Module 1

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 786 woorden
  • 24 oktober 2004
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
15 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1 1. - behoefte = iets nodig hebben - soorten behoeften: basisbehoeften, normalebehoeften en luxebehoeften. - preference drift = verschuiven van voorkeuren - reference drift = verschuiven van referentiekader, je 'voorbeeld'veranderd. We vergelijken met anderen die het beter hebben. - welvaart = geeft aan in hoeverre je in je behoeften kunt voorzien. Hoe meer behoeften zijn vervult, hoe groter je welvaart. - welzijn = de mate waarin je gelukkig bent, hoe je je voelt. - onbegrensde behoefte -> beperkte middelen -> keuzes maken
2. - consumenten moeten kijken wat ze wel en niet moeten kopen voor jezelf of niet. - productenten moeten kijken waar mensen behoefte aan hebben. - goederen zijn stoffelijk, diensten zijn onstoffelijk - vrijge goederen: daarvoor hoef je geen middelen voor op te offeren. - productie/produceren = het maken van goederen en diensten. - consumptiegoederen: worden door de consument gebruikt om in hun behoeften te voorzien. - kapitaalgoederen/productiegoederen: worden op hun beurt gebruikt bij productie van andere goederen en diensten. - productie factoren: alle ingrediënten om tot productie te komen en daarna tot inkomen. . bron van inkomen: natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap. . vorm van inkomen: pacht (huur), loon (salaris), interest (rente), winst. - vlottende kapitaalgoederen: ze gaan op in het product - vaste kapitaalgoederen: gaan langer mee dan 1 productie proces. 3. - Schaarste: 1. er moeten productiemiddelen worden opgeofferd -> deze zijn alternatief aanwendbaar. 2. er moeten keuzes gemaakt worden -> prioriteiten stellen

3. er moet voor worden betaald (gevolg van 1 en 2) - economische wetenschap bestudeerd: het keuze handelen van mensen, in het bijzonder hoe ze omgaan met schaarste en alternatief aanwendbare middelen, die ze gebruiken om hun behoefte te bevredigen. Hoofdstuk 2 1. - consumeren = gebruiken of verbruiken van goederen en diensten om in behoeften te voorzien. - duurzame consumptiegoederen: gaan langer mee dan 1 keer. - niet-duurzame consumptiegoederen: worden na 1 keer verbruikt. 2. - begroting/budget = een overzicht van de te verachten ontvangsten en uitgaven in de komende periode. - uitgaven: . vaste lasten = betalingen die steeds opnieuw terug komen, omdat je een bepaalde verplichting op je hebt genomen. . incidentele grote uitgaven: bijv. een wasmachine . dagelijkse uitgaven: uigaven die we dagelijk/ wekelijks doen. - NIBUD = Nationaal instituur voor Budgetvoorlichting. 3. - het consumentenpatroon is het gevolg van: . economische factoren . sociale factoren
domografische factoren
4. - reclame = betaalde presentatie of promotie van goederen of diensten. . niet persoonlijk, maar via massamedia . door herkenbare afzender (fabrikant, leverancier of merk) bijv. philips. - functie van reclame: informatie overbgrengen en verleiden, maar ook vaak misleiden. - promotie: omvat ook de niet-commerciële communicatie. - demonstratie-effect = de consumptie van de 1 wordt nauwlettend door de ander gevolgd. (Keep up with the Joneses) - consumentisme = een streven om niet alleen de rechten maar ook de macht van de consument tegenover de producent te vergroten. 5. - consumentenbeleid = het beschermen en helpen van de individuele consument bij zijn keuze van goederen en diensten. - rentepercentage uitrekenen: rente per jaar/gemiddeld geleend bedrag x 100% = - consumptiebeleid = stimuleren of ontmoedigen van bepaalde producten. - duurzame ontwikkeling = ontwikkeling waarbij we de huidige productie en consumptie zo inrichten dat de behoefte bevrediging van de generaties na ons niet in gevaar komt. - De overheid stelt regels en wetten op om de veiligheid en gezondheid van producten te garanderen/waarborgen. . de warenwet . wet op het afbetalingsstelsel . colportage wet. Tot euro niet terug brengen. Hoofdstuk 3 1. - bekijken van economische factoren van het koopgedrag van de consument: . de prijs van het goed . de voorkeuren (preferenties) van de consument . het inkomen of het budget van de consument . de prijzen van de overige goederen - ceteris-paribus-clausule = om een verband duidelijk te maken, er vanuit gaan dat ander factoren gelijk blijven. - de vraaglijn: laat zien wat een consument bij uiteenlopende prijzen van plan is te kopen. - individuele vraaglijn = vraaglijn van 1 consument. - collectieve vraaglijn = vraaglijn van de totale vraag naar een product. - vraagvergelijking: Q = hoeveelheid (quantiteit)/ V = gevraagd/ p = prijs - lineaire vraaglijn = Qv = ap + b (Qv = gevraagde hoeveelheid/ p = prijs van het goed/ b = de gevraagde hoeveelheid als p = 0/ a = richtingscoëfftciënt) 2. - de vraaglijn kan verschuiven t.g.v een prijsverandering, voorkeuren, budget en aantal vragers. - Inferieure goederen = goederen waarvan de vraag afneemt bij een stijding van inkomen. - substitutiegoederen = goederen die elkaar kunnen vervangen. (koffie en thee) - complementaire goederen = goederen die tezamen gebruikt worden (koffie en filters) 3. - pijrselasticiteit van de vraag = een verhoudingsgetal dat de procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid weergeeft in verhoudng tot procentuele verandering van de prijs. - de definitie van de prijselasticiteit van de vraag (Ev) is: Ev = %verandering v/d vraag %verandering v/d prijs - (prijs)inelastische vraag = als goederen die niet gevoelig zijn voor prijswijzigingen, bij dagelijkse goederen.(Ev< -1) - (prijs)elastische vraag = als goederen gevoelig zijn voor prijswijzigingen, bij luxe goederen. (Ev ligt tussen de o en -1)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.