Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Lesbrief markten

Beoordeling 8.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 2264 woorden
  • 28 oktober 2001
  • 113 keer beoordeeld
Cijfer 8.1
113 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofstuk 1: Naar de markt van arbeid

Arbeidsethos: betekenis die men aan arbeid toekent
* Zoals wij dat nu kennen als doel op zich

Consumptiemaatschappij: maatschappij waarbij arbeiders blijven werken, ondanks het voorzien van eerste levensbhoeften.
* Arbeidsdiciplinen kan worden bereikt door belofte van grotere consumptie.

WAO: Wet Op Arbeidsongeschiktheid

Paralelle economie: economie waar geen geldstroom uit voortvloeit
* Onbetaalde activiteiten in huishouden, zorgarbeid, doe het zelf arbeid en vrijwilligerswerk


Problemen werklozen:
* Financiele problemen; inkomensverlies zorgt voor conpsumptie vermindering
* Gevoel dat men inkomen niet eerlijk verdient, niet zelf voor gewerkt
* Moeite met structuur in leven, sociale isolatie neemt toe
* Identiteitsverlies
* Sociale problemen, armoede vormt voedingsbodem criminaliteit

Beroepsbevolking: aangeboden arbeidskrachten
* Zelfstandige: werkt zelfstandig, eigen onderneming
* Afhankelijk: in loondienst
* Werkende BB: BB die zich aanbiedt met succes, werkgelegenheid
* Werkeloze BB: aanbodoverschot op arbeidsmarkt

* Tegenover aanbod staat dagelijkse vraag naar personeel van de bedrijven.
* Bedrijven hebben in een deel van hun vraag kunnen voorzien = de werkgelegenheid
* Bij werkgelegenheid vallen vraag en aanbod samen
* Openstaande vacatures= de onvervulde vraag naar arbeid

Loon: de prijs die vragers en aanbieders op de arbeidsmarkt overeenkomen

Krappe arbeidsmarkt: wanneer er veel vraag is en weinig aanbod
* Bedrijven kunnen te weinig produceren, kunnen niet voldoen naar vraag producten, door te weinig personeel. Kan leiden tot verlies afzetmarkten, forse looneisen (door sterke positie vakbonden).
* Bedrijven rekenen prijzen door in producten, waardoor hele prijsniveau stijgt
* Werknemers eisen weer compensatie (prijscompensatie), ook dit weer doorberekend etc.
Ruime arbeidsmarkt: wanneer er veel aanbod is en weinig vraag (veel werkeloosheid)

Indeling arbeidsmarkt in deelmarkten:
Kijken naar inhoud:
* Beroep; Valt uiteen in bv: deelmarkt administratie personeel, onderwijzend, commerciele beroepen etc.
* Functieverdelingen; van elke functie kenmerken omschreven als: vereiste opl, mate v zelfstandigheid, lengte inwerkperiode. Aan elk kenmerk bepaald gewicht toegekend.
- Onderkant van de arbeidmarkt: ongeschoold en laagbetaald personeel, werkeloosheid hier hoger dan gemiddeld; veel langdurig werkelozen.

Geografische mobiliteit: de mate waarin men verhuist voor een baan naar een andere regio

- In Eu klein, door grote taal/cultuurverschillen, in VS groot.

Vrije markt Theorie: werkgevers worden gezien als kopers en werknemers als verkopers van arbeidskracht. Arbeidscontract is te vergelijken met koopcontract op goederenmarkt; koper en verkoper maken elk hun eigen afweging. Verkoper vergelijkt loon met vrije tijd die hij moet inleveren (minder tijd, meer loon), koper vergelijkt te betalen loon met arbeidsproductiviteit (neemt alleen mensen in dienst als loon lager is dan arbeidsproductiviteit).
- Gaan uit van vrije concurrentie op arbeidsmarkt, door werking prijsmeschanisme ontastaat evenwicht vraag en aanbod en een evenwichtsloon. In het evenwicht heerst volledige werkgelegenheid.
- werkeloosheid wordt veroorzaakt door storing prijsmechanisme, waardoor lonen niet kunnen dalen naar evenwichtsniveau. Overheid en werknemers/werkgeversorganisaties zijn storende factors, door invloed wat zij op loon kunnen uitoefenen. Zo kunnen lonen zich niet makkelijk aanpassen.
- overheid dient terug te treden vd arbeidsmarkt en macht van organisaties dien te worden beteugeld. Zo kan concurrentie toenemen en evenwicht ontstaan tussen vraag en aanbod

- Werkeloosheid neemt niet alleen toe door verlies van werkgelegenheid, maar ook door toename arbeidsaanbod.

Kritiek vrije markt:
- Lonen worden uitsluitend gezien als kosten voor onderneming; verlaging vd lonen leidt op den duur tot grotere vraag naar arbeid, maar lonen veroorzaken ook bestedingen, verlaging vd lonen betekent afname besteedbaar inkomen. Werknemers besteden minder, bedrijven te maken met afzetproblemen, moeten productie inkrimpen en overtollig personeel wegsturen. Werkgelegenheid neemt af ipv toe.
- Gebrekkige informatie; bij visie vrije markt vergelijkt men arbeidsmarkt met geoderenmarkt waar volop concurrentie heerst. Arbeidscontract wordt vergeleken met koopcontract. Maar kan werkgever vaststellen wat de productiviteit van een werknemer zal zijn? Er blijft een risico bestaan. Ook voor werknemer onzekerheid, misschien weet baas niets van personeelsbeleid.
- Gebrekkige mobiliteit; in vrije markt visie zou werkeloosheid per deelmarkt niet zulke grote verschillen tonen, regionale verschillen zouden verdwijnen door verhuizen van werkelozen naar gebieden waar ze meer kans maken. Ook verschillen tussen beroepen veranderen, door snelle omscholing. Praktijk is anders, er zijn grote en langdurige verschillen.


Functie's arbeidsmarkt:
- Allocatiefunctie; taken die voortvloeien uit productie moeten worden verdeel over personen in samenleving. (allocatie= waar je de beschikbare productiefactoren voor gebruikt). In markteconomie zorgt arbeidsmarkt voor allocatie v. arbeid. Iedereen kan vragen en aanbieden met arbeidskracht. Overheid stelt randvoorwaarden, wettelijke kaders.
- Verdelingsfunctie; gaat om verdeling vd opbrengst wat er is geproduceerd. Arbeidsmarkt belangrijke rol; beloningen worden vastgesteld die personen ontvangen voor het verrichten van taken. Overheid moet ingrijpen als onacceptabel vindt (sociale voorzieningen)

Overheid:
* Streeft naar volledige werkgelegenheid; niemand is vrijwillig werkeloos (allocatiefunctie belangrijk) en
* Rechtvaardige inkomensverdeling; verdelingsfunctie belangrijk, zwakkeren ook bescherming (minimunloon)

Hoofstuk 2: Aanbod en Vraag

Potentiele beroepsbevolking: de beroepsgeschikte bevolking
Niet-participanten:
* Jongeren
* Vutters (Vut=vervroegd uittreden)
* Arbeidsongeschikten
* Onbetaalde arbeiders; zorg voor het gezin
* Mensen die rijk genoeg zijn zonder geld
* Mensen die in de gevangenis zitten

Potentiele BB - Niet-participanten= participanten
Participanten: aanbieders op de arbeidsmarkt, de beroepsbevolking.
! Niet de hele BB heeft betaald werk, een deel is werkeloos, tot de werkzame BB alleen mensen die meer dan 12 uur per week betaald werk verrichten!

Bruto participatiegraad, deelnemingspercentage: BB uitgedrukt in beroepsgeschikte bevolking.

BB x 100
Potentiele BB

Netto participatiegraad, werkgelegenheidsgraad: Werkende BB uitgedrukt in Potentiele BB
Werkende BB x 100
Potentiele BB

I/a ratio: verhouding tussen aantal actieven en aantal inactieven

Voorraadgrootheden (kaders): nemen toe door instroom en af door uitstroom
Stroomgrootheden(pijlen en lijnen)

Arbeidsjaren: voltijdbanen (fulltime) gedurende een heel jaar.
P/a ratio: verhouding personen/arbeidsjaren
Arbeidsvolume: als arbeidsjaren of arbeidsuren worden geteld
Arbeidsduur: aantal uren dat iemand zich bezighoudt vanaf zijn 15e tot zijn 65e jaar met betaald werk.
* Invoering deeltijdarbeid en verkorting arbeidsjaar leiden tot arbeidsduurverkorting (adv)

* Vraag naar arbeid wordt uitgeoefend door particuliere werkgevers en overheid.
- overheid beslist over ambtenaren en heeft invloed op werkgelegenheid bij gesubsidieerde instellingen= de gepremieerde en gesubsidieerde sector (g en g sector)


Informele kanalen: mensen die zich op eiegn initiatief, via externe realtie's of via eigen personeel aanmelden voor een vacature.

Afnemersmarkten: bedrijven houden sterk rekening met wensen vd klant; korte levertijd, sevice, modieus design etc.
- afzetpatroon wordt hierdoor grilliger, productie volgt dit verloop, mensen en middelen moeten snel kunnen worden aangepast

Standaardarbeidscontract: een contract voor onbepaalde duur (vast contract) met gelijke beloning en gelijke arbeidstijden voor gelijke arbeid
- in flexibel contract wordt afgeweken van dit standaardpatroon en kan betrekking hebben op bijna alle arbeidsvoorwaarden
Loonflexibliteit: variaties in loon voor onregelmatige werktijden; uren buite het gangbare ritme, meestal van negen tot vijf.
- Ook flexibliliteit in duur v contract, iemand met tijdelijk contract makkelijker te ontslaan.

Wet flexibiliteit en Zekerheid:
* Werknemer niet meer dan 3 tijdelijke arbeidscontracten zelfde werkgever, vierde contract moet vast contract zijn
* Overeenkomst wordt gezien asl gewone arbeidsovereenkomst, na een half jaar wordt hij vast
* Ontslagregels versoepeld, doordat opzegtermijn is verkort.

Bredere inzetbaarheid: interne flexibiliteit, employability. Werknemer moet op verschillende plaatsen in het bedrfijf kunnen worden ingezet.
* Bijscholing is belangrijk voor werknemer om breder inzetbaar te zijn


Hoofstuk 3: De arbeidsvoorwaarden

Arbeidscontract, arbeidsovereenkomst: staan arbeidsvoorwaarden in; de rechten en plichten voor werkgevers en werknemers

Collectieve arbeidsovereenkomst (CAO): waarin de arbeidsvoorwaarden voor het gros vd werknemers geregeld zijn. Wordt afgesloten door werknemer met werkgeversorganisatie.

Vakcentrale
-
kunnen lid zijn
-
bedrijfstakbond
-
kunnen lid zijn
-
werknemers

Organisatiegraad: percentage werknemers dat lid is van een vakbond

Minimumvoorwaarden: arbeidsvoorwaarden die in CAO staan

Redenen om arbeidsvoorwaarden collectief te regelen:
* Tijdwinst
* Geen concurrentie over arbeidvoorwaarden
* Ook zekerheid voor werkgever

Primaire arbeidsvoorwaarden: loon+normale arbeidstijd
Secundaire arbeidsvoorwaarden: arbeidsvoorwaarden die daar nog bovenop komen; vakantieregelingen, middagpauzes, reiskostenvergoeding, scholingsmogelijkheden en vakbondsfaciliteiten.

Algemeen verbindende CAO(avv): afspraken gaan gelden voor hele bedrijfstak


Prinsjesdag: derde dinsdag v. september waarop de overheid bekent maakt welk sociaal-economisch beleid ze willen gaan voeren in het volgende kalenderjaar.
* Deze plannen worden samengevat in Miljoenennota
* Ook Macro Economische Verkenningen (mev) verschijnt; CPB beraamt hoe belangrijke economische variabelen, zoals NP, arbeidsproductiviteit etc. zullen ontwikkelen.

Arbeidsvoorwaardennnota: nota gemaakt door centrale organisaties van werknemers, gebaseerd op Miljoenennota en mev, waarin staat met welke globale inzet ze de komende onderhandelingen ingaan.

Decentralisatie: centrales bemoeien zich op de achtergrond met de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden, ze coordineren het overleg dat door hun bonden wordt gevoerd.

Verdelingsneutraal: loonstijging die overeenkomt met de stijging vd nominale arbeidsproductiviteit (stijging arbeidsproductiviteit met daarin inflatie verwerkt); een dergelijke loonsstijging heeft geen invloed op de verdeling vd productie over het loon en de overige inkomens (winst, pacht, huur, rente)=
Loonruimte: ruimte die bedrijven hebben om hun lonen te laten stijgen, terwijl het loonaandeel niet verandert
Loonmatiging: als loonstijging kleiner is dan loonruimte
Incidentele loonstijging: loonstijging als gevolg van bv. een overurentoeslag, promotietoeslag, gratificatie en winstuitkeringen; staat niet in CAO, omdat het niet voor iedereen geldt

Herbezettingsgraad: percentage waarmee opengevallen uren met nieuw personeel bezet wordt

Overheid streeft naar:
Normalisatie vd arbeidsvoorwaarden: zoveel mogelijk dezelfde arbeidsverhoudingen en -voorwaarden als in het bedrijfsleven. (geldt dus voor ambtenaren)

* Bedrijven die niet rechtstreeks onder overheidsbestuur vallen, maar wel door overheid betaald worden= g en g sector


Koppelingswet (WKA=wet koppeling op afstand): hierin is vastgelegd dat min. loon is gekoppled aan stijging CAO-lonen, mits de i/a ratio dat toelaat.

Contractloon: loon dat in de CAO's is overeengekomen
* Werkelijke loonstijging is groter dan de stijging contractlonen, door incidentele loonstijgingen

Eenmalige loonstijgingen: stijgingen die voor een bepaalde periode, meestal een jaar, gelde en daarna weer worden teruggedraaid. (tellen mee in stijging contractlonen, omdat ze in CAO staan)

Arbeidsconflict: als onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden vastlopen
* Werkstaking; werknemers leggen werk neer tot eisen zijn ingewilligd
* Prikstaking; om aandacht te trekken tijdelijk een klein onderdeel v. bedrijf stilgelegd
* Stiptheidsactie; werknemers nemen overdreven nauwkeurige houding aan en zorgen voor werkvertraging
* Selectieve staking; vitale delen v. bedrijf worden stilgelegd, zodat rest v. bedrijf ook niet kan functioneren
* Speerpuntactie; 1 belaangrijk bedrijf als doelwit
* Bedrijfsbezetting; arbeiders nemen controle bedrijf over, hebben productie uit handen genomen vd leiding en produceren zelf verder

Hoofstuk 4: De werkloosheid

De Geregistreerde Werkloosheid (GWL): het werkeloosheidscijfer dat in officiele publicaties wordt gebruikt

Definitie werkloze volgens GWL: personen van 15 t/m 64 jaar, zonder werk of met werk van minder dan 12 uur per week, die staan ingeschreven bij een gewestelijk arbeidsbureau (GAB) en direct beschikbaar zijn voor een werkkring van 12 uur of meer per week (beschikbaar voor een grote baan).

Verborgenwerkgelegenhied: de moeilijk vervulbare vacatures

Hoeveel er in een land wordt geproduceerd hangt af van:
* Afzetmogelijkheden
* Productiecapaciteit; totale hoveelheid goederen en diensten die in een jaar maximaal kan worden voortgebracht. Macro economisch hangt dit af van hoeveelheden en kwaliteit van productiefactoren waarover een land beschikt.

Arbeidsplaatsen: aantal werknemers dat bij inschakeling vd capaciteit nodig is
Bezettingsgraad: feitelijke productie in procenten vd capaciteit
Baan: is een arbeidsplaats die is bezet

Conjunctuurbeweging: golfbeweging die de bestedingen in de loop van de tijd vertonen
* Bij conjunctureel evenwicht is bezettingsgraad zodanig, dat er evenwicht bestaat tussen bestedingen en productiecapaciteit.
* Bij laagconjunctuur is die bezettingsgraad lager dan dit evenwichtige niveau.

Conjuncturele werkloosheid: werkloosheid die ontstaat door een terugval in de bestedingen

Structurele werkloosheid: is het gevolg van veranderingen aan de aanbodzijde (structuur)vd economie.

* De kwantiteit, de kwaliteit en/of de prijzen vd productiefactoren zijn veranderd. Hierdoor sluiten mogelijk de kwaliteit/ omvang van de beschikbare arbeiders niet meer aan bij de omvang/kwaliteit vd beschikbare arbeidsplaatsen.

Deeloorzaken structurele werkloosheid:
- Kwantitatieve structurele werkloosheid; te weinig arbeidsplaatsen.
Er zijn nog werklozen als alle kapitaalgoederen volledig zijn ingeschakeld
Omvang structurele werkeloosheid: Verschil tussen BB en het aantal arbeidsplaatsen.
* Productiecapaciteit neemt toe door (uitbreidings)investeringen, hierdoor worden nieuwe arbeidsplaatsen geschapen.

Desinvesteringen: negatieve investeringen. Treden op als bedrijven failliet gaan, bepaalde afdelingen sluiten ivb reorganisaties of hun productie naar buitenland verplaatsen. In alle gevallen verlies v. arbeidsplaatsen.
* Wanneer door investeringen arbeiders vervangen worden door kapitaal (diepte-investeringen), zal de arbeidsproductiviteit stijgen. (in verhouding meer productie per arbeider)

Arbeidsproductiviteit: productie per werknemer per tijdseenheid. Kan ook veranderen als aantal gewerkte uren per jaar verandert.

- Seizoenenwerkloosheid: werkloosheid die ontstaat doordat sommige mensen maar een deel vh jaar werk hebben en de rest vh jaar werkloos zijn.
Seizoenscorrectie: aantal werklozen wordt in de zomermaanden kunstmatig verhoogd en in de wintermaanden kunstmatig velaagd.


-Kwalitatieve structurele werkloosheid: werklozen en vacatures.
* Betekent dat er tegelijkertijd werklozen en vacatures zijn waar geen geschikte kandidaten voor zijn. Oorzaak is: eisen waaraan gezochte personen moeten voldoen komen niet ovreeen met opleiding/ervaring vd werklozen.

-Frictiewerkloosheid: de periode wanneer je je baan verliest of van school komt en je nog geen geschikte baan hebt gevonden. ER moet tijd overbrugd worden om een baan te vinden.

Conjunctuurbeleid: het beinvloeden vd bestedingen door de overheid:
* Particuliere consumptie; gezinnen/consumenten
* Particuliere investeringen; bestedingen van ondernemingen
* Overheidsbestedingen
* Uitvoer; bestedingen van het buitenland

Maatregelen conjunctuurwerkloosheid:
* Overheid bestedingen verhogen, meer productie, afzet, grotere bezettingsgraad, meer arbeidsplaatsen nodig
* Belasting verlagen, koopkracht stijgt, consumptie stijgt (effective vraag), productie, afzet stijgt, vraag naar arbeid stijgt

Maatregelen kwantitatieve structuurwerkloosheid:
* Ingrijpen omvang BB; bv emigratie stimuleren, oneigenlijk gebruik WAO
* Beinvloeden v. aantal arbeidsplaatsen; atv, adv, leidde tot minder aangeboden uren. Vut werd aantrekkelijk gemaakt. Kern: verlagen vd arbeidskosten.


Hoge arbeidskosten.>Doorberekend in verkoopprijs> Verslechterde concurrentiepositie tov buitenland
Hoge arbeidskosten>niet doorberekend in verkoopprijs> winst per product neemt af>totale winst neemt af>investeringen nemen af

Loonmatiging: srijging van reeele arbeidskosten blijft achter bij de stijging van reeele arbeidsproductiviteit.

Matiging lonen>daling arbeidskosten per eenheid produkt> *lagere prijs>betere concurrentiepositie
*meer winst per product> hogere winstmarge
*meer totale winst> meer investeringen

Heffingen van collectieve sector op arbeid zorgen voor wig op arbeidsmarkt.
Wig op arbeidsmarkt: wig tussen netto loon vd werknemer en en de arbeidskosten vd werkgever

* Verkleining van de wig kan betekenen dat inkomsten collectieve sector afnemen.> collectieve voorzieningen moeten worden verminderd.
* Beleid: verschuiving collectieve lasten, bv verhoging btw.

Maatregelen kwalitatieve structurele werkloosheid:
* Mobiliteit tussen verschillende deelmarkten moet toenemen; overheid tracht voor verbetering geografische mobiliteit door fiscaal aftrekbare reiskosten, verhuispremies en verbeterende infrastructuur.

Maatregelen voor de onderkant:

* Bedrijven die langdurig werklozen in dienst nemen worden vrijgesteld van werkgeverslasten
* Vrije markt theorie: verlaging werkloosheidsuitkeringen, zodat afstend tot min. loon groter wordt
* GAB's houden zich ook bezig met arbeidsvoorziening; activiteiten die vraag en aanbod beter op elkaar aan laten sluiten; richt op langdurig werklozen>Scholing belangrijk
* I/D (instroom/Doorstroom) banen; gesubsidieerde arbeidsplaatsten waarbij na voldoende ervaring moet worden doorgestroomd
* Functiedifferentiatie: onderdelen van functie afgesplitst.

REACTIES

D.

D.

Hoi Anouk!
Ik heb veel aan je samenvatting gehad!! Op de repetitie een 7,2!! Jippie! Dat had ik nodig! Thank Joe!

David.

22 jaar geleden

N.

N.

He anouk ik ken je niet maar ik wil je bedanken dat je deze samenvatting op internet hebt hezet het heeft me echt goed geholpen.

21 jaar geleden

H.

H.

je bent geweldig!!

thanx

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door deze scholier