Werk

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2271 woorden
  • 9 augustus 2005
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
20 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1 de betekenis van werk Begrippenlijst Status = de waardering die wordt toegekend aan iemands beroep
Arbeidsethos= de betekenis die mensen aan arbeid toekennen
Arbeidsverdeling= de verdeling van de in de maatschappij te verrichten arbeidstaken over individuen en groeperingen. Maatschappelijke arbeidsverdeling= het gehele productieproces in een samenleving is verdeeld over een verfijnd netwerk van beroepen, functies, bedrijven en arbeidssectoren. Technische arbeidsverdeling= het productieproces wordt opgedeeld in deelhandelingen, die door afzonderlijke werknemers word verricht. Maatschappelijke positie= de plaats die iemand heeft op de maatschappelijke ladder
Sociale stratificatie= de verdeling van de samenleving in groepen en lagen waartussen een verhouding van sociale ongelijkheid bestaat. Maatschappelijke klasse = omvat een groep mensen die een gelijke maatschappelijke positie inneemt binnen een samenleving

Sociale mobiliteit = de mogelijkheid om te stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder. We noemen arbeid arbeid als menselijke bezigheid verricht wordt met een bepaalde inspanning, met gebruik van iemands capaciteiten, evt met gebruik van gereepschappen e.d, binnen een maatschappelijke geregelde behoefte, met het doel het leveren van een product of dienst. Behoeften van mensen volgens maslov
Plaats basisbehoeften werk
Boven zelfrealisatie zelfrealisatie
erkenning en waardering status
Midden de behoefte om erbij te horen sociale contacten
Veiligheid en zekerheid zekerheid
Onderaan lichamelijke behoeften inkomen
In de middeleeuwen was werk een noodzakelijk kwaad. In de 16e eeuw werd werk een morele plicht. In de 19e eeuw werd werk een maatschappelijke plicht onder invloed van de liberalen. 3 redenen waarom mensen werken
1)als een noodzakelijk kwaad - om geld te hebben
2)als een morele plicht - anders ben je lui
3) als een maatschappelijke plicht – vb om een pensioen voor ouderen mogelijk te maken
De indeling voor waarderingen werk
1)hoofd en handwerk

2) geschoold en ongeschooldwerk
3) vrouwen en mannenwerk
4) betaald en onbetaaldwerk
De maatschappelijk positie heeft gevolgen voor de manieren hoe mensen leven en de belangen op de arbeidsmarkt. Hoofdstuk 2 – de kwaliteit van werk Begrippenlijst Vakcentrale = is een overkoepelende organisatie van een groot aantal vakbonden
Organisatiegraad = het % werknemers dat lid is van een vakbond
4 aspecten van werk
1) de arbeidsinhoud – de werkzaamheden die iemand verricht, dingen zoals werk je alleen, is het afwisseld, buitenwerk/binnenwerk. 2) arbeidsomstandigheden – de praktische werksituatie zoals de ruimte waarin je leeft de minumum eisen staan in de arbo wet
3) arbeidsvoorwaarden – deze staan in je arbeidsovereenkomst. Je hebt primaire (salaris en je nettoloon ) en secundaire (auto v/d zaak e.d) 4) arbeidsverhoudingen(verhoudingen tussen de werknemers en werkgevers zowel intern en extern) je hebt 2 arbeidsverhoudingen: 1)informele verhoudingen – hoe je met je collega;’s omgaat erg belangrijk voor de sfeer op de werkvloer
2)formule verhoudingen – zijn gebaseerd op taken e.d komen vooral tot stand in het werkoverleg, de personeelvergadering, de ondernemingsraad. De arbeidsomstandigheden waren slecht in de 18e en 19e eeuw, steeds meer mensen kwamen in opstand. Zo ontstonden de vakbonden(vb fnv, cnv, umhp(voor middengroep en hogerpersoneel)). Je kan naar vakbonden gaan als je problemen hebt en als groep voor goede arbeidsovereenkomst zijn er coa’s (overeenkomsten voor een bedrijf of bedrijfstak) 7 Doelen van de vakbonden

1) arbeidsvoorwaarden – onderhandelen over loon
2) arbeidsinhoud – de mate van de arbeidsdeling
3) arbeidsomstandigheden – de gezondheid en veiligheid, welzijn
4) arbeidsverhoudingen – medezeggenschap bij interne bedrijfsbeslissingen
5) rechtspositie – regels en procedures bij evt ontslag
6) sociale zekerheid – trachten te handhaven van een aanvaardbaar niveau van uitkeringen
7) werkgelegenheid – stimuleren van banenplannen. 4 pressiemiddelen voor de vakbonden
1) prikacties – werk wordt onderbroken
2) Stiptheidacties – er wordt stipt volgens de voorschriften gewerkt
3) stakingen – hierbij wordt het werk voor een bepaalde tijd stilgelegd
4) gerechtelijke procedure – hierbij gaat de vakbond naar de rechter
Als reactie op de vakbonden zijn er werkgeversorganisatie’s (vno-ncw) 4 doelen van werkgeversorgainisatie’s
1) behartigen van belangen van ondernemers in onderhandelingen met de vakbonden
2) goed ondernemersklimaat – bewerkstellen van lage kosten (lonen, sociale premie’s) 3) adviseren – bedrijven advies geven op bedrijfeconomischniveau

4) bevorderen van onderlinge eenheid
3 middelen om deze doelen te bereiken
1) dreigen met ontslag als gevolg van inkrimping, sluiting of verplaatsing
2) bij stakingen of prikactie’s kunnen ze een gerechtelijke procudure laten volgen
3) bezuinigen op de secundaire arbeidsvoorwaarden
Bij overleg tussen werkgevers en werknemers(sociale partners) kan er een harmonie(gezamelijk zoeken naar een oplossing) of conflictmodel(overgaan tot actie’s) ontstaan. De sociale partners ontmoeten elkaar regelmatig op landelijk niveau. Als er een overeenkomst komt is er een centraal akkoord ontstaan deze komen dan vaak ook in de cao te staan Hoofdstuk 3 – de arbeidsmarkt Begrippenlijst Arbeidsmarkt = alle situaties waarin sprake is van een ontmoeting tussen de vraag naar arbeidskrahten en het aanbod van arbeidskrachten (alle personen tussen 15 en 65 jaar, die beschikbaar zijn voor werk – de beroepsbevolking) Werkgelegenheid= de behoefte aan arbeidskrachten in onze economie
Werkloosheid is het verschil tussen de vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten
Geregistreerde werkloze voldoet aan 4 eisen: 1) tussen de 15 en 65 jaar oud zijn
2) minder dan 12 uur per week werken

3) actief zoeken naar een baan van meer dan 20 uur p/w
4) ingeschreven staan als werkzoekende bij het cwi
4 Soorten werkloosheid: 1)frictiewerkloosheid- iemand zit tijdelijk zonder werk (vb schoolverlaters) 2) seizoenwerkloosheid – sommige beroepen zijn seizoens verbonden (vb touringcarchaffuers, terrasobers, ijsverkopers. 3) conjuncturele werkloosheid – als het economisch slechter gaat verdwijnen er tijdelijk banen
4) structurele werkloosheid – is definitief ontstaan door dat bedrijven vestigingen zich in lagelonenlanden en automatesering. Maatregelen om de werkloosheid te laten dalen 2 soorten: 1) maatregelen aan de aanbodzijde – minder arbeidskrachten (vut regeling toetepassen), kortere werktijd (mislukte), verlaging uitkeringen. 2) maatregen aan de vragzijde – goedkoper maken van arbeid(loonbelasting en de sociale premies verlagen), suvbsidies(bedrijven krijgen subsidies om de werkgelegenheid te stimuleren), producten kopen (dingen niet uit het buitenland halen maar gewoon uit eigen land) 3 Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt: 1) toename geschoold personeel – door o.a automatisring in de landbouw zijn er minder laaggeschoolde mensne nodig, door verplaatsing naar lageloonlanden van het werk maar de ontwikkelingen hierhouden, door meer welvaart zijn er meer diensten onstaatn (vb toerisme), door informatisering heb je overal diploma’s voor nodig, 2) nieuwe arbeidskrachten – in de jaren 60 kwamen de vrouwen in opstand en ging ook werken dat is nu ook normaal maar het is nog steeds niet helemaal gelijk, in de jaren 60 kwamen er ook allochtonen in nl als gastarbeiders ze werden ontslagen maar bleven hier wel wonen en kregen kinderen
3) flexibilisering (werkgevers en werknemers hebben meer behoefte aan flexibiliteit (tijdelijk)) – vrouwen en jongeren willen zich vaak niet meteen vastleggen op een beroep maar eerst ff kijken overal, werkgevers willen mensen oproepen als het nodig is voordeel is (langere proeftijd, ontslag, onzekere financiën), de tijden om te werken liggen niet meer vast lijkt er wel op of nl 24 uur per dag open is
4 ‘groepen’ hebben een ongelijke positie op de arbeidsmarkt. 1) laag en ongeschoolden – omdat er banen zijn verdwenen waarbij je weinig kennis nodig hebt is het voor ouderen met een lage opleiding moeilijk een baan te vinden omdat ze geen kennis hebben en met veel zijn, jongeren met weinig kennis hebben het ook moeilijk omdat er sprake is van diploma inflatie (diploma zijn steeds minder waard, cwi probeert er wat aan te doen door omscholing en werkprojecten zodat je ervaring krijgt
2)vrouwen – omdat er nog steeds een scheiding is tussen mannen en vrouwen beroepen vrouwen werken vaak op banen met lage lonen en geen leidinggevende functie’s en in deeltijd, bij vrouwelijke ondernemers kan je zelf wel spreke van disciminitatie zijn moeten meer dan voor weinig krediet, de overheid probeert het te verbeteren door positieve discriminatie in te voeren (bij gelijke geschiktheid genieten vrouwen de voorkeur) 3)allochtonen- hebben in verhoudingeen lager opleidingsniveau, er is sprake van discrimentatie en gezien als allemaal hetzelfde, werkgever en werknemers ontlopen elkaar doordat de een in de krant kijkt en de ander in eigen kenniskring, ook hier is sprake van positieve discriminatie als oplossing
4)flexibele werknemers – aan de rand zit een groep van marginale arbeidsplaatsen (vb schoonmakers) er komen in deze sectoren steeds meer oproepkrachten met weinig rechten, door de flexwet heb je na een tijdje recht op een vaste aanstelling. Hoofdstuk 4 – arbeid en de overheid Begrippenlijst Verzorgingstaat = een staat waarin de overheid zich verantwoordelijk stelt voor het welzijn van de burgers. 4 politieke visie’s
1) liberale visie – liberalen zijn voor een vrijemarkteconomie de overheid moet zich terughoudend opstellen alleen het hoogste noodzakelijke moet worden geregeld

2) sociaal democratische visie – zijn voor een sturende rol van de overheid en de gemengde economie, de overheid moet de zwakkeren helpen
3) christen democratische visie – als de zwakkeren in verdruking komen komt de overheid in actie, de werkgevers en werknemers moeten gezamenlijk verantwoordelijkheid hebben. 4) ecologische visie – behoud van de natuur, de overheid moet heel erg sterk sturend zijn. Rol van de overheid in 2 tijdperken: 1) in de 19e eeuw – het economische stelsel was gabaseerd op een vrijemarkt. De overheid was een soort nachtwakersstaat omdat ze alleen de rechtorde hoefde te regelen, er kwamen opvattingen over hoe de overheid moet ingrijpen (de confessionelen wilden de zwakkeren een bescherming geven, de sociaaldemocraten wilden een sterke rechtspostie’s van de arbeiders, de liberalen wilde minder criminaliteit) er kwamen sociale wetten vanuit de overheid (armenwet (hiermee konden armen mensen wat geld ontvangen), kinderarbeid werd verboden, arbeidsomstandigheden werden verbeterd.) 2) na de 2e wo – de katholieken en sociaal democraten zaten samen in de regering er ontstond door de oorlog loonpolitiek: de regering beslist hoe hoog de lonen waren. Er kwamen ook sociale wetten waardoor mensen bijna altijd verzekerd zijn van een inkomen
De overheid is op 2 manieren betrokken
1) de werkgevers heeft zich ontwikkeld als de grootste werkgever van het land
2) de overheid voert een sociaal economische beleid (stuurt de economie via allerlei wetten e.d) Doordat de overheid diensten levert aan burgers leveren zij wat in van hun vrijheid. De overheid houdt zich ook erg bezig met werkgelegenheid,arbeidsomstandigheden
4 politieke redenen om de verzorgingsstaat te steunen
1) liberalen waren vooral enthousaist over het handhaven van de vrije ondernemingsgewijze
2) christen democraten en de liberalen vonden elkaar in het idee dat de overheid terughoudend is
3) christen democraten en sociaal democraten vonden elkaar solidariteitsgedachte van elkaar helpen
4) sociaal democraten zag hun stelsel van sociale wetten van zekerheid niet verdwijnen. Hoofdstuk 5 – de verzorgingstaat 3 kenmerken van de verzorgingstaat: 1) streven naar volledige werkgelegenheid – iedereen heeft recht op arbeid dit staat in de grondwet waardoor de overheid erkent dat arbeid een sociaal grondrecht is. 2) sociale zekerheid – bij ziekte wordt vanaf de eerst dag uitbetaald, bij arbeidsongeschikt kreeg je 70% van je laatste verdiende loon tot 65 jaar, bij werkloosheid kreeg je een uitkering
3) welzijnsvoorzieningen – er werden maatregelen genomen om het welzijn te vergroten (vb – kinderbijslag (tegemoetkoming in de kosten die kinderen met zich mee brengen), ziekenfonds(collectieve verzekering tegen ziekte kosten), maatschappelijk werk (voor het oplossen voor problemen, huursusidie (mensen met weinig geld kunnen toch een goed huis huren), studiebeurzen (kinderen van ouders met weinig geld kunnen toch studeren)) Sociale zekerheid in 2 delen

1) sociale verzekeringen – mensen betalen premie om zich te verzekeren tegen een bepaald risico
deze zijn weer verdeeld in 2 verzekeringen: 1) werknemersverzekeringen – zijn voor werknemers en worden betaald door de sociale partners (vb werkloosheid wet (voorziet in een inkomen als je onvrijwillig werkloos wordt), wet bij uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (je wordt een jaar doorbetaalt met 70% van je laatstverdiende loon), ziektewet (als je geen recht hebt op de wulbz), ziekenfondswet (vergoedt de medische kosten), wet op de arbeidsongeschiktheid (voorziet in inkomen voor mensen die een langdurige tijd niet in staat zijn om te werken hoeveel je krijgt hankt of van de ernst van de ziekte/ongeval en de laatstverdiende loon)). 2)volksverzekeringen – deze betaald iedereen en is voor iedereen bedoeld (vb algemene ouderdomswet (na je 65e verjaardag heb je recht op een pensioen), algemene nabestaandewet (voorziet in inkomen voor weduwen/weduwnaars/minderjarige wezen de hoogte wordt bepaald door het inkomen van de achtergebleven partner), de algemene kinderbijslagwet (ouders met kinderen onder de 18 krijgen een tegemoetkoming in de kosten. De hoogte hiervan wordt bebaald door het aantal en leeftijd van de kinderen)). 2)sociale voorzieningen (zijn regelingen waar geen verzekeringen voor bestaan je betaald hier geen premie’s voor) – (vb toeslagwet (als je te weinig verdiend om van te leven maar je verdiend wel) en de algemene bijstandwet is voor iedereen die in legaal in nl woont en te weinig geld heeft om van te leven wordt bepaald hoeveel je krijgt aan je situatie
deze bestaat uit 2 verschillende bijstanden
1) algemene bijstand – voor de eerste levens behoeften (vb eten,drinken en gas). 2) Bijzondere bijstand – een tegemoetkoming voor de bijzondere kosten waar geen uitkering voor bestaat wordt door de sociale dienst bepaald over je daar voor in aanmerking komt. 3 problemen van de verzorgingstaat
1) financiële problemen – er deden heel veel mensen beroep op een uitkeringen het werd bijna onbetaalbaar
2) sociale prbleem – mensen hadden geen zin meer om eigen werk te zoeken omdat de uitkeringen hoog waren en daar van konden de mensen rondkomen. 3) fraude – er bleek dat er misbruik werd gemaakt omdat de premie’s om hooggingen en dus werd het aantrekkelijk om het niet op te geven bij de belasting dienst. 3 politieke reacties
1)sociaal democraten wilde de verzorgingstaat handhaven
2)liberalen en de christen democraten vonden het te duur en wilden dat de overheid strenger gaat controleren. 3 Maatregelen werden
1)bezuinigen en strenger controleren – ww wordt nog maar een bepaald jaar verstreken, mensen moeten sneller iets accepteren, strenger om worden toegelaten tot de wao en het is niet meer voor atlijd, gemeente’s moet eerst kijken of de aanvraag van bijstand niet te verhalen is een ander persoon, uitkeringen stijgen niet meer als de lonen ook stijden, controlen op bijstand en wordt gebruikt gemaakt van koppelen van bestanden. 2)versterken van de eigen verantwoordelijkheid – op het gebied van werknemersverzekeringen moet mensen meer eigen verantwoordelijk worden om er voor te zorgen dat de bedrijven er gaan voor zorgen dat er minder mensen ziek worden
3)stimuleren van bedrijfsleven – er kwam loonmatigingen en privatisering om er voor te zorgen dat er meer banen ontstaan. 2 keerzijden van de maatregelen

1) door bezuinigen van de uitkeringen nam de koopkracht van de mensen met een uitkering ook af
2) mensen met een zwakkeren gezondheid worden minder snel aangenomen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.