Werk

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2245 woorden
  • 9 augustus 2005
  • 18 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
18 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Maatschappijleer 1. de betekenis van werk 1.1 Wanneer is er arbeid: Menselijke bezigheid die verricht wordt: Met inspanning, met gebruik van capaciteiten, met behulp van gereedschap, binnen een maatschappelijk geregelde behoefte, met het doel leveren van product of dienst. 1.2 Waarom werken mensen? - Lichamelijke behoefte - Behoefte aan veiligheid en zekerheid - Sociale behoefte - De behoefte aan erkenning en waardering - Behoefte aan zelfrealisatie (innerlijke drang) Werk heeft een belangrijke functie zoals materiele functies(inkomen en zekerheid) en immateriële functies(sociale contacten, maatschappelijke status en ontwikkelen van identiteit.) Status betekend de waardering die wordt toegekend aan iemands beroep. De status is afhankelijk van het inkomen, het opleidingsniveau en de verantwoordelijkheid. Als je werkt kun je je eigen identiteit ontwikkelen, mensen zeggen ook vaak ik ben accountmanager in plaats van ik werk als accountmanager. 1.3 Arbeidsethos betekent: de betekenis die mensen aan arbeid toekennen. Hoe mensen tegen het werk aan kijken dus. Vroeger vonden mensen werk een straf, maar aan de andere kant was het een plicht van God. In de 19e eeuw zagen mensen werk als een maatschappelijke plicht. Nu zien mensen werk als een noodzakelijk kwaad, als een morele plicht en als een maatschappelijke plicht. Werk wordt tegenwoordig gezien als recht en arbeid is als een sociaal grondrecht opgenomen in de grondwet, de overheid moet zich bemoeien met werk.
1.4 Arbeidsverdeling betekent de verdeling van de in de maatschappij te verrichten arbeidstaken over individuen en groeperingen. Al het werk dat gedaan wordt is dus verdeeld over bedrijven en werknemers. Maatschappelijke arbeidsverdeling betekent; het gehele productieproces in een samenleving is verdeeld over een verfijnd netwerk van beroepen, functies en bedrijven. Technische arbeidsverdeling betekent; het productieproces wordt opgedeeld in deelhandelingen, doe door afzonderlijke werknemers word verricht. 1.5 Je hebt verschillende soorten werk die op verschillende manieren gewaardeerd worden: - Hoofd en handwerk, hoofdwerk word bijna altijd hoger gewaardeerd dan handwerk. - Geschoold en ongeschoold werk, geschoold werk hoger gewaardeerd. - Vrouwen en mannenwerk, mannenwerk word meer gewaardeerd. - Betaalt en onbetaald werk, betaald werk meer dan onbetaald. Er is een regel die geldt: Hoe hoger de opleiding, des te hoger het salaris en hoe groter de status. De waardering van de vier punten verandert wel in de loop van de tijd. Maatschappelijke positie betekent de plaats die iemand heeft op de maatschappelijke ladder. Dit wordt bepaald door de waardering, het soort arbeid dat zij verrichten, sociaal milieu waarin de mensen leven, de sekse en de gezinssituatie. Alle mensen met dezelfde maatschappelijke positie kun je verdelen in een groep dat je maatschappelijke klasse noemt. 1.6 Sociale stratificatie betekent de verdeling van de samenleving in groepen en lagen waartussen een verhouding van sociale ongelijkheid bestaat. Dit noem je ook wel maatschappelijke ongelijkheid. Sociale mobiliteit betekent de mogelijkheid om te stijgen of te dalen op de maatschappelijke ladder. 2. De kwaliteit van werk De factoren die bepalen of je werk leuk of niet leuk vind zijn: Arbeidsinhoud: De werkzaamheid die iemand verricht. Arbeidsomstandigheden: Is de werkplek aangenaam? Is het werk wat je verricht niet te zwaar? Er een wet de zogenaamde Arbo-wet waarin regels staan waaraan een bedrijf zich moet houden, er zijn drie richtlijnen: Veiligheid (is het werk wel veilig), gezondheid (is het niet schadelijk voor je gezondheid) en welzijn (is het niet zinloos werk). De arbeidsinspectie controleert of bedrijven zich hieraan houden. Arbeidsvoorwaarden: Wat zijn de werktijden, en het salaris? Voordat je begint met je werk moet er een arbeidsovereenkomst zijn, hierin staan de voorwaarden die je stelt. Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden beëindigd als beide mensen het er mee eens zijn of als de werknemer op staande voet ontslagen wordt. 2.2 Arbeidsverhoudingen: Hoe gaan de werkgevers en werknemers met elkaar om? Informele verhoudingen zijn persoonlijke verhoudingen, formele verhoudingen zijn gebaseerd op taken en functies. Elk bedrijf met meer dan 50 werknemers moet een ondernemingsraad hebben met or-leden, zij hebben instemmingbevoegdheid en adviesbevoegdheid.
2.3 Een vakcentrale is een overkoepelende organisatie van een groot aantal vakbonden. De bekendste vakcentrales zijn: FNV: Federatie Nederlandse Vakbeweging(conflictmodel) CNV: Christelijk Nationaal Vakverbond(harmoniemodel) UHMP: Unie voor Middengroepen en Hoger Personeel
Deze vakbonden komen op voor de belangen van vakbondsleden en voor collectieve belangen van groepen werknemers.(harmoniemodel) CAO = collectieve arbeidsovereenkomst. Dit is een overeenkomst voor een bedrijfstak of een groot bedrijf. Als vakbonden het niet eens zijn over bepaalde dingen zoals het loon etc. proberen ze een goede overeenkomst te sluiten, lukt dat niet gaan ze over tot de volgende middelen: Prikacties en stiptheidsacties: Het werk word onderbroken. Stakingen: Het werk wordt voor korte of langere tijd stilgelegd. Gerechtelijke procedure: De vakbond vraagt namens de werknemers de rechter een uitspraak te doen. Een organisatiegraad is het percentage werknemers dat lid is van een vakbond. In Nederland heb je 1 werkgeversorganisatie, het VNO-NCW de doelen van zo’n organisatie zijn: - Belangen van ondernemers. - Goed ondernemersklimaat. - Adviseren van ondernemingen. - Bevorderen van onderlinge eenheid van werkgevers. Als deze dingen niet lukken hebben ook zij verschillende middelen: Dreigen met ontslag
Gerechtelijke procedures
Bezuinigen op secundaire arbeidsvoorwaarden. 2.5 Harmonie model: Er wordt gezamenlijk gezocht naar een oplossing voor het probleem. Conflictmodel: Belangentegenstellingen worden benadrukt en er is actie en strijd. Een centraal akkoord is als afspraken op landelijk niveau kunnen worden gesloten, bijvoorbeeld lonen in alle arbeidssectoren stijgen. 3. De arbeidsmarkt 3.1 Arbeidsmarkt betekent, alle situaties waarin sprake is van een ontmoeting tussen de vraag naar arbeidskrachten en het aanbod van arbeidskrachten. Aanbod van arbeidskrachten: Dit wordt bepaald door alle personen tussen de 15 en 65 jaar die beschikbaar zijn voor werk, ook wel de beroepsbevolking genoemd. Vraag naar arbeidskrachten: Dit staat gelijk aan de werkgelegenheid, de behoefte aan arbeidskrachten. 3.2 Werkloosheid is het verschil tussen de vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten. Als iemand werkloos is moet hij voldoen aan vier voorwaarden: - Tussen de 15 en 65 zijn - Minder dan 12 uur per week werken - Actief op zoek zijn naar een baan - Ingeschreven staan als werkzoekende

Je hebt verschillende soorten werkloosheid: - Frictiewerkloosheid, je hebt tijdelijk geen werk. - Seizoenwerkloosheid, dit komt voor als je een beroep hebt dat in een bepaald seizoen niet hoeft te werken bijvoorbeeld ijscoman. - Conjuncturele werkloosheid, dit ontstaan als het economisch slechter gaat en de vraag naar bepaalde producten minder wordt, waardoor er minder geproduceerd wordt en daardoor heb je minder arbeiders nodig. - Structurele werkloosheid, banen verdwijnen voor goed en dat betekend dat je in die sector nooit meer aan het werk kan omdat daar geen banen meer zijn. Dit is de ergste soort van werkloosheid. 3.3 De overheid speelt een centrale rol rond werkloosheid. De overheid heeft twee soorten maatregelen: Maatregelen aan de aanbodzijde: - Minder mensen moeten op zoek naar een baan de VUT-regeling wordt toegevoegd dat betekend dat mensen eerder met pensioen mogen gaan. - ATV, mensen gaan minder werken, minder uren en mogen meer dagen vrij. Dit leverde minder banen op dan verwacht. - De uitkeringen worden verlaagd. Maatregelen aan de vraagzijde: - Loonbelasting per werknemer verlagen. - Bedrijven stimuleren, en subsidies geven. 3.4 De arbeidsmarkt is steeds in ontwikkeling, in Nederland zijn de volgende ontwikkelingen bezig: Toename geschoold personeel: Door de vele veranderingen is er steeds minder werk voor mensen die laag geschoold zijn of niet geschoold zijn, er is dus meer vraag naar goed geschoolde mensen. Nieuwe arbeidskrachten: Vrouwen en allochtonen mensen zijn ook gaan werken en daardoor zijn er meer nieuwe arbeidskrachten. Flexibilisering: Er zijn tegenwoordig veel mensen met een tijdelijk contract hebben, zij werken dus voor een tijd en stoppen er daarna mee. Voor werkgevers zijn er drie voordelen voor het gebruik van flexibele arbeidskrachten: - Langere proeftijd: ze kunnen eerst kijken hoe de werknemer werkt. - Ontslag: flexibele werknemers kun je makkelijker ontslaan. - Onzekere financiën: De financiële risico’s zijn kleiner. 3.5 Mensen die laag op de maatschappelijke ladder staan zijn: Laag- en ongeschoolden: De laatste tijd zijn er weinig beroepen die zulke mensen nog nodig heeft, vooral werkeloze mensen vanaf de 40 die laag geschoold zijn krijgen het moeilijk. Ook jongeren die voor het eerst op de arbeidsmarkt komen kunnen het moeilijk krijgen. Het CWI zoekt voor die mensen een baan. Als je werkloos bent kun je op zoek gaan naar een baan. Je hebt melkertbanen die ook wel ID-banen worden genoemd en die zijn er voor om dienstverlening aan burgers te verbeteren. Wet inschakeling Werkzoekenden is een wet waarin alle werkgelegenheidsprojecten staan. Vrouwen: Vrouwen staan nog steeds lager op de ladder dan mannen, dit komt door een aantal dingen: - Er zijn nog typisch mannen en vrouwen beroepen waarbij die van de vrouwen beroepen zijn met laag loon en veel kans op baanverlies. - Vrouwen krijgen minder vaak leidinggevende functies. - Vrouwelijke ondernemers krijgen moeilijker een bedrijfskrediet dan mannen. Allochtonen: De oorzaak dat allochtonen mensen moeilijk aan een baan komen zijn: - Allochtonen hebben een lager opleidingsniveau. - Discriminatie - Allochtonen hebben andere zoekkanalen, zij vragen in hun allochtonen kennissenkring of er ergens banen zijn in plaats van dat zij dat uit advertenties van werkgevers lezen. Flexibele arbeidskrachten: Flexibele arbeidskrachten worden vaak uitgebuit, er is nu een wet, de flexwet, waarin staat dat ze rechten hebben op scholing, pensioen en ook doorbetaling als zij een tijdje niet kunnen werken. Als een arbeidskracht voor een tijdje voor iemand werkt is er ook kans op een vast contract. 4. Arbeid en de overheid 4.1 Je hebt 4 verschillende politieke visies: Liberale visie: Ze willen een vrijemarkteconomie en de overheid mag zich op economisch terrein bemoeien als dat noodzakelijk is. Ze willen dat de overheid zich zo min mogelijk met het bedrijfsleven bemoeit. Sociaal democratische visie: Zij willen dat de overheid en de markt zich evenveel met elkaar bemoeien, de overheid met de nadelige gevolgen van de vrijemarkteconomie. Ook moet de overheid de positie van zwakkeren verbeteren. Ze willen ook gelijkheid. Christen-democratische visie: Zij willen dat de overheid een tussenpositie inneemt, als de zwakkeren in verdrukking dreigen te komen moet de overheid ingrijpen. De overheid is ook verantwoordelijk voor macro-economische en juridische raamwerk. Ecologische visie: Zij willen dat economische orde moet veranderen naar een duurzame economische ontwikkeling. Ook vinden zij het behoud van het milieu belangrijk en de overheid moet dan ook sterk sturen. 4.2 In de 19e eeuw was er in europa een vrije markt economie, het leek goed te gaan maar na een tijdje gebeurde er veel dingen die niet goed waren bijvoorbeeld kinderarbeid. Er kwamen sociale wetten: - Mensen konden onder bepaalde voorwaarden steun krijgen (armenwet) - Kinderarbeid werd verboden. - Er kwamen wetten om de arbeidsomstandigheden te verbeteren. Loonpolitiek betekent dat de regering mocht beslissen hoe hoog de lonen zijn.
4.3 De overheid bemoeit zich met 2 dingen met de vrije markt economie, dat zijn: - De overheid produceert zelf goederen en voorzieningen, zij is daardoor de grootste werkgever. - Ze voeren een sociaal-economisch beleid: Zij stuurt de economie via allerlei wetten en regelingen en voert onderhandelingen met sociale partners. 4.4 Nederland is een verzorgingsstaat, een staat waarin de overheid zich verantwoordelijk stelt voor het welzijn van de burgers. 5. de verzorgingsstaat 5.1 Kenmerken van een verzorgingsstaat zijn: - Volledige werkgelegenheid: Iedereen heeft recht op eigen keuze van beroep, iedereen heeft recht op arbeid en iedereen moet beschermd worden tegen werkloosheid. - Sociale zekerheid: Hierbij word er voor gezorgd dat er bij ziekte word doorbetaald, iemand die werkloos is krijgt een uitkering en als je arbeidsongeschikt bent krijg je 70% van het laatstverdiende loon. - Welzijnsvoorzieningen: Er werden maatregelen getroffen voor het welzijn van de mens zelf, dit waren: kinderbijslag, ziekenfonds, maatschappelijk werk, studiebeurzen en huursubsidie. 5.2 Sociale zekerheid valt uiteen in twee delen: Sociale verzekeringen: Hierbij kunnen mensen zich verzekeren tegen een bepaald risico. Je hebt twee soorten verzekeringen; de werknemersverzekering zorgt ervoor dat je geld krijgt als je om bepaalde redenen niet kunt werken voorbeelden van verzekeringen zijn: De werkloosheid wet(WW), Wet Uitbreiding Loondoorbetalingplicht Bij Ziekte(WULBZ), ziektewet (ZW), Ziektefondswet (ZFW) en de wet op arbeidsongeschiktheid(WAO). Je hebt ook de volksverzekeringen iedereen in Nederland betaald premie hiervoor enkele volksverzekeringen zijn: Algemene ouderdomswet (AOW), de algemene nabestaandenwet (ANW), Algemene kinderbijslagwet (AKW). Sociale voorzieningen: Sociale voorzieningen zijn regelingen voor situaties waarvoor geen verzekering bestaat. Enkele sociale voorzieningen zijn: Algemene Bijstandswet (ABW), Toeslagenwet(TW). 5.3 Doordat er op een gegeven moment ook vrouwen en gastarbeiders kwamen werken en een hogere levensstandaard kregen, veranderde de verzorgingsstaat, er kwamen enkele problemen: - Financiële probleem: Er deden meer mensen beroep op een sociale uitkering, het sociale zekerheidsstelsel raakte onbetaalbaar. - Sociale probleem: Omdat er hoge uitkeringen waren, wilde sommige mensen niet meer werken, ze deden er in ieder geval weinig meer voor. - Fraude: Er werd misbruik gemaakt van sociale verzekeringen. De overheid moest maatregelen treffen en de sociaal democraten vonden dat de overheid de problemen moest oplossen, zij wilde de verzorgingsstaat houden. De liberalen vonden de verzorgingsstaat te ver doorgeschoten en ze wilde bezuinigen op een aantal dingen zoals uitkeringen. De christen-democraten waren het eens met de liberalen.
5.4 De maatregelen die de regering nam waren: Bezuinigingen en strengere controle: - De ww uitkering is nog maar voor een paar jaar. - Een werkloze moet een baan eerder accepteren. - Je krijgt niet meer levenslang een WAO uitkering. - Uitkering stijgt niet meer met het loon mee. - Er wordt beter gecontroleerd. Versterken van de eigen verantwoordelijkheid: Mensen die ziek zijn krijgen 70% van het loon 52 weken van de werkgever uitbetaald. Stimuleren van het bedrijfsleven: - Er kwam loonmatiging. - Er kwam privitarisering, bijvoorbeeld KPN. 5.5 De maatregelen hadden niet alleen en positieve uitwerking maar ook negatieve. De bezuinigingen hebben gezorgd voor verminderde koopkracht van mensen die een uitkering hebben. Omdat bedrijven zelf voor de zieke werknemers moeten betalen nemen ze minder snel iemand aan die een zwakkere gezondheid heeft.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.