Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Samenhang en verscheidenheid in de wereld

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1567 woorden
  • 24 oktober 2009
  • 72 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
72 keer beoordeeld

Aardrijkskunde hoofdstuk 1
Samenhang en verscheidenheid in de wereld

1. De wereld wordt een geheel (1500-1950)
• De wereld wordt steeds meer een netwerksamenleving (samenhangend geheel, verandering hier of daar beïnvloedt alle andere gebieden)
• Europeaniseringproces = een expansieproces van techniek en ideeën vanuit Europa.
• Acculturatie = de wederzijdse beïnvloeding van culturen.
• In de periode van het handelskolonialisme gingen Europese kooplieden en handsmaatschappijen op zoek naar gebieden met winstgevend handelswaar.
• Handelskolonialisme → centrum vs. periferie

• De Industriële Revolutie zorgde voor een nieuwe periode die gepaard ging met exploitatiekolonialisme en internationale taakverdeling.
• Nieuwe industrie in Europa → kapitaalintensieve productietechnieken
• Multinationale ondernemingen zorgde voor een versterking van de tegenstelling tussen centrum en periferie. Dit is te verklaren met de theorie van de cumulatieve causatie. Deze theorie gaat ervan uit dat de positieve effecten (spread effects) van een economische activiteit minder zwaar wegen van de negatieve effecten (backwash effects) in de periferie.
Centrum wordt steeds sterker door spread effects.
Periferie lijdt aan roofbouw = backwash

2. Het wereldbeeld in 1950: de overzichtelijke wereld.
• Na de Tweede Wereldoorlog ontstond een politiek-ideologische tweedeling in de wereld: de Oost- Westtegenstelling.
Oost ↔ West
USSR ↔ VS → Koude oorlog
Communisme ↔ Kapitalisme (bewapeningswedloop)
• De onafhankelijkheid van veel koloniën zorgde na de Tweede Wereldoorlog voor een versterkte economische tegenstelling in de wereld: de Noord- Zuidtegenstelling.
Noord ↔ Zuid
Rijk ↔ Arm
• Kenmerken ontwikkelingslanden:
- zwakke economische structuur, armoede, snelle bevolkingsgroei.
(landbouw / 1 product / uitvoer naar 1 land)
• Oorzaken onderontwikkeling:

- fragmentarische modernisering
- interne maatschappelijke hindernissen (elite bepaalt dure pacht)
- externe maatschappelijke hindernissen (EU belemmert export door middel
van invoerrechten.
- koloniale verleden (leeg geplukt)
• Rostow onderscheidde op basis van de bestudering van de moderne geschiedenis vijf ontwikkelingsfasen en formuleerde op basis daarvan het model van de vijf fasen van economische groei (zie bron 27).
• Indicatoren om ontwikkeling te meten:
- gemiddeld nationaal inkomen
(inkomensongelijkheid en koopkracht onzichtbaar)
- Armoedegrens
= Poverty line = grens van de basic needs = 1$ per dag
(voeding, huisvesting, gezondheid)
- Koopkracht
(wat kun je kopen voor 1 dollar?)
- Human Development Index (HDI)
- nationaal inkomen per hoofd
- levensverwachting
- culturele ontwikkeling
(alfabetisme, onderwijs)

3. Het wereldbeeld in 2000: weg met de overzichtelijkheid.
• Geopolitieke transitie o.a. door:

- machtsverval USSR
- verval van communisme
- val van de muur in 1989
• Gevolgen:
- Oost- Europa, China en Vietnam horen opeens bij ‘onze’ wereld
- Planeconomie → markteconomie
- Totalitaire regime → democratie
• Ontwikkelingslanden die betrokken waren bij de Oost- Westtegenstelling in de wereld raakten na het einde van deze tegenstelling in een internationaal isolement en werden de zogenaamde weeskinderen van de Koude Oorlog.
• Bipolariteit word Multipolariteit
- wellicht komen er meerdere machtscentra
(USA – China – Rusland – EU – India – OPEC)
- Uniepolariteit is ook mogelijk:
(VS enige supermacht, bewaakt eigen economische belangen)
• Internationalisering = economische activiteiten gaan over de grenzen.

• Globalisering/Mondialisering =
- samenhang tussen internationaal verspreide activiteiten (=functionele
integratie)
- versnelling van grensoverschrijdende activiteiten
• Oorzaken globalisering:
- ontwikkeling informatietechnologie
- ontwikkeling communicatietechnologie
- ontwikkeling transporttechnologie
- lagere kosten transport / communicatie
- slopen van tariefmuren
- verhoging van de levensstandaard
• Kenmerken globalisering:
- netwerksamenleving = wereld is één systeem (landen en regeringen minder belangrijk, bedrijven en contacten belangrijker).
- Subsystemen. Netwerken bestaan uit subsystemen
(organisaties, landen, bedrijven).
- MNO’s = Multinationale Ondernemingen
- hoofdkantoor bedenkt / geeft leiding

- divisies elders produceren
- voorbeelden: IKEA, Philips.
- Global shift = verschuiving van economisch zwaartepunt van Atlantic Rim naar Pacific Rim.
- Triadisch netwerk = diehoek van economische activiteiten (EU/VS/Pacific).
• Toename bevolking, meer mensen 15-64 jaar, meer mensen 65+ dus toename levensverwachting, indicatoren HDI zijn verbeterd, met name levensverwachting, alfabetisme, inkomens.
→ wel grotere ongelijkheid tussen rijk en arm.
• Newly Industrialising Countries (NIC’s):
- ontwikkeling vanaf 1950
- van agrarische naar industriële economie
- van periferie naar semiperiferie
(Mexico, Brazilië)
- van periferie naar centrum
(Zuid-Korea, Taiwan, Singapore)
• Waarom zoveel NIC’s in Zuidoost Azië?
- cultuur is hier een basis voor succes
- Neo-confuciaanse cultuur
- ongelijkheid brengt stabiliteit
- familie belangrijker dan individu
- deugdzaam gedrag
- hard werken / veel leren / volharding
• Twee vormen van industrialisatie:

- importvervangende industrialisatie
- exportgeoriënteerde industrialisatie
voorwaarde 1: industrialisatie
voorwaarde 2: actieve hulp van de staat
• Importvervangende industrialisatie:
- eerst eenvoudige producten maken
- importsubstitutie
- later halffabricaten, daarna kapitaalgoederen en basisproducten
→ hele productie proces in eigen hand(backward linkage)
Nadelen backward linkage:
- hoe kom je aan technologie?
- is je land wel groot genoeg voor een complete productielijn?
• Exportgeoriënteerde industrialisatie:
- dankzij liberalisering wereldhandel
- vooral door kleine landen met kleine afzetmarkt (Singapore)
Staat hielp door:
- devaluatie = producten goedkopere
- subsidies op producten

- export processingzones = vrijhandel/productiezones



4. Globalisering en migratie.
• Migratie is een verschijnsel dat wereldwijd op verschillende niveaus voorkomt. Migratie van platteland naar stad = urbanisatie.
• Twee soorten migratie stromen:
- vraaggestuurde migratie
- aanbodgestuurde migratie
• Vraaggestuurde migratie:
- rijk land vraagt om arbeidskrachten
- tijdelijk contract
- regels en faciliteiten voor arbeiders
• Aanbodgestuurde migratie:
- eigen initiatief
- lopen grotere risico’s
- tijdelijk contract (zelfs dagelijks contract)
- huisvesting via eigen netwerken
• Verklaringen kunnen worden gevonden in de push- en pullfactoren (bron 50)
(let op de mogelijke hindernissen)
Oorzaken op drie niveaus:
- microniveau → individuele migrant
- mesoniveau → push- en pullfactoren, transporteerbaarheid, geen

tussenliggende mogelijkheden
- macroniveau → tegenstellingen in de wereld
• Vier fases aanbodgestuurde migratie:
1. tijdelijk / jongeren / geen bedoeling om te blijven / sturen geld / eigen taal
2. verlening verblijfsduur / sociale netwerken in gastland (eigen mensen)
3. gezinshereniging en huwelijksmigratie (gezinsvorming) / gewenning te
blijven / eigen etnische groep en instanties
4. permanente vestiging / legale status, integratie / of uitsluiting door nieuw
land (vorming etnische minderheid)
• Factoren overheidsregulatieve migratie:
- push- en pullfactoren beide landen
- kenmerken migranten in vestigingsland
- mogelijke hindernissen
• Opvallende zaken:
- braindrain = hooggeschoolde met standaardlonen migreren makkelijk
- toename van illegaliteit door het opwerken van grenzen
- omvang rijke migratie van vrouwen vanuit OOL

• Gevolgen voor vestigingsland:
- multiculturele samenleving
- minderheden
- wijziging leeftijdsopbouw
- druk op de woningmarkt
- verschuivingen in arbeidsmarkt
• Gevolgen voor vertrekland:
- inkomsten vanuit vestigingsland
- fragmentarische rijkdom (vooral ook bij terugkeer)
- verstoring arbeidsmarkt/taakverdeling
- met name ouderen blijven achter
- psychosociale politiek
• Migratieoptimisten:
- migratie betekent economische groei
- gebruik van elkaars kwaliteiten
- beide gebieden beter af
• Migratiepessimisten:
- vertrekgebied verliest jongeren
- vertrekgebied blijft afhankelijk van centrum

5. De motoren achter de globalisering.
• Absolute afstand = afstand in km’s

Relatieve afstand = afstand in tijd / geld / moeite
Technologie verkleint de ruimte door verkleining van de relatieve afstand.
• Tijdruimtecompressie = tijd en ruimte worden samengedrukt = afstand in km’s makkelijker te overbruggen.
- transport → daling kosten per km
- informatietechnologie = communicatietechnologie (verzenden van info)
+ computertechnologie (verwerken van info)
Kwaliteit informatiestructuur is nu bepalend voor vesting van een bedrijf.
• Verkorting productlevenscyclus: product kan slechts kort worden verkocht, mensen vragen immer steeds ‘nieuwer’.
• R&D = research and development (=continu bezig om iets nieuws te ontwikkelen).
Hoge R&D kosten → strategische alliantie (=samenwerking rondom bepaald product). Door delen van de kosten is afzet in veel gebieden in een korte tijd mogelijk.
• Tijdens de productielevenscyclus wordt plaats van productie gewijzigd:
- introductiefase = productie in moederland

- expansiefase = productie ook in buitenland (daar zijn ook klanten)
- rijpheidsfase = nog meer nieuwe vestiging in buitenland (moederland
verzadigd)
- teruggangfase = productie alleen in buitenland (product naar moederland)
• Fordisme = assemblagelijnen voor routinematige handelingen.
Massaproductie vaak in verticaal georganiseerde bedrijven (= alles in eigen huis). Massaproductie zorgt voor verlaging kosten per product (schaalvoordeel)
• Na fordisme → postfordisme = arbeid minder belangrijk dan techniek door:
- robotisering = massaproductie vaak in verticaal georganiseerde bedrijven.
- flexibilisering van de productie (snel inspelen op de vraag, d.m.v. diverse toeleveranciers)
• Golfbewegingen van Kondratiev
= wereldeconomie kent golven van bloei – recessie – depressie – herstel etc.
Elke golf start met een technologische ontwikkeling (bron 49)
• MNO’s = TNO’s = transnationale ondernemingen
productiebedrijven maar ook dienstverlening (bank, hotel, verz.maatschappij)
Kenmerken:

- veel knowhow
- veel kapitaal
- strategisch handelen (overname / samenwerking)
• Vijf strategische motieven MNO’s/TNO’s:
- nieuwe kennis / meer kapitaal krijgen
- distributienet overnemen = grotere afzetmarkt
- grondstoffenstroom in eigen handen
- verlagen loonkosten
- elders soms lagere belasting
• Meer winst door schaalvergroting en specialisatie
totale winst = totale opbrengst – totale kosten
productiefactoren (kosten): natuur, arbeid, kapitaal
TW kun je veranderen door TO en/of TK te wijzigen
• Schaalvergroting = meer van hetzelfde.
- variabele kosten lager
(grondstof/engergie/loon)
- vaste kosten lager
(meer maken met dezelfde machines/mensen = afzetmarkt moet groter)
• Specialisatie = vergroting van de toegevoegde waarde per eenheid product.

- producten maken met een hogere kwaliteit
- samenwerken is noodzakelijk
→ joint venture of kennis kopen
• Vrije markt, dus internationaal sterkte concurrentie. Oplossing:
- mondiaal laagste kosten zoeken
- mondiale diversiteit in zo hoog mogelijke verkoopprijzen
Hoe?
- MNO doet alles zelf, maar wel op verschillende plekken in de wereld
- MNO maakt gebruik van toeleveranciers/onderaannemers over heel de wereld
• Drie vormen internationalisering:
- nevenvestiging in ander land
- internationale subcontracting = uitbesteding van productie
- strategische alliantie = samenwerking met andere grote bedrijven

6. De rol van de staat bij globalisering.
• Voordelen globalisering:
- beschikbaarheid goederen die je zelf niet kan produceren

- comparatief voordeel: je concentreren op dat wat je het goedkoopst / meest effectief kan leveren
- concurrenten dwingen je goedkoper en beter te leveren
- door specialisatie ontstaat schaalvergroting = lagere kosten per product
• Nadelen globalisering:
- ruilvoetverslechtering = een OOL moet steeds meer grondstoffen / agrarische producten leveren om industrieproducten uit Europa / VS te kunnen betalen.
- sluiting van bedrijven (verlies werkgelegenheid)
- overexploitatie grondstoffen (slecht voor milieu)
- beroerde arbeidsomstandigheden
• Stimuleren door aantrekken bedrijven:
- belastingvoordelen
- investeringsubsidies (vrijhandelszones / export processingzones)
- fysieke infrastructuur (wegen etc.)
- informatie-infrastructuur
- sociale infrastructuur
- beperking van de loonkosten
- beperking activiteiten vakbonden
- minder hoge milieu eisen
- goedkope energie
• Afremmen negatieve gevolgen globalisering:
- protectie door handelsbelemmeringen

- strenge mileuwetten
- goede sociale wetgeving (om slechte arbeidsomstandigheden te voorkomen)
• Internationale organisaties: politiek, economie, mensenrechten, ontwikkeling, milieu, religie.
• Hoofdindeling internationale organisaties:
- internationale overheidsorganisaties
(VN / NAVO)
- internationale niet-overheidsorganisaties (NGO’s)
(Greenpeace / Amnesty International / Rode Kruis)
• Organisaties die globalisering bevorderen:
- Wereldbank en IMF
- GATT → WTO
- ACP
- OPEC
- NAFTA / EU etc. (vrijhandelsblokken)
• Organisaties die globalisering verzachten:
- UNCTAD trade and development
- UNEP environmental programm
- UNHCR vluchtelingen
- UNICEF kinderen

REACTIES

R.

R.

Samenvatting is erg overzichtelijk, erg handig om erbij te hebben voor het leren zodat je weet wat de hoofdzaken uit de tekst zijn. Bedankt!

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.