

Indeling in klassen.




Paragraaf 2 Natuur, mensen en voedselzekerheid in Malawi, Afrika.

1994 alleenheerser Banda gaat weg, democratie met een gekozen president komt in de plaats. Toen ging het nog goed met het land. Nu niet meer, erg arm land nu. President jatte overheidsgeld. Velen hebben honger, kinderen zijn ondervoed. Het weer en klimaat zijn erg extreem wisselvallig. Relief niet prettig. Verkeerde hulp door irrigatie, verzilting van grond. Politieke onrust. Slechte infrastructuur. Politieke instabilitieit. Territoriale conflicten.

Geen good governance. Veel vriendjespolitiek en corruptie. Te weinig investeringen in landbouw, terwijl het grootste sector is.

Hoog geboortecijfer. Hoge kindersterfte. Hoog sterftecijfer door slechte voeding, zorg en vele ziektes. VN gebruikt de HPI human poverty index om armoede in landen te kunnen vergelijken.

Veel vluchtelingenstormen.

Culturele aspecten: landbouw is traditioneel is West-Afrika. Schande om tradities te breken.

Bijna geen vorderingen in voedsellandbouw in Afrika ten zuiden van de Sahara.

• lage productiviteit per persoon en per oppervlakte eenheid op een slecht bereikbaar en vaak onveilig platteland.

• Nauwelijks zaaizaden, kunstmest, bescherming, kennis en informatie.

• Veel oogst gaat verloren door vraat en ziektes.

• Veel basisvoedsel wordt geproduceerd op kleine zelfvoorzienende gezinsbedrijven.

• Veel onopgeleiden en analfabeten

• Geografisch isolement van het platteland

• Groene revolutie traag in Afrika


- omstandigheden niet geschikt voor nieuwe tarwevariëteiten.

- Netwerk van verbindingen ontbreekt, net als organisatorische infrastructuur.

- Overheid bemoeit zich amper met landbouw

- Plattelandsbevolking dun gezaaid, geen markt voor nieuwe technieken

- Mbt GM gewassen zijn ze bang afhankelijk te worden van multinationals

Op sommigen plaatsen in Afrika worden wel meer variëteiten verbouwd en gaat het steeds beter.


Paragraaf 3 Boeren in een kwetsbare natuur

Bodemsoorten: klei, zand, löss, veen, leem, keileem en zavel.

Vruchtbaarheid van de bodem heeft te maken met het gehalte aan humus.

Fysische vruchtbaarheid: waterdoorlaatbaarheid en bewerkbaarheid van de bodem. (structuur)

Chemische vruchtbaarheid: gehalte aan voedingsstoffen.

Draagkracht van het natuurlijk systeem voor de landbouw wordt gevormd door klimaat, reliëf en vegetatie.

Tropische bodems zijn niet vruchtbaar. Op geringe diepte een harde, stenenachtige inspoelingslaag van ijzer en aluminiumverbindingen. (latsolen/steenbodems) Voedingsstoffen zijn uitgespoeld. Humus wordt snel verteerd.

Capillaire opstijging: bodemwater dat omhoog trek door nauwe ruimten tussen gronddeeltjes. Helaas komt er ook zout mee naar boven.


Bodemdegradatie wil zeggen dat de kwaliteit achter is gegaan, bijvoorbeeld door:

• wegspoeling of het wegwaaien van bodemmateriaal door ontbossing of teveel vee op een klein stukje.

• Teveel mensen, dus moet grond te intensief gebruikt worden.

• Bij teveel irrigatie komt zout mee naar bodem, de bodem verzilt dan.

Bodemdegradatie:

- Winderosie

- Watererosie

- Uitputting, verzilting en verzuring

- Toename waterafstotendheid van korstvorming

Bodemdegradatie in droge, halfdroge en sub-humide gebieden wordt desertificatie genoemd.

Door veel bodemdegradatie moet bevolking overgaan op andere overlevingsstrategieën zoals roofbouw en er ontstaan vaak conflicten.

Veranderende milieu omstandigheden zijn van grote invloed op de toekomstige voedselsituatie. Zo zal Afrika steeds droger worden door de opwarming van de aarde. Met het GIS Geografisch Informatiesysteem kan men bekijken hoe het kleine boeren zal vergaan na veranderingen.

Landbouw moet steeds meer droogteresistent worden. Komt een tekort aan zoetwater.


Neerslagregiem: hoe en wanneer het valt.

Velen zullen over moeten gaan op dry farming. Droogtelandbouw is een duurzame vorm van landbouw die efficiënt omgaat met neerslag en grondwater.

• neerslag die valt, wordt opgeborgen in de bodem voor volgend jaar. Telkens na regen wordt de grond bewerkt, zodat het niet verzilt of verdampt. Om het jaar wordt de grond braak gelegd. Dat geeft wel erosie gevaar, daarom leggen ze de akkers in smalle stroken haaks op de windrichting, of ze planten bomen.

Hoe verwoesting op te lossen?

- genetische modificatie van planten (nadeel is dat men bang is voor verwildering)

- doelmatiger bevloeiingstechnieken

- meer onderzoeksgegevens nodig


Paragraaf 4 wie is het eerst aan de beurt?

Om hulpprogramma’s op te zetten, moet men inzicht krijgen in de maatschappelijke gelaagdheid. In 3e wereld landen is dat moeilijk, omdat er weinig en onbetrouwbare gegevens zijn en de normen en waarden anders zijn. Daarom gebruiken ze de ‘rapid rural appraisal wealth ranking’.

Belangrijke indicator voor jouw positie in de maatschappij is landbezit. Velen geven hun land echter op en trekken naar de stad. Agrarische bevolkingsdichtheid in de 3e wereld is hoog en de grond is ongelijk verdeeld. Landhervormingen helpen meestal wel de gezinnen, maar niet het hele land. Met de Lorenzcurve kan de scheefheid van verdeling van grond of inkomen aangetoond worden. Als de lijn samenvalt met de diagonaal, is het eerlijk verdeeld.

Vroeger zorgde de man voor het voedsel, tegenwoordig steeds meer vrouwen. Zij doen het landbouwwerk en voeden kinderen op, maar krijgen geen onderwijs en leningen. Er moet geïnvesteerd worden in onderwijs op het platteland en landbouwvoorlichting aan vrouwen.


De grootfamilie is in Afrika nog altijd de belangrijkste vorm van sociale zekerheid en onderlinge solidariteit binnen de familie is erg sterk. Vaak komen alle gezinstaken terecht bij 1 grootmoeder, door de vele sterfgevallen. De landbouw zal niet meer opbloeien door alle aidsslachtoffers, het aantal slachtoffers stijgt alleen maar.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.