Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De koloniale relatie tussen Nederland en Nederlands-Indie

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 8157 woorden
  • 26 mei 2008
  • 72 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
72 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Kenmerkende aspecten van de periode 1500-1800
De 16e eeuw: Europese expansie overzee.
Kenmerkend voor de 16e Eeuw is het begin van de Europese overzeese expansie in Afrika, Amerika en Zuidoost-Azie. In 1492 ontdekte Columbus Amerika, en in 1498 vond de portugees Vasco da Gama een zeeweg naar Indie. Belangrijke oorzaken van deze onderzoekstochten waren:
- Het uitbreiden van de macht van koningen
- het verlangen om andere volken tot het christendom te bekeren,
- rijkdom verwerven door uitbreiding van de handel

Dieperliggende oorzaken waren:
- Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance.
Middeleeuwen: mensen zagen zich als een gemeenschap, richtten zich vooral op geloof.
Renaissance: mensen meer zelfbewust, gingen zich zien als individuen en keken verder dan hun eigen stad of staat.
- Het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
Veel nieuwe ontdekkingen en uitvindingen, kennis aarde en heelal nam toe. Scheepvaart droeg bij aan kennis: wereld geen platte schijf maar bol die van alle kanten bereisd kan worden.

Protestantse Reformatie leidt tot splitsing in de christelijke kerk
Niet iedereen (bv Erasmus, Luther en Calvijn) was het eens met bepaalde gedachten en gebruiken van de vanuit Rome geleide Kerk. Kritiek werd niet toegestaan: splitsing christelijke kerk. Luther en Calvijn ieder eigen protestantse kerk. Lutheranisme vooral in Duitse Rijk, calvinisme in NL.

De republiek der Verenigde Nederlanden ontstaat
De protestantse reformatie (hervorming) was een belangrijke oorzaak van de stichting van de Nederlandse staat. NL was in die tijd deel van Habsburgse Rijk, vanuit Spanje bestuurd door Filips 2, had een hekel aan protestantisme. Onderdrukking+ vergroten van zijn macht door verworven rechten van edelen en steden ongedaan te maken. NL verzet. Wilde eerst geen afscheiding van het Habsburgse Rijk, maar Filips 2 zette door: Stichting Nederlandse staat. Ander gevolg: strijd tegen Spanje en Portugal. (verbonden met Spanje sinds 1580)

De Nederlanden gaan deelnemen aan de wereldwijde handel vanuit West-Europa
De Portugezen werden in de 17e eeuw aangevallen door Europese concurrenten waardoor hun invloed in Azie werd teruggedrongen. In deze tijd legden West-Europeanen de basis voor een wereldeconomie, dit ging gepaard met de ontwikkeling van het handelskapitalisme. De 17e eeuw was voor de republiek de gouden eeuw. Maar aan het einde hiervan overvleugelden FR en EN de republiek. Toch behield het in 1814 opgerichte Koninkrijk der Nederlanden een groot deel van het verworven koloniale bezit.


De 18e eeuw: overgangsperiode naar de moderne tijd
De Verlichting kwam, dit zorgde voor de ondergang van het ancien regime (bewind van de absolute vorsten in Europa in de 18e eeuw) in West-Europa. In de Republiek kreeg je de patriotten (vaderlandslievenden). Zij wilde veranderingen in de staatsinrichting, en kwamen tegenover de machthebbers in de republiek te staan. Dat waren de regenten, stadhouder Willem V en hun aanhangers.

1789: Franse Revolutie, de idealen van de Verlichting werden over Europa verbreid.
1795: Frans leger valt Republiek binnen, Willem V vlucht naar EN,patriotten aan de macht, riepen Bataafse Republiek uit. Geen bloedvergieten = fluwelen revolutie. BR werd een eenheidsstaat met een grondwet waarin gelijkheid van de burgers en volkssoevereiniteit werden vastgelegd. Burgers werden gelijk voor de wet, maar geen kiesrecht voor vrouwen en arme mensen.
1500-1800: Europese expansie en de VOC.
De VOC vestigt zich in Indonesie
Nederlanders gaan deelnemen aan de handel op Azië
In zuidoost Azie was een uitgebreide handelsactiviteit, Chinese, Indonesische, Indiase en Arabische zeevaarders en handelaars hadden goede netwerken opgebouwd. Via het Middellandse-Zeegebied bereikte Aziatische producten ook Europa. Vooral peper was erg gewild, maar schaar, in Europa (‘perperduur’)
In de 16e eeuw kwam Portugal in het Aziatische handelsnetwerk. Zij wilde zelf specerijen halen in Zuidoost-Azie. Meestal kregen zij toestemming van lokale machthebbers om factorijen (handelsposten) te vestigen, maar soms moest dit met geweld. In 1522 vestigden zij een post op Ambon in de Molokken, waar ze controle over de fijne specerijen van de molukken probeerden te krijgen. Aan het einde van de 16e eeuw kregen ze te maken met de concurrentie van fransen, engelsen en Nederlanders. Ook zij wilde specerijen eilanden, omdat dit grote winsten opleverden.

De eerste expeditie van Nederlanders naar specerij-eilanden
Om de Portugezen te ontwijken probeerden de Nederlanders Indie via een onbekende noordelijke route te bereiken. Dit lukte niet, leidde tot overwintering op Nova Zembla (1596-1597)

In april 1995 vertrokken 4 schepen vanuit Amsterdam naar Bantam(West-Java) Ze bereikte dit pas na een jaar. Belangrijkste leiders waren scheepskapitein Pieter Dirkszoon de Keyser en de kooplieden Cornelis de Houtman en Gerrit van Beuningen. De leiding was niet goed georganiseerd waardoor zelden snelle beslissingen genomen konden worden. Mede door slechte leiding en gebrek aan overwicht op de bemanning werd de expeditie bijna een mislukking. Onenigheid in de leiding leidde tot vertraging van de tocht. Uiteindelijk moest men bij Bali omdraaien, de bemanning wilde naar huis. De opbrengst was niet voldoende om de kosten te dekken. Wat ze er wel mee wonnen was dat ze een zeeweg kende naar Indonesië.

Gevolgen van de eerste expeditie
- De animo om op de ingeslagen weg voort te gaan was groot. Na 1597 werden allerlei nieuwe expedities ondernomen door zogenaamde ‘voorcompagnieën’.
- Inkoopprijzen in Azie stegen, en de winst in Europa daalde, doordat deze voorcompagnieën elkaar hevig beconcurreerden.

De oprichting van de VOC
Om de krachten te bundelen, en een einde te maken aan onderlinge concurrentie, kwam in 1602 de VOC: kreeg van Staten-Generaal een handelsoctrooi. Zo konden ze slagvaardiger optreden tegen Portugezen dat was verenigd met Spanje, was de republiek mee in Oorlog. VOC mocht:
- zelfstandig verdragen sluiten met Aziatische vorsten
- zelfstandig oorlog voeren in Azië
- In Azië forten bouwen.

Het hoofdkwartier van de VOC wordt verplaatst naar Java
In Ambon (Molukken) werd het hoofdkwartier van de VOC gevestigd. Ze namen dit in 1605 over van de Portugezen. Het was hun eerste fort in Oost-Indie. Later wilde ze het hoofdkwartier in Bantam hebben (West-Java). Maar hier waren de Engelsen al. Tegen de Engelsen en de vorst van Bantam konden ze niet op. Toen wilden ze Jacatra op het eiland Java. Dit kon, omdat de regent van Jacatra zich onafhankelijk wilde maken van de vorst van Bantam, hij zocht bondgenoten. Toen Coen de macht in Jacatra over wilde nemen, verzetten de regent, de vorst van Bantam, en de Engelsen zich, maar Coen won.
De VOC gaat het in de 17e eeuw voor de wind

De VOC boekt economisch gezien goede resultaten.
- Rond 1625 was de VOC uitgegroeid tot de grootste handelsonderneming in de wereld.
- 1621-1670: VOC verkreeg vrijwel wereldmonopolie op de handel in specerijen.
Resultaten werden bereikt door:
- VOC verwierf toegang tot specerijengebieden in de Molukken en pepergebieden in Bantam en Atjeh.
- VOC verdreef Britten en Portugezen grotendeels uit oostelijk deel van de Indonesische archipel: grootste concurrenten verwenen: monopoliepositie.

De VOC breidt haar handel en haar macht uit
- Niet alleen op de Molukken, ook andere plaatsen kwamen factorijen. (Java, Celebes/Sulawesi, Timor.
- In de loop van de 17e eeuw ging de VOC zich ook bezig houden met inter-Aziatische handel.
Ruilhandel was noodzakelijk, omdat de Indonesische bevolking meer behoefte had aan Aziatische producten dan aan Europese.
Hoewel het hoofdkwartier sinds 1619 op Java was, concentreerde de macht zich in de 17e eeuw op de Molukken, dit kwam omdat de VOC groot belang had bij het kruidnagelmonopolie (specerijenhandel) In de 18e eeuw ging de aandacht vooral naar Java, omdat suiker en koffie belangrijker werden, en geleidelijk lukte het de VOC om de macht van de vorsten te beperken.
Doordat in de 2e helft van de 17e eeuw de koffie door Arabische handelaren in Europa begon door te dringen, zag de VOC er winst in, de Arabische koffie was nl erg duur. Ze spoorden de inlandse hoofden op Java aan koffieheesters te laten planten, sommige heuvellanden in west-java bleken geschikt.

De suiker uit java ging naar andere delen van Azie, niet naar Europa, dat was al voorzien. De succesvolste periode van de VOC was 1640-1650.

In de 18e eeuw treedt verval in
Oorzaken van het verval.
- Corruptie. Personeel ging voor eigen rekening handel drijvenverboden.
- Gebrek aan kapitaal. Stijging van de kosten in Azië.
- Toenemende Concurrentie van Engeland. Engelsen zaten nog steeds in India en Bengalen. VOC verloor concurrentieslag om de katoenen stoffen. Ook konden de Engelsen via China sneller thee in Europa krijgen.

De ondergang van de VOC
Aan het einde van de 18e eeuw kwamen de Patriotten, waardoor ook het bestuur van de VOC ter discussie kwam te staan. De Patriotten waren aanhangers van de Verlichting en brachten verlichtingsideeën naar voren, onder andere over gelijkheid en volkssoevereiniteit.
- Waren tegen de grote macht van de stadhouder (de prins van Oranje)
- Waren tegen de regentenoligarchie. Verdeelden hoge bestuursfuncties onder elkaar, en hun families (vriendjespolitiek) Ze vormden een oligarchieeen kleine besloten groep die de macht in handen heeft.
- Tegen het feodalisme. In sommige gewesten had de adel nog een grote rol, en allerlei erfelijke rechten op het terrein van bestuur en rechtspraak.

- Voor een grotere democratisering. Politieke gezagdragers moesten gekozen worden. Mannelijke burgers met eigen inkomen en voldoende kennis over politieke zaken moesten kiesrecht krijgen.
Ze waren tegen het regentenoligarchie binnen de VOC. Bestuur VOC bestond uit 17 regenten ‘Heren XVII’. Dachten volgens de patriotten alleen aan hun eigen belang. Wilde wel dat het monopolie op de handel met Azië bewaard bleef maar wilde toegang tot de handel voor grotere groepen burgers.
Een jaar na het tot stand komen van de Bataafse Republiek, werd de VOC overgenomen door de staat, maart 1796. Per 1 januari 1800 werd de VOC door de staat opgeheven. De verantwoordelijkheid voor de bezittingen in Azië kwam volledig in handen van de staat, de Bataafse Republiek.

Politieke en economische contacten met Indonesiërs
De VOC liet in zoveel mogelijk handelsverdragen met Indonesische machthebbers een exclusief recht op specerijenhandel vastleggen.
Op de Molukken wordt vooral met geweld het monopolie verworven
De VOC had een monopolie op kruidnagelen, nootmuskaat en foelie, door:
- Deze specerijen kwamen alleen op de Molukken voor.
- De Molukken vormden een gebied van betrekkelijk kleine omvang, waardoor de VOC haar macht overal kon doen gelden.
Het optreden van de VOC op de BAnda-eilanden is het beruchtste voorbeeld vanhardhandig optreden door de VOC. In 1621 ging er een strafexpeditie onder leiding van Jan Pieterszoon Coen naar de Banda-eilanden. Als straf voor smokkelhandel in nootmuskaat en foelie, een overtreding van het met de VOC gesloten verdrag, werden nootmuskaatbomen gekapt en dorpshoofden gedood. De niet vermoordde of gevangengenomen bevolking vluchtte. VOC had niet genoeg militaire macht om in de hele, uitgestrekte Indonesische archipel haar wil op te leggen.

Elders in de archipel vooral politieke en economische bondgenootschappen
Veel Indonesische vorsten waren om politieke redenen bereid verdragen of contracten met de VOC te sluiten. VOC werd gezien als welkome bondgenoot tussen binnenlandse rivalen en buitenlandse vijanden. VOC diende zich aan als bondgenoot in ruil voor economische voordelen (exclusieve handelsverdragen).

Nadeel voor de VOC was dat het voortdurend politieke en militaire inspanningen vergde om haar bondgenoten bij te staan.
Ook de bevolking ondervond nadelen: werden onder druk gezet door hun vorsten om meer te verbouwen voor de VOC.

De handelsverdragen worden een bron van conflicten
- VOC zag deze contracten als voor onbepaalde tijd gesloten, wilden ‘eeuwig’ monopolie.
- Voor inheemse vorsten waren het tijdelijke overeenkomsten, veranderden van bondgenoot als de politieke omstandigheden dat vereisten. Ook dood van een vorst was een aanleiding om een verdrag als beëindigd te beschouwen. VOCgeweld om verdrag in stand te houden.

Culturele contacten blijven oppervlakkig
Weinig culturele contacten tussen Europeanen en Indonesiërs.
Hoewel de Indonesische bevolking met verbazing had gereageerd op de Portugezen en Nederlanders, raakte zij snel aan hun aanwezigheid gewend. Er waren veel meer Indonesiërs dan VOC-personeel, sommige kwamen niet met Europeanen in aanraking. Ook al kwamen ze wel in aanraking, er waren weinig contacten tussen de Indonesische bevolking en de VOC:
- De VOC nam niet het bestuur over, maar sloot verdragen. Het enige contact was dus het leveren van producten en diensten aan de VOC.
- Op Java verliepen de leveringen via de vorsten. Daarbij werd het contingentenstelsel gehanteerd. VOC sloot verdrag met vorsten, over vastgestelde hoeveelheid, daardoor was er vooral op Java weinig direct contact met de bevolking.

Nederland wilde de Islamitische Indonesische geestelijken niet tegen zich hebben, dus probeerde ze hen niet te bekeren. Alleen op de handelsposten ontstond een gemengde samenleving, doordat Nederlanders zich huwden met Indonesische vrouwen.

Kenmerkende aspecten van de periode 1800-1870
Napoleontische oorlogen kenmerken het begin van de 19e eeuw.
Napoleon had in Rusland grote verliezen geleden en werd bij Waterloo door G-B verslagen (1815). Hij droeg bij tot de verbreiding van sommige ideeën van de Verlichting.

Verlichting leidt in Europa tot modernisering
Verlichting: menselijk verstand was in staat de wereld te veranderen en te verbeteren.
Scheiding kerk en staat, vastleggen in de wet van gelijkheid van godsdienst, standen afgeschaft, minder invloed van de overheid.
Ook modernisering van wetgeving en staatsstructuren.
Meer burgers gingen meedoen aan het politieke proces, door grondwetwijzigingen, soms via revolutie.

Voortrekkersrol van G-B en de industriële revolutie
In G-B begon al voor 1800 de Industriële revolutie. In de 19e eeuw verbreidde de IR zich over West-Europa en Amerika. Maar G-B behield lang zijn voorsprong.
De positie van de gegoede burgerij werd in de industriële samenleving versterkt.

1800-1870 Van VOC naar Cultuurstelsel
De overgangsperiode: 1799-1830

Vanaf 1799: NL overheerst door FR. In 1806 Lodewijk Napoleon koning van Koninkrijk Holland, geen Bataafse Republiek meer. In 1810 werd NL bij het Franse Keizerrijk gevoegd.
FR was in oorlog met GB, NL dus ook, geen contact meer met Azië, zeeën werden beheerst door GB.

Het beleid van Daendels
In 1808 werd Herman Willem Daendels (befaamd patriot) door Lodewijk Napoleon als nieuwe gouverneur-generaal naar Batavia gestuurd. Hij moest de kolonie reorganiseren. Zijn beleid was gericht op het bestrijden van de macht van de oude VOC-bestuurders en van de feodale inlandse vorsten. Toch kon ook Daendel niet zonder het feodale systeem, hij dwong Javaanse boeren tot herendiensten bij de aanleg van een verbindingsweg door heel Java. In 1811 werd Daendels terug geroepen, door onduidelijke ‘gezondheidsredenen’ .

Indie onder Engels bestuur
3 maanden na het vertrek van Daendels, veroverde de Engelsen Java. Onder leiding van Thomas Raffles, kwam er landrente, een pacht die de boeren in geld of rijst moesten betalen. Raffles was voorstander van vrije landbouw en handel, maakte een einde aan gedwongen leveringen en herendiensten.

De kolonie Nederlands-Indie levert geen winst op
Na val van Napoleon, kwam het Koninkrijk der Nederlanden tot stand, Willem I werd Koning. In 1816 werd (nu)Nederlands-Indie weer van Nederland. Verwachtingen waren hoog.
Was echter een teleurstelling, door:
- In Napoleontische periode was Aziatische handel grotendeels in Engelse handen gekomen.
- Nederland achtergebleven bij indutriele ontwikkelingen, kwam berooid uit Franse tijd.
- NL scheepvaart kon niet tegen Engelse concurreren. Engelse schepen voeren met export naar Indië, Nederlandse schepen leeg.
- NL had schulden van de VOC overgenomen.

Onder Willem I vroeg men zich af:
- In hoeverre moesten de liberale economische beginselen in de kolonie worden toegepast.(vrij?)
- Welke rol moest het Nederlands bestuur tegenover de inlandse vorsten spelen?
De koning stelde een nieuwe gouverneur-generaal aan: G.A.G.Ph. van der Capellen (1816-1826). Probeerde de Javaanse boeren te beschermen tegen herendiensten en westerse ondernemers. Toch kreeg hij de financiën in de kolonie niet op orde.

De tijd van het cultuurstelsel 1830-1870
De Java-oorlog
Na 1820 werd de situatie voor de boeren op Midden-Java steeds slechter. In 1821,1822,1824 waren er misoogsten tengevolge van langdurige droogte. In 1821 was er een cholera-epidemie. De onrust onder de bevolking en onder de vorsten nam toe.
Dit zorgde voor een grote opstand in Midden-Java onder leiding van prins Diponegoro: de Java-oorlog (1825-1830). Sociale, economische, politieke en godsdienstige onvrede vormde de voedingsbodem voor de aantrekkingskracht van Diponegoro op de Islamitische Javanen. De hoge kosten van deze oorlog zorgen ervoor dat economische argumenten een hoofdrol gingen spelen in de discussie over de toekomst van de kolonie. Dit zorgde voor invoering van het Cultuurstelsel.

Het Cultuurstelsel wordt op Java ingevoerd
Gouverneur-generaal Johannes van den Bosch ontwikkelde het Cultuurstelsel om de koloniale bezittingen winstgevend te maken. Toen hij in 1830 gouverneur-generaal werd, stond voor hem vast dat van Indonesië een Nederlands wingewest gemaakt moest worden.

Doel van het Cultuurstelsel was de exploitatie van Java ten behoeve van de NLse schatkist.
Cultuurstelsel:
- Javaanse boeren moesten ongeveer een vijfde deel van hun grond gebruiken voor ‘cultures’, gewassen die producten voor de Europese markt opleverden zoals koffie, suiker en indigo.
- De oogst van de ‘cultures’ moest worden afgestaan aan het gouvernement, in ruil voor een plantloon.
- Nederlandse bestuursambtenaren en dorpshoofden en regenten werden beloond met ‘cultuurprocenten’, een percentage van de opbrengst van de ‘cultures’ in hun district. De bedoeling hiervan was hen aan te zetten de productie op te voeren.
- De cultuurproducten werden aan de Nederlandse Handel-Maatschappij (NHM) in consignatie (in beheer) gegeven. De NHM moest zorgen voor vervoer naar en verkoop in Nederland.
Cultuurstelsel was min of meer een voortzetting van het systeem van gedwongen leveranties dat de VOC had toegepast op de Molukken en delen van Java.
Naast het Cultuurstelsel bleef er in de gebieden waar het werd toegepast, ook een inheemse economie bestaan. Deze was gericht op zelfvoorziening en lokale handel.

Andere verplichtingen voor de Javaanse bevolking
- herendiensten voor de inheemse hoofden en voor het gouvernement. Samen met het werk voor het cultuurstelsel betekende dit een aanzienlijke verzwaring van de werkzaamheden.
- Ze waren sinds de 19e eeuw landrente verschuldigd..
Na 1845 leidde een reeks slechte rijstoogsten tot hongersnood onder de inheemse bevolking. Daarom werd in 1850 het Cultuurstelsel hervormd.


Gevolgen van het Cultuurlstelsel
Gevolgen voor de Javaanse bevolking:
- Modernisering en monetarisering van de Javaanse economie.
- Als de opbrengsten van de ‘cultures’ goed waren, stegen de plantlonen en nam de welvaart toe, maar gold ook andersom.
- Onder de Javaanse bevolking nam de werkdruk sterk toe.
- Suikercultuur putte de grond uit en onttrok water dat nodig was voor de bevloeiing van de rijstvelden. Voedseltekort
- Cultuurprocenten konden tot misbruik leiden:
a) betere grond, gaf betere opbrengsten en dus hogere cultuurprocenten, waardoor boeren soms werden gedwongen hun beste grond af te staan, grond werd onttrokken van eigen gebruik.
b) Dorpshoofden moesten plantlonen uitbetalen, maar hielden delen ervan soms zelf.
Gevolgen voor NL:
- Winst kwam ten goede aan Nederlandse schatkist
- Winsten werden gebruikt voor aanleg van infrastructuur in NL.
- Bij afschaffing slavernij in NLse koloniën,, kregen slavenhouders schadevergoeding uit opbrengsten Cultuurstelsel.

De Nederlandse overheid krijgt meer politieke invloed
De organisatie van het bestuur in Nederlands-Indie.

- Voor het Cultuurstelsel was er al een dualistisch bestuur. Inheems wel onder toezicht van Nederlands bestuur.
- Aan het hoofd van het (nederlands) binnenlands bestuur stond de gouverneur-generaal: de residenten bestuurden provincies, daarin bijgestaan door assistent-residenten en administrateurs/ controleurs.
- Inlandse bestuur, werd uitgeoefend door regenten, inheemse vorsten die regeerden met behulp van plaatselijke hoofden. Bestuursfuncties inheems bestuur waren erfelijk. Regenten werden op den duur uitvoerders NL beleid, maar bevolking vond ze nog steeds soevereine vorsten.
Deze organisatie van het bestuur sloot aan bij het feodaal-agrarische systeem. In het cultuurstelsel ging het ook om gedwongen agrarische productie waarbij de hoofden een aanzienlijke rol was toebedeeld.

Inlands Bestuur ingeschakeld bij het Cultuurstelsel
Zeker in de beginjaren van het Cultuurstelsel liep het contact van de bevolking en het Nederlands bestuur, via inheemse bestuurders. Het Stelsel kon dus gerealiseerd worden, mede dankzij de loyale medewerking van de inheemse bestuurders.

Sociaal-culturele contacten tijdens het cultuurstelsel
Er was nauwelijks sprake van culturele beïnvloeding, omdat alles via de lokale hoofden verliep, en er sprake was van een taalbarrière.
De groeiende groep Nederlandse koloniale bestuurders nam wel allerlei Indonesische leefgewoonten over. Naar buiten to vertoonden ze meer Europese kenmerken, dit was men verplicht aan de Europese stand. In het huiselijk leven was de leefwijze meer Aziatisch.

Historisch kader: Kenmerkende aspecten van de periode 1870-1900
De 19e eeuw: Europeanen gaan zichzelf als toonaangevend in de wereld beschouwen.

Op het gebied van wetenschap, techniek, en industrie verwierf Europa grote voorsprong op Afrika en Azië. Hierdoor wisten veel Europese staten in de loop van de 19e eeuw een koloniaal rijk te veroveren. De belangrijkste waren Engeland, Frankrijk en Nederland.

De tijd van het modern imperialisme
Na de opening van het Suezkanaal in 1869 werd het voor de Europese mogendheden gemakkelijker contacten met het koloniaal bezit in Azië te onderhouden. De tijd daarna, tot het uitbreken van de 1e WO wordt vaak aangeduid als de tijd van het modern imperialisme proces van versnelde uitbreiding van westerse macht in gebieden die tot op dat moment niet, of slechts op papier, door een westers land werden bestuurd. Kwam voort uit politieke, economische en culturele motieven.

Politieke motieven
West-Europese staten gingen het bezit van koloniën beschouwen als een kenmerk van macht.

Economische motieven
Voor de westerse industrie waren grondstoffen nodig die soms niet in Europa te vinden waren. Ook zochten ze afzetgebieden buiten Europa, omdat er meer werd geproduceerd dan er verkocht werd.

De ‘beschavingsopdracht’ als motief
De Indonesiërs waren ver achter met ontwikkeling en waren primitief. Europa moest voor deze mensen zorgen, opvoeden. De Engelsen noemden het: ‘the white man’s burden’.

1870-1900: Liberalisme en ethische politiek
Politieke veranderingen: de vestiging van het Nederlands gezag in de archipel
Nederland vestigt tussen 1870 en 1890 overal in Indonesie zijn politiek gezag
Aan het einde van de 19e eeuw waren alle buitengrenzen van de Nederlands-Indische archipel internationaal erkend. Binnen Indonesië waren er echter gebieden waar het koloniaal bestuur nog niet echt was doorgedrongen en die dus slechts op papier onder Nederlands gezag stonden.

OFFICEEL EEN ‘POLITIEK VAN ONTHOUDING’ IN DE BUITENGEWESTEN.
Met inheemse vorsten werden wel contracten gesloten, waarbij de vorsten het Nederlands gezag in naam erkenden en economische voordelen beloofden, in ruil voor militaire steun en politieke garanties. Men verwachtte niet dat de Buitengewesten veel financieel voordeel zouden opleveren, terwijl de kosten van verovering en bestuur hoog zouden zijn.
TOCH OP KLEINE SCHAAL UITBREIDING VAN HET KOLONIAAL GEZAG IN DE BUITENGEWESTEN.
Op kleine schaal werd het koloniaal gezag toch uitgebreid. Daarvoor werd het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) ingezet beroepsleger. Vaak weken lokale bestuursambtenaren en militairen af van de officiële regeringspolitiek.

Veranderingen in de Nederlandse politiek na 1890
MODERN IMPERIALISME IN DE BUITENGEWESTEN
Na 1870 begonnen de grote mogendheden elkaar te beconcurreren. De politiek van onthouding maakte plaats voor expansiedrang van het modern imperialisme. Deze nieuwe Nederlandse politiek kwam tot uiting in de Lombokexpeditie en de Atjeh-oorlog.
DE RELATIE MET DE VORSTEN IN DE BUITENGEWESTEN VERANDERT.
De imperialistische koers kreeg op politiek vlak vorm in de Korte Verklaring, ontworpen door islamkenner C. Snouck Hurgronje. Daarin moesten vorsten verklaren het Nederlands gezag te aanvaarden. Verschil met de contracten was dat de contracten een bondgenootschap inhielden en de Korte verklaring onderwerping. Hielden vorsten zich er niet aan of wilde ze niet tekenen: geweld.

Economische veranderingen: particulier initiatief en expansie
Kritiek op het Cultuurstelsel

Na 1840 kwam in Nederland Liberalisme: kritisch tegenover koloniaal bestuur, vooral CuStel:
- Liberalen waren voor vrije arbeid en handel, in strijd met Cultuurstelsel.
- Sommige liberale critici vonden dat het CultStel verderfelijk was voor Javaanse bevolking, bv hongersnood 1850.
- De liberalen waren echter ook uit op economisch eigenbelang: zij wilden de kolonie openen voor particulier initiatief van Europese ondernemers en handelaars.

Weg vrij voor particulier initiatief in mijnbouw en landbouw
In 1848 kwam een liberale grondwet, de macht van de koning ging naar parlement:
- Cultuurstelsel werd geleidelijk afgeschaft
- Nederlands-Indie werd in toenemende mate opengesteld voor particulier initiatief.

Sterke uitbreiding van de mijnbouw
Expedities door wetenschappers en avonturiers hadden tot de ontdekking van bodemschatten als olie, tin, steenkool en goud geleid mijnbouw kwam op gang. De mijnwet in 1850 maakte het mogelijk dat ook particuliere ondernemers toestemming kregen om delfstoffen te winnen.

Suikerwet en agrarische wet: gevolgen voor de landbouw
De suikerwet in 1870 zorgde dat de overheid alleen nog voor aanplant suikerriet, particuliere fabrikanten deden de rest. Einde van het Cultuurstelsel. Als gevolg van deze wet was in 1891 de suikercultuur geheel in particuliere handen.

1870 agrarische wet:
- nog niet bebouwd land kon voor 75 jaar aan particulieren in erfpacht worden gegeven
- Javanen konden de door hen gebruikte dorpsgronden in eigendom krijgen en onder toezicht van het bestuur verhuren aan Europeanen.
Deze wet maakte Europees particulier ondernemerschap in de landbouw mogelijk.
Als gevolg van de Agrarische wet werden op Java en in de Buitengewesten door Europese ondernemers steeds meer particuliere bedrijven opgezet.
Inheemse boeren gaan voor de wereldmarkt produceren
Ook inheemse boeren droegen bij aan de ontwikkeling van de landbouw. Met name in rubber kwam de inheemse productie tot bloei
Chinese tussenhandelaren verbonden de inheemse producent met de wereldmarkt.

Betere verbindingen
Vanaf 1876 werden in Indonesië telegraaflijnen aangelegd. De Koninklijke Pakketvaart Maatschappij (KPM) zorgde vanaf 1891, met stoomschepen, voor een uitdijend netwerk van scheepvaartverbindingen in de archipel.

Invloed op de Nederlandse economie
- eind 19e eeuw exploiteerden Nederlandse bedrijven op afstand bezittingen in Indonesië en verschaften kredieten aan ondernemers in Indonesië.
- In diezelfde tij groeide industrieën in NL die afhankelijk waren van grondstoffen uit Indonesië.

- Textielindustrie in Twente kon zijn productie voor een groot deel afzetten in Indonesië
- Scheepsbouw in NL bloeide op door het succes van de KPM.

Sociale veranderingen
De samenleving in Indonesië verandert
- Agrarisch feodale samenleving veranderde in een moderne geldeconomie
- Indonesiërs kregen steeds minder met koloniale overheid en meer met Europese ondernemers te maken
- Steeds meer nieuwkomers (mannen en vrouwen) uit Europa, door openstelling voor particulier ondernemerschap.

Reacties van de Indonesische bevolking
Verzet tegen particulier ondernemerschap door:
- Daling op de sociale ladder
- Bevolking op Java groeide sterk
- Economische crisis (1884): kans op werk en voldoende inkomsten daalde
- Belastingen bleven zwaar
- Rijstproductie was laag
- Hongersnood

Contractkoelies naar Sumatra
Europese ondernemers op Sumatra moesten moeite doen om aan arbeiders te komen, wierven chinezen en Javanen.
Deze arbeiders (koelies) tekenden een contract (wurgcontract) waarmee zij 3 jaar voor een planter moesten werken (contractkoelies): slechte omstandigheden, hoog sterftecijfer. In 1880 kregen planters van het gouvernement een koelieordonnantie. Poenale sanctie toegestaan: lijfstraffen.


Europeanen, Indonesiers en Indo-Europeanen tegenover elkaar
PIONIERSCULTUUR OP SUMATRA
Er was een Europees superioriteitsgevoel, weinig respect voor koelies. Planters vonden de inheemse bevolking lui, onwillig en dom, omdat die de Europese mentaliteit niet zonder meer accepteerde.

Indische mengcultuur tijdens 'tempo Doeloe'
Rond 1900 was er op Java sprake van een Indische mengcultuur. Veel Europese mannen woonden samen met Indonesische vrouwen (concubinaat). Later zagen de Europeanen deze periode als de tempo doeloe (goed oude tijd) leefden in goede verhoudingen samen. Maar uit romans bleek dat er ook keerzijden aan zaten. Ook voor Europeanen was het niet altijd rooskleurig: last van tropische ziekten, klimaat, eenzaamheid.

Spanningen tussen Indonesiers en Nederlanders nemen toe
Omstreeks 1900 werd in Indonesië het onderscheid tussen bevolkingsgroepen op grond van afkomst, ras en status steeds belangrijker. De juridische indeling kwam tot uiting in de rechtspraak. Daarin speelden Europees recht, adat (ongeschreven traditioneel Indonesisch recht) en Islamitisch recht een rol. Voor misdrijven gold overal het Europese recht, maar in civiele zaken (handelsrecht, familierecht) gold voor ‘inheemsen’ onderling de adat en het islamitisch recht.

Historisch kader: Kenmerkende aspecten van de periode 1900-1945
De eerste wereldoorlog
Imperialisme en nationalisme waren belangrijke oorzaken van de 1e WO (1914-1918). Deelname van de VS was beslissend voor de overwinning van de Geallieerden.
Rusland werd de Sovjet-Unie. Van daaruit werd de communistische internatonale beweging geleid. In veel koloniën was men het met het communisme eens, omdat het zich tegen koloniale overheersing keerde. In de koloniën ontstond nationalisme. Soldaten uit de koloniën vochten voor de Geallieerden, na vrede van Versailles boos: zelfbeschikkingsrecht van volken werd niet op hen toegepast.

Groei van het nationalisme in de jaren ’20 en ‘30
Koloniale mogendheden probeerden nationalisme in kolonien te onderdrukken, maar bleef groeien door bv kenmerken westerse samenleving (propaganda, media). Nationalisten gebruikten uiteenlopende vormen van verzet, vreedzaam maar ook opstanden.


De economische wereldcrisis
De beurscrash in NY in 1929 werd het begin van een economische wereldcrisis in de jaren 30: protectionisme, grondstoffen niet meer gewild. Groei nationalisme. Belangrijke oorzaak WOII.

De Tweede Wereldoorlog
De economische crisis, 1e WO: Vrede van Versailles (nadelig voor Du, speelde hitler op in) waren oorzaken van groei antidemocratische bewegingen. De Tweede Wereldoorlog was beslissend voor de dekolonisatie van veel Aziatische landen. Europa verloor greep op gebeurtenissen in Azië. Oorlog tegen Japan (heerste in Azië in de oorlog) werd beëindigd door atoombommen op Hiroshima en Nagasaki (aug. ’45). Daarna was de koloniale situatie onomkeerbaar anders dan aan het begin van de oorlog. Niet alle West-Europese regeringen beseften dat toen.

1900-1945: De tijd van de wereldoorlogen - opkomend nationalisme
De ethische politiek in 1901-1920
Groeiende kritiek op koloniaal beleid leidt tot ethische politiek.
MULTATULI STELT MISSTANDEN AAN DE KAAK (1860)
Mede dankzij het boek van Multatuli (oud bestuursambtenaar) – Max Havelaar (1860), groeide in NL de kritiek op het koloniaal beleid in Indonesië. Stelde uitbuiting aan de kaak, Nederlandse overheid + inheemse regenten. Populariteit MH groeide, besef dat NL ander koloniaal politiek beleid moest gaan voeren groeide ook.

ABRAHAM KUYPER BRENGT DE VOOGDIJGEDACHTE NAAR VOREN(1879)
Eerste landelijke politieke partij protestants-christelijke Anti-Revolutionaire Partij (ARP) NL als ‘voogd’ voor Indonesië, opvoeden, op den duur zelfstandig. Indonesiers zouden door kennis en onderwijs kennis moeten maken met Europese cultuur, meer verbondenheid met NL.


VAN DEVENTER BEPLEIT ‘TERUGBETALEN’ VAN ‘ERESCHULD’ (1899)
C.Th. van Deventer was van1880 tot 1897 in indie, en vergaarde als advocaat in Semarang (Java) een groot fortuin. In 1899 publiceerde hij een artikel ‘Een Ereschuld’ Door cultuurstelsel, veel geld aan Indonesië verdiend terugbetalen door hervormingen in het belang van Indonesische bevolking.

Met de troonrede van 1901 begint de Ethische politiek.
In 1901 werd Abraham Kuyper leider van een coalitiekabinet. In de 1e Troonrede van dit kabinet, werd een nieuw koloniaal beleid gepresenteerd: de Ethische politiek.
- betere organisatie en uitbreiding van de overheid
- ontwikkeling van de Indonesische bevolking tot zelfbestuur onder NLe leiding en naar westers model.
- Indonesische bevolking in het dagelijks leven meer te maken met koloniaal bestuur.

De ethische politiek in de praktijk.
Ethische politiek betrof vooral Java. Welvaartsbeleid vond plaats onder de leuze: irrigatie, emigratie, educatie hield meer in.

Verbeteringen in de infrastructuur en de landbouw, en bevordering van emigratie.
Infrastructuur: er werden wegen,spoorwegen, havens en na WOI vliegvelden aangelegd.
Landbouw: irrigatieprojecten werden opgezet, er werd landbouwonderwijs opgezet, kredietvoorzieningen werden opgezet (geld lenen voor een bedrijf)
Emigratie: om bevolkingsdruk op Java te verlichten. Naar andere delen van de archipel en naar Suriname.


Verbeteringen in het onderwijs
Er werden kwalitatieve en kwantitatieve verbeteringen aangebracht waar vooral Javaanse elite en Indo-europeanen van profiteerden. Het principe dat er voor elke landaard of bevolkingsgroep een school moest zijn. Zo kwamen er:
- Europese lagere scholen, voor NLe kinderen, en Indonesische elite.
- Dessascholen: in streektaal voor inheemse bevolking door Van Heutsz.
- Hollands-inlandse (lagere) scholen voor gegoede Indonesiërs.
- Hollands-Chinese (lagere) scholen voor gegoede Chinezen.
- Scholen voor Indonesische meisjes van gegoede afkomst; voor deze scholen zette de Javaanse Raden Ajeng Kartini zich in.

Verbetering in de gezondheidszorg en in de positie van contractarbeiders.
Voorlichting over hygiëne en een vaccinatieprogramma. 1907 arbeidsinspectie levens- en werkomstandigheden van koelies werden verbeterd. Advocaat van den Brand publiceerde een emotionele aanklacht (1902) tegen de tabaksplanters in Deli, waarna officier van justitie Rhemrev een rapport (1904) uitbracht die de beschuldigingen bevestigde.

Beperkte democratisering
Langzamerhand kreeg de Indonesische bevolking meer inspraak in het bestuur. Op lokaal niveau kwam dat door de decentralisatiewet (1903). Centraal gebeurde dat door de instelling van de Volksraad (1916). In 1918 was de eerste zitting.


Tegenvallende resultaten
Ethische politiek en bedrijfsleven gingen niet goed samen zagen Indonesië voornamelijk als wingewest. Was een van oorzaken van tegenvallende resultaten van die politiek. De EP bracht niet wat ervan werd verwacht:
- welvaartspolitiek op Java had weinig succes kwam door sterk groeiende bevolking en boeren kredieten voor eigen consumptie gebruikte en niet voor bedrijf.
- Onderwijsverbeteringen bleven steken op lager onderwijs en landbouwvoorlichting.
- Eerste 2 decennia van 20e eeuw was het uitzicht op goede carrière voor Indo-Europeanen en Indonesiërs slechter goede banen voor de blanken.
- Ondanks arbeidsinspectie bleef poenale sanctie gehandhaafd.
- Europees superioriteitsgevoel, voogdijgedachte in strijd met nationalistisch streven naar zelfbestuur. NL vonden dat gouvernement touwtjes in handen moest hebben.

Missie en zending
Missie (katholiek) en zending (protestants) hebben, behalve in onderwijs en gezondheidszorg, geen bijzonder grote rol gespeeld in de kolonie. Na de liberale grondwet in 1848 werden missie en zending toegelaten in N-I. Gouverneur-generaal moest goedkeuren, en wees regio’s toe zodat er geen conflicten met islam kon ontstaan.

Politieke ontwikkelingen 1908-1940: De opkomst van het nationalisme.
Er ontstaan nationalistische groeperingen
Na 1900 ontstond er onder Indonesische bevolkingsgroepen een streven naar emancipatie, oorzaken:

- Tussen 1900 en WOI waren er in andere koloniën (Brits-Indie) ook nationalistische bewegingen ontstaan, waren voorbeelden voor Indonesiërs.
- Door Ethische Politiek kregen ze toegang tot hoger onderwijs namen kennis van westerse politieke ideeën.
Streven naar emancipatie leidde tot oprichting van 2 nationalistische bewegingen:
- 1908, Boedi Oetomo, (Het mooie streven), Javaanse elite, wilde samen met NL N-I ontwikkelen, vooral door uitbreiding onderwijs naar westers model.
- 1912, Sarekat Islam, (Islamitische Vereniging), Java, kreeg snel veel aanhang, later ook buiten Java, democratisering v/h bestuur.
Sarekat Islam was eerst bedoeld als belangenorganisatie van Indonesische handelaars, tegen hun Chinese concurrenten op Java. O.l.v Tjokroaminoto werd het een volkspartij.
Indische overheid had begrip voor nationalisten, Nederlanders minder.

Politieke partijen
Niet meer gericht op etnische of godsdienstige groepen, heel Indonesië.

De Partai Komunis Indonesia (PKI)
1920, communistisch. Wilden met meerderheid onafhankelijk worden armere bevolking. 1926 opstand Java, 1927 opstand Sumatra, door NL onderdrukt. Aanhangers gevangengenomen en verbannen, PKI verdween van toneel, na 1945 kwam het weer tot bloei.

De Partai Nasional Indonesia (PNI)
1927, nationalistisch, Soekarno. Wilde een nationale staat die het hele gebied van N-I moest omvatten. Ideologie: nationale soevereiniteit, socialistische economie, democratisch staatsbestel. Wilde niet met NL samenwerken en hield massa-acties.

Reacties van het Nederlands-Indisch gouvernement op het nationalisme.

Gouvernement zag PNI als bedreiging, eind 1929 werden leiders gearresteerd, oa Soekarno. Door wereldcrisis NL economie zwaar getroffen, koloniale bezit, leek van onmisbaar belang: Indie verloren, rampspoed geboren. Nationalisme bleef groeien, oorzaak was het toenemende ergernis over NLe economische beleid. Werd gekort op lonen, acties werden gevoerd. 1933 liep een actie uit de hand, schip gekaapt door bemanning, wilde een waarschuwingsbom voor het schip gooien, maar raakte het schip. ‘Muiterij op de Zeven Provinciën’. Generaal de Jonge ging nationalisten krachtig aanpakken:
- Leiders PNI werden gearresteerd en verbannen
- Er kwam censuur
- Politie kreeg grote volmachten om op te treden.
- Alleen organisaties die met NL wilde samenwerken werden toegestaan
In de Volkraad kregen gematigde nationalisten de overhand, maar kregen weinig begrip. Bijv door ‘petitie-Soetardjo’ van 1936, wees petitie af.

Autonomie voor Nederlands-Indie.
Het Nederlandse bestuur in N-I had wel meer zelfstandigheid gekregen. Na WOI (1914-1918) was duidelijk geworden dat er een nieuwe verhouding tussen de kolonie en het moederland moest komen. In de grondwet van 1922 werd N-I autonomie binnen het koninkrijk verleend. Betekende weinig volksraad niet alleen adviserend maar ook medewetgevend maar nog steeds ongelijke zetelverdeling.

Economische ontwikkelingen 1920-1940
Sinds de eerste wereldoorlog sterkere afhankelijkheid van de export

In WOI werd de Indische economie sterk afhankelijk van de export. Door de oorlog was het handelsverkeer met Europa moeilijk, Indie ging zich richten op VS en Azië, groeiende industrieën, veel vraag naar grondsoorten, na oorlog ook weer Europa.
Begin jaren 20, daalde de prijzen plotseling. Het idee groeide dat een planeconomie misschien beter was dan een liberale overheidspolitiek. Na enkele jaren herstelde de economie zich weer.

Sterke achteruitgang door de economische crisis.
Door de economische wereldcrisis in de jaren 30 ging de Indische economie sterk achteruit. Industrie kromp in, dus minder vraag naar grondstoffen. De inheemse bevolking werd zwaar getroffen doordat de prijzen van exportproducten scherp daalden. De Nederlandse regering, geleid door premier Colijn, voerde tijdens de crisis een ‘aanpassingspolitiek’ bezuinigen.
Aanpassingspolitiek had ernstige nadelen voor N-I:
- De Indische overheid werd ook gedwongen tot bezuinigen
- De kolonie was aangewezen op de invoer van relatief dure Nederlandse exportproducten, terwijl de eigen export belemmerd werd door de relatief hoge prijs van Indonesische producten.
De NLe en Indische export was duur, doordat NL vasthield aan Gouden Standaard ( prijs van goud). Hierdoor was de waarde van de gulden dan de waarde van munten uit andere landen, die wel de Gouden standaard loslieten. In 1936 liet NL de GS los, bleek belangrijk voor economisch herstel.

Cultureel-Mentale Ontwikkelingen 1900-1940
Na 1900 veranderden de verhoudingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen die in de kolonie samen leefden:
- Meer NL trokken naar Indonesië, geen goede banen voor eigen bevolking

- Door beter onderwijs emancipeerde de Indo-Europeanenbewust van achterstelling
- Indonesische elite kreeg geleidelijk meer emancipatiekansen, dus toegang tot betere posities, maar posities van het Binnenlands Bestuur bleven gereserveerd voor NLers.
- Contacten tussen Europeanen en Indiers namen af doordat er ook steeds meer Nederlandse vrouwen naar N-I kwamen. Europeanen waren steeds meer afgesloten bevolkingsgroep.
Door de komst van Europese vrouwen en moderne communicatiemiddelen was er sprake van europeanisering van de cultuur. Rond 1920 was de cultuur van de blanke bovenlaag sterk Europees van aard.
Door uitbreiding v/h NL gezag, culturele veranderingen, en de opkomst van het Indonesisch nationalisme, kwamen de Nederlanders+Indo-Europeanen tegenover de Indonesiërs te staan.

Japanse Bezetting van Indonesië (1942-1945)
Nederland bezet
In mei 1940 werd NL bezet regering vluchtte naar Londen. In 1941 beloofde de NLe regering na de bevrijding een ‘rijksconferentie over de staatkundige toestand’ bijeen te roepen, maar dit was voor de nationalisten teleurstellend.

Japan verovert Nederlands-Indie
Op 7 december 1941 viel de Japanse luchtmacht vanaf vliegdekschepen onverwacht de Amerikaanse vloot bij Pearl Harbor aan. Geallieerden (VS,EN,NL) vielen aan. Japan wilde
N-I om zijn olie. Op 27 februari 1942 deed een geallieerde vloot een vergeefse poging om Japanse troepentransportschepen doe op weg waren naar Java, tegen te houden: de Slag in de Javazee. Het snelle Japanse succes is te verklaren door overwicht op zee en in de lucht. Voor het KNIL was het onmogelijk overal in de uitgestrekte archipel aanwezig te zijn.


Japan maakt een einde aan het Nederlands gezag in Indonesie
Door de snelle overgave van het Nederlands koloniaal leger, verdween ook het beeld van de onoverwinnelijke Europeaan.

De Nederlanders in kampen
- Ruim 27000 Nederlanders werden opgesloten in interneringskampen, er waren enkele honderden kampen. In het begin waren er gezinskampen, daarna mannen en vrouwenkampen. Vanaf eind 1943 werden de leefomstandigheden in de kampen slechter. In 1944 en 1945 kwamen ook Indo-Europeanen naar de kampen, maar de meerderheid werd internering bespaard.
- De Nederlandse en Indisch-Nederlandse beroepsmilitairen en dienstplichtigen werden overgebracht naar krijgsgevangenenkampen. Werden ingezet voor Japanse oorlogsdoeleinden, aanleg vliegvelden en spoorwegen. Birma-spoorweg, Pakanbaroe-spoorweg.
- Ook aantal Nederlandse vrouwen moesten ‘werken’ voor Japanners troostmeisjes in bordelen.

Reacties van de Indonesische bevolking op de Japanse bezetting
Nederlanders vonden het raar dat Indonesiërs de Japanners niet als vijanden zagen onverschillig en afwachtend hoopten het beter te krijgen dan bij Nederlanders, deze indruk wekte de Japanners ook maar ondertussen namen ze een arrogante houding aan.
Nationalisme onder Indonesiërs nam toe, ook zelfbewustzijn nam toe doordat ze bestuurlijke en economische functies mochten bekleden. Afkeer overheersing en verlangden naar eigen staat steeds groter door arrogante houding van de Japanse bezetter. Arrogantie bleek uit ‘japanisering’ van het openbare leven japanse jaartelling, tokiotijd, japanse feestdagen, japanse vlag, buigen voor militairen, geen Indonesische vlag meer of nationalistisch lied.

De Japanse houding ten opzichte van de Indonesische bevolking
Indonesische nationalistische leiders werden gezien als vertegenwoordigers van het hele Indonesische volk schakelden hen in om bevolking oorlogsinspanningen te laten steunen. Bv. Soekarno als romoesja (werksoldaat) voor Japanners gaan werken.

Toen de oorlog slechter verliep voor Japan, kregen nationalisten meer speelruimte. Ook waren de Indonesische vlag en het nationalistische lied ‘Indonesia Raya’ weer toegestaan. In ruil voor medewerking werd de nationalisten op termijn onafhankelijkheid beloofd.

De Indonesische economie in dienst van de Japanse oorlogvoering.
Japanse bezetting had grote gevolgen voor de Indonesische economie:
- De economie stond volledig in dienst van de Japanse oorlogvoering.
- Indonesië moest aan Japan grondstoffen leveren en aan het leger arbeidskrachten (romoesja’s )
- Op die manier werd Indonesië ingeschakeld bij het scheppen van het ideaal van de Japanse propaganda: ‘Groot-Aziatische Welvaartssfeer.’
Grondstoffen die uit Indonesië gehaald werden waren, aardolie, bauxiet (vliegtuigindustrie), tin en nikkel. Doordat ze niet meer konden exporteren naar Europa, liep de landbouw sterk terug (Japan had geen behoefte aan bepaalde grondstoffen). Rijst werd voor groot deel opgeëist voor het leger bevolking verarmde. Van de ‘Groot-Aziatische Welvaartssfeer’ kwam niets terecht.

De verhoudingen tussen Nederlanders en Indonesiërs.
Breuk in de verhoudingen tussen Nederlanders en Indonesiërs:
- Er was geen sprake meer van wederzijdse beïnvloeding alle contacten met Europa en VS waren verbroken en de Nederlanders waren in kampen opgesloten
- Door de passieve houding van de Indonesische bevolking bij de Japanse verovering was er een kloof ontstaan tussen NLers en Indo’s die onoverbrugbaar bleek.
De Nederlandse regering in London ging er vanuit het gezag in N-I terug te krijgen na de oorlog. Pas daarna zouden eventuele veranderingen in de richting van grotere zelfstandigheid van Indonesië kunnen worden doorgevoerd.


Historisch kader: Kenmerkende aspecten van de periode 1945-1963
Onafhankelijkheidsstrijd in de koloniën.
De Britse regering verleende gelijk na de 2e WO onafhankelijkheid aan Brits-Indie.
Fr en Ne verzetten zich vanuit economische, machtspolitieke en ideologische motieven tegen onafhankelijkheid in hun Aziatische koloniën.
Europa was door WOII zijn leidende rol in de wereldpolitiek kwijtgeraakt, nu SU en VS waren beiden voor dekolonisatie.

De kolonisatie en Koude oorlog.
Bij het op gang komen van het dekolonisatieproces speelde ook de Koude Oorlog een rol. In WOII waren de VS en SU bondgenoten geweest, nu stonden ze tegenover elkaar.
Democratisch/kapitalistisch systeem communistisch systeem. Hiervan profiteerden de onafhankelijkheidsbewegingen in de koloniën. SU leverde veel wapens aan communisten in Azie, VS steunden tegenstanders communisten. De koude oorlog tussen Oost en West bepaalde in 1947 de politieke realiteit.

1945-1963: Van Nederlands-Indie naar Indonesië.
De Indonesische strijd om politieke onafhankelijkheid (1945-1949)

Gezagsvacuüm en onafhankelijkheidsproclamatie
In augustus 1945 ontstond in Indonesië een gezagsvacuüm(=ontzag ontbrak). Op 15 aug. Capituleerde Japan. 2 dagen later riepen Soekarno en Hatta de onafhankelijke republiek Indonesië uit. De Britten, die de Japanse overgave in Indonesië moesten regelen, wilden geen oorlog voeren om het Nederlandse koloniale gezag te herstellen. Zij drongen aan op onderhandelingen tussen NL en de republiek. Radicale jongeren (pemoeda’s) maakten gebruik van het gezagsvacuüm om terreur uit te oefenen. Schattingen omtrent aantal slachtoffers lopen sterk uiteen. De naam van deze periode (Bersiap-periode) is ontleend aan de door jongeren gebruikte kreet; Bersiap! (wees paraat)

Nederlands reactie op de onafhankelijkheidsproclamatie.
Nederland hield nog steeds vast aan ‘Indie verloren, rampspoed geboren’. Dachten dat het bezit een belangrijke voorwaarde zou zijn voor de wederopbouw van NL. De onafhankelijkheidsproclamatie kwam dan ook onverwacht. De groei van de nationalistische beweging was niet tot NL doorgedrongen doordat tijdens de oorlog alle verbindingen tussen NL en Indonesië verbroken waren.

Onderhandelingen onder sterke internationale druk.
Nederland wilde niet op voet van gelijkheid onderhandelen. Erkende Republiek niet. Bovendien werd Soekarno gezien als collaborateur samengewerkt met Japan, was geen acceptabele gesprekspartner. April 1946 toch onderhandelingen onder druk van EN en VS. Van Mook onderhandelde met premier Sjahris niet samengewerkt met Japan.

Het Akkoord van Linggadjati (1946) vindt weinig draagvlak.
Voorlopige overeenstemming, hield in:
- Nederland zou het gezag van de Republiek Indonesië op Java en Sumatra erkennen
- De Republiek zou akkoord gaan met de verdeling van Indonesië in deelstaten
- Elke deelstaat zou zijn eigen taken en bevoegdheden hebben.
- Een centrale regering zou de gemeenschappelijke taken en belangen van de deelstaten behartigen.
- De federale staat Indonesië zou met Nederland verbonden blijven in een Nederlands-Indonesische Unie.
Beide onderhandelingsdelegaties hadden de grootste moeiten om het Akkoord in eigen land te verkopen. Het vond aan beide kanten weinig draagvlak want het akkoord was een compromis. Het gebrek aan draagvlak in beide landen leidde tot hernieuwde vijandelijkheden tussen NL enrden naar Indonesië gebracht. Er vonden 2 korte maar grote militaire operaties plaats, die politionele acties werden genoemd.


De politionele acties en de soevereiniteitsoverdracht
De eerste politionele actie werd ‘operatie product’ genoemd. Zij was namelijk gericht op het heroveren van gebied van de Republiek Indonesië, waar ondernemingen gevestigd waren die producten voor de wereldmarkt voortbrachten productie lag stil, maar NL had opbrengsten hard nodig. Operatie product was een succes. NL veroverde grote delen van Java en Sumatra. Werd politionele actie genoemd om aan te geven dat het een binnenlandse aangelegenheid betrof waar andere landen niks mee te maken hadden. Na 2 weken werd de actie gestaakt, onder druk van de Veiligheidsraad.
In de door de Nederlanders veroverde gebieden ging de republiek een heftige guerrillastrijd voeren steeds moeilijker deze gebieden onder controle te houden. Er werd opnieuw onderhandeld, maar leidde niet tot voldoende resultaat en guerrilla-acties bleven voortduren dus kwam er een 2e politionele actie. Deze was wel duidelijk tegen de Republiek gericht Soekarno en Hatta werden gevangengenomen en belangrijkste gebieden van de Republiek werden bezet. Onder grote internationale druk, vooral van de Veiligheidsraad en de VS werd ook deze actie stopgezet. VS dreigde met stopzetten Marshallhulp. Tevens veroorzaakten deze politionele acties grote verdeeldheid in NL.
Er werd weer onderhandeld, Indonesiërs zetten guerrillastrijd voort. Uiteindelijk moest NL onafhankelijkheid accepteren 27 dec 1949 soevereiniteitsoverdracht.
Strijd kostte 5000 NLers het leven en tussen 100 en 150 duizend Indonesiërs. (guerrillastrijd)

Obstakels voor de nieuwe staat Indonesie
Nederland en Indonesië na de soevereiniteitsoverdracht
In NL werd de soevereiniteitsoverdracht door velen als een nederlaag gevoeld. Ook kon niet meer aan de voogdijgedachte worden voldaan. Al met al was er veel aan gelegen een band met Indonesië te houden Nederlands-Indonesische Unie. In 1956 werd de Unie door Indonesië opgezegd. De belangrijkste reden was de Nieuw-Guinea kwestie.

De federale staat Indonesië verandert in een eenheidsstaat.
In 1949 werd de soevereiniteit overgedragen aan de Verenigde Staten van Indonesië. Bestond toen uit 16 deelstaten. In 1950 gingen de deelstaten in op in een republiek Indonesië. Alleen in de deelstaat Oost-Indonesië, met name op de Molukken, kwam het tot een groot gewapend verzet.

Problemen in de nieuwe Republiek Indonesië
- Er was door de Nederlanders weinig democratische traditie achtergelaten (Volksraad)

- De bevolking accepteerde niet over het centrale gezag. Daroel Islam wilde van Indonesië een Islamitische staat maken en richtte plaatselijk Daroel staatjes op. Alleen door ingrijpen van het leger kon de centrale regering daar een eind aan maken.
- Veel politieke partijen vertegenwoordigen deelbelangen van groepen of regio’s.
Binnenlandse spanningen liepen op door:
- economische problemen (koers roepia daalde, noodzakelijke rijst import werd duur)
- demografische problemen (overbevolking op Java)
- veelvuldige regeringswisselingen (kabinet kwam steeds ten val)
- corruptie en bureaucratisering van het bestuur.
Soekarno werd door het parlement als president van de Republiek Indonesië gekozen. Parlement was benoemd, en bestond uit vertegenwoordigers van de politieke partijen en van bevolkingsgroepen en beroepsgroepen (vrouwen, boeren, arbeiders). Pas in 1955 werden algemene verkiezingen gehouden.

De macht komt grotendeels in handen van Soekarno
Voorlopige grondwet van 1950 gaf president een ceremoniële rol maar Soekarno trok macht steeds meer naar zich toe. Hij noemde het ‘geleide democratie’. PNI en Masjoemi (meerderheidspartijen) werden verboden. Ook leger had grote macht.

De Molukse kwestie
Een deel steunde onafhankelijkheidsstrijd, een ander deel bleef als KNIL-soldaat de Nederlandse belangen dienen. Dit stopte bij de soevereiniteitsoverdracht in 1949 KNIL opgeheven. Molukken hoorden nu tot de deelstaat Oost-Indonesië. Maar al in april 1950 werd deze deelstaat opgeheven, onder druk van de Republiek Indonesië, die met troepen ingreep.


De RMS wordt opgericht
Als reactie op de opheffing van de deelstaat Molukse leiders roepen op 25 april 1950 op Ambon de Republik Maluku Selatan (RMS, republiek der zuid molukken) uit. Strijd tussen oude KNIL soldaten en Indonesisch leger. Dec 1950 had Indonesisch leger Ambon veroverd.

Molukkers naar Nederland
Na opheffing KNIL ging een deel naar Indonesisch leger, en een deel werd gedemobiliseerd (ontslagen als militair). Sommige wilden niet in het leger maar ook niet gedemobiliseerd worden, wilden naar de Molukken of naar Nieuw-Guinea, maar mocht niet. Nederlandse regering bracht de soldaten en hun gezinnen naar NL. (12500 mensen) In 1951. Verblijf zou tijdelijk zijn maar ze keerden niet meer terug.

Verslechterde verhouding Nederland – Indonesië.
Na 1949 verslechterde de verhouding snel wantrouwen. In NL werd negatief bericht ivm einde deelstaten, in Indonesië kregen de nog aanwezige Nederlanders beschuldigingen over zich heen dat ze pogingen deden de macht te behouden onveilig op straat, intimidatie, huiszoekingen, arrestaties. Een gevolg was dat de afspraken die in 1949 over Nederlandse hulpverlening aan de jonge staat Indonesië waren gemaakt, niet volledig werden nagekomen.

Repatrianten naar Nederland
In de periode 1949-1962 kwamen ong 300000 NLers en Indo-europeanen naar NL repatrianten. Kwam door verslechterde verhouding. Eerste golf van repatrianten kwam gelijk na de Japanse bezetting al terug ±45000.
1950-1951 ong 90000 na soevereiniteitsoverdracht.
1957-1958 ong 63000 nationalisatie van Nederlandse bedrijven.

De politieke verhoudingen worden slechter
Indonesië nam een aantal anti-Nederlandse maatregelen:
- 1956 Indonesië zegde de staatsrechtelijke unie met Nederland op.

- 1957-1958 Indonesië nationaliseerde de Nederlandse bedrijven.
- Augustus 1960 Indonesië verbrak de diplomatieke betrekkingen met Nederland tijdens de vlagvertoonreis van het Nederlandse vliegdekschip ‘Karel Doorman’ naar Nieuw-Guinea.
Belangrijkste oorzaak van deze slechtere politieke verhoudingen was:
De Nieuw-Guinea-kwestie.
Indonesië maakte aanspraak op Nieuw-Guinea, maar Nederland wilde aan Nieuw-Guinea vasthouden. NL had frustaties over verlies Indonesië voogdijgedachte op NG, liep economisch achter. Moest worden opgevoed, later zelfstandig en onafhankelijk van Indonesië. 1950-1960 beschavingsoffensief.
Soekarno vond dat NG bij Indonesië hoorde, mocht niet onder vreemd gezag staan. Hiermee leidde hij ook de aandacht van binnenlandse problemen af. GN- werd voor beide landen een prestigekwestie beten zich vast. Het Nederlandse Nieuw-Guinea beleid werd vooral bepaald door de minister van Buitenlandse zaken, Joseph Luns.
Tussen 1958 en 1962 escaleerde de kwestie dreigde oorlog. Vanuit beide partijen steeds meer militairen. Vooral in de eerste helft van 1962 kwam het herhaaldelijk tot gevechten.

Nederlands Nieuw-Guinea wordt Indonesisch Irian Jaya.
Amerikaanse bemiddeling, door John Kennedy, zorgde dat NG in okt. 1962 over werd gedragen aan een interim-bestuur van de VN. NL hoefde niet op steun van de VS te rekenen bij een eventuele oorlog met Indonesië. In mei 1963 droeg de VN NG over aan Indonesië. Er werd bepaald dat het voortaan Irian Jaya moest heten, en er een ‘volksraadpleging’ moest komen bij Indonesië blijven of zelfstadig? Bij Indonesië NL twijfelde aan eerlijkheid.
Met het vertrek uit Nieuw-Guinea kwam een definitief einde aan een directe koloniale verhouding tussen Nederland en Indonesië.

REACTIES

I.

I.

Ik zou het fijner vinden als er ook een bronvermelding in staat want dan kan ik de bronnen gebruiken, hierdoor hoef ik niet in mijn verslag te zetten als bron scholieren.com, als ik dat doe krijg ik namelijk aftrek.

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.