Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Thema 1 Wat is biologie?

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 731 woorden
  • 5 februari 2009
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
7 keer beoordeeld

Thema 1 Inleiding in de biologie

1. Wat is biologie?
Dat is de studie van levende, levenloze en dode organismen. Levende organismen hebben stofwisseling, groei, ontwikkeling en planten zich voort. Het onderzoek naar de levensloop (ontwikkeling, groei, voortplanting en dood) en levenscyclus (diverse levenslopen samen van een soort, voortgaand door voortplanting).

2. Natuurwetenschappelijk onderzoek
Vroeger werd er uitgegaan van generatio spontanae (ontstaan van leven uit levenloze objecten). De Italiaan Redi wou het tegendeel bewijzen. Tegenwoordig wordt er eerst onderzoek gedaan voor er conclusies getrokken worden. Fasen van zo’n onderzoek zijn:
- observatie

- probleemstelling
- hypothesevorming
- experimentele fase
- resultaten
- conclusie

3. Organen, cellen en weefsels
Het lichaam bestaat uit orgaanstelsels, bestaand uit organen die elkaar aanvullen met functie. Elk orgaan heeft zijn eigen vorm en functie. Onderdelen van het lichaam die in elkaar overgaan, zijn gestroomlijnd.
Organen zijn opgebouwd uit cellen. Een groep cellen is een weefsel. Tussen de cellen in een weefsel zit tussencelstof (bestaand uit dood materiaal, soms hard, soms zacht), zodat ze elkaar niet direct raken.

5. Plantaardige en dierlijke cellen
Een cel is opgebouwd uit verschillende delen. Elk deel met een eigen functie is een organel. Een cel is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
- kernplasma (in de celkern)
- cytoplasma (in de cel zelf)

- celmembraan (het buitenste, dunne vlies van het cytoplasma)
- kernmembraan (buitenste laag van het kernplasma)
- vacuolen (een blaasje gevuld met vocht)
- vacuolemembraan (vlies om de vacuole heen)
- wandstandig cytoplasma (een dunne laag cytoplasma dat tegen de celwand aanligt)
- vacuolevocht (vocht in de vacuole, bestaande uit zouten, glucose en andere opgeloste reservestoffen)
- anthocyaan (kleurstof die rode, oranje of roze kleur aan planten geeft)
- proplastiden (kleine korrels die zich tot plastiden kunnen ontwikkelen)
- chloroplasten (hierin vindt fotosynthese plaats, ontstaan uit proplastiden)
- chromoplasten (kleurstofkorrels, rode en/of gele, ontstaan uit proplastiden)
- leukoplasten (kleurloos, kunnen ontwikkelen tot chloro- of chromoplasten of zetmeelkorrels)
- zetmeelkorrels (hierin is zetmeel opgeslagen)
Chromo- en chloroplasten kunnen in elkaar overgaan. De celwand behoort niet tot de cel, maar is tussencelstof. De stof die de kleine holtes tussen de cellen opvult zijn intercellulaire ruimten.

6. De submicroscopische bouw van cellen
Het endoplasmatisch reticulum is een ingewikkeld netwerk van dubbele membranen in het cytoplasma. Het vervult een functie bij het transport van stoffen in de cel. Het membranenstelsel gaat over in het kernmembraan, waarin openingen (kernporiën) zitten die in contact staan met het cytoplasma. In het kernplasma komen kernlichaampjes voor en liggen de chromosomen. Ribosomen zijn bolvormige organellen die een functie hebben bij de synthese van eiwitten. Het grootste deel komt voor op de membranen van het endoplasmatisch reticulum. Mitochondriën zijn ronde of boonvormige organellen, bestaande uit een dubbel membraan, waarvan de binnenste sterk is geplooid. In de mitochondriën vindt verbranding plaats. Het aantal is afhankelijk van de activiteit van de cel. Het celmembraan vormt een grens tussen en cel en zijn omgeving. Het transport hiertussen vindt selectief plaats. Het celmembraan bestaat uit twee lagen fosfolipiden, waarin eiwitten liggen ingebed. Uit de fosfolipiden steken koolhydraatketens.


7. Stoffentransport tussen cellen en hun omgeving
Bij de opname en afgifte van stoffen spelen diffusie, osmose en actief transport een rol:
- Diffusie: de verplaatsing van een stof van een plaats met een hoge concentratie naar een plaats met een lage concentratie van die stof. De diffusiesnelheid is de nettoverplaatsing per tijdseenheid. Dit is afhankelijk van het oppervlak, de afstand van A naar B, druk- of concentratieverschil, temperatuur, de aard van de stof en het medium waarin het plaatsvindt.
- Osmose: op basis van diffusie, maar dan door een permeabele wand. Hoe hoger de concentratie, des te hoger is de osmotische waarde. Osmose gaat van een kant met een hoge concentratie naar een kant met een lage concentratie van de stof. Wanneer een wand semi-permeabel is, laat het maar één soort moleculen door.
- Actief transport is het transport dat tegen het concentratieverval ingaat. Concentratieverval is dat transport alleen kan plaatsvinden van een plaats met een hoge naar een plaats met een lage concentratie van de stof. De energie die voor actief transport nodig is, wordt vrijgegeven door de mitochondriën.

8. Osmose bij planten
De druk die door de cel op de celwand wordt uitgeoefend door het volume van de cel, wordt turgor genoemd. Een plantencel met turgor wordt turgescent genoemd. Plasmolyse is het verschijnsel waarbij de osmotische waarde binnen en buiten de cel niet hetzelfde zijn, zoals zou moeten, en hierdoor de cel van de celwand loskomt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.