Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 1

Beoordeling 5.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 614 woorden
  • 5 december 2003
  • 23 keer beoordeeld
Cijfer 5.1
23 keer beoordeeld

Natuurkunde hoofdstuk 1 Bepaal je moet voor je antwoord gebruik maken van bijv een diagram, meting, tekening, tabel. Alleen uitkomst is niet voldoende. Construeer of teken alleen een constructie of tekening wordt verlangd
Schets een bepaald verloop moet worden aangegeven waarbij de nauwkeurigheid van de tekening van minder belang is. Er wordt geen toelichting verlangd. Beschrijf geef aan wat je waargenomen hebt. Bespreek het beschrijven van iets op een samenvattende manier. Behalve feiten moet je nu ook je mening en je argumenten geven. Hoe groot, bij formuleringen als hoeveel¡­, hoe¡­, welke¡­, wanneer¡­, wat¡­, wanneer, enz. noem¡­, kun je volstaan met alleen maar een antwoord, tenzij erbij vermeld staat: licht toe. Waarnemingen
Kwalitatief in een waarneming zitten geen meetgegevens

Kwantitatief in een waarneming zitten meetgegevens verwerkt
Grootheden en eenheden alles wat gemeten dan worden noemen we een grootheid. Het meten van een grootheid doen we met een geschikt meetinstrument. Op de meeste meetinstrumenten is een schaalverdeling aangebracht. Vlak bij de schaalverdeling is een eenheid aangegeven. Het internationale eenhedenstelsel (het S.I.) basisgrootheid symbool grondeenheid symbool
lengte l meter m
massa m kilogram kg
tijd t seconde s
stroomsterkte I amp¨¨re A
temperatuur T kelvin K
lichtsterkte I candela cd
hoeveelheid stof n mol mol
Hiervoor geld het volgende: er zijn zeven grootheden, de basisgrootheden, de rest is er van afgeleid, de afgeleide grootheden. Voor elke basisgrootheid is een bijbehorende eenheid gekozen, de grondeenheid. 10000 = 10^4 0.0001 = 1/10^4 = 10^-4 1000 = 10^3 0.001 = 1/10^3 = 10^-3 100 = 10^2 0.01 = 1/10^2 = 10^-2 10 = 10^1 0.1 = 1/10^1 = 10^-1 1 = 10^0
10^p x 10^q = 10^p+q

Naam Symbool Veelvoud Factor
milli m duizendste 10^-3
micro ¦Ì miljoenste 10^-6
nano n miljardste 10^-9
pico p biljoenste 10^-12
voorvoegsels
Naam Symbool Veelvoud Factor
kilo k duizend 10^3
mega m miljoen 10^6
giga g miljard 10^9
tera t biljoen 10^12
Meetonnauwkeurigheid / Meetonzekerheid als je een getal afrondt. Bepaling van metingen: 1) Welk meetinstrument gebruik je. 2) Persoon die de meting verricht (reactietijd). 3) Door vaker te meten wordt het nauwkeuriger. Bij een meting van 36.8 cm schrijf je het op als V= (36.8 +- 0.1) cm vanwege de onnauwkeurigheid. Meetwaarde meetonzekerheid. Significatie cijfers = zijn cijfers die van belang zijn bijv. 25 m (2) en 25.00 m (4). Meetresultaat met meer significatie cijfers zijn nauwkeuriger. Begint een getal met 1 of meer nullen dan zijn dit geen significatie cijfers. Eindigt het op een nul dan wel. Vuistregels voor het rekenen met meetwaarden. Bij vermenigvuldigen en/ of delen van meetwaarden moet worden gelet op de meetwaarde met het kleinste aantal significatie cijfers: de uitkomst moet namelijk in net zo veel cijfers worden opgegeven. Tussenuitkomsten niet afronden. Geen breuken in antwoorden. Bij optellen en/ of aftrekken van meetvoorwaarden moet worden gelet op de meetwaarde met het kleinste aantal cijfers achter de komma. De uitkomst moet namelijk in net zo veel cijfers worden weergegeven. Diagrammen en Steilheden. Meetresultaten moeten overzichtelijk worden verzameld. Dus zet je ze in een tabel. Nog beter is het om aan de hand van die tabel een diagram te maken. (grootheden en eenheden) Twee getallenparen vormen een meetpunt dat in het diagram moet worden gezet. Interpoleren => het bepalen van tussenliggende waarden. Extrapoleren => het verlengen van een grafiek. Veerwet = Als je de een n x zo groot maakt moet de ander ook n x zo groot worden. Uitrekking is recht evenredig
Verband tussen kracht en uitrekking

Kracht = uitwijking / constante F = u / C
Steilheid = p / q = ¡­N / ¡­cm = ¡­N / cm
Uit de steilheid van de rechte kan de waarde van de constante berekend worden. Van een kromme naar een rechte lijn. Voor een niet recht evenredige slingertijd geld niet F = u/C maar
slingertijd = constante / wortel v.d.slingerlengte T = C x ¡Ìl
Bedoeling onderzoek bij deze formule: - Na te gaan of je meetresultaten in overeenstemming zij met het door de formule gegeven verband tussen slingerlengte en slingertijd. - Zo nauwkeurig morgelijk te bepalen hoe groot de constante is.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.