Hoofdstuk 6

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2485 woorden
  • 16 juni 2003
  • 111 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
111 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
KCV Samenvatting Forum H6 Filosofie, religie en levensbeschouwing

1. Schijn en werkelijkheid

Griekse filosoof Plato ( 427-347 v. Chr.)
Mensen die van jongs af aan in een grot opgesloten ware, vastgebonden, die alleen schaduwen van mensen door een vuur heen kunnen zien, zullen als ze mee worden gesleurd naar buiten niets kunnen zien. Langzamerhand kunnen ze steeds meer zien maar hebben medelijden met de medegevangenen die nog in de grot zitten. Hij zou liever op aarde een nederige positie hebben dan in de grot alles te moeten waarnemen op aanzien te krijgen.
Volgens Plato zijn wij de gevangenen en de ideeënwereld is de wereld buiten de grot. Wat wij als de werkelijkheid beschouwen, is in feite een afspiegeling van de realiteit. Het hoogste van alle ideeën is het idee van het goede.


Plato gaf antwoord op: Wat is de ware werkelijkheid? Dit onderwerp noemt men ontologie: de leer van het zijnde.
Problemen:
- wat is eigenlijk het echte?
- misleiden door onze waarnemingen leidt tot schijnwerkelijkheid.
Idee: niet alleen een begrip dat in het denken van mensen aanwezig is, maar iets dat werkelijk bestaat, onafhankelijk van ons denken. Van alles bestaat een idee.

Griekse filosofie is ontstaan rond 600 v Chr. in Griekse steden aan de westkust van Klein-Azie.
- contacten met oude culturen in het Midden-Oosten.
- stap voor stap verder in denken, begon met bestuderen van hemellichamen en wisselingen van het klimaat ( natuurfilosofen ) zoeken naar een oerstof.

Men wendde zich vroeger tot de Goden met levensvragen. Thales was al eerste niet tevreden met de mythologische verklaringen. Hij leefde rond 600 v Chr. in Milete, dat van het water afhankelijk was voor de zeevaart. Hij slaagde erin een zonsverduistering te voorspellen. Hij was geen atheïst maar deed beroep op de kracht van zijn eigen denken. Thales dacht dat de wereld een verschijningsvorm was die was voortgekomen uit een oerstof; water, het vochtige. Keuzes van opvolgers waren bijvoorbeeld de lucht.

Pythagoras werd geboren op Samos, een eiland voor de Jonische kust. Hij vestigde zich in 530 in Zuid-Italie, waar 300 mensen leefden volgens vaste regels. Ze zochten ook naar het basisprincipe, getallen. ( geld kreeg een steeds belangrijkere rol om de waarde van dingen kwantitatief uit te drukken ) De pythagoreeers hielden zich ook bezig met wiskunde en muziek.


Heraclitus, 540 v. Chr., Ephese zocht ook naar het basisprincipe in de natuur, hij legde de nadruk op de voortdurende beweging en verandering. “ Panta rei” : alles stroomt. Hij beschouwt het vuur als oerstof, het is een proces van de verbranding. Het proces gebeurt volgens een wetmatigheid dingen gaan steeds over in hun tegendeel.(dag-nacht,winter-zomer)

Parmenides, was generatie jonger dan Heraclitus en leefde in het Griekse stadje Elea in Zuid-Italie. “ het zijnde is het zijnde niet” kenmerken van het zijnde:
- het is eeuwig, ontstaan en vergaan impliceren een overgang van niet-zijn naar zijn of omgekeerd, beide overgangen zijn onverstaanbaar en ondenkbaar.
- het zijnde is onvergankelijk en onveranderlijk want tussen zijn en niet-zijn bestaat geen meer of minder.
- het zijnde is onbeweeglijk, want beweging is een vorm van verandering.
- het zijnde is een en onverdeelbaar want naast of buiten zijn is niets anders denkbaar.
Parmenides vind dat alleen denken objectieve kennis kan verschaffen.

Parmenides´ leerling Zeno maakte een paradox met een schildpad en Achilles.
De leer van Parmenides maakte diepe indruk maar was ook onbevredigend.

Empedocles ( 480-423 ) nam vier oerstoffen aan: water, aarde, lucht en vuur. Liefde en haat zorgden voor vermenging en scheiding van deze elementen.
De eenheid is opgeofferd door Empedocles, Parmenides was een monist, er was voor hem maar een zijnde, Empedocles had er vier, hij was een pluralist.

Democritus van Abdera ( 460-370 v. Chr.)

Zijn leermeester was Leucippus en samen met hem ontwikkelde hij een theorie die dichter bij het zijnde van Parmenides bleef dan bij die van Empedocles
Hij beschouwde atomen als de kern, ze verschillen niet kwalitatief maar in grootte, vorm en positie door botsing van de atomen ontstond de kosmos. Je had ruwe en gladde atomen. Hij moest de onbeweeglijkheid en ondeelbaarheid van Parmenides opgeven.
Onze quarks lijken op de atomen van Democritus.

In Athene was ook een nieuwe manier van denken ontstaan, de mens zelf stond hier centraal. Fysica( natuurwetenschap) en Ethica ( goed&kwaad) maakten deel uit van filosofie.

Sofisten: de mens is de maat val alle dingen, alles wat we als kennis beschouwen, zijn subjectieve voorstellingen en meningen. Socrates was het hier niet mee eens.

Het ging in Athene zo goed omdat na de Perzische oorlogen het een voorname Griekse stad was geworden. ( politiek en cultureel ). De democratische bestuursvorm zorgde voor ambities, men moest dan wel overtuigend kunnen praten. Sofisten waren leraren in aretè, het goed functioneren van de burger, welsprekendheid was belangrijk. Ze hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van filosofie.
Protagoras vond dat de waarheid iets subjectiefs was. Het gaat er niet om om de waarheid de vinden maar een ander van jouw waarheid te overtuigen.

Socrates werd geboren in Athene in 469 v. Chr. hij schreef zijn ideeën nooit op. Hij wilde altijd definities vinden . Hij werd in 399 aangeklaagd omdat hij de jeugd zou hebben bedorven en moest de gifbeker drinken.Plato was zijn leerling.

Plato ( 427-347 ) bracht alle lijnen uit de voorafgaande filosofie bij elkaar. En ontwierp een theorie die ontologie, ethiek en politiek omvatte. ( Parmenides en Heraclitus en Socrates) Plato vind denken belangrijker dan zintuiglijke waarneming. De geest is het hogere deel van de mens, en het lichaam het lagere en vormt een belemmering voor de ontplooiing. Doel van filosofen is de geest vrij maken van het lichaam. Het dualisme, de tweedeling tussen lichaam en geest, komt van Pythagoras, ook de waardering voor wiskunde kwam hiervandaan. Plato schreef vijf boeken in dialoogvorm.

In 1509 schilderde Rafael een fresco met de bekendste filosofen in vertrekken van het Vaticaan met in het midden Plato( wijst omhoog ) en Aristoteles( wijst naar de aarde ) ( 384-322 v. Chr. )

Verschil: Plato: het zijnde bevind zich in de hogere werkelijkheid; transcendent. Aristoteles: ware werkelijkheid op aarde, in de individuele dingen: immanent Aristoteles´ realistische instelling komt in al zijn werken voor.

2. Normen en Waarden

Romeinse filosoof Seneca ( 5v, Chr. – 65 n. Chr. ): De Constantia Sapiens ( over standvastigheid van de wijze. ): men kan door juiste filosofische instelling onaantastbaar is voor de slagen van het lot en verzekerd van eeuwig geluk.
Seneca was een aanhanger van Stoa, een wijsgerige richting die rond 300 C. Chr. in Athene was ontstaan.
Het gaat nu vooral om de ethiek, de praktische kant van filosofie.
Stoïcijn: iemand die in staat is te midden van tegenslagen zijn kalmte te bewaren en enige afstand te houden. Iemand die op Stilbo lijkt. Ze hebben nagedacht over goed en kwaad, recht en ontrecht, geluk en ongeluk.
Grieken: plicht tot solidariteit met de groep
Romeinen: virtus: de moed waarvoor je je inzet voor de staat.

Homerus ( 800v. Chr. ) vormde al een duidelijke visie op hoe de mens zich zou moeten gedragen. Het hoogste was een held zijn, boven anderen uitsteken, niet in bezit, wijsheid maar in krijgshaftigheid. Dit is het ideaal van een aristocratische klasse van krijgers. Maar je moet ook je grenzen niet overschrijden.

Tragische held: iemand die en val komt omdat hij een verkeerde keuze maakt.
# Hybris: overmoed. De menselijke mach overschrijden, die verblind door voorspoed of macht te ver gaat en daarmee de afgunst en de toorn van de goden opwekt.


De Sofisten ( Protagoras) leidde ethiek tot relativisme. Wetten en normen bestonden niet van nature ( door physis ) maar waren resultaat van menselijke afspraak en gewoonte ( nomos ). Dit kan leiden tot het recht van de sterkste, het enige recht dat wel van nature bestaat.

Socrates zocht naar definities in dapperheid en rechtvaardigheid, wie deze kennis bezat kon rechtvaardig handelen. => socratisch determinisme: wie het goede ziet, zal het goede doen.
Plato was hier een aanhanger van, wie de keus heeft tussen onrecht doen en onrechtlijden moet je voor het laatste kiezen, wie onrecht doet, beschadigt zijn ziel en benadeelt zichzelf daarmee op de ergste manier.
Plato´s lees van deugden: het verstand, het temperament, de begeerten.
Het inzicht is de deugd van het verstand, de dapperheid die van het temperament, de zelfbeheersing is de deugd van de begeerten de vierde deugd is het hoogst: rechtvaardigheid. In de middeleeuwen waren dit de vier kardinale deugden:
Prudentia: verstand fortitudo: dapperheid
Temperantia: matigheid iustitia: rechtvaardigheid
Hierboven stonden de drie katholieke deugden: geloof hoop en liefde: fides, spes, caritas

Aristoteles: alle mensen begeren geluk: eudaimonia. Hij vond dat elke deugd de middenweg vormt tussen de twee uitersten, dapperheid bijvoorbeeld tussen lafheid en overmoed. Hij komt in de buurt van Socrates en Plato.

Alexander de Grote ( 336-323 v. Chr. ) deed een wereldrijk ontstaan en na zijn dood viel het uiteen in vier grote rijken. Door deze onzekerheid ontstonden naast de scholen van Plato en Aristoteles de school van Epicurus en de Stoa. De ethiek stond centraal.

Epicurisme: Epicurus stichtte in 306 v. Chr. een school in Athene met als doel mensen de weg te wijzen naar een gelukkig leven. Het was de taak van filosofie om mensen van de angst voor goden en de dood te bevrijden. Het leek op de leer van Democritus die alles in atomen indeelde, ook de goden.

De Stoa: kwam van Stoa Poikile, een zuilengang in Athene. Het doel was om een mens gelukkig te maken. De orde in het heelal, de regelmatige wisseling van seizoenen, het natuurlijke evenwicht tussen leven en dood bewijst het bestaan van de goddelijke macht. Ze noemden deze, god, rede, voorzienigheid en noodlot. Toestand van apatheia: het vrij zijn van emoties.
In tegenstelling tot epicureische ideaal van afzijdigheid was de Stoa van mening dat de wijze in de wereld een taak heeft te vervullen; ook dit is een uitvloeisel van het leven in overeenstemming met de natuur. Bekenden: Seneca en keizer Marcus Aurelius

De Romeinse filosofie is een vertaling van Griekse theorieën en beschouwingen voor een Romeins publiek.
De filosofie doet in de 2e eeuw v. Chr. zijn intrede in Rome veel Grieken kwamen naar Rome.
Cicero ( 106-43 v. Chr.), staatsman en redenaar, had een rol in het doorgeven van de Griekse filosofie aan de Romeinen en Europa. Hij vertaalde de Griekse boeken in het Latijn. Cicero was een eclecticus, iemand die zich niet tot een bepaalde richting wend maar overal datgene uitkiest wat hem het meest aanspreekt. Hij is een aanhanger van Academie ( Plato ) maar in ethische kwesties kiest hij voor de Stoa.

Lucretius ( tijdgenoot Cicero ) was aanhanger van Epicurus. Hij vertaalde de Griekse gedachten in het Latijn in een dichtvorm. Hij wilde mensen bevrijden van angst voor de dood en de goden.

Seneca ( 5 v. Chr.-65 n. Chr.) opvoeder en adviseur van keizer Nero volgde de Stoa.Seneca was een invloedrijke man die nauw was verbonden met het toonbeeld van slechtheid: Nero. Hij werd tot zelfmoord gedwongen.

Marcus Aurelius ( 121-180 ) hij was keizer van het Romeinse rijk en geschoold stoïcijn. Hij hamerde op de aanvaarding van de dood.

3. Mensen en Goden.

De goden speelden rol bij mensen, op cruciale momenten grepen zij in.
Hemel: Oura nos Aarde: Gaia Oceaan: Okeanos
Griekse godsdienst was polytheïstisch: veel goden. Kairos: god van het juiste moment.
De Griekse goden waren antropomorf: menselijke gedaante, ze waren alleen machtiger en ze waren onsterfelijk.

Homerus en Hesiodus hebben systematiek aangebracht in de godenwereld

12 olympische goden, oppergod Zeus, vader van Goden en Mensen. Er was geen heilig boek.

Bij de Romeinen waren de goden niet antropomorfe maar onpersoonlijke krachten. ( Saturnus= god van het zaaien, Terra mater = moeder aarde zaad in aarde, Mars = zaad kiemen, Ceres= bevorderde de groei, Jupiter= hemelgod schonk licht, Robigo=bescherming tegen ziektes, Consus= opslaan van graan in schuren.)
Do ut des : ik geef opdat gij geeft. Het handhaven van de staatsgodsdienst werd gezien als een voorwaarde voor het voortbestaan van de staat. Later werd ook de keizer vereerd.

Het zakelijke karakter zorgde dat mensen aanhingen aan nieuwe godsdiensten die slaven en soldaten mee naar Rome brachten. ( Egyptische cultus van Isis en Osiris en de Mithrasdienst uit Perzie en het christendom.) 378: christendom = staatsgodsdienst.

In 45 v. Chr. publiceerde Cicero zijn dialoog De rerum Natura. ( over de aarde en de goden.) Dit schreef hij voor Brutus. De belangrijkste vraag voor Cicero is niet of goden bestaan of niet – atheïsme kwam in de oudheid bijna niet voor,- maar in hoeverre de goden zich met de mensen bemoeien.

Relatie tussen goden en mensen :
# Thales ( 600 v. Chr.) : het ontstaan van de kosmos was een natuurlijk proces uit de oerstof water.
# Xenophanes ( 6e e. v. Chr. ) : richtte zich tegen het antropomorfisme van de gd en niet tegen het geloof zelf.
# Anaxagoras : aangeklaagd en verbannen wegens goddeloosheid. Hij beweerde dat de zon geen god was maar een roodgloeiende massa metaal.

De sofisten twijfelden echt over het bestaan van de goden, Protagoras en Gorgias namen een sceptische houding aan. Socrates liet zich leiden dood daimonion ( inwendige stem) en niet door de Goden.
Plato schreef de Timaeus.


Voor Aristoteles was alle beweging in de kosmos van potentieel naar actueel zijn, van mogelijkheid naar werkelijkheid. De eerste beweging moet een onbewogen beweger zijn, Nous ( geest ).

Hellenisme: Epicureeers en stoïcijnen.
Epicureeers: grootste belemmering van de gemoedsrust zijn angst voor de goden en de dood.
Stoïcijnen: Alles in de kosmos wordt door de goden gestuurd ( ratio = verstand ) de goden zorgen voor alles op aarde: Pantheïsme ( pan = alles, theos = god ) Het goddelijke is in alles aanwezig hij is immanent.
Atheïsme: het kwam sporadisch voor; Diagoras was atheïst. Er waren niet overal goden, maar wel bijna overal.

4. Leven en dood

Volgens Socrates blijven lichaam en ziel hetzelfde, het slechte laat sporen na op je ziel.

Tantalus werd gekweld door honger en dorst, als hij zijn hand uitsteekt wijken eten en drinken terug.
Sisyphus moet een zwaar rotsblok de berg op tillen, als hij boven is, rolt het weer naar beneden.

In het Orfisme speelde reïncarnatie een grote rol. Het uiteindelijke doel was van reïncarnatie vrij te blijven en eeuwig in het hiernamaals te blijven. Pythagoras was een orfist. Het werd nagestreefd door dmv rituelen, leefregels en vegetarisme. Lichaam was slecht en ziel was goed, dualisme.
In navolging van Democritus was ook epicurus van mening dat het lichaam uit atomen bestaat.


5. Burger en Staat

431 v. Chr. Peloponnesische oorlog: Athene # sparta. Pericles tekent een moderne indruk van en democratische staat. Men is zozeer van de gemeenschap afhankelijk als de gemeenschap van hem.
Athene was democratischer dan wij: niet af en toe stembiljet invullen en indirecte regering. Maar Wij zijn democratischer dan Athene, daar alleen mannen

Herodotus: elke staatsvorm heeft risico´s. Cicero wilde een mengconstitutie.

Plato :
Delen van de ziel Standen in de staat Specifieke deugden Algemene deugd
De begeerten Boeren en handwerkers zelfbeheersing Rechtvaardigheid, die
Zorgt voor een juiste
Verhouding tussen delen.
Het temperament wachters Dapperheid
Het verstand bestuurders wijsheid

Platos ideale staat heeft een totalitair karakter, het individu staat volledig in dienst van het geheel ook de kunst staat onder strenge censuur van de staat.

Zoon politikon : sociaal wezen ( aristoteles ) niet als individu maar als een lid van de gemeenschap kan deze omhoog klimmen.

REACTIES

M.

M.

Socrates werd in 469 v Chr geboren in Athene, en niet in 286!

13 jaar geleden

K.

K.

Rafael schilderde dat schilderij van die filosofen niet in 1950 maar in 1509.

13 jaar geleden

K.

K.

Grappig hoor...

7 jaar geleden

K.

K.

Wat is groen en skiet van de berg?

4 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.