Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Politieke besluitvorming

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 2989 woorden
  • 26 mei 2006
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
16 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Themakatern: Politieke Besluitvorming. Herhaling van de invalshoeken. 1) Sociaal-economische invalshoek. Materiele belangen. Wie heeft financieel voor-of nadeel bij een bepaalde beslissing? 2) Sociaal-culturele invalshoek. Handelingen vanuit traditie, gewoonte of opvatting. Normen (sociale verplichting) en waarden (per individu of groep, plaats- en tijdsgebonden) 3) Politiek-juridische invalshoek. Welke wetten gelden er, en welke belangen zijn hierbij het meest vertegenwoordigd. 4) Vergelijkende invalshoek. Analyse hoe een samenleving verandert en verschilt van andere samenlevingen (historisch-geografische invalshoek) Handig! De regering = ministers + Koningin. De regering is verantwoording schuldig aan de burgers. Het parlement = Eerste Kamer + Tweede Kamer. Het parlement controleert de overheid. Het parlement beslist of een wetsvoorstel een wet wordt. Kabinet = alle ministers + staatssecretarissen. Ministerraad bespreekt beleidsvoornemens. Ministers dienen wetten in. Hoofdstuk 1: Wat is politiek? - Het begrip politiek is moeilijk te omschrijven omdat de inhoud van maatschappelijke en politieke kwesties verandert. Hier enkele omschrijvingen: • Overheidsbeleid: beslissingen van de regering, problemen oplossen. • Staatsinrichting: de regels waarop een land bestuurd moet worden. Macht van staatshoofd, bevoegdheden van het parlement en regering, macht van het gemeentebestuur ten opzichte van de landelijke politiek. • Handelwijze: bereiken van een doel. - Politiek werd door Easton omschreven als de gezaghebbende toedeling van waarden. • Toedeling van waarden: inhoud van de politiekverdelingsvraagstukken over meer of minder ongelijkheid. • Gezaghebbende toedeling: proces van de politiek-> manier waarop de besluitvorming totstandkomt waarbij politieke bestluiten alleen kunnen worden uitgevoerd als er voldoende steun is voor die besluiten, of te weinig verzet. Democratisch of afgedwongen met geweld. - Politiek beleid: het kiezen van een bepaalde oplossing voor een maatschappelijk probleem en het inzetten van (financiële) middelen om het beoogde politieke doel op een vastgesteld moment te bereiken. Hoofdstuk 2: Rechtsstaat en democratie. - De moderne samenlevingen hebben een staatsvorm. Dit wil zeggen dat er: • Een internationaal erkend gebied is, • Met een bevolking, • Waar gezag wordt uitgeoefend door een overheid. - Macht: het vermogen om je wil aan andere op te leggen, eventueel tegen hun zin. - Overheid: bestuurders die, m.b.v. een ambtelijk apparaat, het gezag uitoefenen. - Gezag: de overheid mag in bepaalde gevallen dwingend optreden, in uiterste gevallen geweld plegen. Overheidsgezag-> bevolking ervaart het als juist. - Representatieve democratie: burgers bemoeien zich indirect met het bestuur-> verkiezingen. - Dictatuur: staat waarin de macht in handen is van één persoon of kleine groep. - Rechtsstaat: democratische regeervorm waarin de verhouding tussen burgers en overheid nauwkeurig wettelijk is vastgelegd. - Democratische rechtsstaat: als de overheid rechten van de mens schendt, kan de burger naar de rechter stappen. De rechtelijke macht is onafhankelijk en ook politici zijn gebonden aan de uitspraak van de rechter. - Klassieke grondrechten: • Recht op gelijke behandeling, artikel 1. • Kiesrecht • Vrijheid van drukpers, radio, televisie en film - Sociale grondrechten betreffen de verplichtingen van de overheid om in de samenleving te zorgen voor een adequate: • Werkgelegenheid • Sociale zekerheid • Leefomgeving - De overheid is verplicht om de klassieke grondrechten te garanderen, in de sociale grondrechte moet de overheid naar vermogen voorzien. - Democratie betekent letterlijk: het volk regeert. Drie belangrijkste kenmerken van onze parlementaire democratie zijn: • De regering is verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordiging. • Alle burgers zijn gelijkwaardig en voor de wet gelijk. • Er is algemeen kiesrecht waarbij iedere burger één stem heeft en elke burger dus gelijke invloed heeft. - Theorieën over de verdeling van macht hangen samen met de opvatting over de wenselijkheid van participatie van burgers in de politiek. - Pluralistische democratie: aanvulling op de representatieve democratie. Burgers liezen niet alleen politieke vertegenwoordigers, maar zijn ook in de andere maatschappelijke organisaties actief-> spreiding van macht. - Actief kiesrecht: recht om te kiezen. - Passief kiesrecht: recht om gekozen te worden. - Vier niveaus van besluitvorming: Europees niveau, Landelijk niveau (het Rijk), provinciaal niveau, gemeentelijk niveau. - Uitgesloten van kiesrecht zijn: • Mensen die door een rechterlijke uitspraak zijn ontzet van het kiesrecht-> landverraad. • Mensen die door de rechter onbekwaam zijn verklaard-> zware geestelijke stoornis. - Partij wil meedoen aan de Tweede-Kamerverkiezingen-> 3 voorwaarden: • Ingeschreven staan in elk kiesdistrict waarin zij wil proberen stemmen te krijgen. Nederland is verdeeld in 19 kiesdistricten. • In elk kiesdistrict 25 handtekeningen van sympathisanten inleveren. • Per district een waarborgsom van duizend gulden betalen. Krijgt het bedrag terug als ze 75% van de stemmen haalt, die nodig zijn om een zetel te halen. - Nederland kent een evenredig kiesstelsel: • alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels. • Bij de berekening gaat met uit van de kiesdeler: o de hoeveelheid stemmen die je nodig hebt voor een zetel. • Voordeel evenredig kiesstelsel-> iedere stem telt even zwaar mee. • Nadeel-> veel kleine partijen krijgen een plaats in de volksvertegenwoordiging waardoor het debatteren onoverzichtelijk wordt. Ook lastig om onderlinge afspraken te maken. - Kiesdrempel: bepaald minimumpercentage stemmen om mee te delen in de zetels. - Collectieve belangen: kwesties die voor meerdere mensen van belang zijn en die zij ieder voor zich niet kunnen oplossen.
Hoofdstuk 3: Het landsbestuur. - Politieke macht: het vermogen om direct invloed en controle uit te oefenen op politieke besluiten. - Trias Politica: (Montesquieu, scheiding der machten) • Wetgevende macht: stelt wetten vast waaraan de burgers zich moeten houden. In handen van de regering (ministers+Koningin) en het parlement (Eerste en Tweede Kamer) Minister stelt een wet voor, parlement beslist of het een wet wordt. • Uitvoerende macht: zorgt er voor dat goedgekeurde wetten worden uitgevoerd. Ministers zijn verantwoordelijk. • Rechterlijke macht: beoordeelt of wetten goed worden nageleefd. In handen van onafhankelijke rechters. - Regering: Koningin en ministers. - Ministerraad: beleidsvoornemens besproken, minister-president is de voorzitter. - Staatssecretarissen: zijn voor onderdelen van het takenpakken van een minister. Zitten niet in de ministerraad. - Kabinet: Alle ministers en staatssecretarissen. - Ambtenaren: bereiden wetsvoorstellen voor en geven adviezen. - Constitutionele monarchie: de positie van het koningshuis is vastgelegd in de Grondwet (constitutie). - Belangrijkste taken van de koningin, ze heeft een ceremoniële functie: • plaatsen van haar handtekening onder alle wetten • voorlezen van de troonrede • benoemen van ministers en (in)formanten • regelmatig overleg voeren met de minister-president over het kabinetsbeleid - Informateur: iemand die uitzoekt welke partijen gezamenlijk een beleid zouden kunnen voeren dat op voldoende steun kan rekenen in de Tweede kamer. - Regeerakkoord: staan voor de minister geschreven hoofdlijnen van het beleid dat de partijen willen voeren. Het is meestal een compromis: elk van de betrokken partijen krijgt op een aantal punten zijn zin en moet op andere onderdelen toegeven. - Troonrede: word door de koningin de hoofdlijnen van het te voeren beleid uiteengezet. In de Miljoenennota wordt exact aangegeven welke concrete voornemens er zijn op elk beleidsterrein en hoeveel geld daarvoor beschikbaar is. - Formateur: iemand die daadwerkelijk een kabinet gaat vormen. - Als de Tweede kamer het wetsvoorstel verwerpt, biedt het hele kabinet zijn ontslag aan. Er wordt dan een nieuwe (in)formateur aangenomen, of er worden verkiezingen uitgeschreven. - De Staten-Generaal: Tweede kamer + Eerste Kamer. Ook wel parlement genoemd. - De Tweede Kamer bestaat uit 150 leden en heeft 3 taken: • zij is medewetgever: o het aanvaarden of verwerpen van wetsvoorstellen. o het recht van amendement. o het recht van initiatief-> zelf mogen indienen van wetsvoorstellen. o het budgetrecht-> verwerpen of wijzigen van begrotingen. • zij bestlist mee over de financiële middelen. • zij controleert de regering: o Vragenrecht-> stellen van mondelinge of schriftelijke vragen aan bewindslieden. Regering moet binnen 3 werken antwoorden. o Recht van interpellatie-> uitnodigen van bewindspersonen om in de Tweede Kamer uitleg te geven over het (voorgenomen) regeringsbeleid. o Recht van motie-> mogelijkheid van de Tweede Kamer een schriftelijke uitspraak te doen over het beleid van een minister waarover de Kamer moet stemmen. Veel kritiek wat kan leiden tot een kabinetscrisis. o Recht van enquête-> mogelijk om zelfstandig een onderzoek in te stellen om meer informatie te verkrijgen. - De hierboven genoemde rechten waren formeel, er zijn ook informele middelen: • Lobbyen-> onderlinge afspraken, voor bijvoorbeeld het vragen voor meer begrip. • Overleg-> met ambtenaren en pressiegroepen om meer steun te krijgen. • Massamedia-> kranten en opiniebladen • Druk uitoefenen op bewindspersoon via zijn politieke partij - De Eerste Kamer (Senaat): • bestaat uit 75 leden. • Vergadert één keer per week. • Wetsvoorstellen toetsen aan staatsrechtelijke normen en waarden van behoorlijke wetgeving • Vervult de rol van ‘laatste controle’. • Geen recht van amendement en van initiatief. • Wel recht schriftelijke vragen en parlementaire enquête. Hoofdstuk 4: Politieke besluitvorming. - Ontstaan van een wet. 1. Ontstaan van een maatschappelijk probleem. 2. erkenning probleem-> omgezet in politieke eisen. 3. ideeën geopperd die leiden tot politieke stellingnamen van politieke partijen. 4. onderwerp wordt besproken in de ministerraad, de Tweede Kamer er door ambtenaren. 5. Commentaar wordt geleverd en het voorstel wordt eventueel gewijzigd. 6. verantwoordelijke minister of staatssecretaris dient het wetsvoorstel in bij de Tweede Kamer. 7. uitvoering van de wet door de minister en ambtenaren aan het werk zetten. - Wetsvoorstellen kunnen ingediend worden door de regering en door leden van de Tweede kamer. - Algemene Maatregel van Bestuur (AMVB): betrekking op onderdelen van weten die snel gewijzigd moeten (kunnen) worden. - Koninklijke Besluiten (KB): betreffen één specifiek geval, bijvoorbeeld de benoeming burgemeester. - Systeemmodel: • De invoer: burgers, pressiegroepen en massamedia kaarten een maatschappelijk probleem aan dat in de publieke discussies zo belangrijk wordt gevonden dat de politieke partijen en individuele politie er niet meer omheen kunnen. • De omzetting (Conversie): politieke bestuurders informeren zich en zoeken naar een oplossing. Maatregelen worden geformuleerd en bediscussieerd met de gekozen politici. • Uitvoer: ambtenaren dragen zorg voor de realisatie van de genomen besluiten. Eindverantwoordelijkheid bij ministers of staatssecretarissen. • De terugkoppeling: feedback, mogelijkheid van het politieke systeem te leren van het verleden en besluiten aan te passen aan de reacties van de bevolking. o De wijze waarop de bevolking reageert op besluiten met steun, met protest en geweld, passiviteit enz. o De manier en de mate waarin poortwachters die reacties weer doorlaten. Invoer
Omzetting Terugkoppeling - Easton omschrijft politiek systeem als: alle handelingen in een samenleving die te maken hebben met het gezaghebbend toedelen van schaarse goederen en waarden. (?) - Omgevingsfactoren. Intern-> specifiek voor Nederland. Extern-> bepaald door internationale omstandigheden, wereldrecessie, oorlog e.d. • Economische omstandigheden: bepalen de speelruimte van de politiek. • Politieke cultuur: ene land wel doodstraf en wapenbezit, ander land niet. • Geografische factoren: aanleg Betuwelijn, watervervuiling e.d. • Internationale verdragen en verplichtingen: de politieke besluitvorming gaat onder invloed van de buitenlandse wetgeving, regels en initiatieven. Eu, NAVO en VN. - Een politieke eis ontstaat als een wens wordt uitgesproken door opinieleiders, actiegroepen, politieke partijen. - Poortwachters: individuele personen of instellingen die door de rol die zij bekleden in de samenleving in staat zijn wensen te vertalen in concrete politieke eisen, en daarbij de nodige publiciteit weten te bereiken. Politieke partijen, opinieleiders, media, parlementsleden, vakbonden, actiegroepen, ambtenaren e.d. - Er is steun nodig om eisen op de politieke agenda te krijgen: • Politieke gemeenschap: vakbondenheid of gemeenschapsgevoel. • Autoriteiten: steun voor de politici blijft bestaan. • Politieke cultuur: waarden en normen. - Beleid: het doelgericht handelen in een bepaald maatschappelijk probleem op basis van (het liefst wetenschappelijke) kennis of onderzoek. - Fases van beleidsvorming: 1. Politieke agendavorming: beleidsmakers zijn bereid om problemen uit de maatschappij aan te pakken. De criteria daarvoor zijn: a. Probleem wordt door een groot aantal als ongewenst gezien
b. Probleem komt vaak voor en roept hevige emoties op
c. Word als onoplosbaar beschouwd
d. Poortwachters erkennen het als een belangrijk probleem
e. Voldoende ruimte op de agenda, en prioriteit aan gegeven wordt. 2. Beleidsvoorbereiding: oorzaken worden geanalyseerd en adviezen worden geformuleerd. Er worden bij de voorbereidingen ambtenaren aan het werk gezet om wetsvoorstellen en beleidsnota’s te formuleren die voldoende draagvlak hebben in het parlement. 3. Beleidsbepaling: goedkeuring door de volksvertegenwoordiging van de wetsvoorstellen. De verantwoordelijke politici verdedigen het voorstel tegenover de volksvertegenwoordiging. Na eventuele doorgevoerde amendementen, volgt de eigenlijke besluitvorming: de stemmingen in de volksvertegenwoordiging. - Kort samengevat: Poortwachters-> invoer (politieke wensen en eisen) -> omzetting (1. Politieke agenda. 2. Beleidsvoorbereiding. 3. Beleidsvaststelling/bepaling parlement & kabinet) -> uitvoer (wetten en maatregelen ministers, ambtenaren, belangengroepen) - Ambtenaren: • Dragen zorg voor de uitvoering maar ook voor de verdeling van de middelen om de doelstellingen te realiseren. • Sterke positie, veel kennis en invloed -> vierde macht. • Vormen de overheidsbureaucratie: een hiërarchisch geordend apparaat waarbinnen ambtenaren volgens vaste regels en procedures besluiten voorbereiden en uitvoeren onder verantwoordelijkheid van de politieke ambtsdrager. - Belangrijke adviesorganen: • Raad van State: o Hoogst rechtscollege in Nederland. o Officiële voorgezeten door het staatshoofd. o Leden worden benoemd door de regering. o Advies geven over alle wetsvoorstellen
o Regering kan een negatief advies naast zich neerlessen. o Belangrijke functie in de administratieve rechtspraak. • Sociaal-Economische Raad: o Adviseert de regering over belangrijke maatregen op sociaal en economisch gebied. o 1/3 vertegenwoordigers van werknemersorganisaties. o 1/3 vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties. o 1/3 onafhankelijke deskundigen. o advies uitbrengen op verzoek van regering, maar ook op eigen initiatief. • Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid: o Ten behoeve van het regeringsbeleid wetenschappelijk gefundeerde informatie te verschaffen over ontwikkelingen die op langere termijn de samenleving kunnen beïnvloeden en daarbij tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden en te verwachten knelpunten, probleemstellingen te formuleren ten aanzien van de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aan te geven. o Benoemd door de regering. • Onderwijsraad: o Voor specifiek beleidsterrein. o Ziet er op toe dat op het terrein van het onderwijs een wetsvoorstel of een aangekondigde maatregel niet een van deze onderwijszuilen onevenredig zou benadelen of bevoordelen. • Planbureaus: o Wetenschappelijke instellingen de op basis van feitenmateriaal en studies proberen aan te geven wat de gevolgen zullen zijn van beleidsvoornemens. o Centraal Planbureau-> sociaal-economische ontwikkelingen

o Sociaal en Cultureel Planbureau - Pressiegroepen: • Oefent invloed uit op de politieke besluitvorming. • Doel-> beïnvloeding van politiek op één speciaal onderdeel. • Lobbyen & direct steun vragen. • Vijfde macht
o Belangengroepen: komen op voor belangen van een bepaalde groep uit de samenleving-> consumentenbond. o Actiegroepen: korte tijd inzetten voor één duidelijke kwestie. A6A9. o Actieorganisatie: langere tijd inzetten-> Amnesty & Greenpeace. Geprofessionaliseerd. - Pressie- en actiegroepen kunnen op verschillende manieren invloed uit oefenen: • Lobbyen. • Demonstraties. • Publiciteitscampagne. • Burgerlijke ongehoorzaamheid. o Burgers overtreden bewust de wet om een maatschappelijk vraagstuk aan de orde te stellen. o Doel van de actie is gericht op algemeen belang. o Actie vindt plaats in openbaarheid. o Actie is geweldloos. o Kiezen hiervoor als hun mening op de legale manier niet gehoord word. - Pressie- en actiegroepen hebben meer kans op succes als: • De eensgezindheid of cohesie van de groep groot is-> sterke argumenten. • De macht groot is (ANWB). Macht ontlenen: o aan de omvang van aanhang. o maatschappelijke positie. o Deskundigheid. o financiële middelen. - Zes politieke functies van de media: 1. Informatieve functie: verstrekken en inventariseren van informatie. 2. Spreekbuisfunctie: vormen van een klankbord voor allerlei standpunten. 3. Onderzoekende functie: signaleren van problemen onder de bevolking. 4. Controlerende functie. 5. Commentaarfunctie: leveren van kritiek op politieke besluiten. 6. Integratiefunctie: bevordering samenhang in een land. Hoofdstuk 5: Politieke stromingen en partijen. - Politieke opvattingen: gevormd door ideeën van mensen over de inrichting van de samenleving. - Ideologie: Het geheel van ideeën over de mens, menselijke relaties en de inrichting van de samenleving. Ideologieën hebben duidelijke standpunten over: • Normen en waarden: de mate van persoonlijke vrijheid die kan worden toegestaan. • Sociaal-economische structuur: opvattingen over wat verstaan moet worden onder een rechtvaardige verdeling van de welvaart. Verschil tussen arm en rijk. • Machtsverdeling: ideeën in welke mate en op welke manier mensen politieke rechte moeten hebben. - Een ideologie vervult belangrijke functies voor mensen: • Houvast. • Verklaring van verschijnselen. • Oriëntatiepunt, ergens naar streven. • Groepsgevoelens, groepsidentiteit. - Progressief: • Vooruitstrevend. • Benadrukken gebreken en pleiten voor grondige veranderingen. • Positieve en negatieve veranderingen. - Conservatief: • Behoudend. • Benadrukken wat al is bereikt. • Aandacht voor traditionele waarden-> kerk, gehoorzaamheid, trouw. • Vinden dat de overheid duidelijke normen en waarden moeten stellen. • Reactionair-> achteruitstrevend. - Links: • Sluit aan op progressieve uitgangspunten en het principe gelijk(waardig)heid. • Komt op voor mensen met een achterstand, bescherming van zwakkeren. • Legt nadruk op gelijke kansen voor iedereen op onderwijs, inkomen en werk. • Overheid moet actief optreden. - Rechts: • Sluit aan bij conservatieve uitgangspunten. • Legt nadruk op economische vrijheid. • Perkt persoonlijke vrijheid in. • Terughoudende overheid op economisch gebied. • Overheid streng op regelgeving ten aanzien van normen en waarden. • Tegenstander gelijke behandeling van mensen. - Politieke midden: • Geloof speelt een veel kleinere rol. • Kiezers lijken op elkaar. • Inkomenspositie en status zijn verbeterd. • Matige uitspraken doen om kiezers te winnen. • Beleidsmaatregelen. - Liberalisme: • Wat goed voor het individu is, is goed voor de maatschappij. • Vrijheid, individuele verantwoordelijkheid, verdraagzaamheid. • Economische vrijheid: o Weinig overheidsbemoeienis. o Eigenbelang nastreven is het beste voor de samenleving. o Nachtwakersstaat. • Politieke vrijheid: o Scheiding staat en kerk. o Trias Politica. o Staatsmacht gebaseerd op wil van het volk. o Uitbreiding kiesrecht. • Principe van de rechtsstaat: o De regering handhaaft wetten voor politie en justitie. o Juridische gelijkheid. o Kinderwet van Houten. - Socialisme: • Ongelijke verdeling om als individu te ontplooien -> ongelijke verdeling bezit. • Vrijheid en gelijkwaardigheid alleen als mensen gelijke kansen hebben. • Karl Marx. • Bereiken van een socialistische maatschappij. • Voorstander algemeen kiesrecht. - Confessionalisme: • Gebaseerd op geloofsovertuiging. • God heeft een bedoeling met de wereld…blabla. • Organische staatsopvatting-> vergelijking met een lichaam. • Geloof, naastenliefde en harmonie. • Geen verzorgingsstaat, maar een zorgzame staat. • Gespreide verantwoordelijkheid-> subsidiariteitsbeginsel. - VVD: • Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. • Liberaal. • Invoering prestatiebeloning. • Bezuinigen op overheidsuitgaven. • Weinig mogelijk subsidies verstrekken. • Groei van luchtvaart. - CDA: • Christen Democratisch Appèl. • Confessioneel en conservatief. • Gezin. • Arbeidsvoorwaarden overlaten aan werkgevers- en werknemersorganisaties. • Meer betaald zorgverlof voor werknemers die kinderen of andere verzorgen. • Mensen voor elkaar zorgen, pas beroep doen op de overheid als het echt niet anders kan. • Vrouw mag niet alleen beslissen over een abortus. • Minister voor Gezinsbeleid komen. - PVDA: • Partij van de Arbeid. • Sociaal-democratisch. • Eerlijke spreiding mach, kennis en inkomen. • Progressief belastingstelsel en eigen bijdragen naar draagkracht. • Sterke sturing economie door overheid-> werkloosheid tegen gaan. • Beperken van vergroting inkomensverschillen. • Kiesrecht voor alle politieke organen voor buitenlanders langer dan 5 jaar legaal. • Kwijtschelding lesgeld voor gezinnen tot modaal. • Verhoging nettominimumloon. Tot slot: Leden van de Tweede Kamer mogen wetsontwerpen indienen-> Recht van initiatief. Een schriftelijke uitspraak over het beleid van een minister-> Motie. Ministers en staatssecretarissen-> Kabinet. Koningin en ministers-> Regering. Ter verantwoording roepen-> Interpelleren. Onderzoek naar een deel van het regeringsbeleid-> Parlementaire enquête. Druk uitoefenen op politici om hen te beïnvloeden-> Lobby. Eerste en Tweede Kamer-> Parlement.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.