Hoofdstuk 1

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 748 woorden
  • 11 februari 2009
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
12 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Natuurkunde H.1, 2 § 1 tm 4

1.2 Eindexamen
Bij het eindexamen moet je bij je hebben:
- passer
- geodriehoek
- rekenmachine
- BINAS

Bereken uitkomst + gebruikte formules en uitwerkingen.
Bepaal moet je bij je antwoord gebruik maken v/e diagram, tekening of tabel
Construeer/ teken alleen een tekening zonder toelichting.
Schets een niet-nauwkeurige tekening zonder toelichting.
Beschrijf beschrijf je waarnemingen.
Bespreek iets beschrijven op een samenvattende manier: met feiten en mening.

Hoeveel/hoe/welke/ alleen antwoord
wanneer/wat/noem

1.3 Grootheden en eenheden
Kwalitatieve waarnemingen = waarnemingen zonder meetgegevens
Kwantitatieve waarnemingen = waarnemingen met meetgegevens

Grootheid = alles wat kan worden gemeten.
Vb. lengte, volume, kracht
Meetinstrument = een middel om een grootheid te meten.
Vb. liniaal, stopwatch
Schaalverdeling = streepjes waarbij getallen staan.
Bij een schaalverdeling staat meestal een eenheid.
Vb. van eenheden: m³, seconde, ºC en N

Symbolen zijn er om iets eenvoudiger op te schrijven. Deze gebruik je bij grootheden en eenheden.
Vb. 250 meter = 250 m
0,75 Ampère = 0,75 A
Dus : grootheid = getal x eenheid

SI-stelsel

Basisgrootheid symbool grondeenheid symbool andere eenheden

Lengte l meter m
Massa m kilogram kg
Tijd t seconde s Uur (h) en minuut (m)
Stroomsterkte I ampère A
Temperatuur T kelvin K Celcius (ºC)
Lichtsterkte I candela cd
Hoeveelheid stof n mol mol

Uit deze zeven basisgrootheden kun je door (x en :) andere grootheden afleiden.
Hiervoor is ook een afgeleidde eenheid te vinden (door x of :)
Vb. snelheid en volume

Macht van 10

10000 1000 100 10 1 0,1 0,001

10 10 10 10 10 10 10

10 10 10 10 1 1 1
10 10 10

Bij vermenigvuldigen van machten: 10 x 10 = 10

Bij delen van machten: 10 = 10
10

Voorvoegsels

Naam symbool veelvoud factor
Milli m duizendste 10

Micro μ miljoenste 10
Nano n miljardste 10
Pico p biljoenste 10
Kilo k duizend 10
Mega M miljoen 10
Giga G miljard 10
Tera T biljoen 10

Vb. 30 x 10 ^3 m = 30.000 m
30 km

1.4 Nauwkeurigheid van metingen
Meetonzekerheid = afronden van een getal omdat je anders teveel decimalen krijgt.

Meetonzekerheid hangt af van:
- Meetinstrument en schaalverdeling, hoe kleiner, des te nauwkeuriger.
- Persoon die meet, reactietijd

Je kunt nauwkeuriger meten door een aantal keer te meten en dan het gemiddelde hiervan te nemen = gemiddelde.

Notering: Y = (± X)
Y = meetwaarde

X = meetonzekerheid

Met l = 50 m wordt bedoeld; 49,5 < L < 50,5

Een meting is nauwkeuriger als het resultaat meer significante cijfers telt.
Vb. 25,00 = nauwkeuriger dan 25

Begint een getal met 1 of meerdere nullen tellen deze nullen niet mee met het aantal significante cijfers. Als deze nullen erachter staan tellen ze wel mee.

Vb. 0,0025 = 2 sign.
25,000 = 3 sign.

Als je een getal en eenheid veranderd van eenheid mag het aantal significante cijfers niet veranderen.
Vb. 5 dm = 0,5 m / 0,0005 km
Dus niet: 5 dm = 50 cm / 500 mm
Standaardvorm: 5 dm = 5 x 10 cm / 5 x 10 mm

1.5 Vuistregels voor rekenen met meetwaarden
Bij vermenigvuldigen of delen van meetwaarden moet gelet worden op de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers: de uitkomst moet net zoveel significante cijfers bevatten als dit getal.
Vb. 12,84 x 6,27 = 80,5067 à 80,5


Tussenuitkomsten niet afronden

Eindantwoorden in decimalen geven:
- breuken vervangen voor decimalen
- nooit wortels of pi in eindantwoord laten staan

Bij optellen en/ of aftrekken van meetvoorwaarden moet worden gelet op de meetwaarde met het kleinste aantal cijfers achter de komma. De uitkomst moet namelijk in net zo veel cijfers worden weergegeven.
Vb. 12,3 + 4,56 + 0,078 = 16,938 à 16,9

1.6 Diagrammen en steilheden
Meetresultaten zet je in een tabel om het overzichtelijker te maken. Verder kan je het in een diagram zetten. Bij een diagram zet je beide grootheden tegen elkaar uit.
Meetpunten = de gemeten punten die je in een diagram tekent.
Door deze meetpunten trek je een rechte lijn.
Interpoleren = het bepalen van niet gemeten tussenliggende waarden in een grafiek.
Extrapoleren = verlengen van een grafiek.

Veerwet =dat de lengteverandering (u) van een spiraalveer ontstaat als gevolg van een kracht die hierop werkt (F), de lengteverandering is dus evenredig met die kracht.
De grafiek van de veerwet gaat altijd door de oorsprong.


Kracht = Constante x uitrekking

Steilheid van de rechte lijn = punt vd Y-as
punt vd X-as
Samenvatting 1.6

Twee grootheden (A en B) zijn rechtevenredig met elkaar: als A n-maal zo groot wordt, wordt B ook n-maal zo groot. Ook is het zo dat:
- de lijn van de grafiek een rechte lijn door de oorsprong is.
- Dat de formule is: B = constante x A
Hierbij kan uit de steilheid de constante worden berekend.

1.7 Kromme naar rechte lijn
Slingerlengte (l) en slingertijd (T) zijn niet evenredig. En geld dus niet: T = constante x L
Maar wel: T = constante x √L

Bedoeling onderzoek bij deze formule:
- Na te gaan of je meetresultaten in overeenstemming zij met het door de formule gegeven verband tussen slingerlengte en slingertijd.
- Zo nauwkeurig morgelijk te bepalen hoe groot de constante is.

Je moet dus van een kromme naar een rechte lijn, dit doe je met de formule:Y = constante x X

Y = T en X = √L
Je gaat de gemeten waarden invullen in de grafiek en zo is het rechtevenredig.

Hierna bepaal je de constante: C = T
√L
vb. 2,0 = 2,0 s / √m
1,0 √m

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.