Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1: Jagers en verzamelaars

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 713 woorden
  • 14 juni 2017
  • 19 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
19 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

H1 §1.1 Jagers-Verzamelaars naar boeren

De eerste mensen worden onderzocht door paleo-antropologen. Paleo-antropologen nemen aan dat de eerste mens uit Afrika komt, drie miljoen jaar geleden. Dit komt door Charles Darwin (bedenker evolutietheorie). De mens kwam vanuit Afrika naar Europa en het Midden-Oosten. Tegenhangers van de evolutietheorie zijn creationisten.

Definities

  • Paleo-antropologen: mensen die ontwikkeling van de mens onderzoeken;
  • Creationisme: alles is de schepping van god.

Leefwijze van jagers-verzamelaars

Eerste mensen leefde als jagers-verzamelaars. Ze waren nomaden en trokken rond, op zoek naar voedsel. Deze prehistorie noemde we het Paleolithicum of de Oude Steentijd.

De nomaden maakten hun kamp op plekken waar dat moment veel dieren en planten, zaden en vruchten waren. Als alles op was of een ander seizoen aanbrak trokken ze weer verder.

Er is niet veel bekend over de leefwijze van jagers-verzamelaars. Dat geldt vooral voor hun cultuur. Wat archeologen wel konden opmaken waren de grafgiften. Daaruit kon je opmaken wat voor status de overledene had.

Definities

  • Jagers-verzamelaars: mensen uit de prehistorie die leefden van de jacht en van wat ze in de natuur vonden;
  • Grafgiften: sieraden, wapens en andere voorwerpen die met de dode meegegeven werden in zijn graf.

Overgang naar de landbouw

In 1989 vinden Israëlische archeologen een kamp van jagers-verzamelaars van 20.000 jaar oud aan de rand van het Meer van Tiberias. De naam van de bewoners van dit kamp, werd de Ohalo-cultuur. Ze leefden in ronde hutten van wilgentakken. De mensen van de Ohalo-cultuur waren jagers-verzamelaars, maar geen nomaden.

In 20.000 v. Chr was het klimaat in het Midden-Oosten zodanig gunstig, dat er eten in overvoed was. In die omstandigheden namen de wilde dieren af, maar was er landbouw mogelijk.

Vanuit deze regio werd de kennis van landbouw verder verspreid naar Europa. Rond 5000 v. Chr. voltrok de Neolithische Revolutie zich in West-Europa.

De landbouwsamenleving

De overgang naar de landbouw had grote gevolgen voor de samenleving. De bevolking groeide en in alle culturen werd de landbouw geïntroduceerd. De mensen werden sedentair. De gevolgen van deze overgang waren zo groot, dat het de Sedentaire Revolutie wordt genoemd.

Hutten werden boerderijen en werktuigen werden veranderd. Behalve bijlen, pijl- en speerpunten werden er ook landbouwwerktuigen, zoals de sikkel, de ploeg en maalstenen, uitgevonden.

Deze samenlevingen werden landbouwsamenlevingen genoemd.

§ 1.2 Steden in Mesopatomië

Het succes van de irrigatielandbouw

In 6500 v. Chr. ontstonden de eerste dorpen aan de oevers van de Eufraat en de Tigris.

Het was er erg warm en er was nauwelijks neerslag. Toch steeds weer succesvolle oogsten. Dat kwam door de irrigatielandbouw.

Boeren legden hun akkers aan op de vruchtbare slib (modder) van de oevers en leidden het water naar daarheen.

Zo was er altijd voldoende water op hun akkers. Deze manier van irrigeren zorgde voor grotere oogsten dan in gebieden waar boeren voor het water helemaal afhankelijk waren van regen.

De boer die een steeds rijkere oogst binnen haalde kreeg meer aanzien en macht, zoals een soort koning of leider. Hij onderhield en organiseert de werkzaamheden aan het irrigatiesysteem. Ook werd de bouw van tempels door hem gecoördineerd.

Stadstaten in Mesopotamië

In 3500 v. Chr. waren de kleine dorpjes zo gegroeid dat het kleine steden waren geworden. Het werden stadstaten.  Uruk was met 50.000 inwoners de grootste en werd dan ook de ‘moeder der steden’ genoemd.

Deze stadstaten hadden enkele kenmerken zoals: een hiërarchische opbouw van de samenleving (zie bijlage voor afbeelding), een godsdienstig centrum, specialisten en het gebruik van het schrift.

In Uruk hing men een godsdienst met verschillende goden aan, een zogenaamde polytheïstische godsdienst.

In het centrum van elke stadstaat stond een religieus bouwwerk: de ziggoerat. Men geloofde dat het beklimmen van dit bouwwerk ze dichter bij de goden bracht. In de ziggoerat werd de belangrijkste god van de stad vereerd.

In 3300 v. Chr. ontwikkelden de inwoners het schrift. Het schrift bestond uit herkenbare afbeeldingen. Later kwamen er de zogenaamde ‘klanktekens’; elk teken stond voor één klank. Met deze tekens kon je hele zinnen en woorden maken. Met de klanktekens werden de wetten en gebeden opgeschreven.

Dit schrift heet het spijkerschrift. Later werden er scholen gesticht om mensen te leren schrijven en lezen. Maar een klein deel van de bevolking kon lezen en schrijven. Dat zorgde ervoor dat de schrijvers veel aanzien hadden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.