Hoofdstuk 3, Middeleeuwen, Renaissance en Barok

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 2201 woorden
  • 2 juni 2003
  • 59 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
59 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 3 Middeleeuwen, Renaissance en Barok Middeleeuwen § 1 Rond 500 na Chr.: einde antieke beschaving, maar voortleven Latijnse literatuur. Buiten kloosters geen belangstelling voor intellectuele zaken. Zelfs de grootste middeleeuwse heerser Karel de Grote (768-814) kon niet lezen of schrijven. Middeleeuwen: voortdurende oorlogvoering, hongersnood, pestepidemieën, stormen en overstromingen. Feodaliteit: leenstelsel. Machtige heer zocht volgelingen om macht te vergroten. Die volgelingen waren vazallen, die in ruil voor diensten bescherming van de heer kregen. Vazallen moesten een geleend stuk grond (laten) onderhouden (door boeren). In de twaalfde eeuw kwamen er veel kruistochten naar Palestina en men probeerde de Moren te verslaan. Er ontstonden heldenverhalen op rijm: chansons de geste. Hierin speelde Karel de Grote vaak een rol, dus sprak men van Frankische of Karelromans. § 2 Volgens sommige mensen in de Middeleeuwen hadden Adam en Eva het eeuwige leven verspeeld door de duivel in slang. Mensen hadden angst voor de dood omdat ze niet wisten wat er komen ging. Ze verlangden naar de dood als verlossing van het aardse tranendal. Aan het eind van de Middeleeuwen ontstaat er een nieuw literair genre: de Dodendans. Dit zijn gedichten in de vorm van een skelet die mensen uitnodigt om met hem te dansen. Tijdens de dans verteld de dood hen wat er gebeurt met de rijkdommen die ze vergaard hebben. De middeleeuwse mens zocht nog naar verklaringen voor bepaalde dingen en vond die bij allerlei (heidense) goden, duivels, kwade krachten en draken. De theologische ideeën van het christendom waren voor het gewone volk te moeilijk. Heiligen bemiddelden tussen het volk en God. Om mensen aan dit geloof te laten wennen, werden veel heidense rituelen in een christelijke plechtigheid veranderd. De antieke wereld had mythen bedacht. Het christendom was bijna een polytheïsme (veelgodendom). Men vatte bijbelteksten vaak letterlijk op en deze werden verwerkt in aardrijkskundige kennis. Bijvoorbeeld de Mapa Mundi: een wereldkaart met Jeruzalem in het midden. Men geloofde dat in het oosten het paradijs lag. Dus was het oosten het belangrijkst. De kaarten van toen zijn ge-Oriënt-eerd = met de bovenkant naar het oosten, de Oriënt.
§ 3 Het was in de middeleeuwen heel gebruikelijk dat teksten uit andere taalgebieden door dichters in de eigen taal werden bewerkt. Zo werd de Nederlandse moraliteit (spel met godsdienstig of moreel probleem) Elckerlyc in het Engels en Duits gebruikt. Henric van Veldeke – gebruikte het oud Limburgs. Hij hoorde bij de Duitse en Nederlandse literatuur. Voor de uitvinding van de boekdrukkunst (rond 1450) werden alle teksten met de hand overgeschreven. Dit gebeurde in het scriptorum van een klooster. Boeken kostten toen heel veel geld en waren er in Nederland minder boeken dan dat er nu in een gemiddelde huiskamer op de plank staat. Vrijwel de gehele Nederlandse literatuur is gebaseerd op verhalen en gedichten die oorspronkelijk in het Frans zijn geschreven. De Middelnederlandse vertalingen waren niet letterlijk, ze werden aangepast aan de plaatselijke situatie. Een nieuw werk was dus een verzameling van verhaalgegevens die al bekend waren. Het chanson de geste of heldendicht. Hierin worden rond historische gebeurtenissen heldendaden verzonnen die de macht van Karel de Grote bewijzen (Chanson de Roland). Het belangrijkste thema in de chansons de geste uit de periode 1170-1260 zijn de conflicten tussen de koning en zijn vazallen. Oudste heldendicht is Engelse Beowulf (10e eeuw). In Keltische gebieden groeiden legenden rond de heldenfiguur koning Arthur. Bij de Arthurroman ging het vooral om de ‘queeste’: een avonturentocht die de held zelfkennis verschafte en die hem in staat stelde een eervolle plaats in de gemeenschap te verwerven. De populariteit van de Arthurlegenden heeft te maken met een toen nieuw ridderideaal: hoofse cultuur en hoofse liefde. Deze verhalen werden in andere talen vaak vertaald door o.a. Wolfram von Eschenbach (Parzifal 1170-1220), Sir Thomas Malory (Le Morte d’Arthur). Roman van Walewein is mondeling doorverteld, dus niet vertaald. In de middeleeuwen werd humor als belangrijkste middel tegen de duivel gezien. Vaak werden toneelstukken met een ernstige inhoud afgewisseld met een klucht. In een ‘abel spel’ (abel = schoon) werden de motieven uit een ridderroman in een toneelstuk verwerkt. Francois Villon (1431) maakte een ‘poëtisch testament’ op. Geoffrey Chaucer (1340-1400) schreef de Canterbury Tales, een raamvertelling (aantal verhalen binnen een ander verhaal). Een raamvertelling was al eerder bij de Italiaan Boccaccio met zijn Decamerone. In faustverhalen gaat het altijd om een man die zich boven de ellende van zijn tijd wil verheffen en zijn ziel aan de duivel verkoopt als losprijs voor bovenmenselijke kennis of macht. De grootste bekendheid kreeg de Faust (1790-1808) van de Duitse dichter Goethe. Christopher Marlowe maakte hier gebruik van: ‘The tragical history of Dr. Faustus’ (1604). Hij maakte van Faust een rebel die niets liever wilde dan kennis en macht. § 4 De Middelnederlandse literatuur begint pas in de 12e eeuw. Voor deze tijd bestond de literaire cultuur voor een groot deel uit mondelinge voorstellingen en voorleessituaties. Veel teksten hiervan zijn nooit opgeschreven. De taal waarin men de literatuur opschreef, noemde men Diets. Dat was de volkstaal. Geleerden schreven in het Latijn. Hofliteratuur - ridderroman
Verhaal over trouw en hoffelijkheid van een ridder. Bijvoorbeeld: Karel ende Elegast. Religieuze literatuur - legende
Heiligenleven beschreven ter ere van… Bijvoorbeeld: de Beatrijslegende. Stadsliteratuur - satire
De adel werd hierin voor gek gezet. Bijvoorbeeld: Vanden vos Reinaerde. Mirakelspel - religieuze literatuur/legende
Toneelstuk. Verhaal gaat over een wonder. Vaak met duivels en heksen. Bijvoorbeeld: Mariken van Nieumeghen. Reisverhaal – meer een legende dan werkelijkheid
Bijvoorbeeld: De reis van Sint Brandaan
Renaissance en Barok § 5 Europa bestond tussen 1450 en 1650 uit honderden kleine Duitse staatjes. Vanaf 1273 gaat de keizersfamilie van Habsburg tot 1800 een grote rol spelen. Vooral onder keizer Karel V (1519-1556) was het Habsburgse rijk het grootste in Europa. Godsdiensttwisten leidden tot de Dertigjarige oorlog (1618-1648). Deze oorlog verhinderde dat Duitsland zich kon ontwikkelen in de Renaissance. In het midden van de 17e eeuw wordt Lodewijk XIV en dus Frankrijk de machtigste in Europa. In Engeland waren een aantal grote oorlogen. Eerst was er de Honderdjarige oorlog (1337-1453) tussen Frankrijk en Engeland. Hierna begint de strijd tussen twee adellijke families York en Lancaster. Deze staan bekend als de Rozenoorlogen. Tijdens de regering van Elizabeth I kende Engeland een economische en culturele bloei: The Elizabethan Age. De dichter Edmund Spencer heeft voor haar The Faerie Queene (1552-1599) geschreven. Men wilde in de 2e helft van de 16e eeuw zowel politiek als godsdienstig een eigen koers varen. Ze waren toen van de Spaanse vorst Filips II. Hierdoor ontstond de 80 jarige oorlog. Dit speelt een grote rol in de literatuur: Nederlandsche Historiën van P.C. Hooft en in strijdliederen als het Wilhelmus. De kerk verliest op een gegeven moment de greep op de samenleving doordat de kerk teveel rijkdommen heeft. Wetenschappers kregen meer oog voor het aardse. Het hiernamaals werd steeds minder belangrijk. Enkele mensen die ingrepen zijn Thomas More (1478-1535) en Desiderius Erasmus (1469-1536). De druppel die zou leiden tot hervorming (protestantse) was de aflaathandel= afkopen van de zonden. Mensen die hierin veel invloed hadden waren Maarten Luther en Jean Calvin, wiens aanhangers hugenoten worden genoemd. § 6 Met renaissance wordt de hernieuwde belangstelling voor de Griekse en Romeinse cultuur. Men ontdekte dat door de Romeinse gebouwen. Rijke mensen lieten toen hun huizen in de stijl van de Romeinen bouwen. Het werd vergeleken met het menselijk lichaam. Met het humanisme wordt bedoeld dat het menselijke in het midden van het universum staat. Dit komt voort uit de studia humanitas. De Italiaan Pico della Mirandola beschrijft in een boek de unieke plaats die de mens in het universum inneemt. Eerst werd het bepaald vanuit de bijbel maar later gebruikte men materiaal uit de oudheid. Een goed voorbeeld van een homo universalis is Leonardo da Vinci (1452-1516). Hiermee wordt bedoeld dat hij heel veel kon: schilder, tekenaar, architect, beeldhouwer, musicus, ingenieur en natuuronderzoeker. In Nederland is Constantijn Huijgens (1596-1687) zo’n persoon. De verspreiding van de renaissance (vanuit Italië) gebeurt op twee manieren: door de humanisten en de kunstenaars. De humanisten tussen 1430 en 1530 (Frankrijk, Spanje, Engeland, Polen en Hongarije). De kunstenaars gingen een generatie later (vooral Frankrijk). Sommige rijke Italiaanse handelaren lieten kunstenaars overkomen om opdrachten uit te voeren en laten zo die landen kennis maken met de ideeën. Een andere groep bestaat uit studenten die gingen studeren in Padua en er zo kennis mee maakten. Toen in 1450 de boekdrukkunst werd uitgevonden betekende dat ook een vooruitgang voor de renaissance (1447-Johannes Gutenberg). Ook waren er veel ontdekkingstochten. Er werden veel reisverslagen of scheepsjournalen gedrukt. Vooral tussen 1550 en 1650 werden veel scheepswerken gepubliceerd. In Engeland: · Richard Hakluyt met zijn Divers Voyages Touching the Discoverie of America (1582) en Principall Navigations. In Nederland: · Jan Huijgen van Linschoten met Iternario (1579-1592) · Olivier van Noort met De reis om de wereld (1598-1601) · Gerrit de Veer met Seylagiën (1599) Hierdoor kreeg de mens een ander beeld van de wereld. Cartografen kregen veel werk. Gerard de Kremer (1512-1594), Mercator was een cartograaf. Barok is de kunstrichting die begint in Italië nadat de renaissance zijn hoogtepunt heeft gehad. Het borduurt verder op het maniërisme. Barocco= onregelmatig gevormde parel. In de barok wordt heel veel met versieringen gewerkt maar harmonieus is het absoluut niet. Er wordt wel gesteld dat het maniërisme een protest is tegen het harmonieuze wereldbeeld van de renaissance. De barok plaatst zich naar het godgerichte terwijl de renaissance zich meer op het aardsgerichte plaatst.
§ 7 In de architectuur in de renaissance zijn de gebouwen veelal symmetrisch, veel pilaren, zware daklijsten, timpanen enz. Een van de architecten van die tijd (Romeinen) was Vitruvius. De Sint Pieter in Rome is gebouwd door de architect Bramante. Ook in de schilderkunst spelen wiskundige vormen en figuren een grote rol. Ook wordt door Leonardo Da Vinci het lijnperspectief ontdekt. Ook stonden mythologische beelden centraal, zoals de geboorte van Venus van Botticelli. Schilderingen op muren van kerken of andere gebouwen worden fresco’s genoemd: De schepping van Adam, Michelangelo. Een opvallend genre in de schilderkunst in de renaissance is het portret. Er wordt ook gelet op persoonlijke uitdrukking en anatomische nauwkeurigheid. Het beroemdste is de Mona Lisa van Leonardo da Vinci. Beeldhouwers haalden hun voorbeelden vooral uit de oudheid. Er worden vooral portret en borstbeelden van mythologische figuren gemaakt. De aandacht voor de mens is te zien in de anatomische juiste weergave ervan in de beelden. De eerste grote beeldhouwer was Donatello, maar het hoogtepunt vinden we bij Michelangelo. In de literatuur zijn er drie vormen te vinden: men wilden eerst de teksten van de Grieken vertalen; translatio. Maar al snel wilde men hen nadoen; imitatio, en als het mogelijk was zelfs overtreffen; aemulatio. Ze schreven vooral in het Latijn en bliezen zijn de oude genres nieuw leven in: heldendicht (epos), herdersdicht, tragedie, de komedie en het lofdicht (ode). De literatuur was verbonden aan zeer strakke regels: 1. Drie Aristotelische eenheden: Tijd (24 uur) Plaats (1 à bode, monologen) 1 Handeling, niet te veel verhaallijnen. 2. Vijf bedrijven
3. Reien (tussen bedrijven) · Rol van de ideale toeschouwer (mimesis= nabootsing v/h leven). Het effect hiervan dat de toeschouwer gezuiverd werd. · Voorspellend, vergelijkend. 4. Tragische held · Identificatie · Deze held komt altijd tussen een moeilijke keus. 5. Deus ex machina (God uit de machine). · Motief van Seneca, reddende engel die een uitweg wijst. Het kenmerk van de barok in de kunst is de beweging, figuren worden meestal in actie afgebeeld. Er is een grote eenheid waarin alles op zijn plaats is. Beeldhouwwerken krijgen een plaats in grote architectonische bouwwerken zoals kerken en paleizen. Het kenmerk van de barok in de architectuur is dat de constructielijnen weggewerkt worden achter versieringen. Er is veel gezichtsbedrog. Enkele barokke gebouwen: · Sint Pieter (Rome) · Slot Schönbrunn (Wenen) · Klooster Stift Melk (Donau) · Louvre (Parijs) · Versailles (Parijs) In de beeldhouwkunst is ook veel nagelaten aan de barok. Bernini heeft veel beelden gemaakt voor parken en fonteinen in Rome. In de barok heeft de schilderkunst ook een grote rol gespeeld. Aspecten zijn: clair obscur (tegenstelling licht-duister) en het trompe l’oeuil (bedrieg het oog). Gobelins zijn wandkleden. Barokke schilders: Carvaggio, Velásquez, Pieter Paul Rubens. In de literatuur in de barok spelen tegenstellingen een grote rol, zoals het sonnet. Enkele schrijvers: Paul Gerhardt, John Donne, John Milton, Jacobus Revius, Justus de Harduwijn. Het belangrijkste barokgenre is het dramaà de wereld voorstellen als een theater. William Shakespeare wordt deels tot de barok gerekend. Anderen zijn Calderón, Joost van den Vondel, Andreas Gryphius, Pierre Corneille. De mensen die met de eerste veranderingen in de literatuur kwamen waren Dante Alighieri (1265-1321) en Francesco Petrarca (1304-1374), bekend werk van hem is Canzoniere. Het petrarkisme bestaat uit een aantal kenmerken. Het keert steeds weer terug in de liefdespoëzie. Sonnet, beschrijving van de geliefde, verwijzingen naar de klassieke wereld. De pleïade-groep ontstaat in de zestiende eeuw en het was een groep van zeven dichters (pleïade = zevengesternte). Hun doel was de Italianen te evenaren (het waren Fransen): Du Bellay en Pierre de Ronsard zijn enkele van hen. Enkele petrarkisten in de Nederlanden zijn Jan van der Noot, P.C. Hooft, Jan Luyken en G.A. Bredero. Jan Luyken was degene die het meest in de petrarkische zin dichtte. Petrarkisten in Engeland zijn Thomas Wyatt, Edmund Spencer en William Shakespeare. Zij worden de sonnetteers genoemd. Op een gegeven moment kwam het anti-petrarkisme op. Zij dreven de spot hiermee en gingen het overdrijven in negatieve zin, er kwamen parodieën. Vertegenwoordigers: Willem Godschalck van Focquenbroch en John Suckling.

REACTIES

V.

V.

boek ligt nog op school, morgen toets. Bedankt!

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.