Werk

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 3215 woorden
  • 27 oktober 2003
  • 62 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
62 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1. De betekenis van werk. 1.1 Wat is arbeid? Arbeid: iedere menselijk bezigheid die verricht wordt: - met inspanning - iemands capaciteiten - gereedschappen - maatschappelijk geregelde behoefte - doel: product of dienst leveren 1.2 Functies van arbeid. Maslow verwerkte deze basisbehoeften in de volgende piramide: - lichamelijke behoeften: (eten, drinken, onderdak) - veiligheid en zekerheid (met vaste baan ben je zeker van loon in de toekomst) - sociale behoeften (ergens bijhoren) - erkenning en waardering. (werk geeft een maatschappelijke status: de waardering die wordt toegekend aan iemands beroep) - zelfrealisatie. (drang om iets zinvols te presteren, dat geeft je een gevoel van eigenwaarde) Materiële functies: inkomen en zekerheid
Immateriële functies: sociale contacten, maatschappelijke status, ontwikkeling van eigen identiteit. Ontplooien: door kennis en kunnen tot ontwikkeling te brengen, hierdoor krijg je een identiteit.
1.3 Opvattingen over werk. Arbeidsethos: de betekenis die mensen aan arbeid toekennen. Vroeger werd werk gezien als een noodzakelijk kwaad, vooral handarbeid. Begin 17e eeuw begonnen de mensen de morele plicht ervan te zien. Het communisme en liberalisme die in de 19e eeuw op kwamen hadden verschillende invalshoeken op het leveren van werkprestaties als een maatschappelijke plicht. In deze tijd zien mensen werk: - als een noodzakelijk kwaad (hypotheek) - als een morele plicht (anders ben je lui) - als een maatschappelijke plicht(pensioen mogelijk te maken) De overheid bemoeid zich actief met het werk, omdat arbeid als een sociaal grondrecht is opgenomen in de grondwet. 1.4 Arbeidsverdeling. Arbeidsverdeling: de verdeling van de in de maatschappij te verrichtten arbeidstaken over individuen en groeperingen. Specialisatiemensen gaan zich toeleggen op specifieke werkzaamheden. Maatschappelijke arbeidsverdeling: het gehele productieproces in de samenleving is verdeeld overeen verfijnd netwerk van beroepen, functies, bedrijven en arbeidsectoren. Technische arbeidsverdeling: het productieproces opgedeeld in deelhandelingen, die door afzonderlijke werknemers worden verricht. 1.5 Waardering van werk. De waardering verschilt door de volgende indeling: - Hoofd- en handwerk - Geschoold- en ongeschoold werk - Vrouwen- en mannenwerk - Betaald en onbetaald werk
Maatschappelijke positie: de plaats die iemand heeft op de maatschappelijke ladder. De maatschappelijke positie heeft gevolgen voor de levenswijze van mensen. Mensen met een hoge maatschappelijke positie gezonder zijn, beter wonen etc. Sociale stratificatie: de verdeling van de samenleving in groepen en lagen waartussen een verhouding van sociale ongelijkheid bestaat. Er is soms sprake van maarschappelijke ongelijkheid. Maatschappelijke klasse: omvat een groep mensen die een gelijke maatschappelijke positie inneemt binnen een samenleving. Sociale mobiliteit: de mogelijkheid om te stijgen of te dalen op de maatschappelijke ladder. Sociale stratificatie in Nederland. Hoofdstuk 2. De kwaliteit van werk. De volgende aspecten maakt de kwaliteit van het werk beter: - Arbeidsinhoud ( is het werk leuk, uitdagende, spannend) - Arbeidsomstandigheden (werkplek aangenaam, veilig en gezond) - Arbeidsvoorwaarden (werktijden, salaris) - Arbeidverhoudingen (hoe gaan werkgevers en werknemers met elkaar om) 2.1 Aspecten van werk. Arbeidsinhoud: de werkzaamheden die iemand verricht. Je kunt de volgen de vragen stellen als je wilt weten of de arbeidsinhoud voor jouw geschikt is: - Is er genoeg afwisseling? - Werk je alleen of met andere? - Werk je om één of meerdere plekken? - Heb je verantwoordelijkheid? - Is het werk in overeenstemming met je opleidingsniveau? Praktische werksituatie: de ruimte waarin je werkt, de stoel waarin je zit, de apparatuur waarmee je werkt etc. In de Arbeidsomstandighedenwet (Arbo-wet) staan de minimum eisen waaraan een werksituatie moet voldoen. Deze wet moet er ook voor zorgen dat het aan tal afgekeurde en zieke mensen afneemt. De Arbo-wet bevat richtlijnen op 3 gebieden: - Veiligheid. (bij lawaai bescherming, niet makkelijk tussen een machine terecht kunnen komen) - Gezondheid. (verbod om te werken met gevaarlijke stoffen zoals asbest) - Welzijn. ( werk mag niet zinloos of geestdodend zijn) Arbeidsinspectie: controleert of bedrijven zich aan de Arbo-wet houden, en mag zomaar een bedrijf bezoeken. Arbeidsvoorwaarden: voorwaarde voor je werk, zoals loon, pensioenregeling, werktijden etc. Ontslag op staande voet: is alleen mogelijk als de werknemer zich niet aan de regels houd zoals diefstal bedreiging, dronkenschap. Alles wat met je loon en werktijden te maken heeft noem je primaire voorwaarden. De hoogte van je salaris hangt van je functie af. Van het brutoloon word nog van alles afgetrokken (AOW etc). Het bedrag dat je overhoud noem je nettoloon. Secundaire arbeidsvoorwaarden kunnen per bedrijf erg verschillen. ( auto van de zaak, ingebouwde crèche, kantines etc). 2.2 Arbeidsverhoudingen. Arbeidsverhoudingen: de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers, zowel op bedrijfsniveau als op nationaal niveau. Verhouding binnen het bedrijf is belangrijk voor de praktische werksituatie. Persoonlijke verhoudingen: informele verhoudingen met de ene collega kun je beter mee opschieten dan met de ander. Taken en functies: een geeft leiding en de ander is ondergeschikte. Onderlinge contacten komen naar voren bij: - werkoverleg - personeelsvergadering - ondernemingsraad

De werknemers hebben tijdens het werkoverleg inspraak maar geen medezeggenschap. Bij personeelsvergaderingen heeft ook iedereen inspraak maar geen medezeggenschap. In veel bedrijven bestaat er ook een wettelijk vastgelegde medezeggenschap. Elk bedrijf dat maar als 50 personeel heeft, meet een ondernemingsraad (or) hebben. Het OR heeft instemmingbevoegdheid bij personele aangelegenheid. (vakantie planning, beloningsystemen). De OR heeft ook advies bevoegdheid bij bedrijfseconomische beslissingen(fusieovername etc) 2.3 Werknemersorganisaties Vakbonden: werden opgericht tijdens de Industriële revolutie, omdat er erg slechte werkomstandigheden waren. De bekendste vakcentrales tegenwoordig zijn: - FNV (Federatie Nederlandse Vakbeweging) - CNV (Christelijk nationaal Vakbond) - UMHP (Unie voor Middengroepen en Hoger personeel) Vakcentrale: een overkoepelende organisatie van een grootaantal vakbonden. De leden kunnen individueel bij een bond aankloppen als ze problemen hebben. ( vaak ontslag kwesties) Collectieve belangenbehartiging: komt sterk tot uiting in de onderhandelingen over de CAO, de collectieve arbeidsovereenkomst. Samengevat houden de vak bonden zich bezig met: - Arbeidsvoorwaarden (onderhandelingen over lonen etc) - Arbeidsinhoud ( mate van arbeidsindeling, functieomschrijving) - Arbeidsomstandigheden ( gezondheid, veiligehid etc) - Arbeidsverhoudingen (medezeggenschap bij interne bedrijfsbeslissingen) - Rechtpositie van werknemers (regelingen en procedures bij ontslag) - Sociale zekerheid (trachten te handhaven van een aanvaardbaar niveau van uitkeringen) - Werkgelegenheid (stimuleren van banenplannen) Als onderhandelen niet lukt hebben de vakbonden altijd nog andere middelen zoals: - Prikacties en stiptheidsacties (Werk word even onderbroken) - Stakingen (Werk word voor lange of korte tijd neergelegd, blokkades.) - Gerechtelijke procedures 9hierbij vraagt de vakbond namens de werknemers de rechter een uitspraak te doen. Organisatiegraad: het percentage werknemers dat lid is van een vakbond. 2.4 Werkgeversorganisatie Nederland kent 1 centrale werkgeversorganisatie, het VNO-NCW ( Nederlandse Ondernemingen en het Nederlandse Christelijk Werkgeversverbond) Werkgeversorganisaties hebben als doel: - Belangen behartigen van werkgevers in onderhandeling met vakbonden. - Bevorderen van een goede ondernemersklimaat. - Het adviseren van ondernemingen op bedrijfseconomisch terrein. - Het bevorderen van onderlinge eenheid. Ook de werkgeversorganisatie heeft middelen om gelijk te krijgen: - Werkgevers kunnen dreigen met ontslag . - Bij stakingen of prikacties kunnen ze besluiten tot gerechtelijke procedures - Werkgevers kunnen bezuinigen. 2.5 Sociale partners Werkgevers en werknemers hebben deels de zelfde belangen. Bij overleg tussen werknemers en werkgevers kunnen beide partners uitgaan van harmoniek- of conflictmodel. Harmoniemodel: staat het gezamenlijk zoeken naar oplossingen centraal. Conflictmodel: kiest men voor actie en strijd. Men probeert concerten afspraken te maken tussen werknemers en werkgevers die voor beide gelden . Bijv een afspraak dat de lonen stijgen met 3,5%, dat noem je een Centraal Akkoord. Hoofdstuk 3. De Arbeidsmarkt Arbeidsmarkt: alle situaties waarin sprake is van een ontmoeting tussen de vraag naar arbeidskrachten en het aanbod van arbeidskrachten. 3.1 Wat is de arbeidsmarkt? Beroepsbevolking: Alle personen tussen de 15 en 65 jaar, die beschikbaar zijn voor werk. Werkgelegenheid: de behoefte aan arbeidskrachten. 3.2 Werkloosheid Werkloosheid: is het verschil tussen de vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten.Een geregistreerde werkelozen moet voldoen aan 4 voorwaarden hij moet: - tussen de 15 en 65 jaar zijn - Minder dan twaalf uur per weer werken - Actief opzoek zijn naar een baan van meer dan 20 uur - Ingeschreven staan als werkzoekende bij het Centrum voor Werk en Inkomen. Frictiewerkeloosheid: ontstaat door wrijving op de arbeidsmarkt en iemand tijdelijk zinder werk zit. ( Iemand heeft net zijn opleiding afgerond en moet op zoek naar een baan) Seizoenwerkeloosheid: sommige beroepen zijn seizoengebonden, vooral in de touristensector. Conjuncturele werkloosheid: ontstaat wanneer het economisch slechter gaat. Conjunctuur: de golfbeweging in de economie, waarbij de economie het ene moment groeit (hoogconjunctuur) en het andere moment krimpt(laagconjunctuur/ recessie). Structurele werkeloosheid: er gaan voorgoed banen verloren. Sommige landen verplaatsen hun productie bijv naar lagelonenlanden. Ook door automatisering zijn veel banen verloren gegaan. 3.3 De arbeidsmarkt en de overheid. Een lange tijd heeft de regering mensen de kans gegeven om eerder met pensioen te gaan. De VUT-regeling9vervroegde uittreding) bepaalde dat mensen van 57,5 jaar of ouder vrijwillig met de vut konden. Zo kregen jongeren en vrouwen meer kan op een baan. Andere mogelijkheid om de werkloosheid terug te dringen is arbeidstijdverkorting (ATV). Dit heeft niet zoveel arbeidsplaatsen opgebracht, dit heeft 2 redenen: - Werkgevers hebben geen nieuwe arbeidskrachten nodig, want zijn werkgevers doen net zoveel in 38 of 36 uur als in 40 uur. - Werkgevers laten hun werknemers een ATV dag opnemen als het rustig is. De overheid probeert de loonbelasting en de sociale premies te verlagen, zo hopen ze dat werkgevers meer mensen in dienst nemen, want de productie is nu goedkoper. De overheid geeft bedrijven subsidies om de werkgelegenheid te stimuleren. De overheid is de grootste opdrachtgever in ons land.
3.4 De arbeidsmarkt in ontwikkeling De volgende ontwikkelingen zijn de laatste decennia zichtbaar geworden: - De groeiende vraag naar geschoold personeel. - De toetreding van nieuwe groepen op de arbeidsmarkt - De flexibilisering van de arbeid
Dat de dienstensector de arbeidsmarkt heeft overgenomen heeft de volgende reden: - Door schaalvergroting, mechanisering en automatisering is het aantal mensen dat werkzaam is in de landbouw en industrie aan zienlijk verkleind. - Door de verplaatsing van fabrieken naar de lagelonenlanden.(internationalisering) - Door de toegenomen welvaart is er meer vraag naar diensten ontstaan. - Door informatisering is de aard van het werk aanzienlijk veranderd. En er zijn veel nieuwe functies in de dienstensector ontstaan. In de loop van de jaren is er veel veranderd voor de vrouw. Zo had je ruim 40 jaar terug nog het traditionele rolpatroon. Maar nu zie je steeds meer vrouwen hoge functies bekleden op de arbeidsmarkt. Discriminatie op grond van geslacht is sinds 1994 met de Algemene Wet Gelijke Behandeling verboden. De laatste jaren is het aantal allochtonen op de arbeidsmarkt toegenomen, doordat zij als gastarbeider naar Nederland zijn gehaald. Inmiddels zie je vooral 2e generatie allochtonen op de arbeidsmarkt. Flexibele arbeidskrachten: mensen met een tijdelijk contract. Het gebruik van flexibele arbeidskrachten heeft voor werkgevers 3 voordelen: - Langere proeftijd; veel meer bedrijven willen zien hoe iemand functioneert. - Ontslag; door de wettelijke ontslagbeperkingen - Onzekere financiën; soms weet een bedrijf niet of er genoeg geld is om iemand in vaste dient te nemen. De winkelsluitingstijdenwet is aangepast om winkels in staat te stellen na zessen en soms ook op zondag open te zijn. 3.5 Ongelijke positie op de arbeidsmarkt. Laag opgeleiden hebben het vaak moeilijk op de arbeidsmarkt. Vooral langdurig werkelozen ouder dan 40 jaar met een lage opleiding zitten in een moeilijke situatie. Ook jongeren met een lage opleiding die voor het eerst op de arbeidsmarkt komen , kunnen het moeilijk krijgen als ze niet verder leren. Diploma-inflatie: diploma’s worden minderwaard doordat er veel vraag is naar hooggeschoolde arbeidskrachten, zo verdringen ze de laagopgeleide arbeidskrachten. De Centra voor Werk en Inkomen (CWI’s) scholen laaggeschoolde werkelozen om naar een sector waarin wel werk is, zoals de gezondheidszorg. ID-banen:speciale werkprojecten voor langdurige werkelozen. (In- en Doorstroombanen) Wet Inschakeling Werkzoekende(WIW): hierin zijn alle werkgelegenheidsprojecten verzameld waarbij voor de werklozen weinig uitzicht meer bestaat op een reguliere baan. Doel hiervan is om werklozen uit hun isolement te halen. Vrouwen hebben nog steeds een slechtere positie op de arbeidsmarkt ten opzichte van de man hier komen een paar problemen daarvoor: - Scheiding tussen typisch vrouwen- en mannenberoepen. - Vrouwen krijgen minder vaak leidinggevende functies, want ze werken deeltijd. - Werkgever gaat ervan uit dat een vrouw stopt zodra ze kinderen heeft. - Vrouwelijke ondernemers blijken veel moeilijker en bedrijfskrediet te krijgen bij de bank dan een man. Positieve discriminatie/ positieve acties: Als iemand word voor getrokken om zijn geslacht, geloof of huidskleur bijv: Bij gelijke geschiktheid genieten vrouwen voorkeur. De relatief hoge werkeloosheid onder etnische minderheden heeft drie oorzaken: - Allochtonen zijn meestal lager opgeleid. ( mede door taal achterstand) - Er is sprake van discriminatie op de arbeidsmarkt. - Allochtonen maken gebruik van andere zoekkanalen dan werkgevers
Marginale arbeidsplaatsen: werk aan de rand of marge van de arbeidsmarkt. (schoonmaker sector etc) Sinds 1999 is de Flexwet van kracht. Deze wet is vooral voor uitzendkrachten zodat zij nu ook rechten opbouwen voor scholing, pensioen en doorbetaling als er een tijdje geen werk is. Na een paarjaar bij de zelfde werkgever te hebben gewekt hebben zij ook recht op een vast aanstelling. Hoofdstuk 4. Arbeid en overheid. 4.1 Politieke visies Liberalen zijn voor een vrijemarkteconomie. Liberalen willen dat de overheid zich zo min mogelijk met de economie bemoeit. Zij vinden dat grote inkomsten verschillen zijn toegestaan. De socialisten en sociaal democraten zijn voorstander van een sturende rol van de overheid. Zij zijn voor stander van een gemengde economie. De overheid moet door het verbeteren van de positie van de zwakkere sociale ongelijkheid tegengaan. De christen-democraten neemt wat betreft de rol van de overheid de tussenpositie in. Pas al zwakkeren in de verdrukking dreigen te komen moet de overheid in grijpend Volgens hen zijn zowel werknemers als werkgevers gezamenlijk verantwoordelijk voor het functioneren van de arbeidsmarkt. Ecologen vinden dat de economische orde naar een duurzame ontwikkeling moeten toegaan. Behoud van het milieu is daarbij de belangrijkste voorwaarde van alle economische activiteiten. Dit vereist een sterke overheid want op termijn zal dit leiden tot welvaartsvermindering. 4.2 De rol van de overheid. Nachtwakerstaat: een staat waarin de overheid zich vooral beperkt tot het handhaven van de rechtsorde.(19e eeuw) Langzaam werd duidelijk dat dit niet werkte, omdat lonen vors daalde, en mensen lange werkdagen moesten maken, minimumloon was er toen niet. Bij veel verschillende bewegingen onston de opvatting dat de staat moest ingrijpen: - De christen-democraten(confessionelen) wilde de zwakkere een betere bescherming bieden. - De sociaal-democraten streefden naar een rechtspositie van de arbeiders - De liberalen waren voor stander om de criminaliteit aan te pakken, want zij vonden dat de oorzaak van de armoede. Door een aantal sociale wetten aan te nemen greep de regering in op de vrije markrt: - vanaf 1854 konden mensen onder bepaalde voorwaarde beperkte stun krijgen - in 1874 werd kinderarbeid verboden ( Het kinderwetje Van Houten) - Er kwamen wetten om de arbeidsomstandigheden te verbeteren. Na de 2e wereldoorlog werd er loon politiek gehouden. Loonpolitiek: de regering besliste hoe hoog de lonen mochten zijn.
4.3 Nieuwe rol van de overheid. De huidige Nederlandse overheid is nauw betrokken bij de economie, dat vind op 2 manieren plaats: - De overheid produceert zelf collectieve goederen en voorzieningen. (politie, onderwijs etc) - De overheid voert een sociaal-economisch beleid: zij stuurt de economie via wetten en regelingen , en voert onderhandelingen met de sociale partners. Sommige taken worden aan de overheid gegeven omdat die taken niet door iedereen geregeld kan worden. Dit noem je een collectief belang. (verdedigen van landgrenzen). Op sociaal-economisch gebied houd de overheid zich bezig met: werkgelegenheid, arbeidsvoorwaarden en sociale wetgeving. 4.4 Ontstaan van de verzorgingsstaat: Verzorgingsstaat: een staat waarin de overheid zich verantwoordelijk stelt voor het welzijn van de burgers. Sinds de jaren 60 had de overheid een nieuwe rol aan genomen, en dit werd door iedereen gesteund. Liberalenwaren vooral enthousiast over het handhaven van de vrije ondernemingswijze productie in de verzorgingsstaat. Ze benadrukte samen met de christen-democraten dat de regering zich zo terughoudend mogelijk op moest stellen. Hoofdstuk 5 De verzorgingsstaat. De verzorgingsstaat bevat de volgende elementen: - Overheid streeft naar volledige werkgelegenheid. - Een stelsel van sociale zekerheid. - De overheid is verantwoordelijk voor collectieve welzijnsvoorzieningen. De voorzieningen van de sociale zekerheid vonden sommige mensen te goed: - Bij ziekte werd je loon uitbetaald. - Als je arbeidongeschikt was kreeg je nog 70 % van je laatst verdiende loon - Bij werkeloosheid kreeg je een uitkering. Er werden ook maatregelen voor het welzijn van de mensen genomen: - kinderbijslag - Ziekenfonds - Maatschappelijk werk ( hielp mensen met oplossen van problemen) - Studiebeurzen - Huursubsidie
5.2 Sociale zekerheid
Sociale verzekeringen: deze verzekeringen zijn verplicht. Mensen betalen hier een premie voor zodat ze gdekt zijn als ze ziek worden etc. De sociale verzekeringen kan je onderverdelen in twee verzekeringen: - Werknemersverzekering - Volksverzekering
Bij een werknemersverzekering word de premie betaald door de sociale partners hier komen 5 werknemersverzekeringen: - Werkeloosheidswet (WW); als iemand onvrijwillig werkeloos is. - Wet Uitbreiding Loondoorbetalingplicht bij Ziekte (WULBZ); werkgever is verplicht om gedurende een jaar iemand voor 70 % uit te betalen bij ziekte. - Ziektewet (ZW); deze wet is voor zwangere vrouwen, uitzendkrachten en tijdelijke contracten. - Ziekenfondswet (ZFW); vergoedt medische kosten die werknemers hebben. - Wat op de Arbeidsongeschiktheid (WAO); is voor langdurig zieken of mensen die door ziekte of ongeval niet meer terug op de arbeidsmarkt kunnen komen. Volksverzekeringen zijn basisuitkeringen, en is voor iedereen gelijk, we noemen enkele volksverzekeringen: - Algemene ouderdomswet (AOW); na 65e recht op - Algemene nabestaandenwet(ANW); voor weduwnaars, weduwen en minderjarige. - Algemen kinderbijslag; Aan ouders met kinderen onder de 18. Sociale voorzieningen zijn regelingen voor situaties waarvoor geen verzekering bestaat. We noemen enkele sociale voorzieningen: - Algemene Bijstandswet (ABW); iedereen die legaal in Nederland staat ingeschreven en te weinig geld heeft om van televen. - Algemene Bijstan; noodzakelijke bestaanskosten (eten, drinken, huisvesting, gas, licht, water etc) - Bijzondere bijstand; tegemoetkoming voor kosten vanwege bijzondere omstandigheden - Toelagenwet(TW);als je een uitkering krijgt onder het minimumloon krijg je geld erbij totdat je bij de grens zit. 5.3 De verzorgingstaat in de problemen. De drie belangrijkste problemen: - financiële problemen; veel te veel mensen deden een beroep op een sociale uitkering. - Sociale problemen; het leidde tot blijvende afhankelijkheid. Er kwamen calculerende burgers: ze spande zich niet meer in om aan het werk te gaan zodra ze eeen uitkering hadden. - Fraude; er werd misbruik van de sociale wetten gemaakt

In de jaren 90 waren er zulke groten problemen dat de regering wel moest in grijpen. De sociaal democraten vonden dat de verzorgingstaat gehandhaafd zou worden, en vonden het een plicht van de overheid om de problemen tege te gaan. De liberalen wilde bezuinigen op de uitkeringen , controleren op misbruik van sociale voorzieningen, en overheidstaken te privatiseren. De christen-democraten waren het in grote lijnen met de Liberalen eens. Zij benadrukte de familiale verantwoordelijkheid. 5.4 Maatregelen Centraal in de maatregelen staan: - bezuinigingen en strengere controle - versterken van de eigen verantwoordelijkheid - stimuleren van het bedrijfsleven. We geven een paar voorbeelden van maatregelen: - De WW wordt nog maar een bepaald aan jaren verstrekt. - Een werkloze moet een baan eerder accepteren ( passende arbeid is verruimd) - Toelating tot de WAO is strenger geworden. De WAO uitkering word niet meer levenslang verstrekt. - Als een gescheiden vrouw bijstand aan vraagt is de gemeente verplicht om dat bij haar ex-man te verhalen. - Uitkeringen stijgen niet meer met de lonen. - Controle op bijstand is strenger geworden. Door te bezuinigen op de sociale voorzieningen wil de overheid de mensen eigen verantwoordelijkheid opleggen. De volgende maatregelen werden genomen zodat de mensen een betaalbare baan hadden en om de verzorgingsstaat betaalbaar te houden: - De overheid sprak met de sociale partners loonmatiging af. - De overheid stootte een aantal taken aan het bedrijfsleven af. Voorbeeld van deze privatisering is KPN. 5.5 De keerzijde van de maatregelen. De bezuinigingen op uitkeringen hebben gezorgd voor een verminderde koopkracht. Werkgevers zijn minderbereid om mensen met een zwakke gezondheid aan te nemen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.