Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Thema Werk

Beoordeling 8.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 6020 woorden
  • 15 maart 2004
  • 60 keer beoordeeld
Cijfer 8.6
60 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Maatschappijleer thema: Werk Hoofdstuk 1 De betekenis van werk
1.1 Wat is arbeid?
Arbeid = een menselijke bezigheid - met een bepaalde inspanning - met gebruik van iemands capaciteiten - met behulp van gereedschappen (computers, machines) - binnen een maatschappelijk geregelde behoefte - met het doel het leveren van een product of dienst
je werkt omdat er in de samenleving behoefte aan is
verschil werk en hobby is het economisch nut
niemand in de samenleving heeft jou gedwongen om bijv dingen te verzamelen (hobby) alleen als je heel goed bent in je hobby kan je je werk er van maken, maar dan moeten andere mensen wel interesse hebben voor jou activiteit
1.2 Functies van arbeid Amerikaanse psycholoog maslow onderscheidde 5 belangrijke basisbehoeften
Zelf- Realisatie
Erkenning en
Waardering
De behoefte om erbij te horen
Veiligheid en zekerheid
Lichamelijke behoeften
Materiële functies zijn dingen die je vast kan pakken (geld en andere voorwerpen) Immateriële functies kan je niet vastpakken (bijv je maatschappelijke status) Enkele functies van arbeid (waarom mensen werken): inkomen = zorgt voor eten en drinken en bepaalt je materiële levensstandaard en waardering voor je werk
Zekerheid = vaste baan biedt materiële zekerheid op lange termijn. Je koopt soms dingen omdat je weet dat je later weer loon zult ontvangen (je gaat bijvoorbeeld als je 100 euro hebt, niet iets kopen van 75 euro als je weet dat je later geen geld meer zal krijgen) Werk heeft ook immateriële zekerheid > geeft een richting aan je dag indeling
Sociale contacten = je ontmoet ze op je werk en je praat over van alles met ze

Erkenning en waardering = werk geeft je een maatschappelijke status, status is de waardering die wordt toegekend aan iemands beroep. Je hebt bijvoorbeeld als tandarts meer status dan een vuilnisman(hoger opgeleid). deze status is meestal afhankelijk van inkomen, opleiding en verantwoordelijkheid van het werk. Zelfrealisatie = je bestaan een doel geven, bijv meehelpen te voorzien van maatschappelijke behoeften aan goederen en diensten. Door je werk kan je persoonlijke kwaliteiten(ergens goed in zijn) ontwikkelen, daarmee ontwikkel je je eigen identiteit 1.3 opvattingen over werk arbeidsethos = de betekenis die mensen aan arbeid geven
vroeg werd werk als een slecht/minderwaardig iets beschouwd (rijken mensen hadden slaven) later(16e eeuw) ging met het als een morele plicht zien. Het werd als een straf gezien en als een opdracht van god waar je beter van werd > arbeid adelt. Er kwam meer waardering voor ambachtelijk werk
in 19e eeuw werd het leveren van werkprestaties gezien als een maatschappelijke plicht. Je kon door werk hogerop komen, maar niet iedereen was het hiermee eens
nu wordt werk gezien als - een noodzakelijk kwaad (om bijvoorbeeld huur te betalen - een morele plicht ( als je niet werkt gaan mensen je lui vinden) - een maatschappelijke plicht ( om pensioen voor ouderen mogelijk te maken) werk wordt ook als een recht gezien. Daarom heb je ook recht op een uitkering als je geen werk hebt 1.4 arbeidsverdeling arbeidsverdeling = de verdeling van de in de maatschappij te verrichten arbeidstaken over individuen en groeperingen ( bijv gebaseerd op spierkracht: mannen jagen, vrouwen planten verzamelen) Specialisatie, mensen gaan zich toeleggen op specifieke werkzaamheden ( de 1 maakt zwaarden, de ander maakt brood) Maatschappelijke arbeidsverdeling = het gehele productieproces in een samenleving is verdeeld over een verfijnd netwerk van beroepen, functies, bedrijven en arbeidssectoren (zie vorige uitleg maar dan gaat het over een hele samenleving) technische arbeidsverdeling = het productieproces wordt opgedeeld in deelhandelingen, die door afzonderlijke werknemers worden verricht. Vroeger maakte een smit bijvoorbeeld het hele zwaard zelf, nu wordt het frame door de een gemaakt en het zwaard zelf door een ander
bekend voorbeeld = lopende band
1.5 waardering van werk waardering gebaseerd op ( + = meer gewaardeerd) - hoofd+- en handwerk - geschoold+ en ongeschoold werk - vrouwen- en mannenwerk - betaald+ en onbetaald werk
hoe hoger de opleiding is, des te hoger het salaris en hoe groter de status is
waardering veranderd in de loop van tijd > scheiding man en vrouw werk wordt steeds minder
maatschappelijke positie = de plaats die iemand heeft op de maatschappelijke ladder
die ladder is gebaseerd op waardering van arbeid
ook sociaal milieu waar mensen in leven, sekse en gezinssituatie waarin mensen opgroeien hebben invloed op maatschappelijke positie.(kinderen die niet gestimuleerd worden om te leren minder kans op hoge maatschappelijke positie, zelfde geld voor kinderen in achterwijk
Maatschappelijke positie heeft gevolgen voor levenswijze van mensen. Hoge positie betekend meestal beter en gelukkiger leven
m.p. heeft ook gevolgen van de belangen
mensen met uitkering > meer werkgelegenheid, mensen met laagbetaalde baan > salaris verhoging, mensen met goed salaris > betere arbeid omstandigheden, baas van bedrijf > lagere belastingen. 1.6 arbeid en sociale structuur sociale stratificatie = de verdeling van de samenleving in groepen en lagen waartussen een verhouding van sociale ongelijkheid bestaat. (vroeger adel, geestelijk en boer) Maatschappelijke klasse = omvat een groep mensen die een gelijke maatschappelijke positie inneemt binnen een samenleving
Verdeling in NL gebaseerd op beroep, inkomen en mogelijkheden om positie te verbeteren

Sociale mobiliteit = de mogelijkheid om te stijgen of te dalen op de maatschappelijke ladder
Vroeger had je dat niet, je bleef (meestal) je levenslang in dezelfde klasse als waarin je geboren werd. Nu is die mobiliteit erg groot. In principe kan iedereen advocaat worden, al is je vader nou vuilnisman of tandarts
Sociale stratificatie in Nederland
Kapitaalbezitters en
Topbestuurders
Ondernemersklasse
Hoogopgeleide middenklasse
Werknemers- of arbeidersklasse
Mensen met een zeer laag inkomen en uitkeringsgerechtigden Hoofdstuk 2 De kwaliteit van werk Kwaliteit van werk kan je verdelen in verschillende aspecten - arbeidsinhoud = de werkzaamheden die iemand verricht > genoeg afwisseling?, alleen of met anderen?, werk je op 1 of meerdere plekken, is het werk in overeenstemming met je opleidingsniveau - arbeidsomstandigheden = ruimte waarin je zit, stoel, lucht en zwaarte van het werk (aangename werkplek, is het werk veilig/gezond?), omstandigheden mogen niet te zwaar zijn want je mag iemand niet opgebruiken - arbeidsvoorwaarden = loon, werktijden, ontslagregels, pensioenvoorzieningen en promotiekansen(werktijden en salaris) - arbeidsverhoudingen (hoe gaan werkgevers en werknemers met elkaar om?) 2.1 Aspecten van werk Arbo-wet (arbeidsomstandighedenwet) Hierin staan de regels en voorschriften om gevaarlijke, ongezonde of vervelende situaties op het werk tegen te gaan. De arbo-wetgeving moet ervoor zorgen dat er zo weinig zieke en afgekeurde weknemers zijn. Richtlijnen van de Arbo-wet - veiligheid > je mag geen verwondingen of beschadigingen kunnen oplopen - gezondheid > verbod op werken met gevaarlijke stoffen - welzijn > Het werk dat je doet moet wel zinvol zijn

arbeidsinspectie controleert of bedrijven zich aan deze regels en mag zonder waarschuwing bedrijven checken, het uiterste wat ze kunnen doen is een bedrijf stil leggen
primaire arbeidsvoorwaarden = alles wat met je loon en werktijden te maken hebben
hoogste salaris hangt af van je functie(ingewikkelder werk betaald beter). Bruto loon wordt vuil genoemd, nettoloon is schoon ( daar is loonbelasting en sociale premies vanaf). 13 maand is een soort extra uitgekeerde maandag secundaire arbeidsvoorwaarden = extra arbeidsvoorwaarden > krijg je auto van de zaak? Enz. 2.2 Arbeidsverhoudingen Arbeidsverhoudingen = de verhouding tussen werkgevers en werknemers, zowel op bedrijfsniveau als op nationaal niveau (hoe ze met elkaar omgaan) Informele verhoudingen = persoonlijke verhoudingen op werk (collega’s) Formele verhoudingen = gebaseerd op taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden in een bedrijf (komen naar voren in: werkoverleg, personeelsvergadering, ondernemingsraad) Verdeling van taken en functies > 1 heeft leiding, de ander is ondergeschikt
Werkoverleg (bespreking van gang van zaken over het werk tussen leidinggevende en werknemers, werknemers hebben dan inspraak = problemen naar voren brengen en oplossingen voorstellen, maar leiding beslist) Personeelsvergadering = minimaal 2 x per jaar, hele personeel, iedereen heeft inspraak
Ondernemingsraad = elk bedrijf met meer dan 50 werknemers moet dat hebben
Werknemers kiezen die raad om de 2-3 jaar, die praten over zaken die het hele bedrijf aangaan > beloningssysteem, vakantiedagen, sollicitatieprocedures < instemmingbevoegdheid
OR heeft adviesbevoegdheid bij bedrijfseconomische beslissingen > fusie, overname, reorganisatie < ze geven dan advies 2.3 werknemersorganisaties vakbonden zijn er voor de omstandigheden van werknemers
zij hebben stakingskassen > als ze gaan staken krijgt ieder hier een bedrag uit> voorkomt financiële problemen
houden zich bezig met - arbeidsvoorwaarden (lonen, arbeidstijdverkorting, functiewaardering) - arbeidsinhoud( de mate van de arbeidsdeling , functieomschrijving) - arbeidsomstandigheden( gezondheid, veiligheid, welzijn) - arbeidsverhoudingen(medezeggenschap bij internet bedrijfsbeslissingen over sociaal beleid van de onderneming) - rechtspositie van werknemers (ontslag regelingen en procedures) - sociale zekerheid( handhaven van een aanvaardbaar niveau van uitkeringen) - werkgelegenheid( stimuleren van banenplannen) bekende vakbonden > FNV (federatie Nederlandse Vakbeweging), CNV (Christelijk Nationaal Vakverbond), UMPH (unie voor middengroepen en hoger personeel) vakcentrale = een overkoepelende organisatie van een groot aantal vakbonden > kunnen zelfstandig onderhandelen met werkgevers. Doelen - leden van vakbond kunnen met problemen komen - Collectieve belangenbehartiging) onderhandelt veel over CAO (collectieve arbeidsovereenkomst) > arbeidsovereenkomst voor een gehele bedrijfstak of groot bedrijf, er zijn veel verschillende ( bouwsector, metaalsector, Shell, Philips) Ze gebruiken - prikacties en stiptheidacties > werk wordt ff onderbroken, of er wordt stipt volgens voorschriften gewerkt à vertraging - stakingen > werk ligt voor korte of lange tijd stil à blokkades of bedrijfsbezettingen - gerechtelijke procedure > vragen rechter om uitspraak te doen over onrechtmatigheid van massaontslag of van verplaatsing van bedrijf - organisatiegraad = percentage werknemers dat lid is van een vakbond > is ca 25% àtoegenomen individualisering
2.4 werkgeversorganisaties als reactie op vakbonden zijn de werkgevers gaan organiseren > VNO-NCW = Verbond van Nederlandse Ondernemingen + Nederlands Christelijk Werkgeversverbond
er zijn ook kleinere > MKB-Nederland = voor midden- en kleinbedrijf
doelen: - belangen van de ondernemers - bevorderen van een goed ondernemersklimaat (lage kosten >lonen, sociale premies, belastingen, grondstoffen. En een gunstige concurrentiepositie ten opzichte van buitenland - adviseren van ondernemingen op bedrijfseconomisch terrein(financieel steunen van werkgevers die stakingen meemaken, en het verrichten van onderzoek) Middelen > Dreigen met ontslag als gevolg van inkrimping, sluiting of verplaatsing van onderneming > gerechtelijke procedures bij stakingen en prikacties > bezuinigen à auto van de zaak niet privé gebruiken 2.5 sociale partners werkgevers en nemers hebben deels dezelfde belangen > gaat het goed met het bedrijf? En werkgever maakt meer winst en nemer houd zijn baan <> maar ze verschillen van mening bij bijv hoogte van loon
harmoniemodel = gezamenlijk zoeken naar oplossingen
conflictmodel = worden belangentegenstellingen benadrukt en kiest men voor actie en strijd
FNV heeft bij onderhandelingen meer de neiging om te hanteren bij conflictmodel, en gaat eerder over tot acties en stakingen
VNC en UMPH zijn meer voor harmoniemodel> ze gaan langer door met onderhandelen en nemen soms genoegen met een compromis. Men probeert elk jaar concrete afspraken te maken die voor alle werknemers geld. Dat is een centraal akkoord
Als dat lukt nemen werkgever en nemers ie meestal over in hun CAO.
Hoofdstuk 3 de arbeidsmarkt Arbeidsmarkt = alle situaties waarin sprake is van een ontmoeting tussen de vraag naar arbeidskrachten en het aanbod van arbeidskrachten(werknemers en werkgevers ontmoeten elkaar hier> in ruil voor arbeid krijgt de werkgever loon) 3.1 wat is de arbeidsmarkt. Beroepsbevolking = alle personen tussen 15 en 65 jaar, die beschikbaar zijn voor werk, t maakt niet uit of ze werkloos zijn of een baan hebben (iedereen die kan werken)(ca 8milj inw) Mensen die niet werkzoekend zijn(sommige huisvrouwen), mensen die afgekeurd zijn, 65+ers, scholieren en gevangenen behoren hier niet bij
Werkgelegenheid = de behoefte aan arbeidskrachten (beschikbare banen) 3.2 werkloosheid Werkloosheid = het verschil tussen de vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten (overschot aan arbeidskrachten> mensen die geen werk hebben, maar wel kunnen werken) Hoogte werkgelegenheid en werkloosheid bepalend voor de economie, economische groei = veel banen
Je bent werkloos als je: 15-65 jaar bent, minder dan 12 uur per week werkt, zoekt een baan van 20+ uur per week, staat ingeschreven als werkzoekende bij het Centrum voor Werk en Inkomen
Als je werkloos bent en ouder dan 57,5 jaar bent, hoef je je niet te registreren als werklozen maar kan je wel een uitkering vangen
Soorten werkloosheid - frictiewerkloosheid = minst zware werkloosheid, je hebt tijdelijk geen baan(bijv als je net je diploma hebt en je zoekt enkele maanden naar een baan) - seizoenwerkloosheid = banen die seizoengebonden zijn (bijv ijsverkoper > Centraal Bureau Statistiek (CBS) houdt hier rekening mee, anders lijkt het elke winter een explosie van werkloze is - conjuncturele werkloosheid = ontstaat wanneer het economisch slechter gaat. Conjunctuur = de golfbeweging in de economie, waarbij de economie het ene moment groeit en het andere moment krimpt> als EC groeit àhoogconjunctuur, als EC krimpt à recessie(CW is tijdelijk omdat het soms slechter met de EC gaat en soms beter) - structurele werkloosheid = banen gaan voorgoed verloren(kan door automatisering gebeuren of als een bedrijf verhuist naar een andere plek) dit is de ergste soort van werkloosheid 3.3 de arbeidsmarkt en de overheid om problemen op de arbeidsmarkt op te lossen kan de overheid twee soorten maatregelen toepassen: maatregelen aan de vraagzijde en maatregelen aan de aanbodzijde van de arbeidsmarkt

maatregelen aan de aanbodzijde = maatregelen die ervoor zorgen dat er minder werkzoekende komen - minder arbeidskrachten > overheid heeft lange tijd beroepsbevolking te verkleiner met de VUT-regeling(vervroegde uittreding) à als je ouder dan 57,5 bent mag je vrijwillig stoppen met werken en dan behoud je gemiddeld 70% van je laatstverdiende loon, hierdoor konden met name meer jongeren en vrouwen een betaalde baan nemen. In de jaren 90 was de VUT niet meer zo hard nodig, en bedrijven wilden liever oudere mensen(veel ervaring). Nu geld de VUT vanaf 60 of 62 jaar - kortere werktijd > ATV (arbeidstijdverkorting). Als mensen minder werken komen er meer banen bij( de tijd die ze minder werken wordt vervangen door andere). Nu zijn de werktijden verkort van 40 naar 38 of 36 uur. Dit heeft jammer genoeg minder werk gebracht dan verwacht: werkgevers hebben geen nieuwe mensen nodig omdat ze hetzelfde werk afkrijgen in 36 uur in plaats van 40 en werkgevers laten werknemers hun ATV-dag gebruiken op minder drukke tijden(vrijdagmiddag) - verlaging uitkeringen > als het verschil tussen lonen en uitkeringen klein is, gaan minder mensen naar werk zoeken, de overheid probeert dit verschil te vergroten d.m.v. belastingtechnische maatregelen(financiële prikkels) àwerklozen gaan dan sneller werk zoeken
Maatregelen aan de vraagzijde = maatregelen nemen zodat er meer banen komen, de belangrijkste methode is het goedkoper maken van arbeid voor bedrijven(overheid subsidieert ook bedrijven om banen te behouden of te maken - goedkoper maken van arbeid >werkgevers zullen meer mensen in dienst nemen als ze lagere lonen hebben, de overheid probeert daarom de loonbelasting en sociale premies te verlagen à netto(wat hij ontvangt) verdient de werknemer evenveel, maar bruto minder(baas hoeft dus minder geld er van af te trekken om het netto loon te krijgen) overheid probeert dit door te bezuinigen op de overheidsuitgaven - subsidies > overheid geeft bedrijven subsidies om de werkgelegenheid te stimuleren.(bepaalde opdrachten waarmee je meer verdient à gehandicapten in dienst nemen) - producten kopen > overheid is grootste opdracht gever in ons land, ze heeft namelijk ook producten en diensten nodig. Kan bijv extra geld uitgeven om de infrastructuur (wegen, bruggen,vaar en spoorwegen) te verbeteren à meer banen. Ook een beslissing is om meer Nederlandse producten te kopen ( dat de marine schepen koopt bij Nederlandse werven) 3.4 De arbeidsmarkt in ontwikkeling Primaire sector : landbouw, veeteelt en visserij
Secundaire sector : industrie
Tertiaire sector : commerciële sector zoals banken, horeca, transport en reisbureaus
Quartaire sector : (semi-)overheidsinstanties en andere niet-commerciële dienstverlening zoals ziekenhuizen, onderwijs en bibliotheken
Tertiaire en Quartaire sector heten samen de dienstensector ( 66% van de werkgelegenheid) Door nieuwe ontwikkelingen op de arbeidsmarkt worden de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsinhoud, de arbeidsomstandigheden en de arbeidsverhoudingen beïnvloed
Een paar ontwikkelingen: Toename geschoold personeel = eerst waren primaire en secundaire sectoren de dragers van de economie, nu de diensten(66%), dat komt omdat door schaalvergroting, mechanisering en automatisering het aantal mensen in de landbouw en industrie is gedaald. Vooral laag en ongeschoolden is er minder werk in deze sectoren( diensten sector). Doordat fabrieken naar lagelonenlanden werden verplaatst werd alleen nog maar de ontwikkeling in Nederland gedaan en is er dus bijna alleen nog maar hoogopgeleid werk beschikbaar (gevolg van internationalisering) > laaggeschoold werk was dus verplaatst. Door toename van de welvaart is er meer vraag naar diensten ( vooral toerisme en overige vrijetijdssectoren profiteerde hiervan). Door informatisering is de aard van het werk aanzienlijk veranderd, en er zijn nieuwe functies in de dienstensector ontstaan> voor meer banen een opleiding nodig. Vroeger konden boerenzonen het werk leren van hun vader, nu gaan ze naar de hogere agrarische school. Deze ontwikkeling gebeurt ook bij de commerciële dienstverlening ( bankkantoren, verzekeringsmaatschappijen). Nieuwe arbeidskrachten = er zijn nieuwe groepen toegetreden in de arbeidsmarkt: - vrouwen = vroeger werd betaald werk gedaan door mannen, vrouwen deden huishouden, dit traditionele rolpatroon werd in de jaren zestig anders. Vrouwen namen ook banen (overheid steunde hun doordat ze de emancipatie van de vrouwen stimuleerde). Nu is de ongelijkheid van mannen en vrouwen in de wetgeving grotendeels opgeheven (gelijke rechten). Discriminatie op grond van geslacht is verboden, maar er is toch nog veel ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Vrouwen krijgen bij hogere functies laagbetaalde (deeltijd) banen,en ze moeten werk en zorg combineren - allochtonen = sinds de jaren 60 is het aantal allochtonen gestegen, omdat ze hierheen werden gehaald als gastarbeider door een tekort op de arbeidsmarkt was. De tweede generatie van hun is nu soms ook werkgever. Werkgever en werknemers hebben steeds meer flexibele arbeidskrachten nodig (mensen met tijdelijk contract) - werknemers = veel jongeren willen tegenwoordig niet gelijk een vaste baan en gaan eerst bij een uitzendbureau kijken. Vrouwen met kinderen willen vaak geen fulltime baan. Ouderen willen korter werken (ca 20 uur per week). En er zijn ook mensen die het uitdagend vinden om steeds van baan te wisselen.(wel zelfde soort werk maar andere werkgever). Totaal gaat het bij flexibele arbeidskrachten om ca 1.5 miljoen mensen (ca 25% van de beroepsbevolking - werkgevers = hebben soms behoefte aan arbeiders op piekuren of voor korte tijd, ze willen daarvoor mensen kunnen oproepen. Gebruik van flexibele arbeidskrachten heet 3 voordelen : o langere proeftijd (bedrijven willen eerst een tijdje zien hoe je werkt, ze vinden de wettelijke proeftijd van 2 maanden daar te kort voor) o ontslag = door wettelijke ontslagbeperkingen zien bedrijven voordelen van een tijdelijke arbeider( ze kunnen makkelijker van iemand af) o onzekere financiën = bedrijven weten niet altijd of er genoeg geld is voor vaste arbeiders, met tijdelijke contracten zijn de financiële risico’s kleiner - 24-uurseconomie = werktijden zijn ook flexibeler geworden. De winkelsluitingstijd is aangepast zodat winkels na zessen en soms ook op zondag open kunnen blijven. Kerk is er op tegen om zondagrust te verstoren. Er zijn ook mensen die liever werken als anderen juist niet werken (op zondag dus) 3.5 Ongelijke posities op de arbeidsmarkt Dit gaat over de groepen die een zwakkere positie op de arbeidsmarkt hebben. - laag en ongeschoolden = er komen steeds minder laagopgeleide banen (komt deels door automatisering). Vooral langdurig werklozen van 40+ hebben het moeilijk. Werkgevers kiezen eerder laaggeschoolden jongen omdat die flexibeler zijn en goedkoper. (er zijn ca 50000 werklozen). Jongeren met een lage opleiding die voor het eerst op de arbeidsmarkt komen hebben het moeilijk als ze niet verder leren. Er zijn veel hoogopgeleide banen en daardoor worden hun diploma’s minder waard, dit heet diploma-inflatie. De Centra voor Werk en Inkomen (CWI’s) leiden laaggeschoolde werklozen op om naar een sector waarin wel werk is : administratieve dienstverlening, bepaalde technische beroepen en de gezondheidszorg, ze geven ook sollicitatietraining aan mensen die moeilijk werk vinden. Daarnaast zijn er ook speciale werkprojecten > Melkertbanen en Banenpool

o melkertbanen = voor langdurig werklozen en heten nu ook wel In- en doorstroombanen (ID-banen). Deze zijn er om de dienstverlening aan burgers te verbeteren( banen in de zorg, openbare veiligheid en toezicht) het is wel de bedoeling dat ID’ers na een tijdje een vaste baan nemen
o banenpool = opgenomen in de nieuwe werkwet = Wet Inschakeling Werkzoekende (WIW). Hierin zijn alle werkgelegenheidsprojecten verzameld waarbij voor de werknemers weinig uitzicht meer bestaat op een reguliere baan> doel is om werklozen uit isolement te halen - Vrouwen = positie is nog steeds slechter dan die van mannen. Er is nog steeds scheiding van typische mannen- en vrouwenberoepen. Vrouwen hebben meer kans op lagere loon en ontslag, vrouwen krijgen minder vaak leidinggevende functies, werken vaak in deeltijd. Werkgevers gaan vaak vanuit dat vrouwen stoppen met werken als ze kinderen krijgen> daarom worden jongere vrouwen vaak dead-end banen gegeven> die banen kunnen makkelijker worden overgenomen en bieden geen carrièreperspectief. Specifieke vorm van discriminatie ondervinden vrouwelijke ondernemers > ze krijgen moeilijker krediet bij een bank. Ze moeten dus vaak veel barrières overwinnen. Overheid probeert positie vrouwen te verbeteren, in onderwijs meiden gestimuleerd > “Kiest exact” & “Vrouwen gezocht in mannenberoepen”. Ze proberen ook combinatie arbeid en zorg makkelijker te maken. Soms roepen ze voor banen uitdrukkelijk vrouwen op > “Bij gelijke geschiktheid genieten vrouwen de voorkeur”. Dit heet Positieve discriminatie of positieve actie - Allochtonen = hun positie is lange tijd slecht geweest. In 1988 40% van Turkse en Marokkaanse beroepsbevolking werkloos, is nu onder 20%. In vergelijking met totale beroepsbevolking wel hoog. Dit heeft 3 oorzaken: o Ze hebben gemiddeld lager opleidingsniveau> mede veroorzaakt door taalachterstand
o Er is discriminatie op de arbeidsmarkt. (als een werkgever 1 slecht Nederlands sprekende turk heeft gehad denk hij dat elke turk slecht Nederlands spreekt) o Ze gebruiken andere zoekkanalen dan werkgevers(zoeken in kenniskring en gebruiken weinig de advertenties van werkgevers) In 1998 Wet Stimulering Arbeidsdeelname Minderheden ( stimuleert bedrijven mensen uit kansarme groepen aan te nemen). Net als bij vrouwen worden bij allochtonen ook vaak speciale advertenties gemaakt (positieve discriminatie) Aan de rand van de arbeidsmarkt à Marginale arbeidsplaatsen = werk aan de rand of marge van de arbeidsmarkt (werkzaamheden in schoonmaaksector of routinewerk in de administratieve richting zoals intikken adressen, lopendebandwerk en verpakkingswerk. Werkgevers vragen voor dit werk vaak tijdelijke arbeiders, die hebben geen rechten bij ontslag
De flexwet(1999) = gemaakt om gevaar tegen te gaan dat werknemers uitgebuit worden. Uitzendkrachten kunnen nu rechten opbouwen op scholing, pensioen en doorbetaling wanneer er een tijdje geen werk voor hen is. Schijnt te hebben gewerkt> en krijgen meer uitzicht op vast contract. Hoofdstuk 4 Arbeid en de overheid Wat de overheid wel en niet doet wordt sterk bepaald door politieke stromingen die in de regering en in het parlement zijn vertegenwoordigd. 4.1 Politieke visies - Liberale visie = liberalen zijn voor vrijemarkteconomie, marktmechanisme van vraag en aanbod zorgt ervoor dat de productie van goederen en diensten efficiënt verloopt en dat door concurrentie vanzelf de juiste prijzen totstandkomen. Overheid moet op economisch terrein het noodzakelijke regelen en mag het particulier initiatief niet in de weg staan. Liberalen willen bedrijfsleven zo veel mogelijk vrijheid geven en zo laag mogelijke overheidsuitgaven. overheid moet ook op andere terreinen terughoudend zijn. Samenleving is beter als individu zo goed mogelijk kan verbeteren. Iedereen moet zoveel mogelijk voor zichzelf zorgen (ook bij ziekte, werkloosheid en oud zijn) liberalen houden uitkeringen zo laag mogelijk zodat iedereen zoveel mogelijk eigen verantwoordelijkheid krijgt, hierdoor worden burgers meer gestimuleerd om voldoende inspanning aan werk te geven of uit een uitkeringssituatie te komen. verschil in arbeidsprestaties mag er flink zijn volgens hun, daarom mogen er ook grote inkomensverschillen zijn. - Sociaal democratische visie = willen sturende rol van de overheid, willen gemengde economie > overheid en markt belangrijke rol. Overheid vooral bezig met nadelige gevolgen van vrijemarkteconomie. Moeten door verbeteren van de positie van de zwakkeren sociale ongelijkheid tegengaan. Als het economisch slecht gaat moet overheid de economie sturen om massale werkloosheid tegen te gaan. Socialisten willen gelijkwaardigheid> lagere inkomens moeten sneller stijgen dan hoge inkomens - Christen-democratische visie = het confessionalisme neemt wat betreft de rol van de overheid een tussen positie in. Pas als zwakkeren dreigen te komen in verdrukken moet overheid ingrijpen. Overheid heeft dus beperkte rol. Overheid verantwoordelijk voor macro-economische en juridische raamwerk waarbinnen maatschappelijke organisaties (maatschappelijk middenveld) zelfstandig moeten kunnen opereren. C-D’ers streven altijd naar een compromis, het goed functioneren van arbeidsmarkt is de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers (gezamenlijk verantwoordelijkheid). Als je werkloos wordt of op andere manieren in problemen raakt> eerst hulp geboden uit directe omgeving, buren, vrienden of familie, daarna pas overheidsinstanties (aanvullende) hulp - Ecologische visie = economische orde moet worden omgebogen naar duurzame economische ontwikkeling: sociale groei die in huidige maatschappelijke behoeften kan voorzien zonder dat aan behoefte van toekomstige generaties afbreuk wordt gedaan. Behoud van milieu is daarbij een waarde van alle economische activiteiten > vereist sterk durende overheid à er moeten grenzen worden gesteld aan economische groei, dit zal leiden tot welvaartsvermindering. 4.2 de rol van de overheid 19e eeuw = economische stelsel in West-Europa gebaseerd op principe van vrijde markt (ieder kan produceren wat hij wil). Overheid > niet bemoeien ( staatsonthouding). Samenleving was liberaal. Overheid beperkt zich vooral tot het handhaven van rechtsorde noemen we nachtwakersstaat. Na een tijdje zagen ze dat vrijemarkteconomie nadelen had à lonen omlaag, daardoor werkdagen van 16 uur (minimumloon was er nog niet), kinderen moesten ook werken, werklozen à liefdadigheid, bedelarij, diefstal. Staat moest ingrijpen > confessionelen wilden zwakkeren beter beschermen, sociaal-democraten streefden naar sterke rechtspositie van arbeiders, liberalen willen minder criminaliteit (was gevolg van armoede) eind van de 19e eeuw greep ook overheid in, o.a. door sociale wetten : vanaf 1854 konden mensen onder bepaalde voorwaarden zeer beperkte steun krijgen(armenwet), in 1874 kinderarbeid verboden(kinderwetje van Van Houten), wetten om arbeidsomstandigheden te verbeteren en duur van arbeidsdag werd wettelijk beperkt. In eerste helft 20e eeuw taken overheid geleidelijk verder uitgebreid, er ontstond behoefte aan collectieve voorzieningen : betere scholen en goede gezondheidszorg

Na de W.O. 2 = katholieken en sociaal-democraten in regering, tijd van wederopbouw (goede vooroorlogse handelspositie van NL moest worden verbeterd). Lonen waren laag. Er werd een geleide loonpolitiek gevoerd = de regering besliste hoe hoog de lonen mochten zijn.S-D gingen hiermee akkoord als de positie van werknemers wel versterkt zou worden.er kwamen nieuwe wetten: voortaan zou je bij ziekte, ouderdom, arbeidsongeschiktheid of door werkloosheid een inkomen hebben. De C-D visie zien we terug in de oprichting van talloze overlegorganen. Wettelijk werd vastgelegd dat bedrijven een ondernemingsraad moesten hebben 4.3 Nieuwe rol van de overheid Huidige NL overheid accepteert vrije ondernemingsgewijze productie maar is tegelijkertijd intensief betrokken bij hele economie > vindt plaats op 2 manieren: - overheid produceert zelf collectieve goederen en voorzieningen (politie,wegen,rechtspraak,onderwijs,gezondheidszorg,sociale uitkeringen) is daardoor grootste werkgever in NL - overheid voert sociaal-economisch beleid = zij stuurt de economie via allerlei wetten en regelingen en voert onderhandelingen met de sociale partners. In onze rechtsstaat dragen burgers een aantal taken over aan overheid. Taken waarvan burgers vinden die ze zelf niet(zo goed) zelf kunnen regelen, dit zijn collectieve goederen(Verdedigen van landsgrenzen ) of gemeenschappelijke belangen(goede gezondheidszorg,aanleg en onderhoud van wegen,dijken en een onpartijdige rechtspraak. In ruil voor de diensten die overheid doet, aanvaarden burgers een beperking van hun vrijheid(als overheid zorgt voor wegen, moeten burgers financiële bijdrage leveren > wegenbelasting). à dat beperkt vrijde besteding van inkomen. Als overheid zorgt voor de rechtsorde, mogen burgers geen eigen rechter meer spelen. Op Sociaal-economisch gebied houdt overheid zich o.a. bezig met werkgelegenheid (economische groei, banenplannen), arbeidsomstandigheden(gezondheid, welzijn), arbeidsvoorwaarden(loonontwikkelingen, ontslagwetgeving, arbeidstijdverkorting) en sociale wetgeving. Hierdoor bakent overheid het kader af waarbinnen de economie van ons land zich kan ontwikkelen. Belangrijk is dat dit beleid aanvaardbaar is voor werkgevers én werknemers> zij hebben er elke dat mee te maken. 4.4 Ontstaan van de verzorgingsstaat Aantal voorzieningen waar overheid voor zorgde, breidde zich steeds verder uit. Niet alleen verzekerd van inkomen, maar ook maatregelen om welzijn te vergroten. Sinds de jaren 60 is NL een verzorgingsstaat = staat waarin de overheid zich verantwoordelijk stelt voor het welzijn van de burgers. Alleen politieke stromingen hadden dit door en realiseerden zich dat de overheid een nieuwe rol had aangenomen. Liberalen waren vooral blij over het handhaven van de vrije ondernemingsgewijze productie
Samen met C-D wilden ze dat overheid zo veel mogelijk terughoudend moest zijn en ruimte moest bieden voor maatschappelijke instellingen ( werkgevers- en werknemersorganisaties) C-D en S-D vonden elkaar in de solidariteitsgedachte van de verzorgingsstaat. De naastenliefde van christenen ging hier samen met de S-D solidariteit. S-D zag in sociale-zekerheidsstelsel demogelijkheid om sociale ongelijkheid te verminderen. Hoofdstuk 5 de Verzorgingsstaat. Welzijn van burgers hangt af van : werk, inkomen, onderwijs, gezondheidszorg, vrije tijd
Problemen van de verzorgingsstaat hebben vooral te maken met betaalbaarheid sociale zekerheid. 5.1 Kenmerken van de verzorgingsstaat Verzorgingsstaat bevat de volgende elementen - overheid streeft naar aanvaardbare inkomensverdeling en volledige werkgelegenheid = (art. 19 van de grondwet : bevordering van werkgelegenheid is een voorwerp van zorg van de overheid) overheid moet ook zorgen voor tegels over rechtspositie van werkenden, de vrije keuze van werk en de medezeggenschap van werkenden over hun rechtspositie. In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens staat : een ieder heeft recht op arbeid, op vrij keuze van beroep, op rechtvaardige arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid. Overheid erkent hiermee dat arbeid een sociaal grondrecht is - overheid garandeert bestaanszekerheid door stelsel van sociale zekerheid = in jaren 60 uitgebreide sociale-zekerheidsstelsel opgebouwd > vormde de ruggengraat van verzorgingsstaat. Voor iedere situatie was een voorziening àdeze waren soms té goed: bij ziekte werd vanaf 1e ziektedag uitbetaald, als je arbeidsongeschikt raakte kreeg je 70% van laatste loon vaak tot 65e jaar, werkloosheid > uitkering - overheid is verantwoordelijk voor collectieve welzijnsvoorzieningen = maatregelen om welzijn te verbeteren: o kinderbijslag (als tegemoetkoming in kosten voor kinderen
o ziekenfonds (werd collectieve verzekering tegen ziektekosten) o maatschappelijk werk (hielp mensen met oplossen van hun problemen) o studiebeurzen ( moest ervoor zorgen dat kinderen van armere gezinnen een studie konden volgen) o huursubsidie ( zorgde dat mensen met klein inkomen toch een goed huis konden hebben)
5.2 Sociale zekerheid Sociale zekerheid bestaat uit: - Sociale verzekeringen : mensen betalen premie om zich te verzekeren voor bepaalde risico’s( bijv verlies van inkomsten bij ziekte) in tegenstelling tot andere verzekeringen ( bijv brandverzekering, glasverzekering) zijn sociale verzekeringen verplicht, bestaat uit 2 soorten verzekeringen: o Werknemersverzekeringen = voor werknemers, premie wordt betaal door werknemers en werkgever(de sociale partners), uitvoering gebeurt ook door beide. Hoogste uitkering is gekoppeld aan laatste loon: § Werkloosheidswet (WW), je krijgt inkomen als je onvrijwillig werkloos wordt, de duur is afhankelijk van aantal jaren gewerkt § Wet Uitbreiding Loondoorbetalingplicht bij Ziekte (WULBZ), verplicht werknemers om werknemers bij ziekte minimaal 1 jaar uitkering van 70% van laatste loon te geven § Ziektewet (ZW), niet iedereen heeft recht op loondoorbetaling bij ziekte (bijv mensen met tijdelijk contract > zwangere werkneemsters en uitzendkrachten krijgen deze uitkering) § Ziekenfondswet (ZFW) , vergoed medische kosten die werknemers maken, hier lever je rekeningen in (dokter, tandarts, medicijnen) en ziekenfonds betaald dan de rekeningen. Is verplicht tot bepaalde loongrens. Als je meer verdiend moet je zelf particuliere verzekering nemen (geld ook voor zelfstandigen) § Wet op de Arbeidsongeschiktheid (WAO) , voorziet inkomen voor werknemers die als gevolg van lang ziek zijn of ongeval langere tijd of voorgoed niet meer kunnen werken. Hoogte hangt af van laatste loon én hoeveel je arbeidsongeschikt bent. Je kan bijv half worden afgekeurd > krijgt dan halve WAO-uitkering. Andere helft ben je dan werkloos > daarvoor bestaat recht op WW-uitkering. o Volksverzekeringen: Iedereen in NL die woont of werkt betaal hier premie voor, ze zijn voor iedereen. Is niet gekoppeld aan laatste loon, het zijn basisuitkeringen (voor iedereen gelijk) : § Algemene Ouderdomswet (AOW) , iedereen na 65e verjaardag recht op een door de staat verstrekt pensioen. § Algemene Nabestaandenwet (ANW), voorziet inkomen voor weduwnaars,weduwen en minderjarigen. Hoogte hangt af van inkomen van inkomen achtergeblevenen. Inkomen uit uitkering wordt er geheel vanaf getrokken, inkomen van arbeid mag deel behouden worden. § Algemene Kinderbijslagwet (AKW), ouders met kinderen onder de 18 krijgen vergoeding van levensonderhoud van de kinderen. Hoogte hangt af van aantal kinderen en leeftijd. - Sociale Voorzieningen = regelingen voor situaties waar geen verzekering voor is. Bestemd voor mensen die geen aanspraak kunnen hebben op verzekering en toch niet zelf inkomen kunnen krijgen, wordt betaal door belastingopbrengst : o Algemene Bijstandswet (ABW) , belangrijkste is bijstand. Iedereen in NL die legaal staat ingeschreven maar te weinig geld hebben om te leven. Hoogste>afhankelijk van situatie. Wordt ook wel het vangnet genoemd van de sociale zekerheid en bestaat uit: § Algemene bijstand = bestemd voor noodzakelijke bestaanskosten (eten,drinken,huisvesting,gas,licht,water,meubilair,ontspanning (bedoeld voor mensen die op geen andere manier inkomen kunne krijgen) § Bijzondere bijstand = voor kosten vanwege bijzondere omstandigheden, is voor mensen met heel laag inkomen, ze kunnen de Sociale dienst om extra uitkering vragen, Sociale dienst kijkt of dat echt nodig is
o Toeslagenwet (TW) , soms is uitkering onder sociaal minimum waar je recht op hebt. Bijv iemand die parttime werkt en dan werkloos wordt, WW kan dan te laag zijn om te leven, dan krijg je toeslag tot niveau van sociaal minimum 5.3 De verzorgingsstaat in de problemen In de jaren 60 was NL niet alleen verzorgingsstaat > ook een welvaartsstaat à armoede was weg. Dit kwam door economische groei in westerse landen. De samenleving veranderde hierdoor > nieuwe arbeidersgroepen (vrouwen, gastarbeiders). Er kwam een hogere levensstandaard, grote mondigheid van werknemers, toenemende individualisering. Dit had gevolgen voor verzorgingsstaat > die was gebaseerd op samenleving uit jaren 50. daarom grote druk op verzorgingsstaat. Problemen: Er kwamen in de jaren 70-80 3 belangrijke problemen - Financiële probleem = aantal mensen die sociale uitkering hadden groter dan verwacht à sociale zekerheidsstelsel dreigde onbetaalbaar te worden - Sociale probleem = uitkeringen waren zo hoog, dat burgers te lui werden om te werken ( een calculerende burgers) - Fraude = er werd soms misbruik gemaakt van sociale verzekeringen > fraude. Door grote aantal uitkeringen à premies omhoog à er werd meer zwartgewerkt. Politieke reacties : In jaren 90 problemen zo groot, overheid gedwongen maatregelen te nemen. Politici van verschillende stromingen hadden verschillende meningen over welke maatregelen er zouden genomen moeten worden.: - Sociaal-democraten = vonden dat het de plicht van de overheid was om problemen tegen te gaan > stimuleren economische groei, en ervoor zorgen dat zo veel mogelijk mensen een betaalde baan kregen en konden houden. - Liberalen = stelsel was te duur en daardoor waren zwakkeren de dupe ervan. Ze wilden bezuinigen op uitkeringen, meer controle op misbruik van sociale voorzieningen, en overheidstaken te privatiseren. - Christen-democraten = waren het voor een groot deel eens met liberalen, wilden vooral eigen en familiale verantwoordelijkheid, overheid slechts aanvullende rol. 5.4 Maatregelen Maatregelen die overheid nam waren bedoeld om uitkeringen goedkoper, betere uitvoerbaar en minder fraudegevoelig te maken, tegelijkertijd wilde o.a. PvdA (maakte mede deel uit van diversie regeringen in deze tijd) het wezen van de verzorgingsstaat overeind te houden
Centraal in de maatregelen staan: - Bezuinigingen en strengere controle: o WW, geeft je een deel van laatste loon, nog maar beperkt aantal jaren, geeft je slecht een bestaansminimum
o Passende arbeid is weg = als je werkloos bent moet je een aangeboden baan accepteren, ook al past deze niet bij je opleiding
o Toelating tot WAO strenger, als je als WAO’er wordt goedgekeurd, val je terug op de bijstand, WAO ook niet meer levenslang > uiteindelijk op de bijstand. Werkgevers moeten hogere premie betalen als veel werknemers in hun bedrijf arbeidsongeschikt raken
o Gemeenten hebben verhaalplicht opgelegd gekregen voor bijstand > als gescheiden vrouw bijstand vraag, moet de ex-man meebetalen daaraan

o Uitkeringen stijgen niet meer automatisch met de lonen mee
o Controle op met name bijstand is strenger. Gegevens van Sociale Dienst worden vergeleken met gegevens van de belastingdienst > eerder wordt ontdekt of iemand met uitkering toch ergens een baantje heeft - Versterken van de eigen verantwoordelijkheid = in jaren 80 en 90 veel bezuinigd op sociale verzekeringen, dit wordt alleen gedaan omdat er minder geld is, overheid wil hierdoor mensen meer wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid. verantwoordelijkheid van werkgevers steeds sterker benadrukt door veranderende ziektewet: o Vroeger zieke werknemer doorbetaald via ziekte wet. NL had hoog ziekteverzuim, daarom ziektewet grotendeels vervangen door WULBZ. Werknemers moeten dan zelf 70% van laatste loon betalen aan de zieke werknemer (52 weken). Daarom financiële risico voor bedrijven met hoog ziekteverzuim sterk toegenomen > kunnen zich verzekeren tegen de doorbetalingsplicht, maar dat zijn hoge premies. Gevolg à bedrijven zorgen voor betere arbeidsomstandigheden, zodat werknemers minder snel en minder lang ziek worden - Stimuleren bedrijfsleven = om verzorgingsstaat betaalbaar de houden was het nodig dat meer mensen betaalde baan hadden. Daarom deze maatregelen: o Overheid sprak met sociale partners loonmatiging af. Vakbonden gingen akkoord omdat werkgevers beloofden meer mensen aan t werk te helpen en te houden, deze bereidwillige houding van werkgevers en werknemers staat bekend als het poldermodel
o Overheid stootte aantal taken van bedrijfsleven af ( voorbeeld van deze privatisering is KPN). Niet langer sprake van overheidsmonopolie op telefonie, maar het werd overgelaten aan vrije ondernemingen 5.5 de Keerzijde van de maatregelen de maatregelen hadden positieve gevolgen(lagere overheidsuitgave), maar ook negatieve gevolgen > bezuinigingen op uitkeringen hebben voor een verminderende koopkracht van mensen met een uitkering gezorgd, sommige gezinnen kwamen zelfs onder de armoedegrens. Grotere eigen verantwoordelijkheid had ook een keerzijde > werkgevers moeten zelf kosten van ziekte en arbeidsongeschiktheid betalen, zijn daardoor beter gaan letten op gevaarlijke en ongezonde situaties. Maar zijn ook minder bereid om mensen met zwakkere gezondheid aan te nemen.(bijv iemand die een hartkwaal heeft gehad, heeft minder kans op ergens te worden aangenomen) > werkgevers nemen liever een kerngezond iemand dan “Iemand met een vlekje”. Ook door privatisering negatieve gevolgen> in sommige gevallen geleid tot hogere prijzen en tot slechtere dienstverlening (bijv privatisering van NS)

REACTIES

W.

W.

wauw, die was echt heel gaaf

20 jaar geleden

S.

S.

heej marcel,
goede samenvatting!! thanx..kzal hem nog wel kunnen gebruiken..kheb toetsweek ;)

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.