Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Feminisme

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 6e klas vwo | 6006 woorden
  • 12 februari 2003
  • 675 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
675 keer beoordeeld

Inleiding Mijn profielwerkstuk gaat over het feminisme. Omdat ik het persoonlijk erg belangrijk vind, dat wereldwijd vrouwen gelijkwaardig aan mannen behandeld worden. Ik ben erg benieuwd hoe wij vrouwen in de loop der eeuwen onze vrijheid hebben verworven en daarom is mijn hoofdvraag in dit profielwerkstuk de volgende: Op welke manier heeft men geprobeerd de positie van de vrouw te verbeteren en in hoeverre is men daarin geslaagd? Ik ga deze vraag proberen te beantwoorden aan de hand van de volgende deelvragen: - Wat was de positie van de vrouw in de 19e eeuw? - Hoe, waar en wanneer is het feminisme ontstaan? - Waar en wanneer vond de eerste feministische golf plaats en wat is er bereikt? - Waar en wanneer vond de tweede feministische golf plaats en wat is er bereikt? - Heeft het feminisme nog toekomst en komt er nog een derde golf? Mijn bronvermelding – zie einde werkstuk – bestaat uit diverse boeken, het internet en een interview onder 40 jonge vrouwen tussen de 15 en 20 jaar. Hoofdstuk 1
De positie van de vrouw in de 19e eeuw in Nederland
In de 19e eeuw en daarvoor hadden vrouwen weinig rechten, voornamelijk plichten. Vrouwen hadden een ondergeschikte rol in de samenleving. Vrouwen kwamen vroeger niet voor in het bestuur en hadden niets te vertellen. In een arbeidersgezin werkten er zoveel mogelijk mensen, dus ook de vrouwen en de kinderen. In die gezinnen werden vrouwen gewoon gedwongen om te werken, omdat er te weinig inkomen was om het gezin mee te voeden. Door de industrialisatie en de modernisering werd de huisindustrie vervangen door fabrieksmatige productie. Dit betekende voor vrouwen uit de burgerij, dat zij geen geld meer konden verdienen voor het gezinsinkomen en alleen nog maar onbetaalde arbeid in het huis(houden) en het gezin kon verrichten. Fatsoensnormen verboden namelijk, dat vrouwen uit de gegoede klassen buitenshuis werkten. Voor veel vrouwen leidde dit tot een eenzaam en saai huisbestaan. Voor ongehuwde vrouwen betekende dit verbod op betaalde arbeid, dat ze voor hun levensonderhoud afhankelijk waren van de steun van de familie. Voor vrouwen uit de burgerij, die toch werkten, was de beroepskeuze beperkt. Slechts enkele beroepen waren voor hen beschikbaar. Voorbeelden hiervan zijn: gouvernante, gezelschapsdame en onderwijzeres. Toch was werken nog niet volledig acceptabel, want dames behoorden zich, volgens de heersende normen, bezig te houden met hun gezin en het huishouden. Het dagelijks leven van hun dochters was daarom sterk gericht op hun latere moederschap en taken binnen het gezin. Het belangrijkste doel van een meisje was, het wachten op de juiste huwelijkskandidaat en dat moest dan wel een man zijn die niet beneden je stand was. Vooral voor arme meisjes was een (goede) huwelijkskandidaat belangrijk. Als er zich geen goede huwelijkskandidaat meldde en het meisje ongehuwd bleef, dan was ze voor haar levensonderhoud afhankelijk van de steun van de familie. Vrouwen werden gezien als een object om kinderen te baren en dienstbaar aan de man te zijn. Volgens de mannen had God de vrouw geschapen om voor mensen te zorgen. Ze waren dus constant bezig met de opvoeding van de kinderen en het huishouden. Voor alle vrouwen gold, dat ze handelingsonbekwaam werden geacht. Dat wil zeggen, dat ze geen contracten mochten ondertekenen en in juridische aangelegenheden werden ze als kinderen behandeld. Alle vrouwen waren uitgesloten van politieke rechten. Ze konden geen openbare functies vervullen. De basisopleidingen voor meisjes waren veelal van slechtere kwaliteit dan die voor jongens. En de vervolgopleidingen waren meestal alleen opengesteld voor jongens. Tot 1871 mochten de meisjes ook niet naar de universiteit. In deze tijd twijfelde men er aan of meisjes wel genoeg verstand hadden voor de universiteit. Als vrouwen dan een opleiding hadden afgerond, zo halverwege de 19e eeuw, was het voor de vrouw vrijwel onmogelijk om een normale baan te vinden, terwijl mannen op de arbeidsmarkt allerlei verschillende functies konden krijgen zonder enige problemen. De baantjes, die een vrouw dan misschien kon vervullen, bestonden vaak uit eentonig fabriekswerk en ze werden zeer slecht betaald en behandeld. Ze werden om het minste geringste ontslagen en konden een boete krijgen als ze met elkaar praatten of te lang op de wc zaten. Vrouwen waren vroeger ook niet of nauwelijks betrokken bij politieke besluitvorming. Alleen mannen mochten stemmen en zich verkiesbaar stellen. Een vrouw in de regering was in die tijd nog ondenkbaar. Mannen vonden dat vrouwen niet mochten stemmen, omdat de vrouw, door haar aard (emotioneel en zwak) niet in staat was een objectief oordeel te geven. Bovendien waren mannen prima in staat de belangen en verlangens van de vrouw te behartigen. Daar komt nog bij dat de vrouw helemaal niet hoefde te stemmen, omdat de man als gezinshoofd, haar vertegenwoordigde. Ook werden vrouwen vaak gedwongen tot seks. Omdat de man alle macht had binnen het huwelijk, werd van vrouwen verwacht, dat ze maar gewoon meededen als de man zin had om te vrijen. Ook vrouwenmishandeling was heel gewoon. Als vrouwen niet deden wat hun mannen van hen verwachtten, werden ze geslagen. Mannen gingen ook vrijuit als een ongetrouwde vrouw zwanger was en daarom konden de mannen gewoon hun gang gaan, terwijl van vrouwen helemaal geen vrij seksueel leven werd verwacht. De heersende opvatting was namelijk, dat mannen van nature meer behoefte aan seks hadden dan vrouwen en daarom moest er voor mannen een ‘uitlaatklep’ zijn, anders worden ze prikkelbaar en chagrijnig. In de 19e eeuw ging het vrouwen steeds meer irriteren, dat ze zo weinig te zeggen hadden en dat ze zo slecht behandeld werden. Rond de eeuwwisseling kwamen de vrouwen daarom in opstand, met als doel gelijke rechten verwerven voor mannen en vrouwen.
Hoofdstuk 2
Het ontstaan van het feminisme
In de 18e en 19e eeuw begonnen vrouwen zich langzaamaan steeds meer op te winden over de positie waarin ze verkeerden. Meer en meer vrouwen wereldwijd zagen in hoe ongelijk het eigenlijk verdeeld was tussen mannen en vrouwen. Belangrijke bronnen van ergernis op dit moment waren, dat er geen vrouwenkiesrecht was en geen gelijke rechten op de arbeidsmarkt. Een aantal vrouwen en ook sommige mannen probeerden zich hier tegen te verzetten. In de 18e eeuw gingen vanuit de burgerij de vrouwen om meer rechten vragen. Belangrijke namen in deze tijd zijn in Frankrijk, Olympe de Gouges (1755-1793) met haar Declaration des doits de la femme et de la citoyenne (verklaring over de rechten van de vrouw en burgeres) en in Engeland Mary Wollstonecraft Godwin (1759-1797), die ook pleitte voor de rechten van de vrouw, met name recht op onderwijs. Hun ideeën waren in die tijd nog veel te revolutionair. Hun strijd speelt zich af ten tijde van de Franse revolutie. Het was pas halverwege de 19e eeuw, dat er in veel landen vrouwenorganisaties ontstonden. Ook was er de hertogin van Devonshire die in 1784 bij de verkiezingen voor het lagerhuis in Engeland propaganda maakte voor Charles James Fox. Het was niet hetzelfde als eigen kiesrecht, maar de vrouwen toonden daar toen nog geen verlangen naar. In diezelfde tijd in Frankrijk speelde mevrouw Roland een serieuzere rol in de politiek. Haar man was minister van binnenlandse zaken en er werd algemeen aangenomen dat mevrouw Roland de politiek van haar man uitmaakte. In 1825 schreef de Engelse William Thompson zijn boek “Beroep van de ene helft van de mensheid op de pretenties van de andere helft”. Zijn boek was waarschijnlijk het eerste volledige uitgewerkte standpunt wat betreft vrouwenkiesrecht. In Seneca Falls in de staat New York wordt in juli 1848 vergaderd over de rechten van de vrouw. Vrouwenkiesrecht is nog steeds haast onbespreekbaar. De filosoof John Stuart Mill werd in 1865 in Engeland in het parlement gekozen en in 1867 diende hij een amendement in waarin werd verzocht het kiesrecht aan vrouwen te geven. Met 194 tegen 73 stemmen werd het amendement verworpen. Vrouwen hadden nog steeds geen kiesrecht maar men was wel verbaasd en bemoedigd dat ruim een kwart voor had gestemd. In 1868 werd in Engeland de Nationale vereniging voor Vrouwenkiesrecht opgericht. In 1869 schreef John Stuart Mill zijn boek “Over de onderworpenheid van de vrouw” waarin hij de positie van de vrouw beschreef. Rond dezelfde tijd in Frankrijk publiceerde Leon Richer zijn boek “De rechten van de vrouw”. Er zijn eigenlijk twee factoren van groot belang voor een verklaring waar de feministische golf aan het eind van de 19e eeuw vandaan kwam: · De verandering in de arbeid onder invloed van de industrialisatie en in het verlengde daarvan · Veranderingen op het gebied van onderwijs. De industrialisatie creëerde een groot aantal sociale onzekerheden. Vrouwen uit armere milieus en weduwen waren minder beschermd dan vroeger; bijvoorbeeld omdat de patroons het niet langer als hun plicht beschouwden om voor weduwen en verlaten vrouwen te zorgen. Ook was de Nederlandse bourgeoisie na de Franse tijd flink verarmd. Ongehuwde ‘oude jongejuffrouwen’ uit de burgerij werden niet meer automatisch door de familie verzorgd. Door de industrialisatie werd vrouwen bovendien ontnomen wat er nog over was van hun economische functies zoals kleren maken of brood bakken. Als gevolg van de technologiesering van de samenleving door de industrialisatie, was onderwijs voor de betere standen ingewikkelder en langduriger geworden. Onderwijs werd ook belangrijk voor de arbeidersklasse. In de allereerste plaats wilde de fabrikant beter geschoolde en meer gedisciplineerde arbeiders. Maar het was tevens een eis die ook door de arbeidersbeweging werd gesteld. Meer kennis betekende namelijk meer macht en grotere mogelijkheden tot zelfontplooiing. Voor de vrouwen betekende dit alles dus, dat haar rol als huisvrouw en hoedster van een stabiel gezinsleven belangrijker werd. Een goede reden om voor vrouwen in 1889 bij de wet te regelen was, dat ze na een elfurige werkdag naar huis mochten, omdat ze dan het huishouden konden doen. Halverwege de 19e eeuw waren er al enkele vrouwen die een vervolgopleiding konden volgen. Onder invloed van Florence Nightingale (1820-1910) was verpleegster een populair beroep. In Nederland was Aletta Jacobs een belangrijk persoon wat betreft onderwijs. Mevrouw Storm van der Chijs, geïnspireerd door wat ze in Amerika had gezien op het gebied van meisjesonderwijs, richtte in 1865 de eerste Industrieelschool voor de vrouwelijke jeugd op in Amsterdam. Tot de eerste kandidaten van deze school behoorde Aletta Jacobs. In 1863 werd door Thorbecke formeel bij de wet geregeld, dat het Middelbaar onderwijs werd opengesteld voor meisjes. In 1860 kwam er een school om onderwijzeressen op te leidden. In 1871 kreeg Aletta Jacobs toestemming van minister Thorbecke om medicijnen te mogen studeren. In 1876 kreeg Haarlem als eerste stad in Nederland een MMS. De gymnasia telden in 1895 65 vrouwelijke leerlingen. Pas rond 1900 kwamen er grotere verschuivingen rondom de economische positie van de vrouw. Duizenden vrouwen gingen kantoorwerk doen en werden zo financieel onafhankelijk. Hoofdstuk 3
De eerste feministische golf
De eerste feministische golf ontstond in de Verenigde Staten en duurde van ca. 1848 tot 1940. Het hoogtepunt van de eerste feministische golf lag in de periode 1890 tot 1920, toen werd de strijd om het vrouwenkiesrecht belangrijker. Nederland kende, net als in de Verenigde Staten, een morele-hervormingsbeweging. Deze beweging kan worden beschouwd als een voorloper van de eerste feministische golf. Deze beweging was het Réveil. Dit was een belangrijke beweging waarin mannen en vrouwen uit de burgerij actief waren. Omdat Reveilvrouwen zich bezig hielden met de maatschappij, zagen sommige feministen, uit de eerste feministische golf, hen als hun voorganger. De belangrijkste strijdpunten van de eerste feministische golf waren: · Recht op onderwijs · Vrouwenkiesrecht · Gelijke rechten op de arbeidsmarkt
Een achtergrond van de eerste feministische golf was de benarde positie van ongehuwde vrouwen. Sinds 1830 nam het aantal ongehuwde vrouwen in Nederland toe en in de burgerij bleef dit percentage tot 1850 relatief hoog. De financiële afhankelijkheid van vaders en broers in economische slechte tijden vielen de ongehuwde vrouwen zwaar. Daarom deed Betsy Perk, één van de eerste Nederlandse feministen, in 1871 een oproep om door middel van het vervaardigen van handwerken en kunst ongehuwde vrouwen een kans te geven in hun eigen levensonderhoud te voorzien. In 1871 richtte ze haar arbeidsbemiddelingsbureau ‘Arbeid Adelt’ op en dat leverde meteen 400 nieuwe banen op. Deze vereniging streed voor verbetering en meer banen voor vrouwen, gehuwd of ongehuwd. De vraag naar onderwijs voor vrouwen werd zeer groot. Vrouwen wilden net als mannen een opleiding kunnen volgen, die gelijkwaardig was aan de opleiding van de mannen. Ook wilden vrouwen een vervolgopleiding kunnen doen, maar zij moesten het huishouden doen. Aletta Jacobs speelde een belangrijke rol in de eerste feministische golf. Niet alleen omdat ze de eerste vrouw was die naar de universiteit ging, maar ook omdat ze heel veel heeft betekend voor vrouwen uit de eerste feministische golf. Door middel van gratis spreekuren en cursussen hygiëne en zuigelingenzorg bracht zij verbetering in de slechte levensomstandigheden van arbeidersvrouwen. Aletta pleitte ook voor betere werkomstandigheden van vrouwelijk winkelpersoneel en zij wees vrouwen op het belang van geboortebeperking. Zij opende ook de eerste geboortebeperkingskliniek. Die kliniek was illegaal, maar er werden geen verdere stappen ondernomen om de activiteiten in die kliniek tegen te gaan. In 1894 was ze medeoprichtster van de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht en de Vrije Vrouwen Beweging. In 1890 begon de strijd voor het vrouwenkiesrecht. Vrouwen wilden, dat er geen onderscheid meer gemaakt werd tussen mannen en vrouwen op politiek gebied, dus eisten zij kiesrecht. Ook Aletta Jacobs pleitte voor vrouwenkiesrecht. Veel feministen legden hun aanspraak op het kiesrecht vanuit hun positie als moeder. Als moeder waren zij verantwoordelijk voor de nieuwe generatie burgers en daarom vonden feministen, dat vrouwen ook als volwaardige burgers beschouwd moesten worden. De vrouwen gebruikten verschillende strijdmethodes, om ervoor te zorgen, dat ze wel kiesrecht kregen. Enkele strijdmethodes waren verstoring van vergaderingen, brandstichting in openbare gebouwen en ze organiseerde grote manifesten, waarbij ze vaak in aanraking kwamen met de politie. De arbeidersvrouwen hadden een zwaar leven. Naast het huishouden en het opvoeden van de kinderen, moesten zij er ook nog eens voor zorgen, dat er extra geld binnen kwam. Het geld, dat de man verdiende was namelijk vaak niet genoeg om het hele gezin te onderhouden. Ze verdienden wat bij door te werken in steenbakkerijen, turfafgravingen en later in de industrie. De vrouwen maakten lange, eentonige werkdagen in bedompte ruimtes. Dit was ten eerste heel vervelend, maar bovendien ook zeer ongezond. Wilhelmina Drucker was in 1893 een van de oprichters van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. De vereniging stelde zich uitsluitend tot doel, het kiesrecht voor de vrouw te verkrijgen door het houden van openbare vergaderingen, het uitgeven van tijdschriften en het indienen van adressen. Ook Mina Krusemann (1839-1922) was een bekende, feministische vrouw, die vocht tegen dwangmatig trouwen en het recht op onderwijs en een zelfstandige baan. Andere vrouwen verzetten zich tegen de bestrijding van maatschappelijke minachting van prostituees, of het lot van ongehuwde vrouwen met 'onechtelijke kinderen,' of het recht hebben op zwemmen en fietsen, want zelfs dat mochten vrouwen niet. Hoofdstuk 4
Wat is er bereikt met de eerste feministische golf
In 1860 werd de eerste onderwijzeressenschool geopend. Vijf jaar later ontstond er, in 1865, de eerste 'Industrie School voor Vrouwelijke Jeugd’. Ook werd rond deze tijd de eerste Middelbare School voor Meisjes (MMS) opgericht. Tot 1870 bleef de HBS onbereikbaar voor meisje. Aletta Jacobs was de eerste die op de HBS kwam en die ging studeren. Haar vader hielp haar daarbij. Ze wilde namelijk graag arts worden net als haar vader. Ze moest een toelatingsexamen doen als ze wilde gaan studeren en voor dat toelatingsexamen moest ze lessen volgen op de HBS. Ze kreeg toestemming van Minister Thorbecke om lessen te volgen op de HBS. Zo was Aletta het eerste meisje in Nederland die de HBS bezocht. Daarna vroeg Aletta voorlopige toestemming voor de universiteit in Groningen. Vlak voor zijn dood verleende Thorbecke haar toestemming om zich als eerste vrouw aan een Nederlandse universiteit in te schrijven. Haar toegang tot de universiteit in 1971, zorgde voor veel negatieve publicaties, maar dat belette andere meisjes niet om te gaan studeren. Integendeel, de universiteit werd steeds meer door meisjes bezocht. Aletta zorgde er ook voor dat de werkomstandigheden van winkelmeisjes beter werden. Zo mochten winkelmeisjes gaan zitten als er geen klanten kwamen. Aletta zorgde er ook voor dat er voorbehoedsmiddelen kwamen voor arbeidsvrouwen. De werkomstandigheden van vrouwen waren ook veranderd. Vrouwen werden beter behandeld en hadden een grotere beroepskeuze, mede doordat zij nu konden studeren. In 1917 kregen vrouwen in Nederland passief kiesrecht en in 1919 kregen vrouwen actief kiesrecht. De Eerste Wereldoorlog speelde hierbij een belangrijke rol. Sommige organisaties legden de nadruk op de specifiek vrouwelijke kwaliteiten: als vrouwen stemrecht zouden hebben, zouden er in de toekomst minder oorlogen zijn. Zij zouden een vredelievende invloed op de politiek hebben. Later bleek ook dat vrouwen prima in staat waren werkzaamheden van mannen over te nemen. Terwijl de mannen aan het front vochten, deden de vrouwen het werk en hielden de maatschappij draaiende. Zo bewezen zij het staatsburgerschap waard te zijn. Bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 1918 kwam Suze Groenweg als eerste vrouw in de Kamer, voor de SDAP. Bij de gemeenteraadsverkiezingen kwamen er honderd vrouwen in de verschillende gemeenteraden, dat was ongeveer één procent van alle gemeenteraadsleden. In 1922 waren de eerste Tweede-Kamerverkiezingen waarbij vrouwen zelf konden stemmen. Er kwamen zeven vrouwen in de Kamer, maar een revolutionaire omwenteling, zoals sommigen gevreesd en anderen gehoopt hadden, bleef uit. Na het behalen van het kiesrecht voor vrouwen dachten vele feministes dat de strijd wel gestreden was en dat het parlement met vrouwen overspoeld zou worden. De rest zou dan wel vanzelf gaan. Eind twintiger jaren brak de wereldwijde economische crisis uit. De meeste mensen (mannen?) vonden dat er belangrijker dingen waren dan de zogenaamde vrouwenpunten. Vrouwen moesten dan ook een flinke strijd leveren om te behouden wat ze verworven hadden. Hoofdstuk 5
De tweede feministische golf
De tweede feministische golf ontstond uit onvrede met de gang van zaken. De verworvenheden van de eerste feministische golf werden niet uitgebreid, zetten zich niet door op andere maatschappelijke terreinen en de druk op vrouwen om zich aan man en kinderen te wijden was enorm. Het recht van de vrouw was het aanrecht en daar moest zij al haar creativiteit in kwijt en aanzien aan ontlenen. De nieuwe feministische golf had weer de thema's arbeid, politiek, onderwijs hoog in het vaandel staan. Daarbij werden aan de onderwerpen seksualiteit, huwelijk en gezin nieuwe strijdpunten verbonden. In de jaren zestig vertoonden zich de eerste verschijnselen van de tweede internationale feministische golf, waarvan het hoogtepunt in de jaren zeventig lag. De tweede golf was een nieuwe fase in de sociale beweging, vooral gericht op maatschappelijke emancipatie en zelfbeschikkingsrecht van vrouwen. Het recht om over hun eigen lichaam te beschikken (bij abortus), is een duidelijk voorbeeld van een vernieuwingsideaal. Nu de vrouwen gedeeltelijke juridische gelijkheid hadden, sinds het verkrijgen van het algemeen kiesrecht, streefden ze ook naar de opheffing van alle gedragspatronen, die de achterstelling van de vrouw ten opzichte van de man veroorzaakten. In de tweede feministische golf was het recht op zelfbeschikking een belangrijk strijdpunt van de vrouwenbeweging. Deze tweede golf werd vanaf 1965 in de Verenigde Staten en vanaf 1967 in West-Europa ingeluid. Na de eerste feministische golf was het voor vrouwen eindelijk mogelijk opleidingen en zelfs vervolgopleidingen van goede kwaliteit te volgen. Weliswaar was het recht op volledige deelname van vrouwen aan onderwijs, arbeid en politiek veroverd, maar de mogelijkheid om van dit recht gebruik te maken was er vaak nog niet. Om een aantal redenen was de toetreding tot de arbeidsmarkt voor vrouwen vanaf de jaren vijftig gemakkelijker geworden. Het kindertal daalde doordat anticonceptie werd toegepast waardoor vrouwen op latere leeftijd voor kinderen konden kiezen. Dankzij elektrische apparaten, zoals de wasmachine, werd het huishouden minder zwaar en tijdrovend. Ook de vraag van de arbeidsmarkt veranderde na de Tweede Wereldoorlog. De dienstensector maakte een snelle groei door. Er ontstond een nieuw type banen die zowel door mannen als door vrouwen gedaan konden worden. Beroepsarbeid door gehuwde vrouwen werd in de jaren vijftig en zestig wel door meer mensen geaccepteerd, maar over het algemeen had men toch de mening dat het gezin hier niet onder mocht lijden. Buitenshuis werken betekende voor vrouwen met een gezin in de praktijk een dubbele belasting (werk én huishouding). In hun beroepsuitoefening werden vrouwen geconfronteerd met het feit dat zij, ook als zij even hoog of zelfs hoger opgeleid waren dan hun mannelijke collega's, vaak genoegen moesten nemen met minder goede banen en een lager salaris. Aan de basis van het nieuwe feminisme stonden overwegend jonge, goed opgeleide vrouwen. Zij ervoeren de maatschappelijke maar ook de culturele eisen waaraan zij moesten voldoen als tegenstrijdig. De culturele en maatschappelijke overheersing van mannen had ertoe geleid dat vrouwen uitsluitend in relatie tot mannen per definitie gezien, beoordeeld en benoemd werden tot de ‘andere’ of ‘tweede’ sekse. Voor de arbeidersvrouwen was het nu juist een ideaal om niet te hoeven werken en thuis te kunnen blijven. Dit betekende namelijk dat de man genoeg verdiende en het niet nodig was voor de vrouw om te werken. Dit was een luxe en iets waar de man trots op was. Het stereotiepe rollenpatroon werd ook aan de kaak gesteld. Namelijk dat vrouwen werden geacht niets anders na te streven dan het reclame-beeld van de mooie seksueel aantrekkelijke vrouw en tevens kuise, gelukkige huisvrouw en moeder. Daarbij werd ook de afhankelijke positie van de getrouwde vrouw ter discussie gesteld. In 1968 werd Man Vrouw Maatschappij opgericht, de eerste organisatie van de tweede golf in Nederland. Ook mannen mochten hier lid van zijn. Zij oefenden druk uit op politieke en maatschappelijke organisaties met betrekking tot roldoorbreking, gelijke ontplooiingsmogelijkheden en gelijk recht op betaalde arbeid. In 1969 ontstond Dolle Mina, een spontane actie-groep, waar met name linkse vrouwen al hun grieven en creativiteit in kwijt konden. Door hun speelse acties werden ze snel bekend in binnen- en buitenland. De Dolle Mina's kozen op een gegeven moment voor de klassenstrijd als belangrijkste fundamentele tegenstelling in de maatschappij. Het radicaal-feminisme daarentegen gaat ervan uit, dat mannen en vrouwen tegenover elkaar staan in een machtsrelatie. Zij werkte daarom niet met mannen in haar organisaties. In de radicaal-feministische praatgroepen bleek veel persoonlijke problematiek gemeenschappelijk te zijn, veroorzaakt door maatschappelijke machtsstructuren. De eerste radicaal-feministische actiegroep "Paarse September" viel de heteroseksualiteit aan. De heteronorm is een van de belangrijkste wapens bij het in stand houden van de ongelijke machtsverhouding tussen de seksen, dus lesbianisme moet voor feministen een politieke keuze zijn. "Je gaat toch niet met je onderdrukker naar bed?", hoorde je veel in die tijd. Op dit punt konden de vrouwen- en homobeweging samen strijd voeren. Na 1972 werd de zogenaamde autonome vrouwenbeweging erg populair. Zij werkte los van politieke partijen en volgens radicaal-feministische organisatieprincipes, zoals werken als collectief, op basis van gelijkwaardigheid. Ze opende vrouwenhuizen, begon met vrouwen-hulpverlening (Blijf-van-mijn-Lijf-huizen), maakte feministische bladen (Opzij) en opende vrouwenboekwinkels. Er kwamen ook femsoc-groepen (van feminisme en socialisme). Deze groepen waren, alleen met vrouwen, bezig met het feminisme, en met mannen werkten ze aan het realiseren van een socialistische maatschappij. De autonome vrouwenbeweging maakte het mogelijk, dat veel vrouwen met verschillende politieke achtergronden met elkaar samen konden werken. Eind zeventiger jaren bereikte het radicaal-feminisme haar hoogtepunt en het politiek lesbianisme kreeg nu een bredere aanhang. De vrouwen van uitgeverij De Bonte Was vonden dat ware feministen niet met mannen hoorden samen te werken en zich niet moesten laten betalen voor hun feministische activiteiten. Terwijl de femsocgroepen juist een lange mars wilden door de bestaande manneninstituties en het voor de economische zelfstandigheid van vrouwen goed vonden om hun eigen geld te verdienen. Hoofdstuk 6
Wat is er bereikt met de tweede feministische golf?
Op papier hadden vrouwen niets te zeggen in het gezin. In de praktijk was dit niet zo zwart-wit, maar toch was de man nog steeds de baas. Pas in 1969 kwam de afschaffing, dat de man het hoofd is van de echtvereniging. Dit was een hele opluchting, omdat dit vrouwen meer inspraak gaf in het gezinsleven. Ze mochten zelf aankopen gaan doen wat voor 1957 niet mogelijk was. Zij waren voor deze tijd handelingsonbekwaam. Aan de strijd voor de legalisering van abortus werd in 1981 een einde gemaakt door een wet waarin de mogelijkheid tot het laten verrichten van abortus vastgelegd was. Voor abortus hebben wij, vergeleken met andere landen, een goede en fatsoenlijke regeling. Bijvoorbeeld in het rooms-katholieke Ierland is abortus nog steeds niet mogelijk. Na de legalisering van abortus richtte de aandacht zich vooral op de bestrijding van allerlei vormen van seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes. Op het punt van het verzet tegen de heteroseksuele norm, vonden de vrouwen en de homobeweging elkaar. Door allerlei maatschappelijke ontwikkelingen, waaronder het feminisme maar ook de beschikbaarheid van een relatief betrouwbaar voorbehoedmiddel als de anticonceptiepil, werd het huwelijk algemeen minder zaligmakend geacht. Er werd minder getrouwd, meer samengewoond. De samenstelling van huishoudens onderging wijzigingen; er kwamen meer alleenstaanden en ook woongroepen raakten ingeburgerd. Met de acceptatie van het gebruik van voorbehoedmiddelen hadden vrouwen zelfbeschikkingsrecht over hun vruchtbaarheid bereikt. Kinderen werden niet langer alleen in huwelijksrelaties voortgebracht en opgevoed, maar ook in lesbische relaties, in woongroepverband of door alleenstaande moeders (de zogenaamde Bom-vrouw = Bewust Ongehuwde Moeder). Een belangrijke vooruitgang na de tweede feministische golf is de ontwikkeling in het onderwijs. In 1975 startte de eerste “dag-mavo” voor volwassenen, ook wel de moedermavo genoemd omdat vooral vrouwen dit onderwijs volgden. Via vormings- en scholingswerk konden feministische ideeën ook minder hoog opgeleide vrouwen bereiken. Belangrijk waren de VOS(= Vrouwen Oriënteren zich op de Samenleving)-cursussen. In het hoger onderwijs kwamen vanaf 1974 vrouwenstudies tot ontwikkeling. In de jaren tachtig werd ook begonnen met het uitbouwen van ‘vrouwenstudies’ (onderwijs over en onderzoek naar vrouwenthema's) binnen bestaande universiteitsfaculteiten. De vrouwen haalden in hun feministische strijd hun gelijk met het in werking gaan van de “Wet Gelijke Behandeling” in 1992. Deze wet houdt in dat er geen verschil mag zijn tussen mannen en vrouwen als het gaat om: · Personeelsadvertenties · Sollicitatieprocedures · Arbeidsvoorwaarden · Promoties · Ontslag · Beroepskeuzevoorlichting · Toegang tot opleidingen

Dat betekende echter niet, dat er ook praktisch een einde kwam aan de achterstelling van vrouwen. Op het gebied van de beloning en ook wat de kansen op promotie en leidende functies betreft, laat het nog veel te wensen over. Het Europese Hof moest eraan te pas komen om vrouwen, die in het verleden parttime werk hadden verricht van hun recht op een pensioen te verzekeren. Vrouwen en mannen, die vinden, dat ze niet behandeld zijn zoals het in de wet staat, kunnen een klacht indienen bij de Commissie 'gelijke behandeling'. Deze commissie kan dan een onderzoek doen over het onderwerp waar het om gaat. Als de resultaten van het onderzoek vertellen, dat er onwettig onderscheid is gemaakt tussen de man en de vrouw, dan wordt dit gerapporteerd aan ministers en als het nodig is ook aan ondernemingsraden die een aandeel hebben. De Commissie kan bemiddelen tussen werkgever en klager en de Commissie kan gevraagd worden door de rechter om een onderzoek in te stellen als de rechter een klacht te ingewikkeld vindt. De dubbele belasting van vrouwen die naast hun baan de verantwoording hebben voor een huishouden en voor kinderen, blijkt een handicap te zijn voor een carrière. Ook leidt het hardnekkige vooroordeel, met betrekking tot capaciteiten van vrouwen, ertoe dat velen halverwege hun carrière blijven steken. De onzichtbare – uiterlijke en innerlijke – belemmeringen op weg naar de top worden aangeduid als ‘het glazen plafond’. Om die reden is in de jaren negentig de discussie vooral gericht op de herverdeling van zorgtaken in de privé-sfeer en op voorzieningen voor de opvang van kinderen van werkende moeders. Maar van een brede feministische beweging of een ‘feministische golf’ is in de jaren negentig geen sprake meer. Massale feministische acties vinden niet meer plaats. De feministische acties verliepen achteraf ontzettend traag. Dit komt mede doordat er zaken veranderd moesten worden in het bestuur. Maar in het bestuur zaten alleen mannen, en die gaven niet snel op. Een goed voorbeeld hiervan is dat pas na 100 jaar strijd de wet voor gelijke beloning er kwam. Maar hij kwam er wel! Vanzelfsprekend maken tegenwoordig grote aantallen vrouwen carrière in het bedrijfsleven en in de politiek. De wet ‘gelijke behandeling’ heeft hier veel aan bijgedragen. Een andere blijk van vooruitgang is, dat het zogenaamde Eerste Paarse Kabinet in 1997 bestaat uit maar liefst negen vrouwen als minister of staatssecretaris. Wellicht wat voorbarig en tot grote teleurstelling van vele vrouwen werd per 1 mei 1997 de in 1981 opgerichte Emancipatieraad opgeheven. Hoofdstuk 7
De toekomst van het feminisme
Ook al lijkt Nederland een heel tolerant en gelijk land in vergelijking met sommige andere landen, er zijn nog steeds verschillen tussen mannen en vrouwen. Verschillen zijn ook niet erg, want mannen en vrouwen zijn nou eenmaal niet gelijkaardig en denken niet hetzelfde, maar ik vind wel dat mannen en vrouwen gelijkwaardig aan elkaar moeten (kunnen) zijn. De strijd van het feminisme is in Nederland dus nog niet volledig gestreden. Zo is gelijke betaling van vrouwen en mannen nog altijd niet een feit. Er bestaat nog steeds een verschil in betaling van 7 à 8 procent, in het nadeel van vrouwen. Ook is er nog steeds niet voldoende kinderopvang. Terwijl dit een absolute noodzaak is om alle vrouwen toegang te verlenen tot de arbeidsmarkt. Vrouwen vormen nog steeds een minderheid in tal van (politieke) bestuursorganen, op de hoogste sporten van de carrièreladders. En ook moeten vrouwen nog steeds opboksen tegen vooroordelen en stereotype rolpatronen. Aan de hand van deze punten heb ik een enquête gehouden onder jonge vrouwen om te kijken hoe zij hier tegenover staan en om een beeld te vormen van de jonge vrouw van ‘nu’. Het is opvallend dat veel vrouwen na hun middelbare school door willen leren. Nog opvallender is dat bijna alle ondervraagden een HBO opleiding of universitaire studie willen gaan doen. Mensen met een MBO opleiding willen veelal daarna een HBO opleiding gaan doen. De vrouwen van nu zijn dus ambitieuze vrouwen, die over 5 tot 10 jaar hoog opgeleid zijn. De overgrote meerderheid wil later geen huisvrouw worden, maar een werkende vrouw. Ze vinden het zonde van hun opleiding om er later niets mee te doen. Ook een groot gedeelte van de vrouwen wil echter een parttime baan combineren met het huishouden of het huishouden samen met hun man doen. Ze vinden dat een vrouw niet per definitie huisvrouw hoeft te zijn en dat mannen dit net zo goed zouden kunnen. Over het punt van ongelijke betaling van vrouwen en mannen wisten de meeste niet eens af. Maar ze zijn het er allemaal over eens dat dit belachelijk is en moet veranderen. Want je zou betaald moeten krijgen voor je prestaties en niet voor je sekse. Dat vrouwen nog steeds een minderheid vormen in tal van (politieke) bestuursorganen, op de hoogste sporten van de carrièreladders vinden veel vrouwen niet zo erg. Wel zien ze, dat steeds meer vrouwen hun opmars maken in hoge (politieke) functies en denken ze dat er meer vrouwen in hoge functies zullen komen in de toekomst. Als er nog een derde feministische golf zou komen, zouden de vrouwen van nu willen dat mannen en vrouwen echt helemaal gelijk aan elkaar zouden worden, er gelijke lonen zouden komen en er meer respect voor vrouwen zou zijn. De meeste vrouwen van nu vinden echter dat de situatie nu al goed is en er geen derde feministische golf hoeft te komen. Dat er nog het een en ander moet gebeuren tot gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen is bereikt is een feit, maar of daar een derde feministische golf voor nodig is, is nog maar de vraag. Veel verschillen tussen de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen zullen vanzelf verdwijnen, omdat veel vrouwen vinden dat ze gelijkwaardig zijn aan mannen en zich dus ook zo gedragen. Het verschil met het feminisme van nu en het feminisme van vroeger is dat vroeger voor alles gestreden moest worden en er actie moest worden gevoerd. In tegenstelling tot hun voorgangsters hebben de feministes van nu het niet over de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, maar gaan ze van die gelijkwaardigheid uit en willen ze zo behandeld worden. Conclusie - Wat was de positie van de vrouw in de 19e eeuw? De positie van de vrouw in de 19e was slecht in vergelijking met nu. Vrouwen hadden destijds weinig rechten, hadden in de meeste gevallen geen baan en waren dus financieel afhankelijk van mannen (hun echtgenoot of mannen uit de familie). Er werd erg op vrouwen neergekeken en ze werden als dom, emotioneel en zwak gezien, ze waren alleen maar goed om het huishouden te doen en een moeder voor hun kinderen te zijn. Vrouwen werden hierdoor vaak mishandeld en gedwongen tot seks. Ook waren vrouwen hierdoor handelingsonbekwaam en hadden geen politieke rechten. Dit hield in dat vrouwen geen contracten mochten ondertekenen, niet mochten stemmen en zich niet verkiesbaar mochten stellen. Het basisonderwijs voor vrouwen was destijds ook erg slecht en vervolgopleidingen waren er nauwelijks. Als een vrouw toch een vervolgopleiding had gevolgd was het moeilijk om een baan te vinden en als een vrouw toch een baan had gevonden was deze vaak slecht betaald of kon ze om het minste of geringste ontslagen worden. Pas na 1871 konden vrouwen naar de Universiteit. - Hoe, waar en wanneer is het feminisme ontstaan? Vrouwen gingen zich in de 18e en 19e eeuw langzaamaan steeds meer ergeren aan hun positie. Wereldwijd gingen vrouwen (en ook mannen) daarom hun onvrede steeds meer uiten. In Frankrijk waren dit bijvoorbeeld: Olympe de Gouges, mevrouw Roland en Leon Richer. Voorbeelden in Engeland zijn: Mary Wollstonecroft, de hertogin van Devonshire, William Thompson en John Stuart Mill. In Amerika was er 1848 in Seneca Falls een vergadering over de rechten van de vrouw. In Nederland was dit o.a. Aletta Jacobs, zij was erg ontevreden over het onderwijs en het feit dat vrouwen niet mochten studeren. Er zijn eigenlijk twee factoren van groot belang voor een verklaring waar de feministische golf aan het eind van de 19e eeuw vandaan kwam: · De verandering in de arbeid onder invloed van de industrialisatie en in het verlengde daarvan · Veranderingen op het gebied van onderwijs. - Waar en wanneer vond de eerste feministische golf plaats en wat is er bereikt? De eerste feministische golf ontstond in de Verenigde Staten en duurde van 1848 tot 1940. Pas later kwam de eerste feministische golf op gang in Nederland en de rest van Europa. De belangrijkste strijdpunten in de eerste feministische golf waren: - recht op onderwijs - vrouwenkiesrecht - gelijke rechten op de arbeidsmarkt
Enkele strijdmethodes om deze strijdpunten te verwezenlijken waren verstoring van vergaderingen, brandstichting in openbare gebouwen en ze organiseerde grote manifesten, waarbij ze vaak in aanraking kwamen met de politie. Door de eerste feministische golf kregen vrouwen beter onderwijs en konden ze voortaan ook vervolgopleidingen doen, de werkomstandigheden waren verbeterd, vrouwen kregen in 1917 passief kiesrecht en in 1919 actief kiesrecht. - Waar en wanneer vond de tweede feministische golf plaats en wat is er bereikt? In de jaren zestig waren de eerste tekenen van een Internationale tweede feministische golf zichtbaar. De belangrijkste punten in deze golf waren nog steeds: - arbeid - politiek - onderwijs
Daar waren de volgende nieuwe punten nu nog aan toegevoegd: - seksualiteit (recht op abortus) - huwelijk en gezin (recht op zelfbeschikking) Er waren verschillende actiegroepen die voor deze strijdpunten streden: - Man-vrouw-maatschappij - Dolle Mina - De radicaal feministische actiegroep Paarse september - De autonome vrouwenbeweging. Door de tweede feministische golf was de man in 1969 officieel niet langer hoofd van de echtvereniging, waren er nog meer mogelijkheden wat betreft onderwijs (bijv. de moedermavo), is abortus in 1981 gelegaliseerd en ging in 1992 de ‘wet gelijke behandeling’ in. - Heeft het feminisme nog toekomst en komt er nog een derde golf? De strijd is nog niet geheel gestreden en er zijn nog steeds punten die verbeterd kunnen worden. Zo is gelijke betaling van vrouwen en mannen nog altijd niet een feit. Ook is er nog steeds niet voldoende kinderopvang. Vrouwen vormen nog steeds een minderheid in tal van (politieke) bestuursorganen, op de hoogste sporten van de carrièreladders. En ook moeten vrouwen nog steeds opboksen tegen vooroordelen en stereotype rolpatronen. Er moet dus nog het een en ander veranderen maar of er nog een derde feministische golf komt is nog maar de vraag. Bronvermelding - "Vrouwen in opstand" door Trevor Lloyd - "Vrouwen rond de eeuwwiseling"door Aukje Holtrop e.a. - "Hedendaags feminisme" door Renate Rubenstein - "Grrls" door Sanderijn Cels - Artikel: "Feminisme in vogelvlucht" door Ellen de Waard, stond in De Peueraar van 22 juni 1992 - 40 jonge vrouwen tussen de 15 en 20 jaar

REACTIES

K.

K.

Dankjewel allerliefste Marieke...

20 jaar geleden

A.

A.

Beste Marieke
ik heb een belangrijke vraag aan jou
de boeken die jij hebt gebruikt voor jou werkstuk over feminisme heb ik ook nodig, alleen ik kan ze nergens vinden, niet in de bieb, niet in de boekhandel. daarom mijn vraag aan jou: waar heb je die boeken gevonden en weet je of ik er ergens een samenvatting van kan vinden?

ik hoop op spoedig antwoord
groeten Ashna

20 jaar geleden

R.

R.

hallo! ik zou graag willen weten wanneer jij dit werkstuk heb geplaats?

19 jaar geleden

C.

C.

Mooi werkstuk:) ik heb alleen een vraagje. heb je je enquete nog? deze zou ik graag als voorbeeld gebruiken voor mijn enquete over het feminsme.. Groetjes Carolien

18 jaar geleden

S.

S.

Ik vind dit echt suuuper! Ik moest namelijk een werkstuk maken voor geschiedenis. Ik zocht overal voor informatie over het feminisme, maar kon nergens duidelijke informatie vinden. Maar dit is super duidelijk, netjes en goed! Dankjewel!

13 jaar geleden

A.

A.

wat was je cijfer hiervoor Marieke?

12 jaar geleden

S.

S.

egt goed!
dit is tenminste duidelijke informatie!!!

11 jaar geleden

S.

S.

je zegt meestal klein maar fijn,
en groot malloot.
maar dat is hier niet het geval hoor!!!!!

11 jaar geleden

W.

W.

Heel goed Marieke! bedankt voor informatie! hiermee kom ik vast verder :)

11 jaar geleden

P.

P.

heel erg bedankt

mvg. Pieter Joosten

10 jaar geleden

M.

M.

SUPER MEID

8 jaar geleden

G.

G.

Ik heb niet zo veel vrienden en wil eigenlijk niet meer verder leven, maar dit profielwerkstuk is wel oke.

6 jaar geleden

L.

L.

leef je nog?

6 jaar geleden

D.

D.

hoi, super goed werkstuk! er staan bronnen bij, maar zou je misschien nog weten welke bronnen je heb gebruikt bij hoofdstuk 1, 3 en 4???

6 jaar geleden

N.

N.

Wat was je cijfer uiteindelijk?

6 jaar geleden

N.

N.

waar staan de deelvragen in de tekst verdeeld?

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.