Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Werk

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1708 woorden
  • 24 december 2004
  • 32 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
32 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Maatschappijleer: Werk Wat is arbeid? Iedere menselijke bezigheid, die verricht wordt: - met een bepaalde inspanning - met gebruik van iemands capaciteiten - eventueel met behulp van gereedschappen; - binnen een maatschappelijk geregelde behoefte - met het doel het leveren van een product of een dienst
het verschil tussen werk en een hobby is de maatschappelijke behoefte aan die activiteit
De vijf motieven waarom mensen gaan werken, is volgens de Amerikaanse psycholoog Maslow als volgt: - biologische behoefte (eten, drinken, onderdak) - veiligheid, zekerheid, geborgenheid (de behoefte aan veiligheid en zekerheid) - behoefte om erbij te horen (sociale behoefte) - prestige, respect, waardering, succes (de behoefte aan erkenning, waardering) - zelf ontplooiing (de behoefte aan zelfrealisatie: de innerlijke drang om iets te presteren dat een bijdrage levert aan de vooruitgang van de mensheid. Arbeid heeft nog meer belangrijke functies zoals: - Inkomen - Zekerheid (Materiele =loon) (Immateriële = iets te doen hebben) - Sociale contacten - Erkenning en Waardering (de waardering die word toegekend aan iemands beroep) - Zelfrealisatie (Ontplooien door persoonlijke kwaliteiten als vakmanschap) Onder arbeidsethos verstaan we de betekenis die mensen aan arbeid toekennen. De waardering van het werk hangt af van de soort werk die je verricht: - Hoofd en handwerk - Geschoold en ongeschoold werk - Vrouwen en mannen werk - Betaald en onbetaald werk
Sociale mobiliteit = de mogelijkheid om te stijgen op de maatschappelijke ladder

De vier belangrijke factoren van werk zijn als volgt: - Arbeidsvoorwaarden: loon, werktijden, ontslagregels en promotiekansen. - Arbeidsverhoudingen: hoe is de verhouding van mensen (die daar werken) met elkaar en met de leidinggevenden. - Arbeidsomstandigheden: is het werkplek schoon, veilig en aangenaam? Is het werk lichamelijk en psychisch niet te zwaar. - Arbeidsinhoud: is het werk zelf leuk, afwisselend en uitdagend. - De formele verhoudingen zijn gebaseerd op de taken en bevoegdheid die elke werknemer heeft. - Informele verhouding zijn gebaseerd op persoonlijke kenmerken
De voordelen van goed werkoverleg zijn: - het personeel wordt gemotiveerd en voelt zich berokken bij het bedrijf - het bedrijf maakt gebruik van de ervaring en de ideeën van werknemers - de productie gaat meestal omhoog
Elk bedrijf met meer dan 35 werknemers heeft een ondernemersraad (OR), de wettelijke vastgelegde vorm van medezeggenschap. De OR heeft: instemmingbevoegdheid bij personele aangelegenheden
Adviesbevoegdheid bij bedrijfseconomische beslissingen. Recht op voorinformatie over het financieel en sociaal jaarverslag van het bedrijf
Arbeidsomstandigheden hebben te maken de praktische werksituatie, zoals de ruimte waarin je werkt, de stoel waarop je zit, de apparatuur waarmee je werkt, de lucht die je inademt en de zwaarte van het werk. Arbo-wet: De minimumeisen waaraan een werksituatie moet voldoen staan in de arbeidsomstandighedenwet (Arbo-wet). De Arbo-wet bevat richtlijnen op drie gebieden: - veiligheid: afgeschermde machines, beschermkappen voor je oren en goede vluchtroute bij brand. - gezondheid: een verbod op het werken met gevaarlijke stoffen zoals asbest. - welzijn: het werk moet afgestemd zijn op de kwaliteit van de werknemer. Hij mag niet onder zijn 'kunnen' werken. Arbeidsbesluit jeugdigen: Dit is voor de jongeren en de normen zijn iets strenger dan Arbo-wet. Dit besluit bepaald onder andere dat jongeren niet zwaarder dan 50 kilo mogen sjouwen, niet mogen werken in lawaai dat harder is dan 80 decibel, niet met gevaarlijke stoffen als asbest, zuren, logen en chemicaliën mogen werken en geen eentonig of eenzaam werk mogen doen. Arbeidsinspectie: Arbeidsinspectie die een orgaan van het ministerie van zaken en Werkgelegenheid en veel bevoegdheden heeft ziet er op toe of de werknemers en werkgevers zich aan de Arbo-wet houden. Een arbeidsinspectie mag ook beslissen om een bedrijf stil te leggen. De beroepshouding heeft te maken met; - Persoonlijke uitstraling; - Uitstraling van het bedrijf; - Klantvriendelijkheid; - Collegialiteit; Arbeidsbureaus - Inschrijven van werkzoekenden. - Sollicitatietraining; - Om- en bijscholing; - Bemiddeling tussen de werkgevers en werkzoekenden; Uitzendbureaus - De bemiddeling gebeurt op commerciële basis.worden betaalt door de bedrijven. - Het gaat om tijdelijk werk van maximaal een half jaar. Netwerken - Vervullen van vacature via-via
arbeidsverdeling: verdeling van de in de maatschappij te verrichten arbeidstaken over individuen en groeperingen. Maatschappelijke arbeidsverdeling: het gehele productieproces in een samenleving is verdeeld over een verfijnd netwerk van beroepen, functies, bedrijven en arbeidssectoren. Technische arbeidsverdeling: het productieproces zelf word opgedeeld in deelhandeling, die door afzonderlijke werknemers wordt verricht. arbeidsmarkt: alle situaties waarin sprake is van een ontmoeting tussen de vraag naar arbeidskrachten en het aanbod van arbeidskrachten. Beroepsbevolking: alle personen tussen de 15 en 65 jaar die beschikbaar zijn voor werk. Het aanbod van arbeid wordt door de beroepsbevolking bepaald. Werkgelegenheid: de behoefte aan arbeidskrachten in onze economie. De vraag naar aanbod wordt hierdoor bepaald. Waarom ARBEIDSVERDELING? Hiervoor zijn vier redenen; - Werk is vaak ingewikkeld, - Je kunt gebruik maken van talent, - Het nastreven van efficiëntie, - Je kunt verschillend werk ook verschillend belonen. Theorie van dubbele arbeidsmarkt: In deze theorie wordt gesteld dat de arbeidsmarkt is opgebouwd uit segmenten; Het eerste segment omvat de interessante, goedbetaalde banen met vaak goede promoties, mensen met deze banen, hebben een stabiele arbeidspositie. Het tweede segment bestaat uit onaantrekkelijke, slecht betaalde banen. De mensen met deze banen hebben vaak een lage opleiding. Het onderscheid in verschillende segmenten bestaan niet alleen in de arbeidsmarkt als geheel, maar het is ook zichtbaar in een bedrijf. Er is een splitsing te maken tussen twee groepen
Een aantal groepen met een zwakke positie op de arbeidsmarkt: a)Laag en ongeschoolden
b)Vrouwen
c)Etnische minderheden (allochtonen) laag en ongeschoold: ouder dan 40 = te duur en te weinig flexibel. Jongeren, te veel aanbod hoger opgeleiden = diploma inflatie
Vrouwen: typisch mannen en vrouwen beroepen
Vrouwen krijgen minder vaak leiding gevende beroepen
Vrouwen stoppen met werken als ze kinderen krijgen
Allochtonen: laag opleidingsniveau
Discriminatie
Marginale arbeidsplaatsen: beroepen die erg onzeker zijn qua positie, daarom nemen werkgevers daar vaak geen vast personeel voor aan maar afroep en oproepkrachten. Telewerk: Dit betekent letterlijk (werken op afstand) zo installeert een bedrijf een computer bij iemand thuis, en laat al die gegevens intikken, die worden door gegeven naar de computer van het bedrijf. Werkgevers: Het gebruik van flexibele arbeidskrachten heeft drie voordelen; - Langere proeftijd. Steeds meer bedrijven willen zien hoe een werknemer fungeert. - Makkelijker ontslag, tijdelijk contract - Onzekere financiën. Soms weet een bedrijf niet of er genoeg geld is om iemand in vaste dienst te nemen. Als men iemand een tijdelijk contract geeft, zijn de financiële risico’s minder groot. Flexwet
Sinds 1 januari 1999 is er een nieuwe wet van kracht. Vooral uitzendkrachten kunnen nu rechten opbouwen op scholing, pensioen en ook doorbetaling als er een tijdje geen werk voor hen is. Werkloosheid: het verschil tussen vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten

Een werkloos moet - Tussen 15 en 65 zijn, - Minder dan 12 uur per week werken, - Actief op zoek zijn naar een baan van meer dan 20 uur per week, - Ingeschreven staan bij een arbeidsbureau. Soorten werkloosheid: - Frictie werkloosheid. Als mensen tijdelijk geen werk kunnen vinden. - Seizoen werkloosheid. In sommige seizoenen worden bepaalde mensen werkloos. - Conjuncturele werkloosheid. Effectieve vraag is kleiner dan productiecapaciteit. - Structurele werkloosheid. Banen gaan voorgoed verloren (ernstigste vorm) Oplossingen aan de aanbodkant: - Minder arbeidskrachten, vroeger met VUT - Kortere werktijd, ATV - Verlaging uitkering, mensen gaan sneller werk zoeken
Oplossingen aan de vraag kant: - Goedkoper maken van arbeid, lagere belasting –minder betalen – zelfde verdienen - Subsidies, zodat werknemers meer werkelozen aannemen - Producten kopen door overheid, vraag naar werk stijgt – werkeloosheid daalt
Twee economische ordes: - Vrijemarkteconomie (marktmechanisme bepaalt prijs) - Centraal geleide planeconomie (staat bepaald veel in de productie) Vrijemarkteconomie: De wisselwerking van vraag en aanbod bepaalt de prijs van een product. Door technologische veranderingen kwam er een zo groot mogelijke afzetmarkt. 4 voorwaarden voor het goed functioneren van een vrijemarkteconomie: • vrijheid van productie: iedereen kan een eigen bedrijf beginnen • vrijheid van consumptie: iedereen kan zelf bepalen welke producten hij aanschaft • de overheid mag niet ingrijpen in het economische proces • volledig vrije concurrentie. Marktmechanisme: Als aan de 4 voorwaarden is voldaan, ontstaat er een evenwicht tussen vraag en aanbod = economisch evenwicht. Georiënteerde markteconomie: Afgezwakte varianten van de vrijemarkteconomie. In NL is het zo: er is consumptie en productievrijheid, maar de overheid stelt randvoorwaarden aan de economische vrijheid. De overheid is op 2 manieren betrokken bij onze economie: - Zij produceert zelf collectieve goederen en voorzieningen (infrastructuur) - Zij voert een sociaal-economisch beleid (stuurt economie via wetten en regelingen) Politieke stromingen: - Liberalisme: zijn voor vrijemarkteconomie - Socialisme: zijn voor grotere invloed overheid - Christen-democraten: zijn voor tussenpositie, alleen ingrijpen bij verdrukking zwakkere
Taken van de overheid: - Sociale taken (uitkeren subsidies en uitkeringen) - Economische taken (bestrijden van inflatie) - Welzijn taken (gezondheidszorg) - Culturele taken (beheren musea) - Bestuurlijke taken (handhaven rechtsorde) - Ondernemerstaken (financieren en produceren van goederen en diensten) Sociale voorzieningen: WW = Werkeloosheid Wet
WAO = Wet op de Arbeidsongeschiktheid
ZFW = Ziekenfondswet
WULBZ = Wet Uitbreiding Loondoorbetalingplicht bij Ziekte
AOW = Algemene Ouderdomswet
WAZ = Wet Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen
AKW = Algemene Kinderbijslagwet
ANW = Algemene Nabestaandenwet
WAJONG = Wet Arbeidsongeschiktheid Jonggehandicapten
AWBZ = Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
IAOW = Inkomensvoorziening voor Oudere en gedeeltelijke Arbeidsongeschikte Werknemers
IAOZ = Inkomensvoorziening voor Oudere en gedeeltelijke Arbeidsongeschikte Zelfstandigen
RWW = Rijksgroepsregeling Werkeloze Werknemers

TW = Toeslagenwet
ABW = Algemene Bijstandswet
Sociale Partners: werknemers en werkgevers
Vakcentrales: overkoepelende organisatie van een aantal (werknemers)vakbonden: - FNV: Federatie Nederlandse Vakbeweging - CNV: Christelijk Nationaal Vakverbond - MHP: Vakcentrale voor Middelbaar en Hoger Personeel
CAO: collectieve arbeidsovereenkomst
Functies van vakverenigingen: • correctiefunctie: activiteiten ter verbetering van materiële;e en immateriële belangen van alle werknemers in bedrijven - arbeidsvoorwaarden – arbeidsomstandigheden – arbeidsverhoudingen – rechtspositie van de werknemers – sociale zekerheid – werkgelegenheid – vakopleiding. • Emancipatiefunctie: het streven van de maatschappelijke positie van alle werknemers door zich bezig te houden met bijv bevorderingen van de gezondheidszorg, milieu of onderwijs
Vakbonden voeren onderhandelingen uit, soms verlopen deze onderhandelingen stroef. Dan gebruiken ze pressiemiddelen: - Prikacties en stiptheidsacties - Stakingen - Gerechtelijke procedures
Werkgeversorganisatie: VNO-NCW (Vakbonden van Nederlandse Ondernemingen en Nederlands Christelijk Werkgeversbond) Functies van werkgeversorganisaties: - Vertegenwoordiging - Behartiging van de belangen - Eenheidwerkgevers
Pressiemiddelen van werkgevers: - Dreigen met ontslag - Bij stakingen besluiten tot gerechtelijke procedures - Beknibbelen op secundaire arbeidsvoorwaarden
Je hebt landelijk niveau, dat is voor alle werknemers = centraal akkoord. Je hebt bedrijfstak niveau, dat geldt alleen voor een bepaalde bedrijfstak, daarnaast heb je ook nog regionaal niveau dan werken de sociale partners op diverse plekken met elkaar samen.

REACTIES

B.

B.

Wel van zeer slechte kwaliteit qua spelling. En de verzorging is ook wel matig,

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.