Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Kunsthostorisch deel I

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1845 woorden
  • 12 december 2003
  • 33 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
33 keer beoordeeld

Klassieke oudheid Tempel: 1. stylobaat: grondplaat
2. basement: voetstuk van een zuil
3. schacht: de zuil
4. cannelures: groeven in de zuil
5. kapiteel: bovenstuk zuil
6. architraaf: horizontale balk op de zuilen
7. fries: ruimte tussen architraaf en kroonlijst
8. kroonlijst: vooruitspringende lijst
9. timpanon / fronton: driehoekige vorm boven fries en architraaf - De Dorische orde: vanaf 600 voor Christus - De Ionische orde: vanaf 570 voor Christus - De Korintische orde: vanaf 420 voor Christus
Beeldhouwkunst van de Grieken

Archaïsche periode is de eerste periode van de beeldhouwkunst. Deze wordt gekenmerkt door beelden met een glimlach, stramme houding, van steen en marmer. De naakte beelden heten Kouroi (kouros is jongeling). Contrapost: knik in de knie van beeld, geknikte houding. Serene beelden door mentaliteit van het noodlot. Griekse beeldhouwers: - Polykleitos - Phidias - Praxiteles
Schilderkunst van de Grieken
Keramische producten (potten, schalen en vazen) zijn vrijwel als enige overgebleven uit de schilderkunst. De geometrische periode: decoratie uit meetkundige vormen en voorbeeld hiervan zijn de Dipylon-vazen. - Zwartfigurige periode: gedecoreerde vazen met zwarte vloeistof - Roodfigurige periode: zwarte kleurstof bedekte vaas met uitgekraste figuren. Romeinen 110 voor Christus tot 220 na Christus
Bouwkunst van de Romeinen
De bouwkunst is beïnvloed door de: - Etrusken. Zij laten de tempels op verhooft podium na. - Grieken: zij laten de Korintische bouworden na. Tongewelf ontwikkeld tot kruisgewelf. Belangrijke steden zijn Pompeji en Herculaneum. Gewelfconstructies: - architraafbouw: beperking overdekken van de ruimte - rondboog: maakt mogelijk grote ruimte te overwelven - tonggewelf: paar rondbogen achter elkaar - kruisgewelf: kruislings in elkaar geplaatste tongewelven - koepel
Verschillen in tempels van Grieken en Romeinen: Grieken Romeinen
stylobaat (drie treden) hoge voet/ op podium
vrijstaande zuilen zuilen in of tegen muur
eensoortig/ kleurig materiaal veelkleurige marmers
zuilen opgebouwd uit trommels en centrale pen zuilen niet uit één stuk
lijsten harmonisch deel van gehele constructie alles overdadig versierd
Beeldhouwkunst van de Romeinen
Veel vrijstaande bustes en portretten door vereren van voorouders. En veel standbeelden van keizers en helden. Schilderkunst van de Romeinen
Veel muurschilderingen met guirlandes omgeven.ramen op gesloten muren, doorkijkjes en landschappen worden er geschilderd. Ook veel mozaïekkunst. Vroeg Christelijk 220 na Christus tot 500 na Christus

Christenen zijn in het begin niet welkom in de samenleving. Ze gebruiken veel symbolen. - het is veiliger met symbolen te werken want dan herkennen mensen het niet. - Door symbolen geen afgoderij voor verschillende goden. - Symbool is van grote betekenis. De vorm van kerkgebouwen lijken op Romeinse basilica. Het gebouw heeft een
a. lang middenschip
b. houten zadeldak
c. arcaden (zuilenrijen) d. bovenmuur
e. twee zijschepen
f. absis waarin altaar staat. Glossarium
Acanthus: blad van distelsoort
Akropolis: hooggelegen terrein. Beschaving: het streven naar veredeling van de enkeling, groep of gemeenschap. Compositiekapiteel: kapiteel samengesteld uit delen
Cultuur: ontplooiing en verfijning van natuurlijke vermogens
Esthetisch: streven naar schoonheid
Etrusken: door de Romeinen overwonnen in derde eeuw voor Christus
Eucharistie: herdenking van voortzetting vaan Laatste Avondmaal
Fresco: muurschildering op natte kalk
Gulden snede: 19e eeuwse benaming voor verdeling lijnstuk waarbij kortste deel (minor) zich verhoudt tot langste deel major).
Romaans (Middeleeuwen) 500 tot 1200 Kloosters komen op in deze tijd. In Italië komt in 529 het klooster Monte Casino gesticht door Benedictus van Nursia. Het klooster van Benedictijnen is zo dat er geen persoonlijke eigendommen mogen zijn. In 910 komt er een klosster in Bourgondië genaamd Cluny. Monniken verrichten allerlei werkzaamheden in abdijen: - kopiëren en illustreren van handschriften - beeldhouwen - goudsmeden en emailleren - weven en tapijtknopen - klokkengieten - boekbinden - glasblazen - pottenbakken
De meeste mensen zijn Christen. Mensen gaan er van uit dat God alles zo gewild heeft. Pelgrimstochten komen op. In Santiago de Compostela word een heilig graf ontdekt. Dit wordt een bedevaartsoord (of pelgrimage oord). Er ontstaan heiligen waarover verhalen worden verteld. Men gaat plaatsen bezoeken waar deze heiligen leefden. En daar liggen ook relikwieën. Wijze van uitbeelden
De figuren zijn stijf en houterig. De beelden zijn van slechte anatomie dit komt doordat het volk daarin herkent wat er wordt bedoeld. De maker van het beeld maakt het zo dat iemand anders het herkend. Dat heet beeldconventie (beeldafspraak). Bouwvormen
Men heeft een paar algemene elementen veelvuldig gebruikt en wel de: - rondboog - tongewelf
een paar verschillende vormen van kerken: a. grondvorm basilica
b. trapvorm
c. kruisvorm
d. straalkapellen
e. centraalbouw
Schilderkunst
Kapitelen, zuilen en bogen worden beschilderd met decoratieve patronen. Het schilderwerk wordt in tempera-(eiwit en gom) of frescotechniek (in natte kalk schilderen) uitgevoerd. Beeldhouwkunst
Geen ruimtelijk beeldhouwwerk. Er zijn veel kapitelen die zijn uitgevoerd in klassiek stijl. Glossarium
Avondland: benaming voor in de Middeleeuwen ontstane cultuurgemeenschap. Ballade: verhalend gedicht. Byzantium: gebied aan Bosporus. Devotie: houding van de mens waarbij hij zich wijdt aan god of natuur. Functie: gebruiksfunctie, symbolische functie, versierende functie, beeldende functie. Gilde: vereniging van beoefenaars. Kerstenen: tot het christenendom bekeren. Priorij: klein klooster met aan hoofd prior. Onder gezag van groot klooster. Reconquista: verovering de christenen van Spanje. Roelant: ridder van Karel de Grote. Gotiek 1200 tot 1400 Abt Suger vernieuwde de abdijkerk van Saint Denis. Hij vergrootte het koorgedeelte. Ook wordt het kruisribgewelf uitgevonden. Ook is er sprake van skeletbouw en spitsbogen. Abt Suger gebruikte de spitsboog en het kruisribgewelf voor het eerst. Georgio Vasari bedacht de naam Gotiek. De goten zijn vervloekt en de Gotiek is en leijke stijl volgens hem.
Vroege Gotiek 1137-1210 Nog veel Romaanse bouwvormen. Vierkant grondvlak (travee). Bijvoorbeeld de opbouw van de wand van het schip. Deze bestaat nog uit vier delen: a. arcadenzone
b. galerijen
c. triforium
d. lichtbeuk Hooggotiek 1210-1250 Rechthoekig grondvlak. Chartres, Reims en Amiens.De wandopbouw wordt driedelig: a. arcadenzone
b. triforium
c. lichtbeuk Laatste fase na 1250 De fase van de doorbroken wand. Er komen roosvensters. Saint Chapelle in Parijs. De gotiek is ontstaan rond Ile-de-France, daarom vind je daar ook veel gotiek. In Frankrijk krijgt de Gotiek een Romaanse tint. In Normandië (Bayeux, Coutances en le Mont Saint Michiel) onderscheidt de Gotiek zich heel erg: - grote drang tot versieren - sterke benadrukking op horizontale lijnen. - vieringtoren. In Engeland: - scherp getekende profielen - horizontale benadrukking. - grote vieringtoren. Geen kooromgang en straalkapellen. Lage, brede voorgevels. In Duitsland nog heel erg in Romaanse stijl. Komt pas op gang in 1200. In de Nederlanden weinig Gotiek. Alleen in Den Bosch. In Italië heeft de Gotiek nooit vaste grond gekregen. Alleen de Dom van Milaan heeft enige kenmerken. De kathedraal wordt gezien als een hemelse stad. Ook het licht speelt een grote rol. De inval van het licht lijkt roodachtig en daardoor niet natuurlijk. Beeldhouwkunst
In het portaal van de kathedraal staan altijd beelden. Deze zijn stijf en bewegingsloos. Ze volgen de vorm van een zuil. Aan het einde van de gotiek worden de worden de belden vrijer van de muur geplaatst. er worden vaak een paar onderwerpen tentoongesteld: - het laatste oordeel - de heilige maagd - heiligen

Schilderkunst
Gebrandschilderende ramen, natte kalkschilderingen en grote schilderijen achter het altaar zijn veel voorkomend. De onder werpen zijn vaak gelovig. De kleding is hoekig en strak, zonder emotie. Aan het eind van de Gotiek geven Giotto en Cimabue mensen weer wat echts. Er werd geschilderd met tempera: eidooiers met honing en lijm. Glossarium
Allegorie: aanschouwelijk maken van begrippen door menselijke figuren. Basiliek: erenaam voor belangrijke kerken. Console: naar voren springende steun. Kazuifel: ronde of ovale opening in stof. Soort jurk. Profaan: niet kerkelijk maar werelds. Tracering: venster indeling van meetkundige grondvormen. Renaissance 1400 tot 1560 Aan het einde van de Gotiek veranderen er een paar dingen: - het aanzien van de kerk vermindert - de mens wordt zelfbewuster - de wetenschap komt tot bloei - ontdekkingsreizen verruimen het gezichtsveld. Humanisme gaat over het meer richten op de mens zelf en op het geluk. De renaissance ontstaat in Italië. Leanardo da Vinci is natuurlijk het toonbeeld van de renaissance en komt ook uit Italië. In de renaissance zijn twee duidelijke kenmerken te ontdekken: - gerichtheid op het leven (aandacht voor mens en voor natuur) - herontdekking klassieke idealen (aandacht voor evenwicht, symmetrie en regels.) Bouwkunst
In de vroegrenaissance (1400-1480) wordt veel aandacht besteed aan de verhoudingen hoogte, lengte en breedte. Ook worden er veel frontons en zuilen gebruikt. In de hoogrenaissance (1500-1520) wordt op elke centraalbouw een koepel geplaatst. de palazzo’s en de bouwmeester Andrea Palladio zijn heel bekend. Schilderkunst
Olieverf wordt uitgevonden en het perspectief. Brunelleschi vind dit uit. Ook de anatomie wordt onderzocht. Michelangelo schilderde veel plafondschilderingen. Ook maakt men gebruik van composities. Onderwerpen: - schilderingen zijn altijd voor in en kerk of klosster. - De kerk geeft opdracht - De samenleving is gericht op God. Ook worden er portretten gemaakt van koopmannen en belangrijke mensen. Graveurs zijn mensen die losse letters en tekens hebben en hiermee gaan drukken. Een bekende man hierin is Albrecht Dürer. Beeldhouwkunst
De beeldhouwkunst wordt nu niet meer toegepast mar is vrijstaand. De beelden krijgen een menselijke uitdrukking. De beelden zijn vaak ook van grote afmetingen. Michelangelo is hier bekend in. Er wordt veel gewerkt in marmer maar soms wordt ook brons toegepast. Donatello maakte het beroemde beeld Gattamelata en de David. Maniërisme 1530 tot 1560 Dit is de laatste fase van de Renaissance. Het maniërisme heeft een paar opvallende kenmerken: - zoeken nar speciale effecten - afwijken van normen, regels en maten. - Voorliefde voor moeilijke technieken en instructies. Glossarium
Aflaat: gehele kwijtschelding van straffen. Coulisse: zijstuk van toneeldecor. Diafaan: doorschijnend. Dogma: leerstuk waaraan niet getwijfeld mag worden. Fronton: a. driehoekig fronton

b. gebogen fronton
c. gebroken driehoekig fronton
d. gebroken gebogen driehoekig fronton
e. gekornist driehoekig fronton. Barok 1560 tot 1760 Barok betekent letterlijk overweldigend. Er zijn drievisies over de barok: - verwilderde en uit de hand gelopen ontwikkeling van de Renaissance. - Barok is een hele nieuwe stroming - De barok en renaissance staan recht tegenover elkaar. Kenmerken van de barok: - beweging - gevoel - samenvloeien van bouwkunst schilderkunst en beeldhouwkunst. Bouwkunst
Nadruk ligt op verticaal, lichtdonker effecten, eenheid en speciale effecten. Plattegronden gaan veelal uit ovalen en asymmetrie. Schilderkunst
Lichtdonker werking voor de dramatische effecten wordt veel gebruikt. De genreschilderkunst ontstaat. Er zit veel symboliek in verwerkt. Beeldhouwkunst
Bernini (“extase van de heilige Theresia) (Apollo en Daphne) is heel belangrijk. Veel beelden in paleizen en kerken. Strenge barok
Deze vind plaats in Engeland, Frankrijk en Nederland. In Engeland krijgt de barok geen vaste voet en is allen maar klassiek en sober. In Frankrijk krijgt de bouwkunst meer klassieke elementen en geen versieringen. Nicolas Poussin is nog enigszins te rekenen tot de stroming. In Nederland is ook geen sprake van barok. De halsgevel en de trapgevels vormen in deze tijd een belangrijk kenmerk. De schilderkunst neemt wel een belangrijke plaats in. Er is spraken van genreschilderkunst. Rembrandt is zeer bekend. Toegepaste kunst
Veel meubels worden heel erg versierd. Zilversmeedwerk, tapijtkunst en keramiek worden gemaakt. Rococo

Deze stijl kenmerkt zich door krullerige vromen en overdadig gebruik van bladgoud. Rose en lichtblauw zijn de overheersende kleuren. De onderwerpen zijn luchtig en speels. (Fragonard en “de Schommel“) Glossarium
Ciborie: kelk met deksel
Concilie: kerkvergadering
Emblemata: kernachtige afbeelding met een diepere betekenis. Intrige: slinkse streek
Monstrans: gouden of zilveren object waarin heilige hostie kan worden uitgestald. Trompe-l’oeil: schildering met sterke illusie van ruimtelijkheid en plasticiteit.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.