Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2, Massamedia

Beoordeling 8.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1483 woorden
  • 7 februari 2005
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 8.1
20 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Maatschappijleer Hoofdstuk 2 -> Massamedia Cultuur en socialisatie
Leven bestaat uit interactie
Cultuur = alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus als vanzelfsprekend beschouwen. 4 soorten bindingen (verschillende soorten afhankelijkheid): - affectieve -> te maken met liefde en vriendschap - economische -> om zorg te dragen voor het levensonderhoud - cognitieve -> zorgen voor de leerprocessen - politieke -> die moeten het regelen
natuur -> datgene wat aangeboren is

2 basisdriften van de mens: - eenwording met medemensen - destructieve neiging
Culturen verschillen per plaats, tijd en groep
Rolgedrag-> manier waarop je je in een bepaalde rol behoort te gedragen. -> presentation of the self (manier waarop wij onszelf aan de buitenwereld laten zien) -> impression management (hoe je geloofwaardig over wil komen) -> frontstage -> in die rol die je je voordoet -> backstage -> hoe je bent als je geen rol moet ‘spelen’ Rolconflict -> als iemand met tegenstrijdige verwachtingen wordt geconfronteerd. Dominante cultuur -> een cultuur die gedragen wordt door een groep die binnen de samenleving overheersend is
Subcultuur -> binnen een groep wijken normen en waarden en cultuurkenmerken af van dominante cultuur Voorbeelden subculturen: - bedrijfscultuur (waarden en normen binnen een bedrijf) - jeugdcultuur (komen vaak voort uit muziekstromingen) -> komen door: · welvaart · eigen levensstijl ontwikkelen (andere dan ouders) · zoeken naar de geborgenheid van een groep
Tegencultuur -> mensen verzetten zich tegen een dominante cultuur
In Nederland: multiculturele samenleving door immigranten -> moeten integreren = deel van de dominante cultuur overnemen maar een deel van de eigen cultuur behouden. Cultuur vormt een gedragsregulerend kader - socialisatie -> aanpassing individu aan omgeving en dat blijven doen (continuering) - enculturatie -> aanleren cultuurkenmerken van het milieu waar de persoon geboren is - acculturatie -> aanleren cultuur waar de persoon oorspronkelijk niet toe behoort. - Socialiserend instituties -> waarmee cultuuroverdracht in de samenleving plaatsvindt. · het gezin · de school · het werk · maatschappelijke groeperingen · de overheid · de vriendenkring · de media - sociale controle door middel van: - formele en informele positieve sancties -> als diploma en compliment - formele en informele negatieve sancties -> als boete of straf van ouders - internalisatie -> men gedraagt zich automatisch naar verwachting
Media en communicatie
Communicatie -> het proces waarbij een zender bedoeld of onbedoeld een bepaalde boodschap overbrengt aan een ontvanger - encoderen -> zender verpakt boodschap in vorm/code - decoderen -> ontvanger vertaalt/interpreteert de informatie
communicatie heeft sociale & economische aspecten
soorten communicatie: - directe en indirecte communicatie - eenzijdige en meerzijdige communicatie - verbale en non-verbale communicatie - interpersoonlijke en massacommunicatie
massamedia -> dragers van openbare boodschappen - informatie is bedoeld voor groot anoniem publiek - informatie is openbaar en voor iedereen toegankelijk - relatie zender-ontvanger is onpersoonlijk - communicatie verloopt meestal eenzijdig - ontvanger kan meestal alleen indirect, achteraf reageren -> geen feedback

soorten informatie: - amusement - nieuws - reclame - meningsvorming - kunst - educatie en onderwijs
functies van boodschappen media (individu): - informatieve functie: informatie/educatie/hulp bij opinie of meningsvorming - sociale functie: kunnen meepraten/ eenzaamheid verdrijven - recreatieve functie: ontspanning,gezelligheid, tijdverdrijf/spanning, sensatie romantiek
functies boodschappen media (samenleving): - politiek-informatieve functie - spreekbuisfunctie (-> publieke opinie) - controlefunctie - commentaarfunctie - socialiserende functie
Soorten media
Soorten gedrukte media: - kranten - tijdschriften - huis-aan-huisbladen - boeken -> fictie & non-fictie
verschillen tussen kranten: - algemene en richtingkranten - progressieve en conservatieve kranten - populaire en kwaliteitskranten -> bekendste kranten: de Telegraaf, Algemeen Dagblad, Volkskrant, NRC handelsblad, Trouw, Sp!ts en Metro
Tijdschriften verschijnen voor een bepaalde doelgroep
Soorten tijdschriften: - jongerenbladen - familiebladen - roddelbladen - special-interestbladen - vakbladen - opiniebladen - omroepgidsen
audiovisuele media communiceert door midden van geluid en bewegende beelden
soorten tv- en radiozenders: - landelijke publieke omroepen -> ideële instellingen, niet bedoeld om winst te maken - regionale en lokale omroepen - landelijke commerciële omroepen -> marktgerichte vrije ondernemingen - buitenlandse omroepen
nieuwe media -> mogelijkheid tot interactiviteit -> cd-rom en dvd/ world wide web/ e-mail en nieuwsgroepen/ sms en wap

ontwikkelingen in de media: - persconcentratie bij dagbladen - marktsegmentering bij tijdschriften (bepaalde doelgroep) - commercialisering van de televisie - ontstaan van multinationale mediabedrijven -> samensmelting verschillende vormen media = mediaconcentratie
Hoe komt nieuws tot stand? Selectiecriteria om een bericht op te nemen: - is het nieuwsfeit actueel? - Hoe uitzonderlijk is het bericht? - Is het nieuwsfeit interessant voor grote groepen mensen? - Hoe ingrijpend zijn de gevolgen van de gebeurtenis? - Gaat het nieuwsfeit over belangrijke of beroemde mensen? - Voegt het nieuwsfeit iets toe aan het totaal inzicht in bepaalde kwesties? - Is er beeld materiaal bij? Hoe meer criteria voor 1 bericht opgaan, hoe groter de nieuwswaarde
Nieuwsbronnen: - personen of instellingen - nieuwsgaring (zelf informatie zoeken van journalisten e.d.) - persbureaus
eigen identiteit kranten/tijdschriften/omroepen door: - keuze van de onderwerpen door journalisten en redactie - presentatie van het nieuws - eigen commentaar en analyses
nieuws nooit helemaal objectief -> het is geschreven vanuit een referentiekader
journalisten moeten: - scheiding maken tussen feiten en meningen - het principe van hoor en wederhoor toepassen - gebruik maken van verschillende nieuwsbronnen en deze ook vermelden - over kennis van zaken beschikken
De leiding van een krant is gescheiden in 2 verantwoordelijkheden: - directie -> verantwoordelijk voor zakelijk en financieel management - redactie -> inhoudelijke verantwoordelijkheid
De verhouding is vastgelegd in redactiestatuur
Selectieproces nieuws: - selectie om bericht op te nemen -> op basis van nieuwswaarde en identiteit medium - selectief gebruik van bronnen -> op basis van de selectieve perceptie (=waarneming) van de journalist - selectie bij presentatie van het nieuws -> op basis van referentiekader journalist en identiteit medium
Invloed van de media
Media tonen een bepaald beeld van de werkelijkheid, levert: - vooroordelen -> oordeel dat niet op kennis van zaken berust - stereotypering -> aan een hele groep wordt een bepaald kenmerk toegeschreven
beïnvloedingstheorieën: - injectienaaldmethode · propaganda -> eenzijdige informatie om aanhangers voor ’n standpunt of zaak te winnen · indoctrinatie -> het systematisch en voortdurend opdringen van opvatting of mening aan het publiek waardoor het denkpatroon wordt beïnvloed · manipulatie -> publiek krijgt opzettelijk vervormde informatie - mutiple-step-flow-theorie -> massamedia heeft een indirectie invloed -> dit verloopt via opinieleiders - cultivatietheorie -> vermenging van tv en werkelijkheid - selectieve perceptie -> elke informatie wordt zodanig vervormd dat deze zoveel mogelijk past in ons referentie kader (= geheel van persoonlijke normen, waarden, kennis en ervaring) - agendatheorie -> media bepaalt niet hoe mensen denken, maar hooguit waarover zij denken en met elkaar praten -> beïnvloed ook politieke agenda

Media en de overheid
Uitgangspunten van de overheid aangaande de media: - recht op informatie -> wet openbaarheid van bestuur -> maakt burgers politiek betrokken en maakt een goede politieke keuze mogelijk - vrijheid van meningsuiting (belangrijk in een democratie) -> persvrijheid met uitzondering van dicriminatie, onware, onzedelijke en opruiende publicaties of uitzendingen. Tegenover dit staat censuur (in een dictatuur) · preventieve censuur -> vooraf · repressieve censuur -> achteraf - bescherming van een pluriform aanbod
pluriformiteit -> allerlei media is aanwezig, zodat het publiek verschillende soorten informatie kan vergelijken met elkaar. Houding overheid aangaande gedrukte media: - vrijemarktprincipe - bescherming van pluriformiteit
Overheidsbeslissingen aangaande nieuwe media: - subsidies aan scholen om kinderen wegwijs te maken met computers - belastingmaatregelen zodat burgers computers aan kunnen schaffen - cursussen om personeel om te scholen
Ten tijde van de verzuiling (= maatschappelijk leven werd bepaald door geloof- levensovertuiging) 5 niet-commerciële omroepen. Zij waren de enige met zendmachtiging van de overheid. Door ontzuiling een open omroepstelsel (de TROS kwam erbij), had als gevolg dat op prime time meer populaire programma’s werden uitgezonden -> heet vertrossing
Later duaal omroepstelsel -> zowel publieke als commerciële zenders -> zij hadden wel uitzendvergunning nodig
Mediawet & publieke omroep: - moet vorm hebben van een vereniging of stichting met pluriforme programma’s van hoge kwaliteit - televisiezendtijd moet gebruikt worden voor een volledig programma - minstens 50% van tv-zendtijd moet besteed worden aan programmaonderdelen die kunnen worden aangemerkt als Europese producties - beginnende publieke omroep moet 50 000 betalende leden hebben - Geestelijke, kerkelijke en maatschappelijke organisaties en politiek partijen kunnen zendtijd krijgen zonder dat zij leden hebben. Mediawet & reclame: - publieke omroepen hooguit 6,5% van de zendtijd aan reclame commerciële omroepen hooguit 15% van de zendtijd aan reclame - sponsoring mag voor culturele programma’s, verslag of weergave sportevenement - sluikreclame is verboden
Standpunten politieke partijen tegenover mediabeleid: VVD: tegen subsidiëring van de media (regulerend optreden overheid), voorstander van het vrije markt denken, voor een duaal omroepstelsel
PvdA: voor regulerend optreden van de overheid en voor duaal omroepstelsel
CDA: tussen VVD en PvdA in, in beperkte maten voor regulerend optreden overheid en voor duaal omroepstelsel
Belangengroepen: - publieke omroepen -> voor pluriformiteit - commerciële omroepen -> tegen regulerend optreden van de overheid - bedrijfsleven -> tegen regulerend optreden van de overheid - consument -> tegen te veel reclame

REACTIES

T.

T.

dankje je samenvatting was heel handig bij het leren :)

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.